Eep Francken
Een eigen hok
Multatuli heeft een theorie die de inval tot hoogste waarheid kroont. Wie altijd zijn invallen volgt en ze spontaan opschrijft zonder zich te storen aan de mening die bovenligt, kan nooit liegen en schrijft dus altijd de waarheid. Bij Multatuli heerst een soort cultus van de spontaniteit, bij voorbeeld in zijn uiteenzetting hoe verkeerd men eraan deed rivierdijken op te werpen: gaat de Rijn spontaan zijn gang, dan wordt door frequente overstroming immers vruchtbare grond aangevoerd, waardoor Nederland uiteindelijk dezelfde droge oppervlakte krijgt als nu, maar dan wel op van nature veilige hoogte. In verband hiermee staat ook Multatuli's minachting voor het perfecte kunstwerk, die ik in mijn artikel naar voren heb gebracht. De kunstenaar heeft zo moeten schaven dat iedere spontaniteit verdwijnt en het werk een leugen wordt.
Dat je nooit liegt als je maar je invallen opschrijft, valt vol te houden, maar garantie voor een consequent betoog geeft deze aanpak niet. Het is dus wel mogelijk dat Multatuli af en toe met zichzelf in strijd komt, ook al schreef hij natuurlijk minder spontaan dan hij wel eens beweerde. Maar het is niet mijn bedoeling om Nop Maas op deze manier te ‘weerleggen’ en zijn bewijsstukken, de twee passages uit 1874-'75, af te doen als al te spontane invallen van Multatuli.
De meeste aandacht vraagt Maas voor de brief aan Funke met daarin de opmerking dat de noten ‘vóór den tyd Multatuli, den schryver op den voorgrond stellen’. Droogstoppel en Stern moeten vertellen, en deze illusie zou voortdurend bedorven worden als de lezer overstapt naar noten van Multatuli. Multatuli denkt het te kunnen oplossen door de aantekeningen achterin het boek te zetten, maar hoe hij dit precies ziet begrijp ik niet erg. De inhoud van de noten maakt dat onmiddellijke lezing, met heen en weer bladeren, voor de hand ligt. De toegezegde uitleg, zegt Maas, blijft achterwege.
Toch is het probleem wel duidelijk: Droogstoppel en Stern mochten niet worden weggedrukt. Nop Maas denkt dat het volgens mij Multatuli's bedoeling zou zijn geweest om die vertellers juist wel van het toneel te krijgen en stelt een tegenstrijdigheid vast. In feite is die er niet, maar ben ik in mijn uitleg kennelijk tekortgeschoten. Ik probeer het opnieuw.
In het laatste deel van mijn stuk ben ik uitgegaan van Stern als verteller, terwijl ik Multatuli ‘door zijn in het boek gegeven Stern-verzinsel heen hoor’. Het gaat erom dat Stern nu juist niet verdwijnt (wat Maas van mij heeft begrepen) maar dat hij aanwezig blijft, als vermomming van Multatuli. Die vermomming is voor de lezer wel doorzichtig, maar bij het lezen van de