Over Multatuli. Delen 20-21
(1988)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 1]
| |
[Nummer 21]
Kees Snoek
| |
[pagina 2]
| |
van het congres, met maar liefst zeven lezingen over hem. In het Erasmushuis was de grote Multatuli-tentoonstelling ingericht (een parelduiker vreest de modder niet) en vond de eerste (gratis) vertoning van de film plaats, voor een overvolle zaal. In dezelfde week was er ook een forumdiscussie over de actualiteit van Multatuli in het culturele centrum van Jakarta, de TIM.Ga naar eind3. De hele maand december was de film te zien in diverse hoofdstedelijke bioscopen; het aantal toeschouwers in Jakarta alleen al is opgelopen tot 52.000 mensen. In Bandung heeft de film nog langer gedraaid en 44.000 toeschouwers getrokken. Op het ogenblik maakt de Max Havelaar zijn tournee door de regio. Bij het tijdschrift Film zijn honderden briefkaarten binnengekomen met beknopt commentaar waarvan de beste inzendingen al zijn bekroond. Van een door hetzelfde tijdschrift uitgeschreven essaywedstrijd wordt in juli de uitslag bekend gemaakt. | |
Variëteit van meningenWat ik in dit artikel wil laten zien, is dat ook in Indonesië (tot nu toe: in de hoofdstedelijke en Bandungse pers) de pro's en contra's in grote variëteit hebben geklonken. Van de gepubliceerde Indonesische opinies is alleen die van Subagio Sastrowardoyo in Nederland doorgedrongen,Ga naar eind4. en die hield een tamelijk zuinige waardering in van de Max Havelaar: literair gezien een mooi boek, maar af te wijzen om zijn morele implicaties. Diverse besprekers hebben hierdoor de indruk gekregen, dat de Max Havelaar vooral negatief is gewaardeerd. Rudy Kousbroek wijt dit aan ‘die film, die door allerlei botheden en stommiteiten de reputatie van de roman Max Havelaar, van Multatuli en daarmee van Nederland een niet te berekenen schade heeft toegebracht’.Ga naar eind3. Gelukkig is het zo erg niet: de film heeft, zijn gebreken ten spijt, ook vele positieve commentaren ontlokt. Het is ook niet gezegd, of degenen die negatief hebben gereageerd op de film tot andere conclusies zouden zijn gekomen als ze alleen het boek hadden gelezen. Subagio zelf b.v. kent het boek goed en waardeert de strekking ervan negatief. Hij geeft alleen aan hoe die nog een graadje erger is geworden in de verfilming. | |
Reacties op het besluit van de filmkeuringDe filmkeuring heeft de film vrijgegeven op voorwaarde dat hij de titel Max Havelaar zou dragen en niet Saïdjah en Adinda zoals vroeger was overwogen. De film is wat korter gemaakt om hem verteerbaarder te maken voor het Indonesische publiek dat niet van lange films zou houden (‘The last emperor’ is om die reden 40 minuten korter geworden). Er zijn echter geen potentieel aanstootgevende scènes verwijderd, met uitzondering wellicht van de preekscène in de kerk waardoor de film wordt omlijst. Een journalist van de kwaliteitskrant Kompas tekende daar wel protest tegen aan; hij noemde de kerk in deze scène ‘een arena voor het bereiken van politieke doeleinden. En tot op de dag van vandaag zien we dat er van de godsdienst wordt afgeweken om wille van zekere politieke doeleinden. Het probleem voor de | |
[pagina 3]
| |
Commissie voor de Filmcensuur hier (...) is hoe aan het Indonesische publiek te verklaren dat er in de Max Havelaar een digressie plaats heeft van de kerk. Max Havelaar in Jakarta
In dit licht is het weglaten van de preekscène in de kerk niet de beste uitweg. Want laten we het vermogen van het publiek om die zelf te verwerken niet te gering achten door “cultureel kolonialisme” toe te passen en laten we de stukken die door de censor verwijderd zijn aan de toeschouwers presenteren. Het lijkt mij beter een soort inleiding te geven aan het begin van de film dan de schaar te hanteren’.Ga naar eind5. Eén lezer van Kompas vond dat de film door deze ingreep te plotseling eindigde en vergeleek hem met een knap meisje waarvan het haar, de wimpers en wenkbrauwen zijn weggeschoren. ‘We weten dat ze knap is, maar hoe ziet ze eruit?’Ga naar eind6. Dit is echter een opmerking die zou kunnen gelden voor zovele geïmporteerde films die vaak door de distributeur zelf ‘op lengte’ worden gesneden. Het besluit om de film vrij te geven, zonder censuur van betekenis, is wat telt. Indonesië heeft de controverse rond Multatuli aangedurfd (waar Nederland terugschrok voor de controverse rond Heidegger). De eigenaar van het bedrijf ‘Mondial Film’, samen met Fons Rademakers producer van de Max Havelaar, toonde zich uitermate tevreden. Volgens hem bleek uit de beslissing een vooruitgang in de denkwijze van de filmkeuring.Ga naar eind7. In een Engelstalige krant werd de film binnengehaald onder de titel ‘Homecoming of Multatuli’, niet zonder een kritische kanttekening: ‘Waarom heeft het onze weinig toeschietelijke ambtenarij twaalf jaar gekost om een aangrijpende film gebaseerd op Multatuli's grootse roman “Max Havelaar” vrij te geven? Het gerucht ging | |
