geven van wat Vlaanderen voor Multatuli en Multatuli voor Vlaanderen is (geweest).’
Nu moet ik vooraf stellen dat boeken over het leven van schrijvers me in het algemeen niet zo bijster interesseren, zeker niet als het werk in die boeken niet aan bod komt of als iets bijkomstigs wordt afgedaan (zoals in de dubieuze, maar niettemin vrijwel unaniem bejubelde Sartre-biografie van Cohel-Solal het geval is). Voorbeelden te over van zulke boeken waarin het er de schrijver alleen om te doen is de verbazingwekkende slechtheid van de geportretteerden, hun immorele levenswandel, hun drankzucht, hun schandalige houding tegenover vrouwen en wat al niet meer in kansel- of roddelblaadjesstijl aan de kaak te stellen. Picasso is dat onlangs overkomen, Multatuli is het in het verleden vele malen overkomen - bij Multatuli is er trouwens in het algemeen sprake van een stevige discrepantie tussen de belangstelling voor de persoon en die voor het werk. Maar meer dan bij andere schrijvers is dat bij Multatuli tot op zekere hoogte ook literair te rechtvaardigen: hij bemoeide zich nu eenmaal op alle mogelijke manieren met publieke aangelegenheden, dus is het logisch dat leven en werk bij hem niet goed als gescheiden grootheden behandeld kunnen worden; via brieven, brochures, spreekbeurten, pamfletten e.d. loopt een en ander bij hem vloeiend in elkaar over.
Met betrekking tot Vermoortel moet daar nog aan worden toegevoegd dat die allerminst door moralistische en nagenoeg niet door polemische bedoelingen gedreven wordt: Vermoortel wil ‘een beeld (...) geven van wat Vlaanderen voor Multatuli en Multatuli voor Vlaanderen is (geweest)’, en dat doet hij op een betrokken maar niet overtrokken wijze. Vermoortel is multatuliaan, dat verloochent hij niet, maar hij is gedistantieerd en wetenschappelijk genoeg om niet blind te zijn voor de feilen van zijn held.
Wat hebben Vlaanderen en Multatuli nu zoal met elkaar te maken? Om te beginnen heeft Dekker van 1858 tot begin 1866 in Brussel, toen al een kosmopolitische stad en ‘één van de meest liberale pleisterplaatsen van Europa’, gewoond. De stad beviel hem meteen uitstekend; hij vond er zelfs vrij snel werk, namelijk bij de ‘Indépendence Beige’, een liberale, anticléricale krant, waar men hem beschouwde als de ‘hollandais qui connaît toutes les langues’. Dekker moest uit buitenlandse kranten een soort overzicht samenstellen, maar omdat hij het niet kon laten af en toe zijn eigen mening in te lassen (‘Cette thèse est absurde’) werd hij al spoedig als een ‘indiscipliné’ aan de deur gezet - zó liberaal was het Brusselse klimaat nu ook weer niet. Niettemin bleef Dekker in Brussel wonen, ook zonder werk; hij vond het een plezierige stad, en vermoedelijk was het de enige stad waar hij zonder duidelijke inkomsten in leven kon blijven.
Het tweede hoofdstuk van Vermoortels boek is het langste, en eigenlijk ook het interessantste. De schrijver geeft daarin een overzicht van de contacten die Multatuli had met Vlaamse geestverwanten en bewonderaars, alsook van een aantal geruchtmakende lezingen die hij onder meer in Antwerpen en Gent heeft gehouden. Multatuli's belangrijkste contact met