Over Multatuli. Delen 20-21
(1988)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 41]
| |
C. Fasseur
| |
[pagina 42]
| |
stapel loopt en weigert de regent te schorsen. Gouverneur-Generaal Duymaer van Twist, op wie Max Havelaar zijn hoop voor een rechtvaardig bestuur heeft gesteld, valt hem in die weigering bij. Max Havelaar zal zelf worden overgeplaatst! Aan hem rest nu naar zijn gevoel niets anders dan ontslag te vragen. De bevolking beschermen kan hij niet, handelen tegen geweten, ambtseed en instructie wil hij niet. Zo waren zijn overhaaste optreden, zijn gemis aan beleid en voorzichtigheid - in nog geen drie maanden tussen januari en april 1856 speelde het gehele drama zich af - Douwes Dekker noodlottig geworden. Haast die zich vermoedelijk liet verklaren uit zijn vrees om, indien langer werd gewacht met de verwijdering van de regent, door toedoen van deze vergiftigd te worden, welk lot ook zijn voorganger Carolus bij diens onderzoek zou hebben getroffen. Een verdenking die overigens achteraf niet juist bleek te zijn. De procedure die hij wilde volgen, nog daargelaten dat het beginsel van ambtelijke ondergeschiktheid daarin met voeten werd getreden, was voor de Indische regering onaanvaardbaar. Al in 1840 had zij haar ambtenaren vermaand om met het aanklagen, schorsen of op andere wijze bestraffen van regenten en andere aanzienlijke hoofden de grootst mogelijke voorzichtigheid te betrachten. Toch sloot deze waarschuwing maatregelen tegen die aristocratische elite in geval van ergerlijk wanbestuur niet uit. Meermalen zijn regenten en andere Javaanse hoofden, hoezeer het Nederlandse bestuur ook op hen steunde, wegens knevelarij of machtsmisbruik ontslagen. In de jaren 1839-1848 trof dit lot 12 Javaanse regenten; in 1860 - het jaar waarin de Max Havelaar verscheen - drie.Ga naar eind3.
Is ook het tweede verwijt juist, dat hem in de schier onuitputtelijke literatuur over de zaak van Lebak is gemaakt, namelijk dat hij door zijn onbekendheid met Banten en de inheemse samenleving voor wanbestuur en knevelarij hield wat die kwalificatie volgens adat en rechtsbegrippen van de bevolking niet verdiende? Neen, dat verwijt is niet terecht. De bevolking hàd geklaagd, niet alleen bij hem, maar ook bij zijn voorganger. De toestand was zelfs zo ernstig, dat een nadien door de resident Brest van Kempen in opdracht van Duymaer van Twist ingesteld onderzoek nog in 1866 leidde tot het ontslag van enkele mindere hoofden - waaronder een schoonzoon van de regent, het districtshoofd van Parangkudjang, die de vader van Saïdjah zijn buffels had afgenomen - terwijl de regent zelf op het ongeoorloofde van zijn handelingen werd gewezen. Ontslaan wilde de Indische regering de regent die ons beschreven wordt als een zestigjarige doch nog ijverige landsdienaar - opmerkelijke tegenstelling overigens - en als ‘een achtenswaardig hoofd, zeer gezien en bemind door zijne bevolking’ echter niet.Ga naar eind4. Zij zocht de diepere oorzaak van de wantoestanden in Lebak - en niet ten onrechte naar het lijkt - in de geheel onvoldoende bezoldiging van de regent. Dat de bezoldiging van de hoofden niet alleen in Lebak maar ook elders op Java onvoldoende was, dat dit aanleiding gaf tot machtsmisbruik en allerlei | |
[pagina 43]
| |
willekeurige handelingen, was door de Nederlandse autoriteiten reeds tientallen jaren voordat de kwestie van Lebak speelde erkend. Al in 1838 had het anders toch zo zuinige Ministerie van Koloniën een tractementsverhoging onontkoombaar geacht. Nog in 1855 waren omvangrijke rapporten over dit onderwerp te Batavia opgesteld, waarin ruiterlijk werd toegegeven, dat de volstrekt ontoereikende bezoldiging van vooral de districtshoofden een bron was van ‘veelvuldige knevelarijen en ongeoorloofd winstbejag’.Ga naar eind5. Tot een salarisverhoging was het echter in al die jaren niet gekomen, omdat men meende dat dan ook de Europese bestuursambtenaren aanspraak konden maken op een hogere bezoldiging. Gemakshalve verloor men daarbij uit het oog, dat die ambtenaren veelal aanzienlijke neveninkomsten genoten waaraan de hoofden uit eigen tractement hadden moeten bijdragen. Zij werden geacht te bieden op afscheidsvenduties waar de vertrekkende resident of assistent-resident