eigen kamer, met je boeken om je heen in mooie kasten. Ik doe het huis en houd de kinderen bezig. En 's avonds als de kinderen slapen en wij nog genoeglijk bij elkaar zitten, lees je me voor wat je geschreven hebt. Hè toe, Dek, dat zou toch mooi zijn?’ (p. 135) Maar voor salonrevolutionair was Dekker niet zo geschikt.
Al in Indië was Tine tegenover de regent te verdraagzaam. Nelleke Noordervliet zet haar op het standpunt van Rob Nieuwenhuys, als Tine naar voren brengt hoe weinig Dekker eigenlijk weet van de Indische gewoonten. Oordeelt hij wel goed? Maar Dekker heeft aan twijfel geen behoefte: ‘Onrecht is onrecht, in welke cultuur dan ook’, (p. 103) Tine had te veel begrip voor de tegenstander. Nu zij oud is hebben mensenkennis en relativeringsvermogen haar strijdlust helemaal weggenomen. Dekker evenwel vecht door, maar met Mimi.
De rol die Tine te spelen had volgens de opdracht aan E.H. van W., de rol van de onmisbare ‘femme de poète’ in de onontkoombare ‘vallées de prose où demeure la vie’, heeft zij niet kunnen vervullen. Zij had Dekker met haar praktisch inzicht moeten voorbereiden op het laag bij de grondse dat hem in die dalen te wachten stond. Maar zij bracht het niet op omdat zij dan tegen zijn al te grote idealisme in moest gaan. Ook daarvoor zou zij te lauw en te laf zijn geweest.
Zodra er risico bestond dat zij door Dekkers opvatting te volgen met hem in conflict zou komen, ontweek zij dat conflict. Dat laat de schrijfster zien aan de grotendeels verzonnen relatie tot dokter Bensen, de arts bij Tines tweede bevalling. In overeenstemming met Dekkers opvatting zou het zijn geweest als Tine haar ingeving had gevolgd, voor Bensen had gekozen, althans voor een tijdje, maar zij ging tegen Dekker in door hem trouw te blijven. Uit lafheid, denkt zij achteraf, als zij Bensen in Venetië terugziet.
‘Ene Mina ruiste binnen in vol ornaat. We hadden haar nog nooit eerder gezien. Ze kwam op als in het theater: een snelle, ingehouden loop, en stond stil midden in de kamer ... “Verrassing!” riep ze ... ternauwernood de olielamp missend die op het bijzettafeltje staat. “Mina Krüseman bezoekt mevrouw Douwes Dekker!” ’ (p. 113) Het is lang niet het slechtste gedeelte, het door Nelleke Noordervliet flink aangeklede en in zijn omstandigheden licht gewijzigde bezoek van Mina Krüseman in Venetië. De dames varen 's nachts de stad door, en Mina smijt Tine tenslotte een wel erg fris inzicht voor de voeten: waarom niet van Dekker scheiden? ‘Je hebt je zo afhankelijk van hem gemaakt; je bent zo weinig voor jezelf en jouw rechten opgekomen. Je hebt jezelf vernederd, je hebt jezelf nodeloos leed berokkend en je hebt Multatuli verbitterd door een enorm gevoel van schuld en verantwoordelijkheid voor jou en jouw situatie. ... Het lijkt bijna opzet. Het is alles zo onzuiver’. (p. 125) Het is voor Tine in zijn te grote eenvoud niet aanvaardbaar, maar op de mogelijkheid van de scheiding valt nu wel een scherp licht. Tenslotte ziet ze hier inderdaad de kans om van haar idealistische liefde voor Dekker de essentie nog te redden. Zo doorbreekt zij naar haar eigen gevoel