Over Multatuli. Delen 12-13
(1984)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 10]
| |
Philip Vermoortel
| |
[pagina 11]
| |
publikatie. De Douwes Dekker die jeugdverzen schrijft als: En zijt gij in staat door de schikking van 't lot,
De tranen der armen te droogen,
Wie weet of die arme niet rijk is voor God,
Gedenk dan aan Jezus verheven gebod,
En help hem naar al uw vermogen.
Wie den armeren broeder zijn hulpe bewijst
Heeft Jezus gedrenkt, en heeft Jezus gespijstGa naar eindnoot1.
en die in een brief aan Tine uit 1845 nog neerschrijft ‘Christus alleen, het ideaal van goddelijke volkomenheid in een menschelijk ligchaam, Christus alleen, had zonder schaamte elke gewaarwording kunnen uiten...’Ga naar eindnoot2., keert zich vanaf 1861 definitief af van de ‘goddienery’ en de ‘gelovery’ en spuit van tijd tot tijd zijn kritiek op Jezus zélfGa naar eindnoot3.. Kan deze ‘omslag’ nog gemakkelijk verklaard worden uit zijn bittere ontgoocheling betreffende hulp en steun van de christenen, voor de tegenstrijdigheden die in zijn werk nà de Havelaar te vinden zijn, is een verklaring veel moeilijker te geven. Maar laten we, voor we ons aan verklarende speculaties wagen, eerst even onze bevindingen op een rijtje zetten. | |
I. Bewondering en kritiekDe uitersten van Multatuli's complexe verhouding tot Jezus zijn de enerzijds vaak zeer emotioneel geladen blijken van bewondering en anderzijds de scherpe kritiek. De emotionele band met Jezus blijkt bijvoorbeeld uit het gebruik van adjectieven als ‘de goede man’Ga naar eindnoot4., ‘den goeden Jezus’Ga naar eindnoot5., ‘de eerlyke Jezus’Ga naar eindnoot6., ‘arme Jezus’Ga naar eindnoot7., ‘lieve Jezus’Ga naar eindnoot8., ‘moedige, eerlyke, edele Jezus’Ga naar eindnoot9.. Maar Multatuli spreekt zijn eerbied en bewondering voor Jezus ook rechtstreeks uit: ‘Ik heb in veel opzichten eerbied voor Jezus’Ga naar eindnoot10., ‘Er zyn weinig in de Geschiedenis vermelde personen... er zyn er géén, die ik zo liefheb als Jezus’Ga naar eindnoot11., ‘men moet Jezus zeer liefhebben, om zo te voelen wat Hy leed...’Ga naar eindnoot12., ‘Ik houd veel van Jezus’Ga naar eindnoot13.. En wanneer hij in Idee 65 neerschrijft: ‘Jezus is slecht getekend in den bybel. Wie dat niet voelt, is Jezus' vriend niet’Ga naar eindnoot14., bedoelt hij uiteraard dat hij Jezus' vriend dus wél is. Zelfs in zijn voordrachten schijnt Multatuli Jezus bewierookt te hebben. In de reconstructie van een voordracht van april 1879, die door P. Spigt op basis van verslagen en notities gemaakt werd, lezen we: ‘Hier weidde spreker uit over de door hem als grote, nobele persoonlijkheid vereerde | |
[pagina 12]
| |
figuur van Jezus, die hij een waar dichter en wijsgeer noemde’Ga naar eindnoot15.. A. Servaes
De kruisweg van Luithagen, 12de statie: ‘Jezus sterft gelaten en vrij’ (1909). Uit A. Servaes, De kruisweg van Luithagen, Antwerpen 1975. Heel fascinerend in dit verband zijn de soms vergezochte pogingen van Multatuli om, ondanks en temidden van uiterst kriti- | |
[pagina 13]
| |
sche tirades tegen de bijbel of de ‘gelovery’, de Jezusfiguur toch nog in bescherming te nemen en wit te wassen. Ik geef een paar voorbeelden. In Idee 728 stelt hij vast dat ‘het bewustzyn der hoogte waarop (Jezus) stond, (vaak in zyn uitspraken doorstraalt). Doch niet altyd’Ga naar eindnoot16.. In plaats echter van deze laatste toevoeging uit te werken en uit te spelen tegen Jezus - iets waar de vlijmscherpe Multatuli-pen geen probleem mee zou hebben gehad - besluit hij: ‘En zelfs dit pleit voor zyn oprechtheid, want het volmaakte is leugen’Ga naar eindnoot17.. In een brief aan Kruseman waarin hij fel te keer gaat tegen de christenen en hun schaamteloze inconsequentie tegenover de leer die zij beweren aan te hangen, noemt hij juist déze discrepantie tussen het christendom als leer van liefde en de aardse uitwerking ervan, één van de hoofdredenen voor zijn ongeloof aan de waarheid van het evangelie. Doch, in plaats van - zoals op andere plaatsen (cfr. infra) - bij deze gelegenheid ook nog eens van leer te trekken tegen de stelselloosheid en onbruikbaarheid van Jezus' ‘leer’ tout court, slaagt hij erin om zijn wantrouwen in evangelie en christenen zo te draaien dat het een blijk wordt van zijn verering voor Jezus: ‘... geloof dat ik het Christendom hoog stel. Juist zóó hoog, dat ik weiger dien naam te geven aan iets wat ik nog op de wereld gezien heb. En dààrom ook - behalve vele andere gronden - ontken ik de waarheid van het N. Testament. Christus zou voor niet op aarde geweest zijn - als hij er geweest was. Ik verëer hem meer door Zijn aanwezen te ontkennen, dan door te gelooven dat hij vergeefs - en dus verkeerd gewerkt heeft’Ga naar eindnoot18.. Een merkwaardig voorbeeld van Multatuli's kost-wat-kost-verdediging van Jezus vinden we in de Minnebrieven. Na een korte behandeling van Jezus' hoogmoed (= moed om goed van zichzelf te spreken), merkt hij op: ‘Maar wat ik minder schoon vind in Jezus, is, dat hy niet met dezelfde rondheid zeide wat er aan hem ontbrak’. Toch weet hij ook hier Jezus in bescherming te nemen, en wel met de volgende redenering: ‘Ik erken echter dat er meer moed nodig is om goed te spreken van zichzelf, dan kwaad, en daar Christus het eerste durfde, zou hy ook de moed hebben gehad tot het laatste... als 't te pas gekomen ware’Ga naar eindnoot19.. Een ander merkwaardig staaltje vinden we in een brief aan P.A. Tiele: ‘Ook blyf ik er by z'n hemelvoorspiegeling onedel te vinden. Spekulatie is speculatie (sic), onverschillig of 't gehoopt ryzen der effecten aan deze of aan gene zyde van 't graf zal plaats hebben. Let wel dat ik niet Jezus beschuldig van iets onedels. Ik kwalificeer z'n stelsel, voor zoover 't den naam van stelsel dragen mag, want het is vaag, wolkerig, décousu’Ga naar eindnoot20.. Iets hoger lezen we trouwens in diezelfde brief: ‘Ik houd veel van Jezus, en 't is dus niet uit antipa- | |
[pagina 14]
| |
thie dat ik iets ongunstig van hem zeg...’, en even verder - nog steeds in dezelfde brief, na een klacht over de onbruikbaarheid en tegenstrijdigheid der evangelies, vindt hij toch weer een reden om Jezus op te hemelen: ‘Hoogstens geeft Jezus me den indruk dat-i oprecht was. Nu, daarom houd ik ook van hem’Ga naar eindnoot21.. Onze zoektocht naar passages waar Multatuli zich echt negatief uitlaat over Jezus leverde een veel kleiner aantal vindplaatsen op, waarvan enkele gecentreerd zijn rond een tweetal topics. Wanneer Multatuli zich in Ideeën 181 en volgende vernietigend uitlaat over de onbeduidende rol die de vrouw door het evangelie toebedeeld krijgt, zou men - naar analogie met de reeds aangehaalde voorbeelden - verwachten dat hij ook hier weer Jezus in bescherming zal nemen. Het tegendeel gebeurt echter. Jezus wordt met veelvuldige ‘foei’-s afgestraftGa naar eindnoot22. en Multatuli zet zich zelfs aan een herschrijving van Mattheus XIXGa naar eindnoot23.. In Idee 188 kan hij niet nalaten het nog maar eens te herhalen: ‘dit hebben we gezien, Jezus stelt haar nóg lager, hy ignoreert de vrouw. Hy weet het huwelyk te bespreken, zonder haar te noemen zelfs’Ga naar eindnoot24.. Een tweede topic, nl. het ‘totaal gemis van methode in het onderricht dat Jezus gaf, (...) de verwarring, (...) de duisterheid, (...) 