zijn huisraad tegen exorbitante prijzen te koop aanbood. Zo bestond de enorme schuldenlast van de sober en eenvoudig levende regent van Lebak (in 1863 bij een tractement van f 700 per maand aangegroeid tot bijna f 10.000) voor tweederde uit schulden aan het vendukantoor, was hij meer slachtoffer dan profiteur van het koloniale bestel doordat hij op zijn beurt werd geëxploiteerd door weinig scrupuleuze Nederlandse ambtenaren. Overigens zij het voor alle duidelijkheid gezegd: bij zijn vertrek uit Lebak heeft Douwes Dekker zo'n vendutie niet willen houden.Ga naar eind6. Bij dit alles moet dan nog worden bedacht dat de regent van Lebak geen cultuurprocenten (een percentage van de waarde van de onder het cultuurstelsel aan het gouvernement geleverde producten) genoot, terwijl vrijwel alle andere regenten op Java dit wel deden. In Lebak werd immers geen koffie of suikerriet op last van het gouvernement geplant. Een rechtstreekse aanklacht tegen het cultuurstelsel, dat dertig jaar eerder door gouverneur-generaal Van den Bosch op Java was ingevoerd, was de Max Havelaar daarom zeker niet. Het is zelfs maar de vraag of het boek ooit geschreven zou zijn als het cultuurstelsel in Lebak had bestaan. Dàn had de regent over wettige neveninkomsten beschikt, ter aanvulling van een tractement waarvan hij nu, behalve zichzelf, bijna tweehonderd familieleden en verwanten moest onderhouden. Mogelijk zou hij zich ook dàn aan onoirbare praktijken hebben schuldig gemaakt, evenals de meeste van zijn meer bedeelde collega's, maar in elk geval minder openlijk en met minder funeste gevolgen voor de welvaart van zijn regentschap. Voor Multatuli kwam de hele Lebak-zaak neer op de vraag of de regering bereid was haar plicht te doen, zowel tegenover hem als tegenover de verdrukte Javanen waarvoor hij was opgekomen. In wezen was de Max Havelaar helemaal niet zo'n revolutionair boek, al maakte hij het vooral door het slot zijn lezers niet gemakkelijk dat in te zien. Wat hij wenste was de stipte opvolging van bestaande wetten en voorschriften want die waren op zichzelf uitstekend. Niet tegen de regels maar tegen de ‘geest’ van het | |
[pagina 44]
| |
gouvernement keerde hij zich, tegen de koloniale bureaucraten, die voor het bestaande onrecht liefst de ogen sloten zo zij er al niet actief aan meewerkten. Er wàs in Lebak gekneveld, de voorschriften waren duidelijk. Hoe zou hij daarom anders kunnen dienen dan hij in Lebak had gediend? Had hij gelijk wanneer hij zich keerde tegen het oogluikend tolereren van misbruiken waarvan de Javaanse bevolking het slachtoffer werd en als uiterste consequentie zijn ontslag nam, de Indische regering had echter geen ongelijk wanneer ze nu juist de regent van Lebak de hand boven het hoofd hield en hem zelfs in 1864 - vier jaar na het verschijnen van de Max Havelaar - een tractementsverhoging toekende. Voor Multatuli was het niettemin wel erg bitter zich bij deze afloop van de Lebakse knevelarijen te moeten neerleggen. De regent kreeg meer tractement, de resident Brest van Kempen de Nederlandse Leeuw, Duymaer van Twist genoot op zijn buitenplaats bij Deventer het pensioen van een gouverneur-generaal in ruste en hij, Multatuli, die het goede gewild had, werd met zijn gezin tot een leven van armoede veroordeeld. Door het zelf gevraagde ontslag verloor hij immers, ondanks zijn zeventien dienstjaren, alle aanspraken op pensioen. Na zijn ontslag zouden drie jaar verstrijken voordat hij de pen opnam om op het zolderkamertje van een Brussels logement in nog geen drie weken het mooiste en nog steeds het meest leesbare boek te schrijven dat onze negentiende-eeuwse letterkunde heeft voortgebracht. Het meesterschap van de Max Havelaar - in taal, in stijl, in uitdrukkings- en overredingskracht - is onmiddellijk na de verschijning van het boek erkend. Op zichzelf pleit dit wel voor wat Simon Vestdijk eens onze sufste eeuw heeft genoemd!Ga naar eind7. In de Gids werd het boek door Veth - later een coryfee aan deze universiteit - vergeleken met die andere, acht jaar eerder verschenen, bestseller De Negerhut van Oom Tom.Ga naar eind8. De auteur ironisch, maar ook met een zweem van waarheid, door de toenmalige conservatieve Minister van Koloniën Rochussen ‘de Nederlandsche Beecher Stowe’ genoemd; van zijn boek in de ministeriële briefwisseling met de gouverneur-generaal getuigd, dat het ‘met talent en veel humor’ geschreven was.Ga naar eind9. De plaats van de Max Havelaar in de Nederlandse literatuur is al in 1867 door de geduchte criticus Busken Huet aangewezen, toen hij het boek vergeleek met die andere negentiende-eeuwse Nederlandse publiekstrekker, de Camera Obscura. Voor Huet was Hildebrands schepping een huiselijk boek, een boek met Rotterdamse zijkamers en Haarlemse hofjeswoningen, een fijn, een geestig, een plezierig boek, en ook wel verheven, maar niet verhevener dan de nok van een gereformeerd bedehuis. De Max Havelaar daarentegen was ‘een koninklijk boek’. Bij het verhaal van Saïdjahs karbouwen, bij die toespraak tot de hoofden van Lebak ‘gaat gij’, aldus Busken Huet, ‘regelregt de lucht in, en gevoelt niets anders boven Uw hoofd dan het azuur van Insulinde's hemel’.Ga naar eind10. Was de letterkundige betekenis van de Max Havelaar dus vanaf het eerste ogenblik onomstreden, hoe stond het met de politieke betekenis van het | |
[pagina 45]
| |
boek? Hoe werd het in ‘Den Haag’ ontvangen? Want Multatuli was er natuurlijk niet in de eerste plaats op uit geweest een ‘mooi’ boek te schrijven. Hij wilde eerherstel en meer dan dat. De Max Havelaar hield een genadeloze veroordeling in van het Nederlandse bestuur; een bestuur dat ten behoeve van de Indische batige saldo's blind was voor en medeplichtig aan de onderdrukking van de Javaanse bevolking door haar regenten en andere hoofden. De vertelling van Saïdjah en Adinda - ook door Multatuli zelf altijd als een hoogtepunt uit zijn werk beschouwd - bracht de Javanen dichter bij het Nederlandse volk, maakte hen meer tot bezielde wezens in plaats van de willoze koffie- en suikerwerktuigen waarvoor zij voordien gehouden waren, dan ooit enige auteur vóór Multatuli - en vermoedelijk ook na hem - wist te doen.Ga naar eind11. Die vertelling maakte tegelijk duidelijk, dat de Javanen onder het Nederlandse bestuur aan armoede en ellende ten prooi waren, dat Java allesbehalve een ‘gelukkig’ Java was, dat eindelijk het zo vaak bejubelde Indische leger ver van zachtzinnig optrad, wanneer het in de Lampongs of elders het Nederlandse gezag vestigde of herstelde. Tenslotte sprak het boek revolutionaire taal op een wijze die voor die tijd ongehoord en eigenlijk ook onmogelijk was. Nederland werd erin uitgemaakt voor een roofstaat - hetgeen inderdaad moeilijk te ontkennen viel als men bedenkt dat in 1860 de Indische baten een derde deel (34%) uitmaakten van de totale Nederlandse staatsinkomsten. Het riep in dat majestueuze, haast vreesaanjagende, slot waar het hele boek naar toe geschreven leek, zoals de paradijsvogel voor zijn staart geschapen lijkt,Ga naar eind12. op tot opstand wanneer koning, Tweede Kamer en gouverneur-generaal nog langer hun plicht zouden verzaken en de Javaan niet de bescherming zouden geven waarop hij recht had. Geen wonder dat de Max Havelaar bij zijn komeetachtige verschijning diepe indruk maakte, dat het boek in de woorden van de leider van de liberale koloniale oppositie in de Tweede Kamer, de gewezen Indische dominee Van Hoëvell, ‘een rilling’ door het land deed gaan. Aan Van Hoëvells eigen letterkundig werk in het Tijdschrift voor Nederlandsch Indië had de Max Havelaar trouwens veel ontleend; bijvoorbeeld het sprookje van de Japanse steenhouwer die stenen hieuw uit de rots, door Multatuli weergaloos naverteld.Ga naar eind13. Het boek bracht nog om een andere reden een schokeffect teweeg. Het verscheen in een cruciaal jaar voor de Nederlandse koloniale politiek. De strijd tussen de liberalen en de conservatieven was in een beslissend stadium gekomen. Inzet was de vraag op welke termijn en onder welke voorwaarden de staatsexploitatie van Java, belichaamd in het cultuurstelsel, met de overheidsdwang die aan dat stelsel eigen was, zou plaats maken voor een stelsel van exploitatie door particuliere ondernemers, gebaseerd op vrijwillige overeenkomsten met de bevolking, de z.g. vrije arbeid. Omdat het cultuurstelsel door velen werd gezien als de onmisbare voorwaarde voor de | |
[pagina 46]
| |
