| |
| |
| |
Willem Frederik Hermans
Waarom een fotografische heruitgave van Max Havelaar, vijfde druk?
1.
Er bestaat in de Nederlandse literatuur geen boek dat de lezers zozeer geprikkeld heeft tot meepraten en beter weten, als Multatuli's Max Havelaar.
Dit begon al toen Van Lennep in 1859 het manuscript in handen kreeg. Hij vond het ‘bl... mooi’ (=bliksems mooi), maar in deze vorm kon het niet worden gepubliceerd. Nadat de schrijver hem volmacht verleend had, bracht Van Lennep zonder veel verder overleg veranderingen aan in de tekst. Naar het aldus bewerkte handschrift werden vier drukken vervaardigd, waarvan Multatuli zelf nooit proeven heeft gezien.
Deze drukken zijn:
de eerste druk (J. de Ruyter, Amsterdam 1860),
de tweede druk (J. de Ruyter, Amsterdam 1860)
de ‘dubbeldruk’ van de tweede druk (J. de Ruyter, Amsterdam 1860; zie hierover: A. Kets-Vree, Een onbekende druk van Max Havelaar, De Nieuwe Taalgids, 1985, 330-340), en, ten slotte:
de derde druk (K.H. Schadd, Amsterdam 1871).
In al deze uitgaven zijn onder meer de namen van de plaatsen op Java waar Havelaar's drama speelde, afgekort ten einde ze onherkenbaar te maken. Data zijn geschrapt en gehele volzinnen veranderd of weggelaten.
Pas in 1868 verscheen, zij het in Groot-Brittannië en in het Engels, een Havelaar die in overleg met de schrijver was vervaardigd en waarin althans de meeste namen en data voluit stonden afgedrukt: Max Havelaar or the coffee auctions of the Dutch Trading Company, by Multatuli. Translated from the Original Manuscript by Baron Alphonse Nahuÿs, Edinburgh 1868, in den vervolge aan te duiden als Nahuijs 1868.
De vertaler kenschetste zijn werkstuk dus als vertaald naar het oorspronkelijke manuscript. Dit is evenwel aantoonbaar niet in overeenstemming met de waarheid. Het originele manuscript was verdwenen en kwam pas in 1910 weer aan het licht, toen een nabestaande van J. de Ruyter, de eerste uitgever, het in een kast vond.
Stuiveling publiceerde het originele manuscript in 1949: Multatuli, Max Havelaar, naar het authentieke handschrift uitgegeven en ingeleid door Dr. G. Stuiveling (Van Oorschot, Amsterdam 1949). In den vervolge aan te duiden als Stuiveling 1949.
| |
| |
| |
2.
In 1874 had Multatuli's toenmalige uitgever G.L. Funke de rechten op Max Havelaar in zijn bezit gekregen en daarna pas kon er voor het eerst een door de schrijver zelf bezorgde Nederlandse druk verschijnen.
Hij voegde er een groot aantal verklarende ‘Aantekeningen en Ophelderingen’ aan toe. De plaatsnamen en data zijn uiteraard vervolledigd in deze vierde druk (G.L. Funke, Amsterdam 1875), maar er was, omdat Multatuli het oorspronkelijke manuscript niet bezat, geen sprake van dat deze druk geheel in overeenstemming gebracht kon worden met dat handschrift, gesteld dat de schrijver dit had willen doen. Sommige wijzigingen van Van Lennep handhaafde hij, onder meer de indeling in hoofdstukken die hij zelf. niet had gemaakt, zoals hij zich nog herinnerde, maar de kinderachtige ondertitels liet hij vervallen. Bovendien bracht hij ook in zinnen die wel overeenkomstig het originele manuscript in de voorgaande drukken waren gekomen, verbeteringen of veranderingen aan. Dit is natuurlijk het goed recht van elke auteur.
