toegang krijgt. De schrijver weet er zelf niet altijd de weg, en gaat men na wat hij er zelf over te berde brengt, dan blijken het vaak tegenstrijdigheden; een eenduidige ‘opvatting’ over literatuur hebben maar weinig schrijvers. Daarom gebruik ik de duistere incrowd-term ‘poëtica’, voor gewone lezers meteen een stopteken, toch liever dan het helderder ogende ‘literatuuropvatting’, dat men zonder problemen verkeerd begrijpen kan.
Het idee, Multatuli's uitspraken over literatuur bij elkaar te brengen, is uitstekend: bij een poging die ongrijpbare poëtica althans te benaderen kan men daar niet buiten. Maar Oversteegens meccano-theorie stelt de zaak wel erg eenvoudig voor.
Ook voor Multatuli geldt dat men zijn uitspraken niet zomaar als een stel gelijkwaardige waarheden (‘elementen’) kan gebruiken. Wat hij zegt, moet kritisch bekeken wordt, in de samenhang waarin hij het zegt. Bovendien is voor zijn poëtica natuurlijk naast zijn opmerkingen over schrijven en schrijvers ook de rest van wat hij geschreven heeft van belang: ook daar spreekt zijn poëtica, vaak duidelijker en dwingender dan in de directe opmerkingen over literatuur. Met andere woorden: vaststelling van de poëtica (‘het model’) is een deel van de interpretatie van Multatuli's werk.
Oversteegen houdt zich niet strikt aan zijn eigen aankondiging, en daar heeft hij groot gelijk in. In zijn opstel gebruikt hij veel meer dan zijn 77 citaten. Om de poëtica te benaderen zwerft hij door Multatuli's boeken heen (vooral Minnebrieven, Ideeën 3 en Miljoenenstudiën), vertelt na, legt uit, wijst problemen aan, met verwijzingen naar de bloemlezing als steunpunt. Op deze manier komt hij tot zíjn beeld van Multatuli's schrijverschap, tot zijn persoonlijke interpretatie op basis van grote kennis van Multatuli, en daarmee doet hij een oproep tot discussie waarop gereageerd moet worden.
Zijn opstel doet af en toe wel heel voorzichtig aan (‘Veel explicieter dan hijzelf geweest is, mogen wij niet worden’, p. 22), maar toch krijgt zijn opvatting duidelijke contouren, en die zijn van zijn boekje het belangrijkste. Het eerste wat opvalt is Oversteegens grote bewondering voor Multatuli. Hij heeft aandacht voor alles wat Multatuli gezegd en geschreven heeft en vindt zelfs in verslagen van Multatuli's lezingen opmerkingen van zijn gading. Dit is een sterke kant van hem, maar er staat ook iets tegenover. Hoewel hij als bloemlezer selecteert, en ook in zijn opstel afwegingen maakt, komt hij door zijn voorzichtigheid en zijn bewondering nergens tot strenge kritiek. Voor Multatuli's tegenstrijdigheden heeft hij niet veel oog, terwijl ze bij zijn onderwerp, de poëtica van een schrijver die tientallen keren zegt dat hij geen schrijver is, toch wel opvallen. En dan: Multatuli heeft over het schrijverschap zeker belangrijke dingen gezegd, maar ook wel banaliteiten. Oversteegen bedekt het met de mantel der liefde, maar wat is hier wáre liefde?
In Oversteegens uiteenzetting spelen romantische gedachten over literatuur een belangrijke rol. In de romantiek ging men literatuur (opnieuw) zien als een speciale bron van kennis: door middel van symbolen zou de dichter dingen kunnen onthullen, die op geen andere manier achterhaalbaar zijn.