Over Multatuli. Delen 12-13
(1984)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 15]
| |
Jan J. van Herpen
| |
WelEd. Zeer Gel. Heer,Tijdens de pauze van de lezing, welke U in dato 27 Novr. '33 in ‘Park-Hôtel’ te Amsterdam voor onze Vereeniging hebt gehouden, deeldet U onzen voorzitter, den Heer J.G. Götze, mede, dat U in 't bezit zijt van brieven van Eduard Douwes Dekker aan wijlen Uwen Vader gericht, welke brieven U gaarne ter beschikking wilt stellen van ons Museum ter aanvulling van de Multatuliverzameling. Mogen wij zoo vrij zijn deze toezegging in herinnering te brengen en zoudt U zoo vriendelijk willen zijn deze Multatuliana bij gelegenheid toe te zenden? Indien het U gemakkelijker is dat de brieven op een door U nader aan te geven tijdstip bij U in ontvangst worden genomen, dan vindt U ondergeteekende gaarne bereid zich daartoe te Uwent aan te melden. Hij heeft een ambulanten werkkring en komt vrij regelmatig in Utrecht. U bij voorbaat dankzeggend voor Uwe bijdrage die door ons op hoogen prijs wordt gesteld, verblijft met de meeste Hoogachting, Namens het Bestuur: W.A. Groennou secr.
Ritter antwoordt op 29 augustus 1934: | |
[pagina 16]
| |
den heb zal ik hem in bruikleen aan U doen toekomen. Met de meeste hoogachting, P.H. Ritter Jr.
Het is er indertijd niet van gekomen. Pas nu, vijftig jaar later, is de bewuste brief door mij teruggevonden tijdens het ordenen van het Archief Ritter in de Utrechtse Universiteitsbibliotheek. Hij bevindt zich in de verzameling stukken en brieven van en aan Ritters vader. P.H. Ritter (senior) is op 10 juni 1851 geboren in 's-Gravenhage. Van 1864 tot 1872 gaf hij les op lagere scholen, eerst als kwekeling, daarna als hulponderwijzer, waarvoor hij in 1869 de acte van bekwaamheid haalde. Na bijlessen liet hij zich in 1874 in Leiden als student in de godgeleerdheid inschrijven. In 1881 werd hij als theologisch doctorandus bevorderd tot proponent bij de Remonstrantse Broederschap die hem in datzelfde jaar tot predikant in Utrecht benoemde. Hij ging wonen Maliebaan 49 (waar in 1882 zijn zoon P.H. Ritter Jr. geboren werd). Ritter senior promoveerde in 1882 op het proefschrift ‘De monadenleer van Leibniz’. In 1891 nam hij ontslag als predikant (als reden gaf hij chronisch keellijden op) en werd hoofdredacteur van het Nieuws van den Dag in Amsterdam (woningen: Vondelstraat 15 en 28). In 1906 werd hij aan de Rijksuniversiteit in Utrecht benoemd tot hoogleraar in de geschiedenis der wijsbegeerte, de logica, de metafysica en de zielkunde. Hij woonde Wilhelminapark 42. Op 21 november 1912 overleed hij. Zijn zoon Dr. P.H. Ritter Jr., wiens archief geordend wordt, was na een rechtenstudie en een ambtelijke loopbaan van 1918 tot 1934 hoofdredacteur van het Utrechts Provinciaal en Stedelijk Dagblad en van 1928 tot 1957 literair medewerker van de AVRO. Daarnaast schreef hij in vele tijdschriften. Hij overleed in 1962. Zijn archief bevat vele tienduizenden brieven.