De vijfde druk (Elsevier, Rotterdam 1881) werd eveneens door Multatuli zelf herzien. Hier en daar is de hoofdtekst opnieuw verbeterd, respectievelijk veranderd, terwijl hij de Aantekeningen en Ophelderingen nog uitbreidde. In 1887 overleed hij. Deze vijfde druk is, zoals de Duitsers het noemen, de ‘Ausgabe letzter Hand’, de laatste door de schrijver zelf verzorgde druk en dus de enige die als gezaghebbend en definitief mag worden beschouwd. Zij werd, doordat Max Havelaar pas na de dood van Multatuli werkelijk een commerciëel succes is geworden, vermoedelijk in honderdduizenden exemplaren, steeds opnieuw gezet en herdrukt, met alle kans op het insluipen van fouten.
Maar daarbij bleef het niet.
Zo verscheen er in 1920 bij de uitgever Meulenhoff een druk, niet naar de laatste, maar naar de voorlaatste druk (1875) vervaardigd, omdat Multatuli's weduwe deze mooier vond dan die van 1881. 't Kan ook zijn gebeurd, denk ik, omdat de rechten op de vijfde druk bij Elsevier berustten.
Sindsdien heeft, vooral nadat het originele manuscript in 1949 was gepubliceerd, menigeen zich niet ontzien een Havelaar uit te geven die hij beter vond dan Multatuli's eigen laatste editie van 1881. Zelfs prijken de sinds 1950 verschijnende Volledige Werken (in de vervolge aan te duiden als VW) met een Havelaartekst die haast evenzeer het werk is van Stuiveling als van Multatuli zelf. Een dergelijke combinatie van diverse lezingen zou feitelijk Max Stuivelaar door Garmt Haveling moeten worden genoemd. Multatuli's andere teksten werden aan een overeenkomstige kunstbewerking onderworpen. Alle woorden in zo'n mengsel zijn wel van Multatuli afkomstig, maar dan zoals de diverse stenen, opgegraven uit de heuvel Hissarlik, allemaal wel eens deel hebben uitgemaakt van een stad die Troje heette, zij het niet allemaal van hetzelfde Troje. En dit dan nog wel in het kader van een gesubsidieerde uitgave op dundrukpapier, die de pretentie had de definitieve, althans de volledigste en betrouwbaarste uitgave van Multatuli's
| |
| |
werken te worden! Gezien het feit dat Multatuli in de latere edities ook zinnen veranderde die in de eerdere wèl volgens zijn oorspronkelijke manuscript stonden afgedrukt, mogen wij niet aannemen dat Stuiveling erin geslaagd is te raden wat Multatuli in de vierde en vijfde drukken zou hebben gezet, als het manuscript te zijner beschikking had gestaan. De door Stuiveling samengestelde teksten doen vermoeden dat deze professor beter wist wat goed was, dan de schrijver.
Hoe de door Multatuli zelf geredigeerde uitgaven van Havelaar eruit gezien zouden hebben, als hij zijn manuscript van 1859 had kunnen benutten, zullen wij nooit ontdekken, maar dit raadsel geeft niemand het recht in de door de schrijver geautoriseerde tekst eigengereid te gaan knoeien, alsof we dit wel zouden kunnen weten.
De hier gepresenteerde facsimile uitgave bevat, voor het eerst geheel natuurgetrouw sinds meer dan honderd jaar, de tekst van Havelaar zoals Multatuli zelf hem voor het laatst gecorrigeerd en goedgekeurd heeft.
| |
3.
De veranderingen die Van Lennep had aangebracht kan men, van de verminkte namen en data afgezien, in twee soorten verdelen:
a) veranderingen van literaire aard (spelling, syntaxis, woordkeus, verbeteringen van vergissingen of van zaken die Van Lennep voor vergissingen hield).
b) wat ik noem tendentieuze veranderingen, dat wil zeggen dat er in de tekst gewijzigd of weggelaten werd uit moralistische of politieke bemoeizucht. Deze veranderingen zijn er ongeveer tien.
Het gaat niet aan, zulke passages achter af weer zonder meer in overeenstemming te brengen met het handschrift.
Wel heb ik in mijn noten aangegeven waar zulk een tendentieuze verandering aangebracht was en wat er oospronkelijk heeft gestaan.
Van Lennep's overige ingrepen heb ik buiten beschouwing gelaten.
| |
4.
Max Havelaar speelt in Amsterdam en in Nederlands-Indië.