't décousu zyner lessen’Ga naar eindnoot25. wordt hem een paar keer verweten. Naast bovenstaand citaat vond ik nog een voorbeeld in een brief aan Van Vloten: ‘Over de meeste belangryke punten van mensenpligt, mensengeluk (ja, dat is één) heeft Jezus niets gezegd, of iets zoo verwards dat het zwygen waarlyk beter zou geweest zyn. - O Jezus was geen wetboekschryver, geen schools zedemeester, geen systeemmaker... - Goed. Maar wat was-i dan? Ik zeg dat de geloovers zoo dom niet waren Jezus te maken tot godszoon en wonderdoener - zonder dàt blyft er waarlyk niet veel over’Ga naar eindnoot26.. In Idee 889 vinden we een vergelijkbare passage: ‘(ik vraag) of Jezus niet wist dat hy telkens zou misverstaan worden door tydgenoot en nakomelingen, ook door welwillenden? Noch aan 't een noch aan 't ander schynt hy gedacht te hebben. Althans er blykt niet dat hy zich wapende tegen scheve opvatting, daar hy zich voortdurend schuldig maakt aan een slordigheid in uitdrukking en een verwaarlozing van methode, die alle grenzen te buiten gaan’Ga naar eindnoot27.. Naast deze rechtstreekse Jezuskritiek m.b.t. de vrouw en de leer, vinden we nog een aantal geïsoleerde gevallen. In de brochure Wys my de plaats waar ik gezaaid heb merkt Multatuli op dat Christus door sommigen genoemd wordt ‘een profeet van leugen en bedrog’Ga naar eindnoot28., maar dat is - gezien de context waarin die uitspraak voorkomt - veeleer op te vatten als een prikkelende uitdaging om de christenen tot actie aan te sporen, dan als een directe | |
[pagina 15]
| |
kritiek. Het verhaal over Jezus en Sint-ElooiGa naar eindnoot29., dat Multatuli overigens naïef-mooi vindt, kan al evenmin als een kritiek op Jezus beschouwd worden. Het is een persiflage op de katholieke heiligenlegenden, die hij dan nog weet uit te spelen tegen de... protestanten! In een brief aan Mimi handelt hij over de kracht die uitgaat van iemand die in zijn zaak gelooft: ‘'t Geloof in Columbus heeft Amerika ontdekt’. En hoewel Jezus hier juist als passend voorbeeld had kunnen dienen, merkt Multatuli integendeel op: ‘'t Is een fout in Jezus dat Judas niet zóó in hem geloofde dat verraad onmogelyk was’Ga naar eindnoot30.. Zoals we, tenslotte, veruit de meest expliciet lovende woorden over Jezus uit een voordracht van Multatuli kennen, zo schijnt hij ook zijn felste uitval tegen Jezus tijdens een voordracht te hebben geuit. De voordracht in kwestie komt o.a. ter sprake in Le Bien Public. Multatuli was als spreker uitgenodigd door het Crombrugghe's Genootschap en heeft daar - nog steeds volgens Le Bien Public - Jezus in een ‘rage solidaire’ ‘den dwazen van Nazareth’ genoemd (in het Franse verslag vertaald als ‘l'imbécile de Nazareth’)Ga naar eindnoot31.. Dit leidde overigens tot een incident. Omdat de verschillende artikels en brieven die aan deze gebeurtenis gewijd zijn zeer tegenstrijdige en partijdige versies laten horen, valt niet uit te maken in hoeverre Multatuli deze woorden werkelijk uitgesproken heeft, en nog minder in welke context ze gevallen zijn. Misschien past deze uitval in de reeks vaderlijk-bemoedigende opmerkingen van de meer ervaren Multatuli aan het adres van de onbesuisde en onervaren Jezus. Misschien heeft het publiek hem ook hier slecht begrepen. Iets waarover hij vaak genoeg zijn beklag heeft gedaan. Uit de aangehaalde voorbeelden blijkt in ieder geval dat het aantal rechtstreekse uitingen van bewondering groter, en vooral emotioneler geladen is, dan het aantal Jezus-berispingen. Bovendien komt in de meeste ‘bewonderende’ citaten het kernwoord ‘oprechtheid’ voortdurend terugGa naar eindnoot32.. Blijkbaar vormt de door Multatuli veronderstelde oprechtheid van Jezus één van diens hoofdkwaliteiten, die hem tot eerbied, liefde en bondgenootschap inspireren. Of, om het scherper te stellen: in Jezus' oprechtheid herkent hij zijn eigen - zo vaak herhaalde - streven naar waarheid en oprechtheid; in Jezus vindt hij meteen een bondgenoot waar hij zich makkelijk mee kan identificeren. De vaststelling dat Multatuli zich met Jezus identificeert, is evenmin nieuw, maar ook daaraan is naast afkeurende uitvallen en (minder) instemmende opmerkingen, weinig grondige aandacht besteed. Laten we daarom eerst even nagaan op welke gebieden Multatuli zich met Jezus identificeert. | |
[pagina 16]
| |
II. Ik, Multatuli, Jezus en ikGa naar eindnoot33.Op het feit dat Multatuli zich met de lijdende Christus identificeert, kom ik verder nog terug. Ik wijs er voorlopig enkel op dat hij het lijden van Christus een aantal keren behandelt of vermeldtGa naar eindnoot34. en dat we de sterkste en meest uitgesproken vorm van identificatie op dit vlak in de Kruissproke vindenGa naar eindnoot35.. In de aanvang lijkt deze ‘sproke’ een beschrijving van Jezus' kruisgang, maar gaandeweg wordt op allerlei manieren duidelijk dat niet Jezus, maar Multatuli de kruisdrager is. Zo herinnert de met drek werpende Schmoel (het wordt 5 maal vermeld) bijvoorbeeld rechtstreeks aan de ‘modder van Slymeringen en Droogstoppels’ die Havelaar bespattenGa naar eindnoot36.. Ook de situering van het verhaal die geleidelijk aan verschuift van Jezus' tijd naar de Hollandse 19de eeuw laat niet de minste twijfel over welke kruisdrager bedoeld is. Zinnen als ‘zyn blik toont dat hy veel geleden heeft en droeg, maar dat hy langen tyd nog lyden kan!’, spreken overigens duidelijke taal. Er zijn nog vele andere elementen in het verhaal die naar Multatuli verwijzen, maar dat is een studie apart. Een ander - zeer onschuldig - identificatieniveau betreft het dichterschap van Jezus. Hier spreekt Multatuli herhaaldelijk woorden van grote bewondering. Na een vrij theoretische uiteenzetting over zijn opvatting van het dichterschap haalt hij Jezus aan als voorbeeld van de dichter bij uitstek: ‘De dichter kent het onderscheid wel maar hy acht het niet, en toont ingewyd te zyn ook in 't zogenaamd-lage, door by voorkomende aanleiding dat lage te behandelen met dezelfde nauwkeurigheid die hy aan 't hogere ten koste lei. Jezus gaf 'n doorslaand blyk dat hy 't geringe niet beneden z'n aandacht stelde, en tevens dat hem de eigenaardige alles overweldigende groeikracht van 't mosterdplantje bekend was, toen-i by dat kruid het Koninkrijk der Hemelen vergeleek.’Ga naar eindnoot37.. Zijn bewondering voor Jezus' gelijkenissen en parabels is groot: ‘hy die 'n vygeboom wist te gebruiken als onderwerp van vervloeking... hy die gelykenissen - en schone! - wist vast te knopen aan 't geringste voorwerp, aan zuurdeeg en mosterdzaad...’Ga naar eindnoot38.. Noemt hij overigens ook tijdens de reeds vermelde voordracht Jezus niet ‘een waar dichter en wijsgeer’? Zijn achting voor Jezus' taal en stijl uit zich daarenboven in het feit dat hij ten gepasten tijde enige woorden van Jezus aanhaaltGa naar eindnoot39. of zelf in de mond neemt. Van dit laatste een paar voorbeelden. ‘Kleingelovige! zo zyt gy allen!’Ga naar eindnoot40., ‘Voorwaar, voorwaar, ik zegge u: de adel en de eer des mensen wonen boven de navel’Ga naar eindnoot41., ‘Zy (= Tine) kon het niet afkeuren dat hy (= Havelaar) het meisje | |
[pagina 17]
| |