[pagina 4]
| |
dat er teveel nadruk lag op de onderdrukking van de Indonesiërs door inlandse heren die goede betrekkingen hadden met het Nederlandse koloniale bestuur. Inderdaad, er is veel te zeggen voor behoedzaamheid om een ontluikend besef onder Indonesiërs dat kolonialisme niet langer het monopolie van de blanke is geen voedsel te geven’.Ga naar eind8. | |
TegenstandersDe belangrijkste tegenstemmen kwamen van de genoemde Subagio Sastrowardoyo, bekend dichter en essayïst en onderdirecteur van de staatsuitgeverij Balai Pustaka, van de 25-jarige Akhmad Kusaeni, afgestudeerde rechtenstudent van de Universitas Indonesia en afkomstig uit de Lebakse adel, en van twee mensen die direct bij het maken van de film betrokken waren geweest: Mochtar Soemodimedjo, bekend regisseur van revolutiefilms, die Fons Rademakers bijstond als Indonesisch co-regisseur, en de felste Multatuli-bestrijder in Indonesië: D.A. Peransi. De laatste is auctor intellectualis van twaalf scènes waarin de verhouding tussen Saïdjah en Adinda volgens een Indonesisch Romeo en Julia-patroon werd uitgewerkt en waarin de strijd van het Bantense volk tegen de koloniale onderdrukker werd getoond in de vorm van flash-backs. Mochtar Soemodimedjo heeft die scènes gefilmd, maar zag ze tot zijn frustatie niet terug in het eindresultaat. Deze vier tegenstanders van de Max Havelaar vinden dat de film geen recht doet aan de strijd van het volk tegen de koloniale overheerser en dat er afbreuk wordt gedaan aan de goede naam van de regent. Het tweede verwijt betreft het boek evenzeer als de film. | |
De regent en de adatVooral Subagio neemt het op voor de regent. Hij merkt op, dat deze in tegenstelling tot andere personen in de Max Havelaar voorkomt onder zijn eigen naam: Raden Adipati Karta Natanegara. Subagio richt zijn verontwaardiging tegen het feit, dat Multatuli de regent een slechte naam heeft bezorgd en zich kennelijk nooit heeft afgevraagd hoe de nazaten van de regent, die óók hoge posities bekleden, dat zouden vinden.Ga naar eind9. Akhmad Kusaeni klaagt: ‘(...) voor ons nazaten van de regent of familie van het Bantense volk hebben de roman en film Max Havelaar de naam van de familie en de streek voor eeuwig bezoedeld. De krassen in ons gezicht als nazaten van de corrupte en verdorven regent of afstammelingen van het arme en bloedarmoedige Bantense volk zullen nooit worden weggewist uit het geheugen van de mensen als het niet onmiddellijk wordt rechtgezet’.Ga naar eind10. Een andere recensent heft de vinger tegen Douwes Dekker die de regent weg wilde hebben: ‘En zulk streven, iemand opzij te schuiven die zo'n grote macht heeft en zo hoogwaardig is in het oog van een deel van zijn volk, kan niet anders gewaardeerd worden dan als een politieke actie die geen lof verdient’.Ga naar eind11. Als de regent er niet meer zou zijn geweest, zou het volk van Lebak zich hebben gevoeld als kuikens die hun kloek kwijt zijn en dan | |
[pagina 5]
| |
zouden ze gemakkelijker ten prooi zijn gevallen aan hun tegenstander, de Nederlandse overheerser! De kernvraag is natuurlijk de bekende vraag naar de adat, het twistpunt tussen Nieuwenhuys en zijn bestrijders: hoe ver ging de adat? Maakte de regent er misbruik van of niet en in hoeverre kan men de adat vanuit een historisch oogpunt aanvaarden als een rechtvaardiging voor bepaalde handelingen van de regent? Een beetje triestig zegt de nazaat van de regent dat de ambtenaren van het Binnenlandse Bestuur het waardensysteem van de regent niet begrepen of niet wensten te begrijpen. Het volk knipte met liefde het gras op het erf van hun regent, om hem eer te bewijzen en te dienen. Zelfs het wegnemen van karbouwen door de demang uit naam van de regent is verkeerd beoordeeld door Multatuli: dat was de zogenaamde pundutan, een gebruikelijke gave aan de regent. De dienende functie vervult het volk met trots en vreugde.Ga naar eind12. Dit is ook precies de mening van Subagio, die er tijdens de discussie in de TIM een schepje bovenop deed door te zeggen dat de adat nog steeds een belangrijke en positief te waarderen rol speelt in de Indonesische maatschappij. Rudy Kousbroek repliceerde: ‘Isn't adat one of many words that exist for the tendency to exploit people and feel good about it?’ | |