Het is duidelijk dat de te Amsterdam optredende personages Droogstoppel, diens zoon Frits, z'n dochter Marie, z'n stagiaire Stern, de Rosemeyers, dominee Wawelaar, en zo voort, als geheel fictief kunnen worden beschouwd, terwijl met de namen van de spelers in de op Sumatra en Java gesitueerde drama's figuren aangeduid worden, die werkelijk bestonden.
Dit zijn:
Max Havelaar = Eduard Douwes Dekker, geb. Amsterdam 2 maart 1820, controleur van Natal (Westkust van Sumatra) 1843-1844, vervolgens onder meer secretaris van de residentie Menado (Celebes, thans Sulawesi), assistent-resident van Amboina (modernere naam Ambon) en ten slotte assisstent-resident van de Bantamse afdeling Lebak (hoofdplaats Rangkas-Betoeng) uit welke functie hij na een verschil van mening van zijn chef Brest
|
| |
| |
van Kempen op 29 maart 1856 ontslag vroeg, wat hij kreeg. |
Slijmering = C.P. Brest van Kempen, geb. Amsterdam 2 feb. 1815, sedert eind april 1855 resident van Bantam (hoofdplaats Serang), Dekker's onmiddelijke chef. Hij zou in 1865 krankzinnig overlijden te Utrecht. |
Tine = Everdine Huberta Douwes Dekker - baronesse van Wijnbergen, geboren te Antwerpen 26 april 1819. |
Generaal Vandamme = generaal Andreas Victor Michiels, geb. Maastricht 1797, van 1837-1849 civiel en militair gouverneur van Sumatra's Westkust, gesneuveld op Bail 25 mei 1849. |
Duclari = luitenant Collard, bevelhebber van het te Rangkas-Betoeng gelegerde garnizoen, toen Dekker daar assistent-resident was. |
Verbrugge = Abraham Juliaan Langeveit van Hemert, controleur (d.w.z. Dekker's onmiddellijke ondergeschikte). |
Slotering = Charles Eduard Pierre Carolus, geb. te Antwerpen 9 juli 1817, overleden in het hospitaal van Serang 1 november 1855 en tot die datum assistent-resident van Lebak, dus Dekker's voorganger. |
Gouverneur-generaal = Albertus Jacobus Duymar van Twist, geb. Deventer 20 feb. 1809, gouverneur-generaal van 1851-1856, daarna onder andere lid van de Tweede, vervolgens van de Eerste Kamer. |
Opvolger van de gouverneur-generaal = C.F. Pahud, 1803-1873. Hij was van 1849-1855 minister van Koloniën geweest en trad op als gouverneur-generaal van 1856-1861. |
Voorganger van de ‘tegenwoordige gouverneur-generaal’: J.J. Rochussen (1797-1871). Gouverneur-generaal 1845-1851, dus al tijdens de afwikkeling van Dekker's Natalse moeilijkheden. Minister van Koloniën 1858-1861, toen Multatuli met Max Havelaar voor de dag kwam. |
Wat te zeggen over de historiciteit van Sjaalman, die we arm en zielig in Amsterdam tegenkomen? Dat hij niemand minder moet voorstellen dan de na zijn conflict met het Indische gouvernement aan lager wal geraakte geniale Havelaar, lijdt geen twijfel. Hij geeft Droogstoppel een grote stapel letterkundige proeven en brengt zo de koffiemakelaar op het idee een boek te schrijven, respectievelijk te laten schrijven, door Stern. Hoewel ook Douwes Dekker na zijn ontslag aan lager wal raakte, kan Sjaalman toch niet helemaal een zelfportret worden genoemd, onder andere omdat Dekker niet, zoals Sjaalman, met vrouw en kinderen in Amsterdam woonde toen hij Max Havelaar schreef.
| |
5.