tot haar bracht, dat 's avonds op de straat hem had aangesproken... dat hy haar eten gaf en herbergde, en 't àl te goedkoop “ga heen, en zondig niet meer!” niet uitsprak, voor hy haar 't “niet zondigen” had mogelijk gemaakt’Ga naar eindnoot42., ‘Ga heen in vrede, roep ik hem by dezen toe’Ga naar eindnoot43., ‘Ze weten niet wat ze doen, zeg ik als Jezus’Ga naar eindnoot44.. Veel gewaagder identificatieterreinen betreedt Multatuli wanneer hij Jezus' opstandigheid en hoogmoed voor het voetlicht brengt. Geheel ingaand tegen het beeld van de brave, zoete, lieve Jezus, heeft hij in Jezus de spottende en opstandige non-conformist en ‘novateur’Ga naar eindnoot45. herkend, die de flower-power-generatie honderd jaar later voor 't eerst meende te ontdekken. Marie Anderson getuigt in Uit Multatuli's leven dat hij Jezus ‘roemde om diens fulmineeren tegen de Farizeërs’Ga naar eindnoot46.. In Idee 183 lezen we: ‘hy (= Jezus) die farizeeën en schriftgeleerden te woord stond - en flink! - met donderend verwyt en dieper treffende spot...’Ga naar eindnoot47.. In een brief aan Van Vloten noemt hij Jezus' ‘philippica tegen de professers van zyn tyd (...) schoon en dapper’Ga naar eindnoot48.. Aan Van Duyse schrijft hij over ‘zyn (= Jezus') heerlyk: adderengebroedsel en gewitte graven’Ga naar eindnoot49., in Mattheus XIX meent hij ‘'n fyne - neen, een zeer grove - ironie’ te ontdekkenGa naar eindnoot50., en de belangrijke rol die de verdrijving van de Farizeeën uit de tempel in de Kruissproke speelt, illustreert Multatuli's voorkeur voor Jezus' opstandig optreden eens te meer. Hij identificeert zich ook hier expliciet met Jezus, bijvoorbeeld wanneer hij schrijft: ‘Ook gy hebt gedonderd tegen 't “Here, Here” roepen, den dreun van uw tyd’Ga naar eindnoot51.. Geheel in dezelfde lijn liggen zijn duidelijk identificerende opmerkingen en speculaties rond de reacties van het publiek: ‘“Dat zegt men niet!” zal ook wellicht deze of gene Farizeeër tot Jezus gezegd hebben, toen hy het opeten van weduwen en wezen verdoemde. “Dat doet men niet!” riep men hem toe, toen hy op den sabbath korenaren plukte, en daaraan zyn beschouwingen vastknoopte. “Dat zegt men niet, dat doet men niet!” zou men hem nog heden ten dage toeroepen, indien hy in onze straten, in onze gehoorzalen, in onze tempels predikte wat hy voor waar hield... O, ik durf u vragen of zy die my veroordelen omdat ik zyn voorschriften niet voor verbindend, en hemzelf voor een feilbaar mens houd... ik vraag u, of zy denzelfden Jezus dien zy zeggen te aanbidden in den hemel, zouden recipiëren in hun salons op aarde, indien hy daar toegang vraagde in de kleding die men zo pittoresk vindt op een schildery, d.i. zonder das, zonder kousen en zonder broek?’Ga naar eindnoot52.. Datzelfde christelijk publiek verstaat Multatuli trouwens net zo min ‘als hy (= Jezus) verstaan werd door zyn tydgenoten’Ga naar eindnoot53.. Dat men ‘ieder vervolgt als 'n verrader, die 't school- | |
[pagina 18]
| |
masker wil afrukken, waarmede geschiedenis, eer, gezond oordeel, volksheil, onkenbaar werden gemaakt’, heeft Jezus ook zelf ondervondenGa naar eindnoot54.. Kortom: ‘Het is een onbetwistbare waarheid dat Jezus zelf heden ten dage weinig kans hebben zou op 'n vriendelyke ontvangst in een Maatschappy van mensen die zich naar hem noemen (587), en hoogstwaarschynlyk zouden zyn volgelingen zich haasten hem een plaats te bezorgen in een “christelyk” gekkenhuis. “De man is niet van onzen tyd” zou het dan heten, en terstond zouden de brave godgeleerden deze of gene spreuk - liefst van hemzelf! - bij de hand hebben om Jezus te onderrichten hoe de “ware Christen” wél van z'n tyd behoort te zyn’Ga naar eindnoot55.. James Ensor
‘Ecce homo’ of ‘Christus en de critici’ (olie op hout, 1891). Uit G. Rombold en H. Schwebel, Christus in der Kunst des 20.Jahrhunderts, Basel/Wien 1983. Nog gewaagder - zeker voor het publiek van zijn tijd, maar ongetwijfeld ook nog voor een groot deel van het hedendaagse publiek - is Multatuli's identificatie met Jezus wat betreft de hoogmoed. Hij spreekt er - bij mijn weten - maar één keer uitvoerig over, en wel in de Minnebrieven: ‘Christus verbergde zyn hoogmoed niet. Hy verwaardigde zich niet, iets weg te stoppen. ‘Ik ben de weg, de waarheid en het leven; wie my gezien heeft, heeft den | |
[pagina 19]
| |
vader gezien!’ Als hy dat meende, had hy gelyk het te zeggen. 't Stond aan een ander, hem tegen te spreken, en desverkiezende te betogen dat hy trekvaart, leugen, en dood was. (...) Moed om hoogmoedig te wezen? Welzeker!’Ga naar eindnoot56.. Hoewel Multatuli zich in deze passage niet rechtstreeks identificeert met Jezus, laat de context waarin ze gesitueerd is daar geen enkele twijfel over bestaan. Men hoeft overigens bijvoorbeeld slechts Ideeën 20-28a, 103-108 en 220-223 naast het citaat in kwestie te leggen om heel duidelijk te zien dat Jezus ook in deze Multatuli's bondgenoot is. Maar het meest fundamentele - en tevens meest inherent complexe - identificatieniveau is wellicht dat van de leer. Multatuli heeft altijd een hekel gehad aan een leer in de zin van ‘systeem’ of ‘stelsel’. Op een groot aantal plaatsen merkt hij op dat hij geen stelselmaker isGa naar eindnoot57., en op de vraag naar concrete raadgevingen antwoordt hij dat men het oude eerst moet afbreken voor men iets nieuws kan opbouwenGa naar eindnoot58.. Dat hij dit laatste nooit heeft gedaan ligt ongetwijfeld ten dele aan het feit dat hij maar al te goed wist hoe moeilijk het wasGa naar eindnoot59., maar niet dááraan alleen. Het had voor hem eigenlijk geen enkel belang welke leer men voorstond, als men er maar naar handeldeGa naar eindnoot60., en - nog een stap verder -: om goed te handelen had men helemaal geen leer van doen. Multatuli was er van overtuigd dat de ethiek van de mens in zijn hart ligt en dat hij de ingevingen van zijn hart moet volgen en omzetten in daden. Een leer in de betekenis van ‘stelsel’ of ‘gebod’ kan daar niets aan veranderen: ‘Wie goed is, is goed, onverschillig op welken afstand men hem beziet. Want z'n eigenaardigheid ligt in hemzelf (...). Wie goed is, is goed, binnenshuis en buitenshuis’Ga naar eindnoot61.. Een ‘katechismus (is niet) nodig (...), wanneer de harten slechts niet verdraaid zyn’Ga naar eindnoot62.. Talloos zijn dan ook Multatuli's uitvallen tegen wie meent dat men de liefde kan maken tot een gebod. De ‘inspraak van het hart’ staat immers ‘hoger dan een gebod’Ga naar eindnoot63., want alle ‘hoedanigheden ontspringen alleen uit die éne bron van 't goede, uit den pectus, het hart’Ga naar eindnoot64.. Het is derhalve niet te verwonderen dat Multatuli het hart hoger stelt dan alle (be)denkbare autoriteiten: ‘Confucius zegt het niet. Zoroaster zegt het niet. Jezus zegt het niet. En - hoger dan die allen - de lieve Natuur zegt het niet. En - nòg hoger - myn hart niet’Ga naar eindnoot65.. Vandaar ook dat hij zo vaak een beroep doet op de ‘harten der lezers’, uiteraard meestal zonder gevolg, want de daden blijven uit. Deze dadenloosheid neemt hij vooral de christenen zeer kwalijk. In Wys my de plaats waar ik gezaaid heb spoort hij ze nog aan tot daden: ‘Laat het niet gezegd worden daarginder, dat uw leer is een leer van stelsels en meningen, en niet een leer van daden!Ga naar eindnoot66., maar stilaan komt hij tot de bittere zeker- | |
[pagina 20]
| |
