behoorlijke subsidie wordt doorgaans de uitgave van een bibliografie mogelijk en dan nog moet er een uitgever gevonden worden die de rompslomp die dat met zich meebrengt op zich wil nemen. In dit geval kwam er subsidie van ZWO en nam Het Huis aan de Drie Grachten de uitgave op zich en met een voor de verzorging van het boek uitstekend resultaat.
Belangrijker dan dit alles is echter de wijze waarop de bibliografie is opgezet, dat wil zeggen de wijze waarop het materiaal gerangschikt is, wat er precies is opgenomen en wat niet, welke bronnen men geraadpleegd heeft en hoe men zich heeft verantwoord voor de gekozen opzet. In het hiernavolgende zal ik voor de lezer eerst weergeven wat men van de bibliografie mag verwachten en wat niet en vervolgens zal ik daar enkele kritische kanttekeningen bij plaatsen.
De bibliografie opent met een verantwoording, waarover later meer. Daarna volgt een opgave van de primaire literatuur, te beginnen met de verzamelde werken van Multatuli, gevolgd door bloemlezingen, de brieven en de afzonderlijke werken, uiteraard aangevoerd door de Max Havelaar en afdalend - niet in kwalitatieve zin bedoeld - tot Vorstenschool.
In de derde afdeling van het boek (de tweede afdeling van de bibliografie) wordt de secundaire bibliografie gegeven, onderverdeeld in monografieën, artikelen in tijdschriften en boeken, artikelen in dag- en weekbladen en tenslotte een categorie die ‘kleindruk’ genoemd wordt, d.w.z. pamfletten en brochures. De opzet is chronologisch per jaar, maar binnen elk jaar wordt per categorie alfabetisch geordend. De secundaire bibliografie opent telkens met de primaire teksten die in dat jaar verschenen zijn en geeft vervolgens de secundaire teksten waarin mogelijk op die primaire teksten wordt gereageerd. Althans, ik neem aan dat dat de reden voor deze opzet is, want ook omgekeerd komt men bij de primaire teksten een verkorte titelbeschrijving van de reacties erop tegen. Mij dunkt dat er binnen de secundaire bibliografie een bezwaar aan deze werkwijze kleeft. Niet alleen veroorzaakt ze nogal wat verdubbeling van gegevens en neemt de beschrijving in de bibliografie veel plaatsruimte in beslag, maar bovendien ontstaat gemakkelijk de indruk dat er secundaire literatuur te verwachten valt in het jaar van een primaire publikatie, terwijl die bijvoorbeeld pas aan het eind van het jaar verschenen blijkt te zijn. Waarom dan niet gekozen voor een opzet die in zijn geheel chronologisch is en dus begint met de volledige beschrijving van primaire titels en per jaar aansluitend daarop de secundaire literatuur, eveneens chronologisch? Het register zou daarop dan vervolgens een systematische ingang mogelijk maken.
Alle opgenomen titels zijn voorzien van een nommer, zodat niet alleen een paginaverwijzing in de bibliografie mogelijk wordt, maar ook een verwijzing naar afzonderlijke items.
Het boek besluit met een uitgebreid algemeen register, waarin zowel namen van auteurs, bewerkers, éditeurs, vertalers, uitgevers etc. als titels en trefwoorden zijn opgenomen. Ook de trefwoorden op basis van een