instandhouding van de Indische batige saldo's, had de liberale partij vóór 1860 nooit werkelijk vat kunnen krijgen op de koloniale politiek. Menigeen die liberaal in Nederland was, kwam er openlijk voor uit in Indische zaken conservatief te zijn. Het lag dan ook voor de hand dat zowel de liberalen als de conservatieven zouden trachten Multatuli aan hun kant te krijgen. Minister Rochussen stelde met genoegen vast, dat de liberale oppositie met het boek verlegen leek, omdat de persoon die daarin het scherpst werd aangevallen, Duymaer van Twist, inmiddels prominent lid van de Tweede Kamer, zich altijd in de liberale sympathie had mogen verheugen, terwijl de Lebakse knevelarijen moeilijk met het door de liberalen zo verfoeide cultuurstelsel in verband konden worden gebracht.Ga naar eind14. De liberale oppositie van haar kant trachtte munt te slaan uit het zoveel ophef makende boek door het te doen voorkomen alsof de Max Havelaar slechts de kritiek herhaalde die zij al zo lang op de conservatieve koloniale politiek had geuit, waarbij zij overigens met nadruk afstand nam van het oproerige slot. Niet al te kies inspelend op Multatuli's permanente geldnood, wilde zij de kolommen van Van Hoëvells liberale tijdschrift voor hem open stellen als hij maar artikelen zou schrijven tegen het cultuurstelsel en Rochussen. Dit aanbod werd, zoals wij in de aanhef van de Minnebrieven kunnen lezen, door Multatuli verontwaardigd afgewezen. Hij wilde zijn onafhankelijkheid bewaren. In strijd daarmee lijkt - als ik mij een kleine afdwaling mag veroorloven - zijn aanbod aan Rochussen in 1859 om van de publikatie van de Max Havelaar af te zien, indien hem een hoog staatsambt in Nederlands-Indië (resident van een lucratief suikergewest op Java of zelfs het lidmaatschap van de Raad van Indië) werd aangeboden. Voor ieder die de Indische verhoudingen kende - en dat deden uiteraard zowel Rochussen als Douwes Dekker - kon het echter duidelijk zijn, dat dit aanbod niet ernstig gemeend kòn zijn; het is dan ook nooit ernstig overwogen.Ga naar eind15. Zolang de liberalen niet bereid waren Duymaer van Twist te laten vallen, kon al om die reden van samenwerking geen sprake zijn. In twee brochures van 1862 en 1870, waarin duchtig tegen het liberale troetelkind van de ‘vrije arbeid’ werd aangeschopt, maakte Multatuli echter duidelijk dat hij ook op principiële gronden tegen de liberale koloniale politiek gekant was.Ga naar eind16. Zo nam hij het cultuurstelsel in bescherming, omdat de vervanging ervan door vrije arbeid de door de staat genoten voordelen zou doen overgaan in handen van particuliere ondernemers die nauwelijks te controleren waren, elke ondernemer tot een Graaf van den Bosch in het klein zou maken. Hoe wars van alle conventies hij ook mocht zijn, hoezeer hij de gegoede burgerij épateerde doordat niets heilig leek voor zijn pen, haar aanstoot gaf door zijn levenswandel, zijn gemis aan huwelijkstrouw en zijn openlijk beleden atheïsme, hetgeen overigens niet verhinderde dat hij zich vergelijkingen met Jezus graag liet aanleunen, op koloniaal terrein was hij, wanneer het op concrete veranderingen aankwam, tamelijk behoudend. Een ambtelijk | |
[pagina 47]
| |
verleden, zeker wanneer het de uitoefening van gezag met zich heeft meegebracht, laat zich soms moeilijk verloochenen! Zo keerde hij zich zelfs tegen de afschaffing van de rotanstraf waarmee de Javanen getuchtigd werden als zij niet snel genoeg voor het cultuurstelsel uitkwamen, en tegen onafhankelijke rechterlijke ambtenaren die het gezag van de Europese bestuursambtenaren inperkten - dit met het argument dat het gezag in Oosterse landen alleen aanvaardbaar is als het ondeelbaar is. Daarentegen maakte hij zich onder de behouders geen vrienden, wanneer hij in zijn Minnebrieven Nederland voorhield dat het ‘spoorwegen bouwt van gestolen geld en tot betaling den bestolene bedwelmt met opium, Evangelie en jenever’.Ga naar eind17. Voor liberalen en conservatieven toonde hij zich een onbruikbaar bondgenoot. ‘Het behoud’, zo vatte hij zijn politieke catechismus in zijn brochure van 1870 samen, ‘kan mij niet oproepen, wijl ik niet tot het behoud behoor. De Nederlandse liberalen hebben geen recht op mij, omdat ik... inderdaad liberaal ben’.Ga naar eind18. Het alternatief dat