heid dat de christenen, die ‘niet den moed hebben dat domme zieldodende stelsel te veranderen wat de woorden aangaat, zo gemakkelyk zich weten af te maken van de daden die uit dat stelsel moesten voortvloeien’Ga naar eindnoot67.. De meest laconieke en tevens meest vlijmscherpe uiting van zijn ongenoegen hierover heeft hij in Idee 185 neergeschreven: ‘“Ge spreekt veel over uzelf...” De meest poëtische uitlating van zijn basisovertuiging vinden we in zijn Geloofsbelydenis, die prachtige parabel over de waarde van het handelen naar de stem van het hart. En ook op dit niveau vindt Multatuli in Jezus een bondgenoot. Vooral - alweer - in de Jezus die te keer gaat tegen de farizeese wetjes en voorschriftjes: ‘de eerlyke Jezus werd er toornig over!’Ga naar eindnoot69.. ‘De dreunmanie, het zoeken naar sibbolethjes, naar 'n se-te-me-ne-stelseltje wordt meer dan ooit toegepast op de zeden, die wat meer beduiden dan wet! Dàt ook hebt gy gezegd, moedige, eerlyke, edele Jezus!’Ga naar eindnoot70.. Vandaar dat Multatuli in Idee 266 neerschrijft: ‘Er is een zotte begripsverwarring in de mening dat ik 'n vyand van Jezus wezen zou. Van de duizend en één Christendommen, ja! En ik beweer dat Jezus in die vyandschap myn bondgenoot wezen zou’Ga naar eindnoot71.. Jezus zélf was - net als Multatuli - ‘geen wetboekschryver, geen schools zedemeester, geen systeemmaker’Ga naar eindnoot72., maar iemand die door afbraak van de oude wetten, zijn groots voorbeeld tot een nieuwe en betere ‘wet’ heeft gemaaktGa naar eindnoot73.. Multatuli neemt hem dan ook in bescherming tegen de stelsels die de Christenen uit zijn uitspraken ‘saamgeknoeid’Ga naar eindnoot74. hebben: ‘En al trachtte men 't herdenken aan uw woorden te verstikken in wolken van wierook, te smoren onder hopen steens, onder kerkstichting en kerkenbouw, onder dogma, katechismus, piëtisme, inquisitie, protestantery en “modern” zalfgekwak... Tóch blyft uw voorbeeld leven, om den arme die zo verlaten alleen staat onder z'n omgeving als ter aanmoediging toe te roepen dat hy niet alleen staat in de geschiedenis der mensheid’Ga naar eindnoot75.. Ik noemde dit identificatieniveau hierboven al één van de meest complexe, en wel omdat er, naast de positieve passages die we hierboven behandelden, ook heel wat kritiek op Jezus' stelselloosheid te rapen valt uit Multatuli's oeuvreGa naar eindnoot76.. Hij gaat zelfs nog verder, en poogt Jezus schaakmat te zetten met hetzelfde soort vragen waarmee men ook hém probeerde klein te krijgen. Ter illustratie van deze tactiek vergelijke men de volgende citaten, respectievelijk | |
[pagina 21]
| |
Van Vloten over Multatuli en Multatuli over Jezus. Van Vloten schrijft: ‘Waarom (...) niet eens een praktisch woord gericht tot zoovelen, als het omtrent die mishandeling van den Javaan met hem eens waren, en die niets liever zouden zien, dan dat daarin, hoe eer hoe beter, verandering kwam. (...) Men verlangde geen ijdele woorden, maar goeden, doeltreffenden raad van hem’Ga naar eindnoot77.. Multatuli vraagt zich op zijn beurt af: ‘Wat zou Jezus hebben geantwoord, indien men hem gevraagd had: Rabbi, wat is des Keizers? Of: wie zal rechtspreken, indien alleen de onzondige daartoe bevoegd is? Of: hoe wordt door opsomming van de velerlei wyzen waarop de man zich ongeschikt maken kan tot de voortteling, de juiste waardering van 't huwelyk bevorderd? (Idee 182) Dergelyke vragen zyn er duizenden te doen. Het heeft den schyn, alsof te allen tyde de voorgangers der Volkeren zich niet zo zeer ten doel stelden, de mensen heldere begrippen mee te delen, als wel hen af te richten tot gewoon raken aan duisterheid’Ga naar eindnoot78.. | |
III. De onbekende mens: JezusMultatuli heeft zich echter niet alleen vragen gesteld rond de praktische uitvoerbaarheid van Jezus' leer, maar ook rond de historische persoon Jezus en diens leven. Vanuit de uitgebreide en grondige kennis die hij van de bijbel hadGa naar eindnoot79., heeft hij vragen geformuleerd die in hun naakte nuchterheid een soms komisch, maar meestal ontnuchterend effect sorteren. Reeds in het ‘pak van Sjaalman’ vinden we de op zichzelf onschuldige bewering dat Jezus een tulband droegGa naar eindnoot80.. Dezelfde bewering - ditmaal in vraagvorm en aangevuld met de vraag of Jezus kousen droeg - keert terug in de z.g. vragen van Frits uit de Max Havelaar, die voor het overgrote deel al heel wat neteliger en fundamenteler problemen i.v.m. geloof en Jezus aansnijden (en daarom ook door Van Lennep geschrapt zijn). Ook in de Ideeën en in andere werken van Multatuli liggen dergelijke vragen (en antwoorden) uitgestrooidGa naar eindnoot81.. We proberen ze te ordenen rond een drietal terugkerende thema's. Een eerste vaststelling is dat we van Jezus' leven, handelen en spreken bitter weinig afweten en toch heel wat over hem aannemen. Scherper gesteld: heel veel van wat we over Jezus menen te weten berust op het alomgekende overtuigingseffect van de indoctrinaire dreun der prekerij, die uit z.g. ‘eerbied voor heilige zaken’ niet in vraag gesteld mag worden. Ideeën 679-682 zijn hoofdzakelijk aan deze vaststelling gewijd. Het besluit luidt: ‘...het gaat (...) niet boven het berekeningsvermogen van ieder gewoon | |
[pagina 22]
| |
mens, vast te stellen dat er in zyn (= Jezus') leven veel méér moet geschied zijn, dan de evangelisten ons meedelen (63-66). We zouden anders gerechtigd zyn tot de mening dat hy weinig ondervonden had. Is het dus niet gewaagd, het geheel te beoordelen naar 'n zo klein staal?’Ga naar eindnoot82.. Een tweede thema waar hij vragen rond stelt betreft het ‘godmens-zijn’ van Jezus. Gewoonlijk wordt dit ‘probleem’ elegant omzeild door... zwijgen (uiteraard alweer uit respect voor heilige zaken). Multatuli heeft ingezien dat dit gébod tot zwijgen uit z.g. eerbied in feite neerkomt op een vérbod tot vragen bij ontstentenis van een passend antwoord. En hij heeft bovendien de moed gehad om dit aan te klagen, wat hem uiteraard niet in dank is afgenomen. Hij kan de goddelijkheid van Jezus niet accepteren. Niet alleen om de rationele onhoudbaarheid van de god-mens-opvatting, maar tevens uit ergernis over de halfslachtige pogingen van de ‘modernen’ om wetenschappelijke bijbelverklaringen te verzoenen met een onvoorwaardelijk geloofGa naar eindnoot83.. Maar vooral zijn respect voor Jezus heeft hier een rol gespeeld, want pas door diens volledig mens zijn krijgen zijn lijden, oprechtheid, moed en opstand hun volle betekenis: ‘Juist dààr (in Ghetsemané) is Jezus mens, d.i.: groot. Niet groot is-i in vertellingen, die 'm laten hemelvaren. Wie geen smart voelt, heeft van 't lyden de eer niet’Ga naar eindnoot84., of nog: ‘Er zyn ridderromans, waarin deze of gene preux een gewyd harnas draagt dat bestand is tegen houw en stoot. Als zo'n bevoorrecht ridder onaangenaamheden kreeg met iemand die minder bevoorrecht was, trok ik altyd party voor den laatsten. Ik vond zyn verliezen schoner dan 't winnen van den ander. De evangelie-verzamelaars hadden Jezus niet zo'n gewyd harnas moeten aantrekken’Ga naar eindnoot85.. Eén van de meest emotionele blijken van zijn ontkenning van Jezus' goddelijkheid uit respect voor diezelfde Jezus, vinden we in Idee 266: ‘'t Is onmogelyk dat iemand die Jezus houdt voor zondeloos, hem zò lief kan hebben als ik’Ga naar eindnoot86.. Eenmaal het bovenstaande aangenomen, ligt het voor de hand dat heel wat uit de evangelies ofwel leugenachtig is door gebrek aan volledigheid, ofwel puur verzinsel. Vandaar dat Multatuli vaak denigrerend spreekt over de ‘vertellingen’ over JezusGa naar eindnoot87. en zelfs gewaagt van een ‘Jezuslegende’Ga naar eindnoot88.. Het Judasverhaal vindt hij, alweer uit respect voor Jezus, apocriefGa naar eindnoot89.. En zelfs hier maakt hij - hoe paradoxaal het ook moge klinken - Jezus tot een bondgenoot: ‘Jezus ontmoette een evangelie, en vroeg, wie zyt gy?’Ga naar eindnoot90.. | |
[pagina 23]
| |
