Maar nogmaals, echt beoordelen kan ik deze keuze-kwestie niet, behalve dan op het punt van de Woutertje-fragmenten. Niemand die een ‘draagbare Multatuli’ samenstelt, kan de Wouter-geschiedenis negeren, maar in een boek dat op ‘meesterwerken’ mikt, is de keuze die hier gepresenteerd wordt te weinig overtuigend. Waarom niet één lang fragment, dat samenhang vertoont en tegelijk laat zien hoe de ‘genres’ in dit rare niet-boek door elkaar gehutseld worden? Dat zou eerder verleiden tot verder lezen, en bovendien ook weer beter aansluiten bij hedendaagse belangstellingen. Kortom: wat de selectie betreft wordt Multatuli naar mijn smaak, ondanks de tegengestelde bedoeling, teveel in het verleden teruggedrukt.
Nog een aanmerking: ik vind de keuze van de afgedrukte versies enkele malen raadselachtig. Max Havelaar naar de vierde druk? Ik kan geen andere reden daarvoor bedenken dan het feit dat de overige uitgaven die goedkoop te krijgen zijn zich (terecht) meestal baseren op de vijfde. Als men toch iets ongewoons had willen doen, dan zou de ‘nulde’ druk misschien nog interessanter geweest zijn (maar dan had ik natuurlijk weer over dat historiserende karakter van de bloemlezing geklaagd). Kortom: de vijfde, en geen ander. Verder de Geloofsbelydenis naar de bloemlezing van 1865, Wys my de plaats op grond van de Herdrukken-versie, evenals het Gebed, - waarom? Directe werking ging uit van de brochure en van de Dageraad-publikaties; dat waren dus de juiste versies geweest, òf de ‘laatste-hand’, als men Multatuli's latere inzichten wilde respecteren (wat in een boek als dit niet strikt noodzakelijk is).
Tot zover de zure opmerkingen. Natuurlijk valt er ook veel goeds te melden. Het doet aangenaam aan dat er zonder slag om de arm gepraat wordt over het onvergelijkbare niveau van dit schrijverschap; een ‘vent in het gezelschap van mooipratende dwergen’. Zo is het toch? Ook zag ik met plezier dat Multatuli naast Gezelle gezet wordt. Mijn waardering voor het boek is dus eerder op de inleiding dan op de bloemlezing gebaseerd. Een paar kanttekeningen bij die inleiding, voor het geval dat een tweede druk nodig blijkt: Vosmaer heette niet Carl maar Carel, de opinie van Dekker over de Tachtigers ligt wat minder ongenuanceerd broertje-doodachtig dan hier gesteld wordt, en de wending: Multatuli ‘had een vriend (Van Lennep) die...’ zou misverstanden kunnen wekken. Dat moet eerder zijn: ‘kreeg een medestander’.
Er is nog een bloemlezing verschenen, een noord-nederlandse, met een aardig voorwoord van G.A. van Oorschot, waaruit men kan opmaken dat ook dit boek voor de middelbare school bestemd is. De samenstellers zijn, behalve Van Oorschot: H. van den Bergh en Eep Francken, en voor wat betreft het ‘uitvoerende werk’ Sander Blom.
Het uitroepteken van de titel staat er terecht, want dit is een juweel van een bloemlezing. De afgelopen jaren heb ik, met het oog op eigen onderzoek, alle werken van Multatuli, inclusief de ‘documenten’ weer doorge-