In Multatuli's eigen ogen was Max Havelaar geen roman, maar ‘pleidooi.’ Met het klimmen der jaren raakte hij er steeds vaster van overtuigd dat het Indische gedeelte van het boek zijn eigen wedervaren als assistent-resident van Lebak historisch juist afbeeldde, ja zelfs dat de waarheid nog erger was geweest dan hij haar in zijn boek weergegeven had en mede hierom voegde hij er in 1875 en 1881 de ‘Aantekeningen en Ophelderingen’ aan toe.
| |
| |
Misschien omdat later historisch onderzoek, vooral op grond van de in archieven bewaard gebleven stukken die op Dekker's controleurschap van Natal en op de Lebakzaak betrekking hebben, deze aanspraken van Multatuli op historische waarheid niet altijd heeft kunnen rechtvaardigen, wordt heden ten dage Max Havelaar wel herdrukt zonder Multatuli's Aantekeningen en Ophelderingen. Ik acht dit ongeoorloofd en onverstandig, maar Prof. Sötemann, die Max Havelaar in 1979 uitgaf in de Bibliotheek der Nederlandse Letteren, dacht daar anders over. Hij bewerkte bovendien de spelling.
Menigeen ontleende ondertussen aan Multatuli's weggelaten Aantekeningen en Ophelderingen heel wat voor zijn eigen noten.
Dr. G.W. Huygens ging niet alleen Multatuli's spelling te lijf, maar liet ‘de meestal polemische aantekingen, door Dekker zelf in de door hemzelf verzorgde uitgaven aangebracht’ weg, omdat ze ‘niet meer actueel’ zouden zijn. (Multatuli, Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappij, verzorgd en toegelicht door Dr. G.W. Huygens, Rotterdam 1983).
De bedoeling alles te versluieren wat de moderne lezer in het boek mogelijk onwaarschijnlijk of belachelijk zal vinden, staat bij uitgaven als deze voorop.
Wat zou er, niet alleen van de Nederlandse literatuur, maar zelfs van belangrijker literaturen over blijven, als we alles weglieten wat niet actueel meer was?
Huygens aarzelde ook niet in Multatuli's tekst verbeteringen van eigen vinding aan te brengen, en, waar de grote schrijver een foutje gemaakt had, stilzwijgend de helpende hand te bieden.
Dr. M. Bots (Multatuli, Max Havelaar of de koffieveilingen der Nederlandse Handelmaatschappij (sic), Antwerpen 1970, in den vervolge aan te duiden als Bots 1970), vervaardigde een Havelaar met gedeeltelijk gemoderniseerde spelling en met verbeteringen aan het handschrift ontleend, zonder dat verantwoord werd waar deze waren ingelast. Dr. Bots handhaafde evenwel Multatuli's Aantekeningen en Ophelderingen, en voegde ook (soms goede) noten van eigen makelij toe, maar verrijkte hiermee alleen de hoofdtekst. Waarom de ‘Aantekeningen en Ophelderingen’ niet?
Ogenschijnlijk laat J.J. Oversteegen (Multatuli, Max Havelaar of de koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy, Amsterdam 1983, Multatuli's tekst en spelling onverlet. Maar nadere beschouwing leert dat dit toch niet geheel het geval is. Vele witregels verdwenen. De Aantekingen en Ophelderingen werden door Oversteegen in deze editie opgenomen, dit in tegenstelling tot de met zijn medeweten met inleiding verschenen Franse vertaling (Parijs 1968) waarin ze ontbreken. Van nader toelichtende noten uit eigen koker onthoudt Oversteegen zich.
Marijke Stapert-Eggen (Multatuli, Max Havelaar, Utrecht/Antwerpen 1985) liet niet alleen de ondertitel weg, maar moderniseerde ook de spelling. Zelfs de y, waar Multatuli zo aan hechtte, werd voor de ij verwisseld, maar
| |
| |
‘De tijdgebonden aantekeningen van Multatuli werden vervangen door nieuwe noten, die de moderne lezer kunnen helpen het meer dan honderd jaar oude boek wat beter te begrijpen.’
Alsof het boek zelf minder tijdgebonden zou zijn!
De ‘moderne lezer’ wordt door Mevr. Stapert terecht voor een slachtoffer van modern progressief onderwijs versleten aan wie nog verteld moet worden wie Hannibal, Shakespeare en Goethe waren.