IV. Ik heb méér geledenMultatuli heeft niet alleen de leer en de goddelijkheid van Jezus en de volledigheid en betrouwbaarheid der evangelies in vraag gesteld. Zijn vragen betreffen ook - en vooral - de opstandige, vervolgde en ter dood gebrachte hervormer die hij in Jezus zag. Vanuit de laster, de verdachtmaking, de honger en de armoede die hij zélf te verduren kreeg omwille van zijn non-conformisme, heeft hij het martelaarschap van Jezus met het zijne geconfronteerd. En doordat hij Jezus' martelaarschap niet alleen woog, maar ook nog te licht bevond, is dit aspect van zijn fascinatie voor Jezus meteen ook het meest ophefmakende en meest bekritiseerde geworden. Dat het lijden in Multatuli's leven en denkwereld een cruciale rol speelde, staat buiten alle twijfel. Het blijkt alleen al uit het pseudoniem dat hij zich koos, uit talrijke bladzijden in zijn nog steeds onvoltooide biografie, uit de talloze plaatsen in zijn werk waar hij over het martelaarschap spreekt of zich op het zijne beroept, en uit zijn bijzondere aandacht voor de doden en de levenden die om hun ideeën vervolgd of gedood werden. In de eerste plaats: Jezus. Ook hier ontkomt men niet aan de indruk dat zijn bewondering voor Jezus' oprechtheid de grondslag vormt van zijn lijdensfascinatie. Het lijden van Christus vormt voor hem immers de garantie van diens eerlijkheid in woord en daad, en van zijn consequente bereidheid om daarbij tot het uiterste te gaan; daarom vindt Multatuli Jezus groot in Ghetsemané en op Golgotha. Bij uitbreiding vormen het martelaarschap en het lijden in Multatuli's levensvisie conditio sine qua non voor ieder oprecht streven. Golgotha is daarvan het symbool bij uitstek: ‘Er is maar één weg ten hemel: Golgotha. Wie er wil komen langs anderen weg, is 'n infame smokkelaar’Ga naar eindnoot91., ‘... ik weet het, er is dood noodig om leven te wekken, en geen weg leidt ten hemel dan over Golgotha...’Ga naar eindnoot92.. Of nog radicaler en algemener: ‘Alle Jezussen moeten gekruist, voor ze ten hemel varen, en in dien zin is er waarheid in de Eva'ngeliën. De dominés hebben de zaak verknoeid tot een luchtsprong)’Ga naar eindnoot93.. Anderzijds leverde zijn kritische ondervraging van de bijbel ook een aantal vragen op die hij vanuit zijn eigen ervaringen naar Jezus toe stelde, en op basis van het weinige dat we over Jezus weten kwam hij uiteraard tot de conclusie dat Jezus dit alles - voor zover wij weten - niet ondervonden heeft. Idee 698 is in dit opzicht cruciaal. Daar somt Multatuli twee bladzijden lang vormen van lijden en vervolging op die de hervormer uit de 19de eeuw - Multatuli in het bijzonder dus - treffen, en die we in de evangelies | |
[pagina 24]
| |
Lovis Corinth
Das grosse Martyrium (olie op doek, 1907). Uit G. Rombold en H. Schwebel, Christus in der Kunst des 20.Jahrhunderts, Basel/Wien 1983. | |
[pagina 25]
| |
nergens terugvinden. Enkele vaste thema's die in die vragen terugkomen zijn: heeft men Jezus opzettelijk verkeerd begrepen? heeft men hem uit zijn geboortestreek verbannen? heeft men hem aangevallen in zijn particulier leven (zijn lage afkomst, zijn zonderlinge geboorte, zijn verhouding tot Martha en Maria, zijn tedere vriendschap met Johannes...)? heeft men hem gebroodroofd? had hij vrouw en kinderen om voor te zorgen, zodat hij bij een eventuele straf die hij omwille van zijn non-conformisme had kunnen ondergaan, ook nog de bijkomende ellende van een lijdend gezin had moeten onder ogen zien? Kortom: ‘(wy) zoeken in de Evangeliën tevergeefs naar de marteling die onze maatschappy toepast op den outlaw die 't waagt de wisselaars uit den tempel te jagen’Ga naar eindnoot94.. Uit Multatuli's vergelijking van zijn eigen ervaringen met die van Jezus is het besef gegroeid dat de kruisdood op Golgotha op verre na niet het nec plus ultra van smart is, zoals we gewoon zijn aan te nemenGa naar eindnoot95.. En dit inzicht verwoordt en gebruikt hij op twee tegengestelde manieren, die de complexiteit van zijn relatie tot Jezus eens te meer scherp tot uiting laten komen. De ene keer veronderstelt hij, vanuit een grenzeloze solidariteit, dat Jezus veel meer geleden moet hebben tijdens zijn leven dan aan het kruis, terwijl hij zich op andere plaatsen strikt houdt aan het weinige dat daarover in de evangelies te lezen staat, en daaruit concludeert dat Jezus het eigenlijk heel makkelijk heeft gehad. Een paar voorbeelden van de eerste houding zijn: ‘Wy weten slechts van z'n kruisdood... Wees verzekerd dat hy lang vóór Golgotha gekruist werd. Golgotha was zyn lyden niet, dat was 't eindnoot van z'n leed’Ga naar eindnoot96.. ‘... en al geselde men u, en al werdt ge gekruisigd - jarenlang, maar op Golgotha voor 't laatst’Ga naar eindnoot97.. De tegenovergestelde visie treffen we aan in passages als: ‘Jezus heeft slechts zeven korte frazen gezegd, en hy stierf toch maar’Ga naar eindnoot98.. In een brief aan Mimi schrijft hij: ‘O, wat maakt de legende 't dien Jezus makkelyk! Wat ligt er weinig verveling tussen zyn: ik zegge u!’ (sic) en 't is volbragt! Wat was zyn veldtogt kort en gauw beslist, - hoe weinig garnisoensdienst! Hy kwam, zag, schold, berispte en werd gedood. -’Ga naar eindnoot99.. Over dominee Zaalberg, die zich op zijn ‘martelary’ beroept, schrijft Multatuli spottend: ‘Zelfs 't weinige dat Jezus leed, en Huss, en zo vélen die maar stierven, hebt ge niet ondervonden’Ga naar eindnoot100.. Uit de bovenstaande citaten wordt nogmaals duidelijk dat Multatuli de kruisiging van Jezus niet enkel feitelijk, maar ook symbolisch gebruikt. Dit blijkt nog duidelijker uit de volgende - overigens zeer geraffineerde uitspraak - waarin beide betekenissen naast elkaar voorkomen: ‘Jezus is driemaal gekruisigd. Eens door | |
[pagina 26]
| |
de Joden, vervolgens door z'n levensbeschryvers (65, 93) en eindelyk door de Christenen zelf. Hy had nooit kwaadaardiger vyanden dan de laatsten’Ga naar eindnoot101.. Het retorische raffinement van deze passage wordt duidelijk als men bedenkt dat ze in eerste instantie begrip voor en medelijden met Jezus uitdrukt, maar terzelfdertijd uitgangspunt vormt van en argument voor het groter, pijnlijker lijden van Multatuli zélf. Want Jezus heeft met zijn kwaadaardigste vijanden nooit rechtstreeks te maken gehad. Multatuli des te meer. Hij laat dan ook geen enkele gelegenheid voorbijgaan om - met alle middelen die hem ter beschikking staan - de groter en geraffineerder wreedaardigheid van zijn contemporaine vervolgers af te schilderen. ‘Men bespotte u, na uw dood’, roept hij Jezus toe, ‘op een wyze die uw tydgenoten byna stempelde tot goedigheid’Ga naar eindnoot102.. De talrijke vragen die hij rond Jezus' lijden stelt (supra) zijn evenzovele illustraties van dit verschil in behandeling. In de Kruis-sproke, tenslotte, levert hij een bitter-aangrijpende en subliemsarcastische evocatie van de wrok van zijn tijdgenoten, die geen ogenblik medelijden hebben met de kruisdrager, maar slechts uit zijn op wreedaardige sensatie. De bittere aanvallen die we elders in Multatuli's oeuvre over dit thema aantreffen, staan dan ook alle in min of meer rechtstreeks verband met die Sproke. Ik geef twee voorbeelden: ‘Koop, publiek koop! Gy, die uw profeten laat leven, om ze langer te martelen! Men lastert u, door te zeggen, dat gy den Christus zoudt gekruist hebben, als de Joden; gy hadt hem knecht gemaakt in een kruienierswinkel... nietwaar? Gy zoudt gewacht hebben tot hy vrouw en kind had, om die te laten hongeren... dat hy 't zou aanzien, en buigen voor u! Dat treft zekerder, nietwaar? Gy zoudt den deurwaarder hebben belast met uw antwoord op zyn: “Wee u, Jeruzalem!” opdat hy, moedeloos en geknakt, zyn wee terugname, by 't veilen van de kleertjes zyner kinderen, dat hard is te aanschouwen voor een vader! Dat treft wisser, dieper, dat pynigt langer, nietwaar, dan slechts een paar uur sterven!’Ga naar eindnoot103.. ‘Daar is een man, die eiken dag wordt weggeleid in de woestyn, op de tinne des tempels... die eiken dag de koninkryken dezer aarde voor zich ziet uitgespreid, als wat lokaas voor z'n afval... een man, die eiken dag den Satan wegstoot, om te doen “het woord dat geschreven staat” in z'n hart... Daar is een man, die den langen weg kiest naar Golgotha... niet om dààr te worden gekruist alleen, maar om te worden gekruist by eiken voetstap... weder en weder, en telkens weder, ten pleiziere van Schmoel en consorten...’Ga naar eindnoot104.. En zelfs hier roept Multatuli Jezus op tot getuigenis, wanneer hij schrijft: ‘1000 maal riep ik uit, en ook ik doelde er op in de Minnebrieven (...) “Hoe gy Jesus, beklaagt u geen steen te | |