Niet éen maar drie brieven kwamen als nieuwe Multatuliana te voorschijn: een van Mimi, een van Dekker en Mimi samen en nog een van Mimi. Mimi schrijft op 29 januari 1887 uit Nieder-Ingelheim: | |
Zeer geachte Heer!D. draagt my op U te schryven in antwoord op uwen brief daar hij zelf, er niet toe in staat is. Ik wil U dus eerst wat van zyn gezondheid meedeelen. Ge weet dat hij sinds vele vele jaren aan een zenuw-asthma lydt. Dat is dezen winter erger geworden, vooral door een bykomende verkoudheid, en ofschoon de attaques niet heel erg zyn, putten ze hem toch zeer uit, daar hy heel zwak is. Die zwakte is 't ergste van zyn toestand en maakt my soms zeer bezorgd. Hy eet zeer weinig, is tot niets buitengewoons te bewegen, en drinkt geen wyn! hy lacht om het ‘praatje’ zooals hy het noemt van te versterken, en zegt dat als de kwaal genezen is de krachten wel vanzelf terugkomen. - nu ja, maar... Verleden maandag heeft hy een nare hoestbui, gehad, en was daarna doodaf. | |
[pagina 17]
| |
Foto van 5 augustus 1895, genomen in Bad Harzburg. V.l.n.r.: Dr. P.H. Ritter Sr., P.H. Ritter Jr., Mevrouw I. Ritter-Gowthorpe (moeder), C.W. Ritter (de tweede zoon) en een onbekende staande dame. (Origineel in familiebezit)
| |
[pagina 18]
| |
Met morphine hebben we het bezworen en daar morphine ook heel bedarend op zyn asthma werkt heeft hy nu sedert een dag of drie rust. hy slaapt goed en veel (dat is zyn beste medicyn) en komt nu weer een weinig by. Overigens voelt hy zich niet ziek, alleen zwak, maar is zacht en makkelyk gestemd. hy leest wat, en 's avonds lees ik hem voor en by het ontbyt studeert hy zyn schaakzetten - weet U wel dat er geen schaakzet in uw brief was? - De briefkaarten met een enkele zet is hy altyd nog wel in staat geweest om te schryven, als hy dat my liet doen, was het om de een of ander bykomende reden, niet zozeer uit onmacht. - Voor eenigen tyd schreef U aan Dek dat Dr. Mansveldt voor zyn asthma genezing had gevonden te Bour...uil (tekstverlies door perforatiegat = La Bourboule in Frankrijk waar asthmapatiënten heengingen wegens de warme bronnen die arsenicum bevatten.) Zou U niet by gelegenheid eens willen meedeelen in welke streek dat plaatsje te vinden is? En uw keel is altyd nog pynlyk! Dat is toch ook heel noodlottig en treurig. Gelukkig dat Mevrouw weer in orde is, en uw vrees geen werkelykheid werd. Maar wat 'n al kwalen, nietwaar? Wat 'n arme arme menschheid! En dan spreekt U van Domela N.!Ga naar voetnoot1. Als Dek niet zoo al myn gedachten in beslag nam, zouden ze zeker nergens zooveel zyn als in zyn cel. het is vreeselyk! Want alle beschouwingen daargelaten hy heeft het stuk niet geschreven waarvoor hy veroordeeld is. het is dus doodeenvoudig onrecht. Dek vind dat Nieuwenhuis zyn zaak slecht verdedigd heeft; niet genoeg doen uitkomen enz. enz. zeker, dat is zoo! maar by alles wat men hè verwyten kan of wil blyft toch dit, dat...(de? tekstverlies door perforatiegat) rechters een onrechtvaardig vonnis hebben geveld. Ik wil sluiten. Mag ik myn vriendelyke groeten verzoeken aan Mevrouw en uw beiden het beste wenschen met uw gezondheid. Als Dek verzuimt iets van zichzelf te zeggen, zal ik nu en dan op de kaarten een woordje byvoegen. ik zie wel dat U er belang in stelt. Met de meeste hoogachting Uw toegenegen M. Douwes Dekker Schepel N. Ing 29 Jan. 1887