In de geest van Nieuwenhuys?De door Subagio en Kusaeni gelanceerde verdediging van de regent resp. aanval op Multatuli's begrip van de Indonesische cultuur is geheel in de geest van Rob Nieuwenhuys, van wie in 1987 De Mythe van Lebak verscheen; een eerdere versie hiervan heeft in 1977 in Indonesische vertaling al het licht gezien onder de titel Hikayat Lebak (een hikayat is een verhaal waarin historische en fictionele elementen met elkaar samen gaan, zoals in onze middeleeuwse kronieken). In het neo-Indische tijdschrift Jambatan is een apologieGa naar eind13. verschenen van De Mythe van Lebak welks ‘Indonesië-centrische visie’ gesteld wordt tegenover de parochiaal-Nederlandse standpunten van een legertje ‘Multatulianen’ dat in Douwes Dekker coûte que coûte de strijder tegen onrecht wil zien, met voorbijgaan van Javaanse cultuurwaarden. Wat voor kennis bezitten wij echter van de adat in het Lebak uit de tijd van Dekker? Nieuwenhuys beroept zich enkele malen op de studie van Prof. Sartono Kartodirdjo, The Peasant's Revolt of Banten in 1888,Ga naar eind14. maar daarmee is toch niets gezegd over het Lebak van 1856? In een noot achterin zijn boek gaat Nieuwenhuys wel even in op eerdere opstanden in Banten: ‘Wie op het Algemeen Rijksarchief het Politiek Verslag (geheim) over 1839 tot 1848 leest, en van enkele vorige jaren (het Verslag is gedateerd 1851), stuit bijna elk jaar op onrust, opstootjes en opstanden, waarvan er slechts enkele “in de kiem gesmoord” werden. De ernstigste was die op 13 december 1842 waarbij de landheer van het landgoed Tjikandi-Oedik, de heer P.J. Kamphuys met vrouw en vijf kinderen “op gruwelijke wijze” werd afgeslacht. Er werden natuurlijk militairen gestuurd en de opstand werd na hevige | |
[pagina 6]
| |
tegenstand gedempt. Er werden 484 personen gearresteerd. De opstand bleek onder leiding te staan van een vrouw uit Midden-Java, Njai Gumpara geheten. Van de 384 opstandelingen werden er vijfentwintig opgehangen, 134 werden verbannen, 6 overleden in de gevangenis en 210 werden op vrije voeten gesteld. Bij het onderzoek dacht men eerst aan ontevredenheid over het optreden van de landheer. In werkelijkheid bleek ze een politieke strekking te hebben. Ze was bedoeld als sein voor een algemene opstand in Banten en de Bataviase Ommelanden. “Fanatisme” (het bekende passepartout voor alle godsdienstige activiteit) en “haat jegens de vreemde overheersers moet als de voorname drijfveren aangemerkt worden”. In het rapport staat ook iets heel bijzonders dat de regering (en ook Dekker) zich weleens ter harte hadden kunnen nemen: “Deze oorzaken kunnen eerst langzamerhand ophouden te bestaan door de werking van een goed ingericht binnenlands bestuur op de eigenaardige Inlandse instellingen gegrond in stede van een bestuur werkende volgens Europese begrippen en beginselen, welke niet begrepen worden en sedert 1819 geen wortel hebben geschoten.” Voor wie zoiets leest moet het toch wel even doorschemeren dat de autochtone “zeden en gebruiken” in de jaren omstreeks vijftig nog steeds als “eigen” en algemeen geldend werden beschouwd, of anders gezegd, nog steeds “kracht van wet” hadden en dat de inbreuk hierop voor de invoering van Europese wetten en reglementen als onrecht werd gevoeld. Ze wilden zich niet door vreemdelingen en “kafirs” de wet laten voorschrijven!’Ga naar eind15. Ik heb deze noot vrijwel in zijn geheel geciteerd, omdat hierin een figuur voorkomt die niet zonder belang is voor een evaluatie van de regent van Lebak: Njai Gumpara, in versoendaneeste uitspraak Nyi Gamparan geheten. Over deze Nyi Gamparan worden door twee Indonesische besprekers interessante gegevens aangedragen: zij leidde rond 1830 (niet: 1842) een opstand tegen de Nederlanders waar de eerste regent van Lebak, Prins Senajaya, geen verweer tegen had. Maar de toenmalige demang van Jasinga, Karta Natanegara, slaagde erin Nyi Gamparan en haar legertje opstandelingen te overrompelen en gevangen te nemen. Met zachte dwang wist het koloniale bestuur Prins Senajaya uit zijn ambt te ontzetten; de demang van Jasinga werd als beloning voor zijn dappere optreden gepromoveerd tot regent van Lebak.Ga naar eind16. We zien hier onze fameuze regent in een wel zeer merkwaardige rol, en de vraag rijst dan ook hoe Indonesië-centrisch de verdediging-door-dik-en-dun van een regent is die zich zózeer opstelde als handhaver en handlanger van het koloniale gezag. | |
CollaboratieIn de Indonesische discussie n.a.v. de film is ook het zwaarbeladen woord collaboratie gevallen. De producer van de film formuleert het als volgt: ‘Wij hoeven ons niet te schamen. In de hele wereld kan een systeem van vreemde overheersing bestaan omdat er altijd gecollaboreerd wordt door het over- | |
[pagina 7]
| |
heerste volk zelf’.Ga naar eind17. In The Jakarta Post is het wat scherper verwoord: ‘In die officiële positie was hij (Douwes Dekker) vol afschuw voor de manier waarop het Nederlandse koloniale systeem in die tijd gebruik maakte van de locale aristocratie en bureaucratie om de gewone Indonesiërs uit te buiten’.Ga naar eind18. In de Bandungse krant Pikiran Rakyat wordt fors stelling genomen tegen het monsterverbond van feodale en koloniale heren: ‘los van het politieke verband, kunnen de kijkers een wijsheid opdoen uit de film Max Havelaar. Die wijsheid is dat niet alle Nederlanders als overheersers verdorven waren. Er zijn er ook zoals Max Havelaar die zeer heroïsch het onderdrukte volk verdedigden. Aan de andere kant waren niet alle overheerste Indonesiërs goed, maar waren er ook veel die