[pagina 27]
| |
hebben om 't hoofd ter ruste te leggen? Zie my eens, en erken dat myn toestand moeielyker is. My beukt men 't hoofd stuk, het hoofd, dat myn werktuig is om iets voort te brengen! En de geheel andere eischen van onzen tyd! En myn gezin! En de wyze, waarop tans (sic) Joden weten te kruisigen!”’Ga naar eindnoot105.. Voeg bij dit alles nog het totaal gebrek aan inschikkelijkheid en luisterbereidheid van het publiek waarover Multatuli klaagt, de pogingen om zijn verzet te ontkrachten door hem dood te zwijgen of énkel te prijzen om de schoonheid van zijn taal, de onmogelijkheid om in het Nederland van de 19de eeuw rond te gaan en te preken zoals Jezus dat kon, en men kan enig begrip opbrengen voor Multatuli's bittere conclusie: ‘In één woord, de roeping des hervormers in onze dagen is moeilyker. De taak is zwaarder. De middelen geringer. De tegenstand krachtiger. De wapens waarmee een voorganger wordt bestreden, zyn scherper... ze zyn vergiftigd!’Ga naar eindnoot106.. | |
V. Ik houd veel van Jezus, en 't is dus niet uit antipathie als ik iets ongunstigs van hem zeg...Ga naar eindnoot107.Het ‘waarom’ van Multatuli's belangstelling voor Jezus en vooral van zijn wedijver om het grootste lijden, heeft vele mensen beziggehouden en bij de meesten onder hen kwaad bloed gezet. Marie Anderson spreekt van ‘Grössenwahn’Ga naar eindnoot108., Swart Abrahamsz. geeft alles een passend plaatsje in zijn ‘ziektegeschiedenis’Ga naar eindnoot109., Schaepman valt scherp uit tegen die ‘rampzalige’, die het met zijn ‘verwarden geest’ aandurfde ‘om eindelijk den gekruiste van Golgotha zelf uit te dagen tot een wedstrijd, wie het meest geleden heeft!’Ga naar eindnoot110. en ene Van Hove noemt Multatuli een ‘zelfaanbidder’Ga naar eindnoot111.... Men kan het rijtje verklarend scheldproza naar willekeur uitbreiden, maar ik geloof dat men ook zonder scheldproza en zonder ziekteverschijnselen een goed deel van Multatuli's belangstelling voor Jezus begrijpelijk kan maken. Om te beginnen is er het tijdskader. Ik verwijs in dit verband naar Gerard Broms Bijbel en RomantiekGa naar eindnoot112.. Hoe ideologischeenzijdig deze tekst ook is, hij bevat een schat aan informatie over de invloed van de bijbel op de negentiende-eeuwse literatuur tot in Multatuli's tijd, over de algehele belangstelling voor en neiging tot vermenselijking van de Jezusfiguur en daarbij nog talrijke namen van auteurs die zich eveneens met Jezus identificeerden. Multatuli staat dus lang niet alleen. Ook zijn bijbelkritiek kadert trouwens in de bloeitijd van de z.g. ‘moderne theologie’, en van | |
[pagina 28]
| |
de vele ‘Levens van Jezus’ die op de markt gegooid werden heeft hij alvast die van Renan, Van Vloten en Rehbinder gelezenGa naar eindnoot113.. Een andere verklaringsgrond voor Multatuli's Jezusfascinatie en dito identificatie ligt in de godsdienst zélf. Hier wordt m.i. al te zelden op gewezen. In de bijbel vindt men tientallen categorische uitspraken van Jezus die aansporen tot onvoorwaardelijke en volledige keuze voor hém. Men denke aan het ‘Wie niet met Mij is, is tegen Mij’ (Lc 11, 23a), aan de apostelen die alles in de steek moesten laten om Jezus te mogen volgen, aan het verhaal van de rijke jongeling (Lc 18, 18-30), aan de man die Jezus wil volgen maar eerst afscheid wil nemen van zijn huisgenoten en daarop als volgt berispt wordt: ‘Wie de hand aan de ploeg slaat, maar omziet naar wat achter hem ligt, is ongeschikt voor het Rijk Gods’ (Lc 9, 61-62), en vooral aan Lc 14, 27: ‘Als iemand zijn kruis niet draagt en Mij volgt, kan hij mijn leerling niet zijn’. Het is opvallend hoe vaak Multatuli vergelijkbare passages uit de bijbel aanhaalt. Ook in de grote bewondering van de geloofsverkondigers voor heiligen en martelaren ligt een impliciete oproep tot navolging van Christus tot de uiterste consequentie vervat. En noemde Thomas a Kempis zijn leidraad voor het christelijk leven niet Imitatio Christi? Dat iemand zijn leven lang Jezus tot voorbeeld neemt kan door de gelovigen dan ook moeilijk als een ziekteverschijnsel beschouwd worden. Tenzij zij mensen die vanuit een uitzonderlijke gewetensvolheid en gevoeligheid de christelijke boodschap zo diep in zich opnemen dat ze er tot in het onmenselijke trouw aan blijven, ziekelijk noemen. Ik citeer in dit verband graag een passage uit Nietzsches Morgenröte die zondermeer van toepassing is op Multatuli en heel wat psychologische verklaring biedt, zowel voor zijn ongebreidelde fascinatie voor Jezus als voor zijn hevig verzet tegen de God waarmee men hem in zijn jeugd heeft geplaagd. ‘Misbrauch der Gewissenhaften. - Die Gewissenhaften und nicht die Gewissenlosen waren es, die so furchtbar unter dem Druck von Busspredigten und Höllenängsten zu leiden hatten, zumal wenn sie zugleich Menschen der Phantasie waren. Also ist gerade denen das Leben am meisten verdüstert worden, welche Heiterkeit und anmutige Bilder nötig hatten - nicht nur zu ihrer Erholung und Genesung von sich selber, sondern damit die Menschheit sich ihrer erfreuen könne und von ihrer Schönheit einen Strahl in sich hinübernehme. Oh, wie viel überflüssige Grausamkeit und Tierquälerei ist von jenen Religionen ausgegangen, welche die Sünde erfunden haben! Und von den Menschen, welche durch sie den höchsten Genuss ihrer Macht haben wollten!’Ga naar eindnoot114.. | |
[pagina 29]
| |
De ruimte ontbreekt mij om de toepasselijkheid van Nietzsches tekst op Multatuli's psyche uitvoerig te documenteren en te illustreren. Wie Multatuli's oeuvre kent, zal ook zonder illustraties aannemen dat hij ongetwijfeld behoorde tot de fantasierijke en gewetensvolle mensen die - zoals Nietzsche laat uitschemeren - gevoeliger zijn dan anderen voor indrukken en aandoeningen. De verhalen die Multatuli in zijn jeugd gehoord heeft over de goedheid van Jezus enerzijds en de wraakzucht van God anderzijds hebben zonder enige twijfel een diepe en blijvende indruk op hem gemaakt. De ethiek van Jezus heeft hij gewetensvol tot de zijne gemaakt, want zijn hele levensopvatting is veel christelijker dan meestal wordt aangenomen, en de schuld en de zondigheid waaronder de mensheid naar men zei ‘gebukt ging’, heeft hij even gewetensvol op zijn schouders voelen wegen. Aan Huet schreef hij in 1867: ‘Toen ik heel jong was, wou ik zoo graag - ja, ambitieux was ik - wat goeds tot stand brengen. Ik voelde my - zeer geloovig nog - iets als compagnon van God. Ik redeneerde met hem over: de zaken. Ik trok my alles aan als my betreffende. “Is 't geen schande, zoo'n beroerdheid in ons pakhuis!” Ziedaar de quintessens myner gebeden van dien tyd! Ik schaamde me voor elk vuiltje in 't heelal’Ga naar eindnoot115.. Voeg hierbij het niets ontziende absolutisme dat Multatuli eigen was, en als vanzelf ontstaat het beeld van de uiterst consequente Christusnavolger, niet uit één of ander ziekelijke neiging, maar uit een zeldzame combinatie van geweten, ontvankelijkheid en consequentie. Het hangt uiteindelijk altijd van de graad van middelmatigheid der beoordelaar af of hij zoiets ziekelijk of groots vindt. Er zijn voor Multatuli's identificatie ook reële gronden aan te voeren. Dat hij veel geleden heeft, kan zelfs de meest rabiate Multatulihater niet ontkennen. Hij kan hoogstens opwerpen dat er nog veel érger vormen van lijden zijn, en dat Multatuli zijn lijden voor een groot deel zélf gezocht en gewild heeft. Dat is natuurlijk zeer juist, maar het geldt evengoed voor Jezus, en kan dus de gegrondheid van de identificatie alleen maar bevestigen. Ook als dichter kon Multatuli zich terecht identificeren met Jezus. Zelfs zijn grootste tegenstanders hebben zijn dichterschap altijd erkend en bewonderd. Padberg bijvoorbeeld, die Multatuli op verre na niet gunstig gezind was, schrijft niettemin vol lof: ‘In vele van die verhalen, vooral in de parabels, en weer in 't bizonder in die van de japanschen steenhouwer, imiteert maar ook evenaart Multatuli den subliemen eenvoud van de Bijbel’Ga naar eindnoot116.. Dat Jezus - evenals Multatuli - een opstandige vernieuwer was, ontkent vandaag de dag niemand meer; en dat hij hoogmoedig was, is waar als men het woord | |
