Cyrille Offermans
Een pittig wielrennersbroekje voor Multatuli
Er is niets poëtischer dan de waarheid, Amsterdam, Contact 1986, 157 blz. f 9,90. Aarts' letterkundige almanak voor het Multatuli-jaar 1987, redactie Dick Welsink en Willy Tibergien, Amsterdam. C.J. Aarts 1987, 180 blz. f 19,87.
Het zou overdreven zijn om te zeggen dat Multatuli in dit herdenkingsjaar nu al met veel baanbrekende, interessante, inspirerende, originele, degelijke of geestige publikaties over zijn werk is vereerd. Nieuwe studies zijn er niet verschenen; serieus te nemen verzamelboeken met beschouwingen van kenners en/of liefhebbers evenmin. De tijdschriften en weekbladen lieten het nagenoeg afweten; de Multatuli-bijlage van de NRC staat met voorsprong genomineerd als dieptepunt van het Multatuli-jaar. Een schamele vertoning, alles bij elkaar, ofschoon ik er meteen bij moet zeggen dat ik ook niets beters verwacht had. Aan folkloristische belangstelling heeft men in dit land doorgaans geen gebrek, aan belangstelling voor de eigen cultuurgeschiedenis echter des te meer.
Toen de redactie van Over Multatuli mij vroeg om Aarts' letterkundige almanak (1987) en Er is niets poëtischer dan de waarheid te bespreken, boekjes die dan toch gedeeltelijk, respectievelijk geheel aan Multatuli gewijd waren, zegde ik toe in de vage hoop dat hier in elk geval pogingen waren gedaan om met iets behoorlijks voor de dag te komen. Maar nee, dat kan ik, nu ik ze gelezen heb, met de beste wil van de wereld niet meer veronderstellen. Beide boekjes zijn het produkt van luiheid en leukigheid, niet zelden gecombineerd met een portie pedanterie, die het werk van een bevlogen auteur als Multatuli onwaardig zijn. Dat ik die boekjes nu toch moet bespreken, beschouw ik dan maar als de straf voor mijn naiviteit.
Over Aarts' almanak kan ik heel kort zijn. Het gedeelte over Multatuli bestaat uit een reeks pastiches van werk van mensen van het Multatuli-genootschap en andere Multatuli-commentatoren, onder wie Simon Carmiggelt en Sigmund Freud. Op zich zijn die niet slecht gemaakt, een enkel stukje (het Woord vooraf door ‘Hans van den Bergh’) is zelfs wel aardig, maar het is het soort aardigheid dat Lichtenberg het aforisme moet hebben ingegeven dat iemands boeken weliswaar allemáál ‘bijzonder aardig’ waren, maar dat ze ‘verder (...) ook niet veel te doen hadden’. Het zijn stukjes die niemand raken, niets in het ongerede brengen en daarom al heel snel - zeg, na het Woord vooraf - nog maar uitsluitend stimulerend werken op de gaapspieren. Ongewild maken ze duidelijk waarom Multatuli zo'n hekel had aan mooischrijverij - zíjn imitaties waren in elk geval nooit zo vrijblijvend.
Er is niets poëtischer dan de waarheid bevat 28 stukjes van ‘schrijvers’ over Multatuli; gemiddeld zijn die zo'n vier of vijf bladzijden lang, maar menig