verdorven waren, met name de adel, de regent, de demang en anderen die het volk uitpersten en onderdrukt hielden. (...) Het is het verbond tussen de koloniale verdorvenheid van Nederland en het Indonesische volk zelf dat resulteerde in honderden jaren lange onderdrukking en uitpersing van het Indonesische volk. (...) Wij hebben een mythe dat als de regent iets vraagt aan het volk, dat dan het volk zich tevreden voelt en er trots op is om het door de regent gevraagde te geven. De film beeldt heel mooi uit, dat het volk helemaal niet tevreden is als zijn karbouwen door de regent worden gevraagd. Max wil bewijzen dat het volk gedwongen wordt, maar slaagt er niet in omdat het volk bang is voor mishandeling door zijn regent of demang. Dus helemaal niet wegens het gezag dat de regent of demang bezitten’.Ga naar eind19. Met het oog op de titel van Nieuwenhuys' jongste boek is het gebruik van het woord mythe hier wel zeer ironisch! Juist de Bandungse opinies hebben een niet te veronachtzamen waarde voor een onderzoek naar de receptie van Max Havelaar: in Bandung zit men dichter bij het Bantense vuur dan in Jakarta. Een stem die evenmin te onderschatten is, is die van de 73-jarige oud-minister van buitenlandse zaken Roeslan Abdoelgani: ‘Inderdaad, in de Max Havelaar vindt men een zeer scherpe satire op wetsverkrachting, getiteld: “Barbertje moet hangen”. Daarnaast stuiten we op de tragedie van Saïdjah en Adinda die het lijden uitbeeldt van de bewoners van Banten onder de onrechtvaardigheid van het kolonialisme en van het inheemse feodalisme. Zij vielen ten offer aan afpersingen door hun eigen districtshoofden, en dit alles werd zomaar getolereerd door de Nederlandse ambtenaren’.Ga naar eind20. Tegen de stelling dat de adat zo goed zou zijn en een rechtvaardiging voor allerlei onderdrukkende handelingen, pleitten ook twee andere bekende Indonesische politici: de 86-jarige oud-minister van buitenlandse zaken Sunario verklaarde tijdens de discussie in de TIM, dat het feodale systeem (waar immers die adat onderdeel van is) onrechtvaardigheden bezat. Nog radicaler kwam de 65-jarige internationale diplomaat Soedjatmoko in het geweer. Volgens hem mogen we niet vergeten dat de geschiedenis van Java een geschiedenis is van voortdurende boerenopstanden en in dat licht gezien is de adat ‘utter nonsense’. En wat Multatuli betreft: ‘He has gone beyond the limits of his time by his human commitment’. | |
[pagina 8]
| |
Nieuwenhuys' visie ter discussie‘De mythe van Lebak’ staat ter discussie, ook in Indonesië. In twee artikelen wordt expliciet verwezen naar Rob Nieuwenhuys' Hikayat Lebak. In een speciaal Multatuli-katern van het belangrijkste opinieweekblad, Tempo, worden enkele kritische punten van Nieuwenhuys geciteerd, maar daar wordt dan de volgende redenering aan vastgeknoopt: ‘Inderdaad is dat veel kritiek en ook harde kritiek. Maar als de naam van Douwes Dekker ofwel Multatuli daardoor geen schade lijdt, moeten we dan misschien niet het volgende zeggen. Waartoe werd het kolonialisme afgeschaft als het feodalisme het volk blijft onderdrukken? Wellicht droeg het volk van Lebak inderdaad van ganser harte zijn karbouwen over en voerde het van ganser harte verplichte arbeid uit. Maar is dat in overeenstemming met de menselijke waardigheid? Hoe dan ook, Multatuli, die op 19 februari 1887 stierf, heeft stem gegeven aan hen die door de macht worden verpletterd, in naam van wat dan ook’.Ga naar eind21. In het door de Yogyase priester Dick Hartoko geleide culturele tijdschrift Basis verscheen een artikelGa naar eind22. waarin de controverse rond Multatuli herleid werd tot die tussen twee groepen mensen: zij die voorrang geven aan de waarheid in de Max Havelaar en zij die hun voorkeur uitspreken voor de verdichting en dus in de Max Havelaar alleen maar een goede roman willen zien, zoals Subagio Sastrowardoyo en Rob Nieuwenhuys. Deze bespreker betoogt dat de Max Havelaar in grote lijnen wel waarheid moet behelzen. Hoe was anders te verklaren dat landheren in Batavia en Bogor tuk waren op de stroom arbeidskrachten uit het onderdrukte Banten? Multatuli zelf wordt geciteerd om hem te vrijwaren van Droogstoppelachtige detailkritiek: Multatuli's uitspraak, dat ‘Wat verdichtsel is in het byzonder, waarheid wordt in het algemeen’, is de sleutel tot het begrip van zijn boek Max Havelaar. | |
De ontbrekende heldenGeen recensent is zo ontevreden over de film Max Havelaar als D.A. Peransi, de schrijver van de geweigerde scènes. Naar eigen zeggen trok hij zich indertijd terug als co-regisseur omdat hij zich niet kon verenigen met het scenario, waarin het Bantense volk zich zo lijdelijk opstelde tegenover de Nederlandse overheerser. Hij vindt de film zoals hij geworden is een typisch Nederlands product, een film om je handen mee in onschuld te wassen. Deze karakteristiek vormt de titel van een interview met Peransi dat verscheen in een ‘tabloid’ over muziek, film en amusement voor jonge mensen.Ga naar eind23. Als de discussie over Max Havelaar al een eind op streek is geraakt, grijpt Peransi zelf naar de pen en schrijft de langste bijdrage van alle: ‘Max Havelaar, de Nederlandse mythe die ons choqueert’.Ga naar eind16. b Het is een fel stuk, niet zonder rancune geschreven, met veel citaten uit Multatuli-literatuur en ook nog een spoortje van triomf: dankzij een essay van Peransi heeft de censuur indertijd de film verboden. In dit nieuwe essay | |
