J. Kortenhorst
Djati Roenggo
Mimi noemt voor het eerst de onderneming van de vader van Caroline Versteegh in haar brievenuitgaven van 1891: Djatie Rongo in de bovenlanden van Samarang. De Bruyn Prince geeft in 1900 de juiste naam: Djatie-roenggo. Maar Paul van 't Veer raakt het spoor bijster door er (op pag. 80 en in noot 66 van zijn Multatuli biografie) Djatirongo of Djatirogo in de residentie Rembang van te maken.
Johannes Martinus Versteegh (geb. 1797) oorspronkelijk houthandelaar in Zutphen was van 1839 af administrateur van de onderneming Djati Roenggo. Zijn zoon Carolus Bartholomeus (1826-1895) volgde hem op maar werd geruïneerd in 1878 door de koffiebladziekte en een cacaoparasiet. Daarna (van 1879 tot 1928) is de onderneming in handen van de familie MacGillavry geweest. Mr. E.J. MacGillavry (die er in 1916 geboren is) schreef de geschiedenis van zijn familie onder de titel Van Dunmaglass tot Djati Roenggo die in 1981 is verschenen. Hij schrijft er het volgende over (pag. 111).
Het land was langgerekt van vorm, in zijn grootste lengte ongeveer vijftig kilometer en in zijn kortste breedte ongeveer vijf tot tien kilometer. Er werd voornamelijk cacao, nootmuskaat (pala), rubber en koffie verbouwd. Djati Roenggo lag in het exacte midden van Midden-Java, twintig paal (30 km) ten zuiden van de havenplaats Semarang. Het administrateurshuis lag 400 meter boven de zeespiegel en had daardoor een heerlijk koel klimaat.