De tweede brief bevat eerst het handschrift van Dekker en dan dat van Mimi: | |
[pagina 19]
| |
alle heerachtigheid, en me ‘Dek’ te noemen. Dit verzoek richtte ik ook tot onzen besten ScheuerGa naar voetnoot2. en hy heeft het flink gefiatteerd. Een eergister ontv. brief van hem begint met ‘beste Dek.’ Heden nacht voor 't eerst in 'n heele maand heb ik goed geslapen en voel ik me wat beter. Vandaar de dapperheid waarmee ik 'n behoorlyk blaadje voor me leg, inplaats van de gebruikelyke briefkaart. Toch weet ik dat ik gauw moe zal zyn, en by 't lettertjes zetten voel ik hoe mal zwak
18 febr. Geachte Heer! Alzoo begon D. een brief heden voor 8 daag. Hy was toen betrekkelyk zeer wel. We hadden toen verschillend bezoek. o.a. ook dokter de VriesGa naar voetnoot3. uit Amsterdam, die deks toestand volstrekt niet ernstig inzag. Hy was toen zoo opgewekt en levendig - maar nu is 't geheel anders, en is hy weer heelemaal down. Hy verzocht my U zyn begin van een brief met een kort byschriftje te zenden. Hy is nu doodaf van een lange asthma-bui die nog niet geheel voorby is. - het is afschuwelyk ellendig hem zoo te zien lyden. Was deze Oosten-wind nu slechts voorby. ik denk die moet ook U onaangenaam zyn. Vaarwel, waarde heer! Met de beste groeten aan U en de uwen uw toegenegen M Douwes Dekker Schepel
Een dag later is Multatuli overleden. De derde brief (geschreven op papier met een zwarte rouwrand) is van Mimi uit Amsterdam. Hij bevat een licht verwijt: | |
Amsterdam, 13 Juli '87.Waarde Heer! Sedert eenige dagen ben ik nu hier - Nassaukade 86 - en begin ook een weinig op streek te raken - en zie, nu myn gedachten zich weer niet uitsluitend by die treurige verhuiszaken behoeven te bepalen, valt het my op dat ik van U geen enkel antwoord op myn laatsten schryven mocht ontvangen. Mag ik U vragen naar de reden van dit zwygen? Ik weet zeer goed dat ik in myn schryven open ben geweest, waar vele anderen gesloten zouden zyn gebleven; maar het was op een pertinente vraag van U, en dan was openheid in dit geval niet een bewys van achting? Waarlyk ik geloof niet waarheid schuldig te zyn aan iedereen. Hoe ook, want er zou hierover zeer veel te zeggen zyn, U zoudt my zeer verplichten met een enkel woord! Met de meeste hoogachting Uw toegenegen M Douwes Dekker. | |
[pagina 20]
| |
Tot zover de drie teruggevonden brieven. Het lijkt me goed hier het artikel aan toe te voegen dat Dr. P.H. Ritter Jr. schreef in het mei-nummer 1951 van het maandblad Het Boek van Nu, dat toen onder redactie stond van Gerard van Eckeren, Dr. P.H. Ritter Jr., Dr. G. Stuiveling en P.J.G. Huincks.
Multatuli aan de aanvang van mijn leven door Dr. P.H. Ritter Jr.Ga naar voetnoot4.