Multatuli te bieden had, was dat van een derde partij die noch liberaal noch conservatief zou zijn, die zich zou keren tegen de uitbuiting van de Javaan, of dit nu op liberale dan wel op behoudende wijze gebeurde; een partij waarvan hij hoopte dat zij vooral jongeren zou aanspreken; zijn eigen generatie had hij al afgeschreven. Op de val van het conservatieve ministerie-Rochussen waarmee eind 1860 de weg naar de koloniale regeermacht voor de liberalen gebaand werd, had de Max Havelaar, ook naar de erkentenis van Multatuli zelf die anders nooit last had van overdreven bescheidenheid, geen rechtstreekse invloed. Het Pangka-schandaal, waaraan ik een eerdere studie wijdde, was voor de behoudende partij fataler dan tien Havelaars hadden kunnen zijn.Ga naar eind19. ‘De indruk van Uw werk is reeds aanmerkelijk verflauwd’, kreeg Multatuli begin 1861 van een sympathisant te horen.Ga naar eind20. Als daarna de Max Havelaar in de Tweede Kamer wordt aangehaald, is het slechts om het eigen betoog een literaire echo te geven of om de politieke tegenstander voor Droogstoppel uit te maken, niet om de boodschap die het boek uitdraagt. Met de principiële veroordeling van de Indische batige sloten - in de jaren zestig nog steeds een kwart (24%) van de Nederlandse staatsinkomsten - kon geen partij uit de voeten. Hervormingsgezinde Ministers van Koloniën als I.D. Fransen van de Putte en E. de Waal konden in Multatuli's ogen geen goed doen. De eerste niet, omdat hij zelf ‘vrije-arbeider’ was geweest, de laatste omdat hij Indië alleen van de Buitenzorgse secretarie had gekend. Wat aan praktische hervormingen tot stand kwam, bijvoorbeeld een verhoging van het tractement van de Javaanse hoofden onder gelijktijdige beperking en latere volledige afschaffing van de aan hen door de bevolking te presteren dienstenGa naar eind21. - men denke aan de grassnijders uit de Max Havelaar die voor de regent moesten uitkomen - was vaak al voor de verschijning van het boek in gang gezet. Ambtelijke molens malen nu eenmaal langzaam. Wel viel een rechtstreeks verband aan te wijzen tussen de | |
[pagina 48]
| |
Max Havelaar en de eveneens in 1867 in Indië vastgestelde strafbepalingen die knevelarij door de regenten moesten tegengaan, maar hiertegen maakte nu juist de Minister van Koloniën weer bezwaar, omdat zulke voorschriften de indruk konden versterken, dat de ‘zoo menigmaal ten onregte als knevelaars voorgestelde’ hoofden ‘de dagelijksche onderdrukkers’ van de Javaanse bevolking waren.Ga naar eind22. Onze conclusie moet dan ook zijn dat de politieke invloed van de Max Havelaar op korte termijn gering is geweest. Verbitterd stelde Multatuli in 1875 vast, dat hem noch de Javaan recht was gedaan, ‘dat de Natie partij trekt vóór de Van Twisten en konsorten - d.i. voor schelmerij, roof en moord - tegen mij, d.i. tegen Recht, Menschlievendheid en wèlbegrepen Staatkunde’.Ga naar eind23. Wanneer hij twaalf jaar later overlijdt, galmen deze woorden na in het oordeel van Van Deventer, de latere man van de ‘ereschuld’: ‘zijn koninklijk boek Max Havelaar heeft geen verandering gebracht in ons regeeringsbeleid in Ned.-Indië’ .....Ga naar eind24. Maar zo negatief hoeft ons oordeel niet te zijn. Op langere termijn heeft de Max Havelaar in het staatkundige vlak wel degelijk grote invloed uitgeoefend. Het bleef een boek dat telkens opnieuw jonge generaties lezers wist te boeien. Zo was het in de jaren negentig van de vorige eeuw na de Camera Obscura nog steeds het meest gelezen Nederlandse boek, Multatuli de meest gelezen schrijver van Nederland.Ga naar eind25. Vooral bij schoolmeesters was Multatuli een gevierd auteur. Onder hen trof men naar verhouding veel Multatulianen aan. Troelstra spreekt in zijn gedenkschriften zelfs van ‘de fanatieke Multatuli-mode, die vooral in onderwijzerskringen bestond, waarbij sommigen zijn spelling... en zijn stijl en manier van zeggen gaarne navolgden’.Ga naar eind26. Meester Pennewip was op Multatuli gesteld, al was het slechts omdat Multatuli het voor Meester Pennewip had opgenomen, toen hij in zijn Ideën protest had aangetekend tegen de te lage onderwijzerssalarissen. Die sympathie zullen vele onderwijzers maar al te graag op hun leerlingen hebben overgedragen en