Toch zal ik haar op dit leerzame pad niet volgen. Overigens is, zal men wel begrepen hebben, ook haar uitgave, evenals de andere genoemde, eigenlijk alleen met het lelijke woord corrupt te karakteriseren. Zo schroomt zij niet, evenmin als Sötemann, Oversteegen en Bots, in de onvergetelijke slotzin van Havelaar: ‘En dat daarginds uw meer dan dertig miljoenen onderdanen worden MISHANDELD EN UITGEZOGEN IN UWEN NAAM?’ uit spellingsverbeteraarsijver ‘Uwen’ te vervangen door ‘Uw’, waardoor ten eerste het zinsritme verknoeid wordt, en ten tweede de bijbelse intonatie verloren gaat. Daarentegen lieten de professoren Oversteegen en Sötemann de - verschrikkelijke - fouten in het gedicht van Heine (blz. 143-145) zonder enig commentaar passeren!
Nog iets over Stuiveling's editie van het handschrift (Stuiveling 1949), door hemzelf met de absurde benaming ‘nulde druk’ opgesierd.
Stuiveling voorzag deze uitgave van een ‘Verantwoording’, van een ‘Lijst van oudere lezingen’ (= door Multatuli zelf in het handschrift aangebrachte veranderingen), van een opgave der ‘Wijzigingen door Van Lennep aangebracht’ en, ten slotte, ‘Aantekeningen’, te weten Door Stuiveling vervaardigde aantekeningen, die de tekst nader moesten verduidelijken.
Na 1954 werd bij herdruk dit alles weggelaten, wat het boek veel van zijn waarde deed verliezen, ook al kan in Stuiveling's ‘Aantekeningen’ wel een; een foutje worden aangewezen.
| |
6.
Nu over mijn eigen commentaar. Het is allereerst mijn bedoeling geweest de lezer te helpen bij het beantwoorden van de vragen: Wat staat er in het boek, hoe hangt het samen met Multatuli's overige geschriften, en wat is er, van het in Havelaar vertelde, echt gebeurd?
Ook die laatste vraag is geheel in Multatuli's geest.
‘Men heeft,’ zo beklaagde hij zich menigmaal, zie bij voorbeeld VW XV, 252, ‘dat boek gesmoord door de verzekering dat het een roman was.’
Afgezien van de kwestie of het boek werkelijk gesmoord werd en dan juist op die manier, vaststaat dat Multatuli daarvan overtuigd geweest is tot zijn laatste snik.
Wie het niet als een roman beschouwt, handelt dus overeenkomstig zijn wens.
Vervolgens heb ook ik me niet te goed geacht hier en daar een naam toe te
| |
| |
lichten, die belezen lezers zelf wel thuis kunnen brengen en ijverige lezers in een encyclopedie opzoeken.
Omdat Frans en Duits op moderne scholen naar verkiezing van de leerlingen òf slecht, òf helemaal niet worden geleerd, heb ik alle Franse en Duitse tekstgedeelten vertaald.
| |
7.
In het tijdschrift Over Multatuli (No 7, 1980) schreef Annelies Dirkse-Balhan: ‘uit de notenapparaten die de verschillende recente uitgaven meegekregen hebben, zou door een compilator een voortreffelijke reeks annotaties zijn samen te stellen. ‘Ik betwijfel of een dergelijke compilatie voortreffelijk zou kunnen worden, omdat er op die notenapparaten wel het een en ander valt aan te merken. Ik heb ook geenszins die compilator willen worden, maar geheel aan dovemansoren zijn wat mij betreft deze woorden toch niet gesproken geweest. De bij sommige commentatoren opvallende misslagen laat ik, hoewel ze jaar in jaar uit onder het onnozele oog van de schooljeugd worden gebracht, grotendeels buiten beschouwing.
De tussen haakjes geplaatste kleine cijfers in de tekst verwijzen naar de ‘Aantekeningen en Ophelderingen’ van Multatuli op de bladzijden 339-400. Hij lichtte daarin ook de meeste Maleise woorden toe, wat ik dus meestal niet meer hoef te doen.
Het teken in de kantlijn geeft de plaatsen aan waarbij ikzelf iets heb opgemerkt of opgehelderd.
(Fragment uit:
MAX HAVELAAR
of de
Koffiveilingen der Nederlandsche Handelmaatschappy
door
MULTATULI
Voor het eerst, na meer dan honderd jaar, een fotografische herdruk van de laatste door de auteur zelf herziene uitgave.
Met inleiding en verklarende noten door Willem Frederik Hermans. Eind 1986 te verschijnen bij de De Bezige Bij, Amsterdam).
|
|