[pagina 30]
| |
verstaat zoals Multatuli het bedoelde. Er zijn bijbelpassages ten overvloede om dit te illustreren. De enige valabele opmerking die men hier kan maken is dat Multatuli's Jezusbeeld hoogst eenzijdig is; voor de ‘linkerwangigheid’ van JezusGa naar eindnoot117. had hij inderdaad niet veel waardering. Brom beroept zich op dat argument, wanneer hij schrijft dat Multatuli ‘op verre na niet zo lijdzaam, niet zo heldhaftig van geduld’ is. ‘De Messias bidt om vergeving voor zijn beulen, de schrijver vervloekt de “laaghartige kruisigers”, waarvan hij het slachtoffer denkt te zijn, als “ploertig”’Ga naar eindnoot118.. Hiertegenover staat echter dat het christelijk Jezusbeeld mutatis mutandis even vertekend is, en dat Multatuli's eenzijdigheid begrijpelijker wordt als een reactie hiertegen. Bovendien vond hij Jezus' ‘linkerwangigheid’ en dat ‘bidden om vergeving voor zijn beulen’ niet bepaald verdienstelijk, omdat het gemakkelijker is in een groot passioneel moment zijn vijanden gulhartig te vergeven, dan er een leven lang mee verder te moeten. Daarom zijn romans ook altijd zoveel held-haftig-ontroerender dan het werkelijke leven. Men stelle zich voor wat er van Jezus geworden zou zijn als hij rustigjes oud geworden wasGa naar eindnoot119.. Een ander aspect van Multatuli's relatie tot Jezus is, zoals we zagen, zijn wisselende houding van bewondering en kritiek. Ze kwam tot uiting bij onze bespreking van Multatuli's stelselhaat, en bij zijn verschillende interpretaties van Jezus' kruisdood. Men heeft hierin - en niet geheel ten onrechte - een teken en een argument gezien voor zijn wispelturigheid en gebrek aan denktucht. Toch blijft het een gevaarlijk procédé om geïsoleerde uitspraken, die op verschillende tijdstippen en vanuit verschillende stemmingen neergeschreven zijn, zomaar naast elkaar te plaatsen en er conclusies uit te trekken. Houdt men rekening met de redenering die aan de uitspraken in kwestie ten grondslag ligt, dan vervallen heel wat tegenstrijdigheden. Onderzoeken we bijvoorbeeld Multatuli's stelselhaat wat grondiger, dan blijkt dat hij zich enerzijds keert tegen het stelsel dat men op basis van Jezus' woorden opgericht heeft en dat hij Jezus dáár een bondgenoot noemt. Anderzijds blijkt dat hij ook tekeer gaat tegen Jezus' eigen gebrek aan systeem in zijn onderricht, en hem daar verwijten toestuurt. Dit is al heel wat minder absurd dan het op het eerste gezicht leek. Hetzelfde geldt voor Multatuli's interpretaties van Jezus' kruisdood. Enerzijds bewondert hij in het lijden op Golgotha de oprechtheid en consequentie van Jezus, en veronderstelt - m.i. niet ten onrechte - dat Jezus zeker en vast nog heel wat meer te lijden heeft gehad tijdens zijn leven. Anderzijds valt er meer eer te behalen van een spectaculaire marteldood, dan van een leven lang on- | |
[pagina 31]
| |
spectaculair lijden, hoewel het laatste uiteraard langer pijn doet dan het eerste. En in die zin vindt Multatuli de kruisdood relatief onbeduidend en nogal goedkoop. Zo bekeken is ook deze tegenstrijdigheid al heel wat minder tegenstrijdig dan men op het eerste gezicht zou denkenGa naar eindnoot120.. Bovendien kunnen veel van Multatuli's verwijten aan het adres van Jezus - en daar wijst men nooit op - ook voor een groot deel verklaard worden vanuit zijn bewondering voor diezelfde Jezus. Want vanuit zijn absolutistische levenshouding en zijn levenslange afkeer voor halfheid en compromissen, wou hij Jezus zo consequent in alles volgen dat hij voortdurend bij hem te rade ging... en bedrogen uitkwam, omdat hij op talloze vragen geen antwoord vond. (Men herinnere zich in dat verband de zopas geciteerde brief aan Huet, waar Multatuli schrijft dat hij met God ‘redeneerde (...) over: de zaken’). Hij wou zijn als Jezus omdat hij bewondering had voor diens oprechtheid en eerlijkheid, en hij ergerde zich juist daarom aan de verwardheid en duisterheid van Jezus' raadgevingen. Ik meen dan ook dat veel van zijn Jezuskritiek veeleer een vorm van onvrede is, vooral daar hij op andere plaatsen Jezus weer in bescherming neemt tegen zijn eigen stelselloosheid, en wel op basis van zijn oprechtheid. Men kan dit alweer ziekelijk wisselvallig vinden, maar men kan er ook een weerspiegeling in zien van de zéér menselijke reactie die opduikt wanneer men bijvoorbeeld van een trouwe en oprechte vriend zòveel verwacht dat men ontgoocheld wordt, zich daarover ergert, en hem tenslotte die ontgoocheling dan toch weer vergeeft, omdat hij toch altijd eerlijk en oprecht is geweest. Bovendien kon Multatuli zich nooit geheel en al tegen Jezus afzetten, omdat hij de belichaming was van eenzelfde streven, eenzelfde ideaal. Jezus loochenen, was tevens de zin van zijn eigen levensdoel opgeven. Misschien komt het ook voor een deel daardoor dat de oudere en verbitterde Multatuli veel radicaler en genadelozer uitspraken doet over Jezus dan de jongere. In zijn laatste levensjaren werd hij zich bitter bewust dat er slechts iets te bereiken valt met geld en macht. Zijn ethiek was machteloos gebleken, en hij kon meteen ook Jezus ongelooflijk naïef gaan vinden, omdat hij zich bewust was geworden van zijn eigen naïviteit. Op de wedijver tussen Multatuli en Jezus is de scherpste kritiek gekomen. Men heeft hem hooghartig en blasfemisch genoemd. Dit zijn om te beginnen al heel weinig doeltreffende argumenten omdat de Farizeeën Jezus precies hetzelfde verweten, zodat diegenen die op die manier fulmineren tegen Multatuli, zich meteen op het niveau stellen van de Farizeeën. Maar liever dan verder bij deze verwijten stil te staan, vestig ik even de aandacht op een aan- | |
[pagina 32]
| |
tal gronden die Multatuli's wedijver begrijpelijker maken. Met de scherpzinnigheid die hem eigen was, heeft hij, vanuit zijn voortdurend te rade gaan in de bijbel, een aantal heel nuchtere vaststellingen gedaan: we weten weinig over Jezus; veel is verzonnen; indien de kruisdood Jezus' enige lijden was, heeft hij al bij al niet zo veel geleden, enzovoort... Vanuit zijn eigen lijden, dat - zoals ik hoger al zei - minder spectaculair, maar daarom niet minder hard was - heeft hij zich met Jezus vergeleken, en diens lijden kleiner genoemd. Men kan dit aannemen of niet. Ik geloof niet dat erover te discussiëren valt. Neemt men aan dat alles wat met Jezus gebeurd is in de bijbel staat (wat absurd is), dan heeft Multatuli overschot van gelijk. Neemt men dat niet aan, dan is de zaak verder niet bespreekbaar, omdat fantasieën nooit argumenten kunnen zijn, maar dan moet men Multatuli ook gelijk geven wanneer hij opmerkt dat het nogal gewaagd is het geheel te beoordelen naar zo'n klein staal. Ik heb mij al dikwijls afgevraagd of de critici uit het christelijke kamp eigenlijk niet heel blij en opgetogen waren met Multatuli's z.g. ‘wedijver’. Ze hebben zich vooral daarop toegespitst en daarin een voor de hand liggend bewijs gevonden van zijn grootheidswaanzin en zijn blasfemie. Hoe harder ze