wat was nu meer geschikt om indruk te maken op de tere, nog niet door de televisie vereelte, kinderziel dan het verhaal van die ene buffel van Saïdjahs vader; de buffel met zijn oeser oesoeran die de kleine Saïdjah beschermde toen de tijger hem aanviel? Multatuli had bij het schrijven van het verhaal er zelf al de tranen van in de ogen gekregen! Veel sterker nog deed de invloed van de Max Havelaar zich gelden op hen die aan de Indische instelling te Delft, na 1902 te Leiden, zich voorbereidden op een loopbaan bij het binnenlands bestuur in Nederlands-Indië. Van Deventer nam het besluit naar Indië te gaan nadat hij op vijftienjarige leeftijd de Max Havelaar had gelezen en hoeveel anderen deden als hij?Ga naar eind27. Vermoedelijk overdreef Multatuli niet wanneer hij stelde, dat van de tien Nederlanders die over Indië spraken er negen hun kennis uit zijn boek hadden gehaald.Ga naar eind28. Volgens Rouffaer die uit eigen wetenschap kon spreken, stonden de studenten te Delft sterk onder de invloed van Multatuli.Ga naar eind29. Toen de grote schrijver bij de uitvoering van Vorstenschool in 1875 ook die stad | |
[pagina 49]
| |
bezocht, viel hem een grootse huldiging ten deel en werd hem door de studenten een zilveren inktkoker met inscriptie aangeboden.Ga naar eind30. Dieper indruk maakte het nog op hem, dat de president van de senaat van het Delfts Studentencorps door wie hij werd toegesproken Havelaar bleek te heten!Ga naar eind31. Veel van deze Indologiestudenten vertrokken naar Indië met het vaste voornemen zich in hun loopbaan te doen leiden door het voorbeeld van die ideale en geïdealiseerde bestuursambtenaar die in Lebak voor de Javaanse bevolking was opgekomen, die haar recht had willen doen en beschermen tegen willekeur en onderdrukking en die aan die overtuiging carrière en pensioen had opgeofferd. De invloed van Multatuli op het ambtenarencorps en daardoor op de gang van zaken in Indië is volgens Rouffaer dan ook ontzaglijk geweest.Ga naar eind32. Vooral in Lebak lieten deze Multatulianen in het B.B. zich gaarne plaatsen om zo metterdaad in de voetsporen van de grote meester te treden. De enkele mare, dat in Lebak misstanden bestonden of dreigden, was trouwens al voldoende om te Batavia grote commotie te doen ontstaan. De geest van Multatuli waarde rond op de regeringsbureaus. ‘Neem welken ambtenaar, ter secretarie of van een der Departementen van Algemeen Bestuur, gij wilt’, aldus een ander scherp observerende tijdgenoot, Van Sandick, in 1892, ‘laat hij alles vergeten zijn wat hij ooit op de Indische Inrichting leerde - dan is er toch één boek dat hij zich zal herinneren. Dat boek is de Max Havelaar. Geen Gouverneur-Generaal, al las hij nooit een boek over Indië, vóór hij die betrekking aanvaardde, die de Max Havelaar niet kent!’Ga naar eind33. Aan het Multatuliaans sentiment in de koloniale politiek schreef de journalist Van Geuns, spreektrompet van de suikerlobby, dan ook de weinig welwillende houding toe die het Nederlandse bestuur na 1870 veelal tegenover de particuliere ondernemers aan de dag legde. Weekhartige bestuursambtenaren zouden maar al te vlug geneigd zijn alle Javanen als hulpeloze en hulpbehoevende Saïdjahs en Adinda's te zien.Ga naar eind34. Het lijkt daarom een aannemelijke veronderstelling het ontstaan van de ethische koloniale politiek omstreeks het begin van deze eeuw en vooral de snelle algemene acceptatie daarvan in verband te brengen met de Max Havelaar. Het is onder anderen Van Deventer geweest die dit verband bij het halve eeuwfeest van de Max Havelaar in 1910 heeft gelegd. Hij bleek nu heel anders te denken over de invloed van dit boek dan hij een kwart eeuw eerder had gedaan. Insulinde, aldus een ontroerde Van Deventer, dankte er haar naam aan, de inlandse bevolking ‘de liefdevolle belangstelling’ die ‘als met een toverslag’ bij het Nederlandse volk werd gewekt en ‘die misschien de krachtigste factor is geweest om te komen tot wat wij thans de “ethische koloniale politiek” noemen’.Ga naar eind35. Wel viel de door Van Deventer zo geprezen liefdevolle belangstelling van het Nederlandse volk wat tegen toen het werd uitgenodigd in eigen beurs te tasten en een bijdrage te storten in het in 1910 opgerichte Havelaar-fonds dat beoogde Indonesische jongeren een passende opleiding te geven. Bij gebrek aan baten moest het fonds na een noodlijdend bestaan in 1931 worden opgeheven.Ga naar eind36. Zeker is echter, dat de Max Havelaar | |