[pagina 9]
| |
betreurt hij het, dat de mythe dat Multatuli een groot literator is zulke vormen heeft aangenomen dat de kinderen op school dat ook moeten geloven. Multatuli wordt zelfs bijna een held van Indonesië genoemd! Peransi had de verdraaide versie van de geschiedenis die in het boek Max Havelaar werd gegeven willen corrigeren. Dat is immers ons recht als een vrij volk? Zijn onderzoek naar de geschiedenis van Banten vormde de inspiratie voor 12 nieuwe scènes die nooit deel van de film werden. De huidige film laat zien hoe het Bantense volk zich gewillig in de bajonetten stort. De geschiedenis leert echter, dat het volk ‘sinds 1830 onophoudelijk de wapens heeft opgenomen tegen de expansie van het Nederlandse kolonialisme (...) De bewoners van Banten zijn niet slechts lijdend voorwerp. Zij hebben ook gevoel van eigenwaarde en zullen niet in een ravijn opduiken om tegen Max Havelaar over hun lot te klagen. Dat is zuivere fantasie, zegt Wertheim (Genie en Wereld: Multatuli, Hasselt 1970, blz. 67)’. Dan volgt het wrange slot van Peransi's artikel: ‘Overwinning van de diplomatie van de Nederlandse cultuur. Met bovenstaande analyse die de visie weergeeft van Indonesiërs die de essentie beseffen van de Inleiding tot de Grondwet van 1945 zal hopelijk het Indonesische publiek een kritische bril opzetten in de beoordeling van een Nederlandse held die niet onze held is. Het motief voor het maken van de film, zoals zojuist naar voren werd gebracht, was de actualiteit van Max Havelaar te benadrukken. In die zin, dat wat in het boek en de film Max Havelaar wordt uitgebeeld ook nu nog gebeurt. De centrale machthebbers alsook die in de regio onderdrukken nog steeds het volk, zoals Fons Rademakers indertijd zei, en er vindt nog steeds collaboratie plaats tussen Indonesiërs en vreemde machten, zoals Hiswara Darmaputera in de massamedia beweert. Isma Sawitri (Tempo, 5 dec. 1987) schrijft dat er altijd een zwijgende massa is, in een volk onder vreemde overheersing of niet. Welnu, dit is wat onze “oudere broer” uit Nederland met zijn paternalistische houding ons wil vertellen. En wij accepteren het. (...) Kennelijk heeft de Nederlandse diplomatie voor 100 procent succes gehad. Vast en zeker zullen de vereerders van de Max Havelaar, zowel de Nederlanders als Indonesiërs, uitroepen: Leve de Koningin! En Saïdjah en Adinda laten zich in het jaar 1987 zomaar aan een bajonet rijgen’. Geen der kritici formuleert het zo extreem als Peransi, maar verscheidene van zijn standpunten worden wèl door anderen gedeeld. Peransi's mening dat de film de Nederlandse zonden schoon moet wassen komt ook naar voren in Pikiran Rakyat van 2 december waar de systematische wijze waarop de Nederlanders hun tegen de Indonesiërs begane wreedheden trachten te begraven wordt vergeleken met de veranderingen die de Japanners hebben aangebracht in hun geschiedenisboekjes. Het gaat hier om het beeld dat de film geeft, niet het boek, hoewel het niet bij iedere kriticus altijd duidelijk is of hij zijn oordeel niet voor beide laat gelden. In het nieuwe opinieweekblad Editor staat een stuk dat in toon niet zoveel verschilt van Peransi: ‘Een mythe doen herleven’Ga naar eind24. Volgens de auteur zegt de film niets over het Bantense volk, ‘behalve als kralen die de grootheid van Max Havelaar moeten tooien. Het is vrijwel alleen hijzelf die de geest tot verzet in zich heeft, terwijl het volk naar voren komt als een achterlijk, zwak, passief groepje. Het is alsof ze geen ziel hebben. Alleen lijdend voorwerp zijn’. De | |
[pagina 10]
| |
auteur spreekt zijn bevreemding uit over de zelfmoord van Saïdjah in de bajonetten van de Compagnie. Voor hem is het duidelijk dat de film gemaakt is met de bedoeling om een mythisch portret van Max Havelaar te geven. De persoon van Douwes Dekker Over de vraag of Multatuli het Indonesische volk verdedigde of alleen maar voor zijn eigenbelang opkwam heerst hier en daar wel de nodige twijfel. Op de eerste dag van het congres las een bejaarde medewerker van het dagblad Berita Yudha tijdens de discussie zijn commentaar voor dat net die ochtend was afgedrukt: ‘Dr. G.A. Brands schrijft in zijn voorwoord voor het boek Max Havelaar, uitgegeven door het Nederlands-Indische Departement van Onderwijs in Australië (1946) onder meer het volgende. Nadat Douwes Dekker in Nederland niet het idee had gekregen dat hij zou worden gerehabiliteerd, schreef hij het