hun verontwaardiging dààrover uitschreeuwden, des te minder werd er gelet op de vele andere dingen die Multatuli ook nog gezegd had over de bijbel en over Jezus, en die konden ze dan meteen onbehandeld laten. Misschien lieten ze die het liefst ook onbehandeld, omdat er eigenlijk niet veel tegen in te brengen wasGa naar eindnoot121.. Een laatste aspect van de Multatuli-Jezus verhouding, waaraan ook heel weinig aandacht is besteed, is het retorische gebruik dat hij van Jezus maakt. Hij heeft zichzelf niet enkel met Jezus vergeleken. In zijn Causerieën schrijft hij: ‘Troostryk blyft het denkbeeld dat ik lotgenoten hebben zou in Aristoteles, in Plato, in Pythagoras, in Socrates, in Christus, wanneer die voorgangers, verlokt door den klank: vry, het wagen zouden terug te keren ter verspreiding hunner denkbeelden’Ga naar eindnoot122.. Vooral Socrates neemt bij hem een dominante plaats inGa naar eindnoot123.. Toch wordt de identificatie met deze wijsgeer op lange na niet zo diep uitgewerkt, en daarin heeft - naast de reeds behandelde factoren - zeker ook de retoriek een rol gespeeld. Jezus was immers bekender en had meer autoriteit dan alle anderen. Zeker in het kamp der christenen, waartegen Multatuli zo vaak te keer ging. Dat dit bij zijn keuze voor Jezus een rol speelde blijkt bijvoorbeeld uit wat hij in Idee 679 zegt: ‘Om 'n voorbeeld (...) te geven (...), wys ik hier op het leven van Jezus. Ik kies hém, om te voorkomen dat men zich verschuile achter on- | |
[pagina 33]
| |
bekendheid met mogelyk bestaande andere bronnen dan de algemeen aangenomene, gelyk men wellicht doen zou indien ik Alexander den Grote, Plato, Socrates of dergelyke historische personen had aangevoerd’Ga naar eindnoot124.. De duidelijkste voorbeelden waar hij Jezus ‘gebruikt’ als retorisch overtuigingsmiddel zijn die waarin hij hem aanhaalt als hoogste autoriteit. Zo roept hij, na een heel pleidooi over onechte kinderen, uit: ‘Waar staat het geschreven dat onwettige verlossing schandelyk is? Welke wysgeer heeft dat beweerd? (...) Ook zegt het niet de geschiedenis des mensdoms in 't verledene, noch de feitelyke toestand van 't mensdom tegenwoordig. Van 't getal geboorten - ruim één in drievierde sekonde - is zeker meer dan twee-derde deel onwettig. En in de verhalen der “vaderen” wemelt het van onechte kinderen. Ook de bybel is er vol van. Jezus zelf was 'n onecht kind, en toch werd Maria nooit ontzet van de voogdy over dezen of genen “echten” broeder des Heren’Ga naar eindnoot125.. Op zeer veel plaatsen treffen we uitroepen aan als ‘Ook Jezus zei het!’ of ‘Dat heeft ook Jezus ondervonden!’Ga naar eindnoot126.. De retoriek die Multatuli hier hanteert is uiterst functioneel. Enerzijds wijst ze indirect op zijn respect voor Jezus - want mensen die men niet respecteert haalt men niet als autoriteit aan -, anderzijds gaat het tevens om een figuur die voor de christenen de hóógste autoriteit is, én tegelijkertijd om onderwerpen en stellingnames waar de christenen absoluut niet mee kunnen instemmen. Multatuli plaatst zijn publiek op die manier voor een moeilijk oplosbaar dilemma: ofwel de autoriteit van Jezus erkennen en dus ook Multatuli gelijk geven, ofwel weigeren Multatuli gelijk te geven, maar dan meteen ook de autoriteit van hun eigen Jezus in het gedrang brengen. De mogelijkheid om verontwaardigd op te werpen dat het verbinden van de stellingname in kwestie met de naam van Jezus heiligschennend is, sluit Multatuli dan weer uit door in het citeren zélf - en op andere plaatsen veel explicieter nog - zijn respect voor Jezus uit te drukken. En vaak drijft hij zijn retorische zetten zover dat zijn respect voor Jezus argument wordt voor zijn ongeloof aan de evangelies en zijn afkeer van de ‘duizend en één christendommen’. Ook zijn identificatie met Jezus heeft een retorisch effect, omdat daardoor een heleboel verwijten die hem naar het hoofd geslingerd worden, hun kracht verliezen, aangezien ze evengoed van toepassing blijken te zijn op Jezus. Ook zó plaatst hij de overwegend christelijke verwijters voor een dilemma. Misschien valt ook voor een groot stuk van hieruit te verklaren dat hij zo'n bijzondere aandacht had voor de opstandige en hoogmoedige Jezus. De verwijten die men hem stuurde betroffen immers vaak dezelfde | |
[pagina 34]
| |
‘kwaliteiten’. Door Jezus ‘in te voeren’ in zijn betogen plaatst hij zijn gelovig publiek voortdurend en heel handig voor paradoxen waar moeilijk uit te komen is en waaraan nog moeilijker te óntkomen is. Wat vangt men bijvoorbeeld aan met ‘Of Jezus doctor in de theologie geweest is? Wie kan me dat zeggen?’Ga naar eindnoot127.. Het antwoord is uiteraard ‘nee’. Dat moet zelfs elke doctor in de theologie beamen. Maar de implicatie is dat al dat getheologiseer niet nodig is om goed te zijn zoals Jezus dat was, wat op zijn beurt regelrecht leidt naar Multatuli's ethiek. En het is niet gemakkelijk om het eerste toe te geven, zonder de implicaties erbij te nemen. Nog moeilijker is het het eerste te ontkennen, want dan vertelt men een onwaarheid. Zelfs de wedijver met Jezus heeft een retorische functie. In de eerste plaats voor Multatuli zelf, want als het inderdaad zo is dat hij méér dan Christus geleden heeft voor de ‘goede zaak’, dan is er meteen ook een reden om hem méér lief te hebben. Maar ook voor zijn publiek heeft deze wedijver een retorische functie, want als de christendommen van de negentiende eeuw hun profeten nog zoveel geraffineerder weten te martelen dan de Farizeeën Jezus, hoeveel meer reden is er dan niet om heftiger dan Jezus op te staan tegen de farizeeërs van de negentiende eeuw? Er is over de relatie Multatuli-Jezus nog veel te zeggen. Er is ook veel achterwege gelaten in deze bijdrage dat al gezegd is. Wie verklaringen wil lezen die de oorzaak zoeken in ziekte, hoogmoed, afgunst... leze de vele passages over Jezus en Multatuli die in de Multatuliliteratuur verstrooid liggen. Het was niet mijn bedoeling ze te herhalen, minder nog ze te ontkrachten. Want het is ongetwijfeld zo dat ook die factoren een rol gespeeld hebben. Ik heb enkel willen aanduiden dat er ook zeer menselijke gronden zijn die veel uit Multatuli's relatie met Jezus duidelijk maken, en dat men over veel plichtsbesef en gewetensvolheid moet beschikken in zijn jeugd, om later zo fel te keer te kunnen gaan tegen zoveel gewetenloosheid en lafhartigheid. Want dit is misschien de grootste fout die door de critici uit het christelijke kamp gemaakt is, dat ze zijn woorden en uitvallen beoordeeld hebben vanuit wat hij op dat ogenblik geworden was, en niet vanuit wat hij ooit was geweest. Veel van Multatuli's grootheid van hart, is stukgemaakt door hun kleinheid van oordeel. Een andere cruciale fout is dat men veel te weinig beseft dat geen mens ooit hetzelfde denkt en voelt vanaf zijn eerste brief tot aan zijn laatste snik, en dat de stemming waarin men verkeert vaak krachtiger is dan de logica van het verstand. Velen onder ons zou- | |
[pagina 35]
| |
den verwonderd opkijken over zoveel inconsequentie en tegenstrijdigheid als we gelegenheid hadden onze eigen verzamelde brieven en documenten na te lezen. Daarom ook zou de relatie Jezus-Multatuli meer in detail onderzocht moeten worden op basis van de gehele stemming die uit de brief of het werk in kwestie spreekt, op basis van de geadresseerde of het publiek tot wie hij zich richt, op basis van het tijdstip waarop hij schreef... En bovenal met respect en begrip voor de mens die begrepen had dat hij Jezus niet kon volgen zonder zijn kruis te dragen en ons o.m. daardoor - net als Jezus - tot op de dag van vandaag nog boeit. |
|