[pagina 50]
| |
het besef heeft versterkt, dat Nederland tegenover Indië veel goed had te maken; het was een overtuiging die met de jaren veld won om in 1901 tot officiële politiek te worden verheven. In een vergelijkend kader geplaatst zou het unieke karakter van de Max Havelaar - welk boek uit de Britse literatuur liet zich er bijvoorbeeld mee vergelijken? - ook het unieke karakter van de ethische Nederlandse koloniale politiek kunnen helpen verklaren. Maar ook deze medaille had haar keerzijde. Het wantrouwen in de competentie van het inheemse bestuur zou men eveneens kunnen zien als een erfenis van de Max Havelaar. Het boek liet zich immers heel goed zó lezen, dat het inheemse bestuur, gepersonifieerd in die knevelende regent van Lebak, eigenlijk niet voor zijn taak berekend was, dat alleen de Nederlandse ambtenaren, mits daarin gesteund door hun superieuren, afdoende in staat waren de inheemse bevolking te beschermen tegen willekeur. Was Max Havelaar in zijn toespraak tot de hoofden van Lebak niet het ideaaltype van de ethisch geïnspireerde ambtenaar, maar ook van de Westerse bestuurder die zelf wel zou uitmaken wat goed was voor de bevolking, behept met een sterk paternalisme en geloof in eigen superioriteit? Waren de hoofden in het gunstigste geval niet meer dan willige uitvoerders van de hun gegeven bevelen, en in het ongunstigste onverbeterlijke knevelaars? Kon men hun wel de nieuwe gewichtige bestuurstaken toevertrouwen, die tot heil van de bevolking vervuld moesten worden? Ethische politiek werd zo in hoge mate ook bevoogdingspolitiek. Snouck Hurgronje mocht dan keer op keer betogen, dat de Javaanse hoofden beter moesten worden opgeleid, dat hun verantwoordelijker taken moesten worden toebedeeld, dat de Nederlandse bestuursambtenaren het als hun ideaal dienden te beschouwen zichzelf overbodig te maken, hij was en bleef een roepende in de woestijn, een lot dat wel meer profeten beschoren is. Een groot vriend van Multatuli heeft hij zich dan ook nooit betoond. Volgens Snouck Hurgronje had Multatuli noch van de Indonesische volksziel noch van enige inheemse taal iets begrepen. Nog op zijn laatste ziekbed liet de grote geleerde zich weinig vleiend over de grote schrijver uit.Ga naar eind37. Dat gevoel van superioriteit stond ook in de weg aan de toelating van ontwikkelde Indonesiërs tot het Europese binnenlands bestuur, iets waarvoor Snouck Hurgronje tevergeefs heeft gepleit. Men weigerde het voorbeeld te volgen van Brits-Indië waar hoe langer hoe meer Indiërs deel gingen uitmaken van de Indian Civil Service. Begin 1947, aan de vooravond van de onafhankelijkheid van India, hadden de Indiërs in dit keurkorps een solide meerderheid verworven en dit heeft het Engelse dekolonisatieproces aanzienlijk vergemakkelijkt.Ga naar eind38. In Nederlands-Indië daarentegen gaf men de voorkeur aan het handhaven van een strikte scheiding tussen het Europese en inheemse bestuur; het bleven twee gescheiden werelden waarin de Nederlandse bestuursambtenaren een loodzwaar stempel drukten op de inheemse samenleving, alle pogingen tot ‘ontvoogding’ van regenten en inheems bestuur ten spijt. | |
[pagina 51]
| |
Zo heeft het gedachtengoed dat in de Max Havelaar besloten lag uiteindelijk ook aan de politieke emancipatie van het Indonesische volk in de weg gestaan, versterkte het boek het fatale roepingsbesef, het gevoel van ‘verantwoordelijkheid’ voor Indonesië dat in de laatste tientallen jaren vóór de Tweede Wereldoorlog, maar ook in de eerste jaren daarna, zulke haast mythische proporties zou aannemen. Dan had een staatsman als J.C. Baud, een eeuw eerder, de koloniale verhouding toch heel wat nuchterder beoordeeld. Tegenover diezelfde Duymaer van Twist, met wie Multatuli het zo aan de stok zou krijgen, liet hij zich eens ontvallen dat men zich over de gehechtheid van de inheemse bevolking aan het Nederlandse gezag geen illusies behoefde te maken: ‘de Javaansche bevolking weet zeer wel dat wij daar eigenlijk niet behooren’.Ga naar eind39. Multatuli