boek Max Havelaar in Brussel in de hoop dat hij in zijn functie zou worden hersteld en dat de Javanen beter behandeld zouden worden. Voordat Douwes Dekker zijn boek publiceerde droeg hij het eerst aan de regering over met de verklaring dat het genoemde boek niet gepubliceerd zou worden, als hij in zijn positie zou worden hersteld in overeenstemming met zijn dienstjaren en gepromoveerd zou worden tot resident, op Java. Dat verzoek werd door de Nederlandse regering geweigerd. Uit genoemd verzoek is het voor deze schrijver duidelijk dat Douwes Dekker in werkelijkheid een groot koloniaal (overheerser) was. Uiteindelijk verzocht hij terug te mogen keren naar Java om als Grote Meneer weer te heersen over het Indonesische volk’.Ga naar eind25. Dit is nog vriendelijk uitgedrukt in vergelijking met Peransi's woorden die in zijn interview met Bintang Indonesia bitst: ‘Multatuli schreef om zichzelf te verdedigen. Hij zocht overal naar redenen en sympathie voor zijn falen (...) Het voornaamste is dat dat boek geen annotatie is op de geschiedenis maar een opstel om hemzelf groter te maken. Een weerspiegeling van zijn verwachting de allergrootste kampioen te zijn’.Ga naar eind23. Kwam Douwes Dekker voor zichzelf op of ging het hem om de Javaan die mishandeld werd? Zij die Dekkers menslievende pretenties met wantrouwen bejegenen zijn al gauw geneigd er zijn persoonlijk leven bij te halen. In de Tempo wordt die neiging om Douwes Dekker af te schilderen als een immoreel figuur ook geconstateerd.Ga naar eind26. In een volgend stuk in het Multatuli-katern blijft de bespreker zich echter voorzichtig uitdrukken: Dekker was zeker een avonturier met een sterk zelfvertrouwen en iemand die snel verliefd werd, maar het is niet zeker of hij een ‘playboy’ genoemd kan worden of dat al zijn verrichtingen voortkwamen uit zijn falen in Lebak. Wel zocht hij ook met zijn goklust het nodige avontuur, maar er moeten toch ook andere kanten aan zijn persoon zitten, anders zou hij niet zo beroemd zijn. De nazaat van de regent daarentegen citeert Multatuli's neef Swart Abrahamsz die zijn oom ‘neurasthenie’ aanwreef. Dat klopt, meent Akh- | |
[pagina 11]
| |
mad Kusaeni: deze zielstoornis is in principe al aanwezig in ‘zijn sterke egogerichtheid en zijn onvermogen om zijn emoties te beteugelen’.Ga naar eind10. Enkele recensenten accentueren juist Dekkers positieve eigenschappen: uit een in Bandung gehouden discussie komt naar voren dat Multatuli een romanticus en een idealist was.Ga naar eind19. Herry Dim herhaalt dit standpunt in de Pikiran Rakyat van 5 december en noemt Multatuli ‘flamboyant’. Het dagblad Berita Buana geeft een heel gemoedelijke beschouwing weg: ‘Eduard Douwes Dekker of Multatuli of Max Havelaar is wèl een Nederlandse withuid. Hij was vroeger wèl koloniaal ambtenaar. Maar hij was een eerlijk Nederlander. Waarschijnlijk hoort hij bij de koloniale Nederlanders die juist het onderdrukte Indonesische volk verdedigden. Uit het gezichtspunt van de Nederlandse regering was hij een ambtenaar, die onbevredigend, niet goed was. Maar uit Indonesisch gezichtspunt mag hij een Nederlander heten die goed was, die eerlijk was. Hij was een parel van een Nederlander’.Ga naar eind26. Of Multatuli het Indonesische volk verdedigde is een nuance verschillend van de vraag of hij ervoor streed. Nee, dat deed hij niet, meent de producer. Hij streed voor een humanistisch gezichtspunt en dus moest de film ook geen revolutiefilm worden maar een film waarin dat humanisme zou uitkomen.Ga naar eind28. Multatuli had niet de bedoeling om een eind te maken aan het kolonialisme! Deze mening wordt door Subagio Sastrowardoyo geciteerd, maar hij voert het argument een stapje verder: ‘De mythe van de voortreffelijkheid van Multatuli alsof hij met zijn literair werk een nieuw tijdperk zou hebben geopend in de Nederlandse koloniale geschiedenis door de ineenstorting van het in zijn tijd vigerende bestuursstelsel te hebben teweeggebracht, zal misschien ten val komen, als wij de loop van de geschiedenis daarná ermee verbinden’.Ga naar eind9. Telkens weer schijnen er in deze discussie mythes te moeten worden ontmaskerd! Toch zijn tamelijk veel kritici het erover eens dat Douwes Dekker idealen van menselijkheid nastreefde en verdedigde. Het regeringsblad Suara Karya liet Remco Campert aan het woord om zijn visie op Multatuli uit te dragen: Campert ziet Multatuli als een humanist die groter durf bezat dan zijn humanistische tijdgenoten.Ga naar eind29. | |
Max Havelaar geen Indonesische heldVoor de kwalificatie van ‘held van Indonesië’ werd Multatuli echter te licht bevonden: weliswaar diende hij de generatie van Soekarno, Hatta en Roeslan Abdoelgani tot inspiratie, dat betekende nog niet dat hij als een held werd gezien, aldus Abdoelgani: ‘In onze ogen was Multatuli slechts een auteur die zijn deel had aan het werken van onze geest van verzet. Niet meer dan dat’.Ga naar eind20. In de almaar voortwoekerende discussie was het zogenaamde ‘heldendom’ van Multatuli even een issue geworden. Maar in het begin van 1987 was al gewezen op de veel belangrijker rol die E.F.E. Douwes Dekker heeft gespeeld: als daadwerkelijk strijder voor de vrijheid, zodat veeleer hèm het predicaat ‘held’ toekomt. | |
