Mededeling
In 1985 werd het archief van Frederik Nicolaas Nieuwenhuijzen (1819-1892) door het Koninklijk Instituut voor de Tropen aan de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief overgedragen. Het archief is thans toegankelijk via een gedetailleerde inventaris. Mijn indruk is, dat deze verzameling nog nimmer voor wetenschappelijk onderzoek is gebruikt.
Na 1834 reisde Nieuwenhuijzen als 15-jarige alleen naar Batavia, waar hij vermoedelijk onderdak vond bij zijn oom Hendrik Jacob Lutjens, die als kolonel van het Oost-Indisch Leger en later als direkteur van Financiën een vooraanstaande positie in de Indische samenleving innam. De bijzondere capaciteiten van Nieuwenhuijzen tezamen met het milieu, waarin hij verkeerde hebben geleid tot een uiterst opmerkelijke carrière, die zou voeren van onbezoldigd klerk bij de secretarie van de gouverneur-generaal tot vice-president van de Raad van Nederlands-Indië. In 1842 verkreeg hij het radikaal van Indisch ambtenaar, waardoor een benoeming bij het binnenlands bestuurscorps mogelijk werd. In de periode nadien zou hij door de Indische overheid regelmatig gebruikt worden als trouble-shooter in de verhouding van het gouvernement tot diverse inlandse vorstendommen.
Als resident van Soerakarta. diende hij in 1858 de delicate opvolgingskwestie te regelen van de na de Java-oorlog verbannen Soesoehoenan. Onder deze omstandigheden kwam de verspreiding in Solo (1864) van het illegale gedicht ‘De vloekzang: de laatste dag der Hollanders op Java’ hem allerminst uit. Spoedig bleek S.E.W. Roorda van Eysinga hiervan de auteur te zijn. Nieuwenhuijzen besloot een verbanning uit Nederlands-Indië over hem te laten uitspreken. Roorda sloeg terug met zijn artikel ‘Solo en de resident Nieuwenhuijzen’ en diverse brochures. Bovendien beschuldigde hij de resident ervan medeweten te hebben van corrumptieve handelingen.
Ongeveer tegelijkertijd speelde in het naburige vorstenland Djokjakarta een onverkwikkelijke kwestie. Resident Brest van Kempen (‘Slijmering’), door geestesziekte geplaagd, had de militair commandant van Djokjakarta uitgedaagd tot een duel. De gouverneur-generaal, dit ter ore gekomen, greep terstond in: hij verbood op straffe van ontslag het duel en benoemde Nieuwenhuijzen tot waarnemend resident. Tevens diende onderzocht te worden in hoeverre de inlandse vorsten misbruik hadden gemaakt van het slechte funktioneren van Brest van Kempen. In zijn verslag over de kwestie oordeelde Nieuwenhuijzen mild over Brest van Kempen als gevolg waarvan de laatste eervol met pensioen kon worden gestuurd.
André M. Tempelaars
Hoofdarchivist Algemeen Rijksarchief