zelf kon zich zeer goed een toekomst voorstellen waarin het Nederlandse bestuur uit Indië verdwenen zou zijn; hij bedacht zelfs een nieuwe naam voor het land die niet meer aan Nederland herinnerde: Insulinde. Zijn boek heeft het echter moeilijker gemaakt dat toekomstbeeld op harmonische wijze te verwezenlijken. Toch zou die conclusie een al te somber slotaccoord zijn voor een gelegenheid als deze. De Max Havelaar scherpte het Nederlandse volk in, dat het koloniaal bestuur aan zedelijke normen moest beantwoorden, dat de koloniale verhouding meer was dan een dorre winst- en verliesrekening die met een batig saldo diende te sluiten. Het boek vormde een bron van inspiratie voor veel Nederlanders die om meer dan materialistische overwegingen alleen een loopbaan in Indië zochten. Tenslotte droeg het boek bij tot de politieke bewustwording van het Indonesische volk, voor zover een kleine elite daaruit op de schoolbanken met de Max Havelaar kennis maakte. Wat voor bijzondere ervaring moet het niet zijn geweest voor die soms enkele Indonesische kinderen in een klas vol Nederlandse om in een bundel vol moeilijk te vatten Nederlandse teksten - tussen Vondel en Eline Vere - het verhaal van Saïdjah en Adinda te lezen, te horen dat de Javaan werd verdrukt.Ga naar eind40. Alle Indonesische nationalisten van het eerste uur hebben Multatuli bestudeerd. Kartini onderging zijn invloed - ook al moeten wij ons in haar geval daarvan niet een te overdreven voorstelling maken. Voormannen van de nationalistische beweging als Tjipto Mangunkusomo en Suwardi Surjaningrat haalden hem in hun politieke toespraken graag aan. Ook op de jongerenbeweging oefende hij grote invloed uit.Ga naar eind41. Dat Max Havelaar leeft in het onafhankelijke Indonesië heeft G.J. Resink, dichter en Multatulikenner, in 1970 in een boeiend essay duidelijk gemaakt.Ga naar eind42. Sindsdien is - medio 1972 - met Nederlandse steun en die van drs. G. Termorshuizen de eerste integrale vertaling van de Max Havelaar in het Indonesisch verschenen.Ga naar eind43. De bewerker, dr. H.B. Jassin, heeft voor de uitstekende vertaling die hij verzorgde terecht de Nijhoff-prijs gekregen. Exemplaren van het boek werden te Rangkasbitung in de pendoppo voor de regentswoning - nog steeds gelegen tegenover wat nu de schamele resten zijn van de vroegere | |
[pagina 52]
| |
ambtswoning van de assistent-resident Douwes Dekker - door de Nederlandse ambassadeur mr. H. Scheltema aan twee achterkleinzonen van de regent die Havelaars tegenspeler was uitgereikt en dit ten overstaan van vrijwel alle kepala (hoofden) van Lebak!Ga naar eind44. Van Jassins boek zijn intussen vijf herdrukken verschenen; vooral op middelbare scholen vindt het aftrek. Wellicht is de aantrekkelijkheid verhoogd doordat de laatste drukken zijn opgeluisterd met foto's uit de gelijknamige film van Fons Rademakers, waarvan de vertoning tot dusver niet door de Indonesische autoriteiten werd toegestaan. In september 1987 is de film, zij het in verkorte vorm, echter alsnog toegelaten, zodat in november in Jakarta de première kon plaatsvinden. Overigens moge het ons tot bescheidenheid stemmen dat Eduard du Perron al in 1938 een dergelijk verbod had voorspeld maar dan voor het geval dat de toenmalige Nederlands-Indische regering zou moeten beslissen over de vertoning van een film die de Max Havelaar tot onderwerp had!Ga naar eind45. Nog onlangs hebben Pramoedya Ananta Toer en Rendra, achtereenvolgens Indonesië's grootste levende prozaschrijver en dichter, getuigd van de betekenis van het werk van Multatuli voor hun eigen werk en voor Indonesië.Ga naar eind46. Nu de kennis van het Nederlands in Indonesië een snel aflopende zaak is, zorgt Jassins vertaling van de Max Havelaar ervoor, dat Multatuli daar gelezen kan blijven worden. Hij zàl ook gelezen worden, want zijn strijd voor de kleine man en voor een rechtvaardig bestuur vormt ook in het Indonesië van nu en niet alleen daar nog steeds een actueel thema. Licht gewijzigde tekst van de inaugurale rede bij de aanvaardig van het ambt van gewoon hoogleraar in de geschiedenis van Zuid-Oost-Azië, in het bijzonder Indonesië en zijn betrekkingen tot Nederland, op 19 februari 1987 aan de Rijksuniversiteit te Leiden. |
|