[pagina 12]
| |
Interessant is het gezichtspunt van de Bandungse journalist Herry Dim: in de openbare discussie in Bandung noemde hij Max Havelaar juist een antihero, en hij legt dit uit in een eigen artikel: ‘Hij [de film] is ook niet heroïsch, want het is stellig geen melodramatische geschiedenis. Er is hier niet de figuur van een hero. Zelfs Max Havelaar, zelfs de hoofdpersoon, treedt niet als een held naar voren. Hij treedt meer als mens op de voorgrond. Ja, als een mens zonder vleugels, waarmee ik bedoel met zijn goede hoedanigheden en zijn tekortkomingen. Het is juist deze impressie van zijn humanisme die de film waardevol maakt’.Ga naar eind30. Dims analyse gaat nog verder, als hij vraagtekens plaatst bij het Indonesische concept van heldendom en dat in het licht ziet van een koloniaal trauma: ‘Voor ons (Indonesiërs) moet de film Max Havelaar hoe dan ook een probleem opleveren. Waarschijnlijk zou het heel anders uitvallen als hij werd gepresenteerd aan een publiek dat niet Indonesisch was en evenmin Nederlands. Of waarschijnlijk ook zou het anders zijn als de film niet een product was uit Nederland dat nota bene ooit zo ver is gegaan zich met de klauwen van zijn kolonialisme te vergrijpen aan het Indonesisch grondgebied. In bovengenoemde context bestaat er inderdaad reden, dat traumatische ervaringen en nationale sentimenten naar boven komen. Het probleem zal zich des te “zwaarder” doen gevoelen, omdat wat door de film wordt gepresenteerd o.a. onze eigen “slechte zijde” is. Inmiddels zijn wij zelf al veel te ver in de ban geraakt van mythen van heldendom die de achtergrond vormen van ieder “verhaal” omtrent de tijd van de Nederlandse overheersing. Die mythen zijn kennelijk deel gaan uitmaken van een superego, deel van de fundamenten van het geweten. Zo zijn die mythen ook uitgegroeid tot een soort “norm”, een heilig moeten in de wereld van het Indonesische ego. Op zijn beurt is het onderbewustzijn (superego) dat zich als norm manifesteert in het bewustzijn (ego) op een paard gaan lijken dat zijn linker- en rechteroog gesloten houdt en geen andere realiteit meer kan zien. Waarschijnlijk zijn het dat traumatische verschijnsel en tevens de eisen van dit superego die de roulatie van de film Max Havelaar in Indonesië hebben vertraagd. Hij werd vertraagd door een soort van taboe met als gevolg dat hij voor meer dan 10 jaar werd weggeborgen door de commissie voor de filmcensuur’. Dim houdt hiermee in feite een pleidooi tegen enghartig nationalistisch denken, van Nederlandse dan wel Indonesische zijde. | |
De Max Havelaar als spiegelDe Max Havelaar houdt Nederlanders zowel als Indonesiërs een spiegel voor die kan stimuleren tot zelfonderzoek.Ga naar eind19. Een columnist van Kompas spoort de Indonesische schrijvers aan het voorbeeld van Multatuli te volgen en af te dalen naar de desa, om daarover te schrijven, over ‘de mensen die onderaan leven, zij die onderdrukt en benadeeld worden, die niet in staat zijn om hun eigen lot te verklanken, zoals in de oude tijd werd gedaan door iemand met de naam Multatuli’.Ga naar eind31. Widi Santoso, journalist van het hippe blad voor | |
[pagina 13]
| |
jongeren Bintang Indonesia, kennelijk geschrokken van alle negatieve opinies die Peransi in het nummer van 1 oktober mocht spuien, schrijft zelf een stuk met de titel: ‘Een spiegel die nog geldig is’. Santoso legt een direct verband tussen het feodalisme van toen en dat van nu: ‘los van de vraag naar de waarheid, een ware geschiedenis of niet, kunnen we aan de Max Havelaar, het boek zowel als de film, een spiegel ontlenen om onszelf in te spiegelen. Dat díenen de houding is van de gewone man tegenover de aristocratie. Dat de aristocratie veel onderdrukking begaat om zichzelf te verheffen. Dergelijke zaken kunnen we moeilijk ontkennen. Als in de film wordt uitgebeeld hoe het volk hurkt om eer te bewijzen aan een passerende ambtenaar, is dit waarschijnlijk een krachtige bron voor het ontstaan van de gewoontes in het heden. Bedenk, elke keer als een ambtenaar komt inspecteren of zelfs alleen maar zijn geboortedorp bezoekt, moet het dorp versierd worden. Het slechte wordt verborgen gehouden, lieftallige meisjes worden mooi aangekleed enkel en alleen om voedsel aan te reiken. In de vorige eeuw had je Saïdjah en Adinda. Twee jongeren uit de desa die bewust de slechte traditie wilden doorbreken. Het tragische echter is dat zij niet in staat waren tegen de stroom op te varen’.Ga naar eind32. De Nederlandse ambassadeur G.W. Baron de Vos van Steenwijk en Eduard Douwes Dekker op de Multatuli-tentoonstelling in het Erasmushuis.
Foto: Dosasih Deradjat, The Jakarta Post De voorgehouden spiegel wordt echter afgewezen door een journalist van | |
[pagina 14]
| |
Suara Karya die een artikel schrijft met de titel: ‘Ons gezicht in een gebarsten spiegel’ (Suara Karya, 13 dec. 1987). Het is een tamelijk verward verhaal, waarin nota bene Multatuli's sterke religieuze inspiratie verantwoordelijk wordt geacht voor het vertrokken beeld waar de Max Havelaar blijk van geeft (hij gelooft dat Ds. Wawelaar een serieuze figuur is waar Multatuli helemaal achter stond!). | |
De actualiteit van MultatuliMet ‘de actualiteit van Multatuli’ - het thema van de discussie in Jakarta - betreden we gevaarlijk terrein. Op de avond in de TIM was Dick Hartoko hier het meest uitgesproken over. Hij noemde het werk van Multatuli een tijdbom: immer kritisch en klaar om te ontploffen. Dezelfde metafoor werd in de Pikiran Rakyat van 6 december gebruikt: ‘De film “Max Havelaar” (Saïdjah en Adinda) van de Nederlandse regisseur Fons Rademakers is als een oude tijdbom die lang begraven is geweest en zomaar ineens ontploft’.Ga naar eind33. In de Kompas wordt de mening van de socioloog Arief Budiman geciteerd, dat ‘de werken van Multatuli, vooral de Max Havelaar, zo voortreffelijk zijn omdat ze direct de kern van een menselijk vraagstuk raken, nl. de rechtvaardigheid en de verdediging van het kleine volk. Daarom zal dit vraagstuk in alle tijden actueel blijven’.Ga naar eind34. De politieke betekenis van Multatuli voor Indonesië werd het sterkst aangevochten door Subagio Sastrowardoyo die met zijn lezing beoogde de Indonesische opinie af te leiden van de politieke discussie en om te buigen naar een reflectie over de literaire waarde van Multatuli's roman: ‘Niet in de wereld van de politiek maar in de literaire wereld zal de Max Havelaar een eeuwige positie verwerven in de Indonesische samenleving’.Ga naar eind9. Door een verband te leggen tussen de waardering voor de ‘boodschap’ van de Max Havelaar en het communisme trachtte Subagio de betekenis van de Max Havelaar te reduceren tot een literaire. De Nederlandse apologeten van Rob Nieuwenhuys merken hierover op: ‘Zoals de directeur van de staatsuitgeverij Balai Pustaka onlangs fijntjes opmerkte, werd de eerste vertaling van Saïdjah en Adinda in 1954 gemaakt door Bakri Siregar van de LEKRA, het culturele lichaam van de PKI (het boek werd na de coup in 1965 verboden). Deze associatie met het communisme is misschien zelfs te beschouwen als de doodskus voor de Max Havelaar en Dekker, want alles wat ook maar enigszins verbonden is met deze politieke ideologie, is voor de Indonesische regering anathema’.Ga naar eind13. De veelal enthousiaste respons op de film toont echter anders aan. Bovendien valt er bij Subagio's opmerking een kanttekening te plaatsen: de eerste vertaling van het Saïdjah en Adinda-verhaal in Indonesië werd gemaakt door Raden Tumenggung A. Sunarja, een adellijke Soedanees, waarschijnlijk zelf uit een regentenfamilie afkomstig. Deze vertaling, in het Soendanees, voor West-Java, voor het gebied waar Lebak toe behoort, verscheen al in 1951, en wel bij de Balai Pustaka... Sunarja geeft in zijn inleiding een hele staalkaart van verplichte arbeid in de | |
[pagina 15]
| |
tijd van Multatuli en stelt zich volledig achter Multatuli's beschuldiging dat de Javaan werd mishandeld. De naam van Eduard Douwes Dekker blijft voor hem om die reden verbonden met de strijd van het Indonesische volk.Ga naar eind35. Voor de nazaten van Lebak was de vertoning van de film in Rangkasbitung in januari 1988 geen vrolijk vooruitzicht. De eerder genoemde Akhmad Kusaeni stuurde een protestbrief naar de bestuurders van Lebak. De regent wilde er aanvankelijk streng op toezien, dat er geen leerlingen van onder de 17 jaar naar de film zouden kijken en dat ambtenaren in de bioscoop niet hun uniform zouden dragen. Maar de pressie van de ‘actiegroep’ was zo groot, dat de hele voorstelling niet doorging, al waren er reeds 10.000 kaartjes gedrukt en voor een deel via de schoolhoofden verspreid. In contrast hiermee werd er in de Westjavaanse plaats Subang een voorstelling georganiseerd voor 800 ambtenaren (onder wie 242 dorpshoofden en districtshoofden) op uitnodiging van de regent! Deze regent stond aldus de Tempo te woord: ‘Het thema van deze film is interessant. Kennelijk waren niet alleen de Nederlanders slecht, onze mensen konden ook een corrupte mentaliteit hebben. Daarom heb ik de ambtenaren deze film aangeboden, om hen tot zichzelf te brengen: om onszelf te kunnen zien als voorbeeld en als beschermers van het volk en tegelijk als bevorderaars van de opbouw’.Ga naar eind37. | |
Multatuli als Indonesisch cultuurbezitInmiddels is Multatuli echt deel gaan uitmaken van de Indonesische cultuur, in de breedste zin. Zoals Henk van der Meijden verlekkerd beschrijft met wie Hugo Claus het allemaal niet gehouden heeft, zo verschijnt in de Indonesische versie van ‘Het Beste’ een lange bijdrage over ‘Multatuli en de vrouwen’.Ga naar eind38. Maar ook in de beste zin is Multatuli Indonesisch cultuurbezit geworden: in een interview met het Yuppie-achtige tijdschrift Matra antwoordt de schrijver Y.B. Mangunwijaya (van wie in het Nederlands is vertaald: Het boek van de wevervogels) op de vraag wie zijn favoriete schrijvers zijn: ‘Wat de romans betreft, ja wie? Pramudya Ananta Toer. Maar, mijn eerste leraar is eigenlijk Multatuli, Max Havelaar’. De daarop volgende vraag spreekt boekdelen: ‘En wie van de buitenlandse schrijvers?’Ga naar eind39. Multatuli's betekenis voor Indonesië staat buiten kijf; de discussie over de Max Havelaar is echter nog lang niet ten einde, en zal in Indonesië nieuw voedsel krijgen als Jassins juist gereedgekomen vertaling van Hermans' De raadselachtige Multatuli eenmaal is verschenen.Ga naar eind27.Ga naar eind36. |
|