Tijdens de bezetting is een interessante briefwisselingGa naar voetnoot5. tussen mijn Vader en Multatuli verloren gegaan. Ik beklaag degenen, die hun bibliotheken zagen vernietigen, maar dit is een zwaarder verlies. Dit is onherstelbaar. Ware de oorlog niet over mij gekomen met deze ramp, dan zou ik die briefwisseling hebben gepubliceerd in dit Multatuli-nummer van ‘Het Boek van Nu’. Thans kan ik slechts verre herinneringen weergeven uit mijn prille kindertijd. Want Multatuli stond aan de aanvang van mijn leven. Mijn Vader was zeer met Multatuli bevriend, en deze vriendschap heeft het mij altijd onmogelijk gemaakt hem volkomen objectief te lezen en te beoordelen. Steeds plaatste zich de persoonlijke verhouding van deze beide mannen tussen mij en Multatuli's geschriften. In de tafelgesprekken in het ouderlijk huis was dikwijls Multatuli het onderwerp, eveneens in de avondgesprekken, wanneer in de intellectuele kring van die tijd, de jaren tussen 1880 en 1890, de zedelijke reputatie van Multatuli werd aangevochten. Is hij de afgod geweest van het revolutionaire volk en van velen, die heimelijk opstandige meningen waren toegedaan, de burgerlijke kringen deden iets anders dan zijn ‘Ideeën’ indrinken, zij roddelden over hem onder de schijn van cultuurbelangstelling. Zijn vele liefden, zijn onregelmatig leven, dat waren prachtige aanleidingen om lucht te geven aan het menselijk verlangen naar kwaadsprekerij, terwijl men zijn intellectuele houding behield. Hier verscheen een interessante figuur ten tonele, een volks- | |
[pagina 21]
| |
voorlichter. Men kon zo heerlijk problemen opwerpen over het recht of het onrecht van den kunstenaar, zich in strijd met de maatschappelijke normen te gedragen. Onder het voorwendsel hooggestemde discussiën te voeren, deed men niet anders dan een grote figuur betuttelen. Deze debatten over het persoonlijk leven van Multatuli ontaardden soms wel in dichterlijke ontboezemingen. Ik herinner mij een vers, van den heer F. Smit Kleine, den schrijver van ‘Haagse hopjes’ en de eerste redacteur van ‘Den Gulden Winckel’, waarvan ‘Het Boek van Nu’ een dochter is. Hij schreef het en hij droeg het voor in letterkundige kring. De aanvangswoorden van dit gedicht luidden: ‘Hij was niet groot!’ Deze aanvangswoorden werden in ieder nieuw couplet herhaald. Waarom was hij niet groot? Omdat hij de huwelijkstrouw zou hebben gebroken! Indien men dit kriterium van letterkundige beoordeling consequent gaat toepassen, dan vervalt een belangrijk deel van de wereldliteratuur. Mijn Vader deed aan dergelijke Multatuli-beschouwingen niet mee. Hij leidde het gesprek steeds af naar een beoordeling van Multatuli's denkbeelden. Hij was telkens opnieuw verrast over zijn geest, opgetogen over de raakheid zijner voorstellingen, de bondigheid van zijn stijl. Ik meen altijd in de stijl van mijns Vaders geschriften de invloed van Multatuli te herkennen. Het streven naar een exacte formulering, het overrompelend begin, waaruit niettemin een gaaf gedachtengeheel voortkomt, het aforistisch karakter, was aan beide schrijvers gemeen. Toen ik Multatuli begon te lezen, was dit eigenlijk een herlezen. In vele ‘Ideeën’ herkende ik uitspraken, die geklonken hadden in de huiskamer. De ‘Saidjah en Adinda’ of fragmenten uit ‘Vorstenschool’ voor te dragen, het waren opdrachten aan de huisgenoten. En het Multatuliaans adagium, dat de jeugd zich moet oefenen in het bepalen, het was een der grondslagen van de methode waarmee ik ben opgevoed. Het portret van Multatuli hing aan de wand in de kinderkamer van ons huis in de Maliebaan te Utrecht, waar ik een jonge knaap was. Hoewel het een oneindig aantal jaren geleden is, herinner ik mij, als gisteren, hoe mijn vader bij het stervensbericht van Multatuli ontsteld de trap op kwam stormen, uitroepend: ‘het is ongelooflijk, hij is er niet meer!’ Ook herinner ik mij, hoe toen het portret met eikenloofGa naar voetnoot6. omwonden werd. Zulke voorvallen openbaren een gevoel van zeer innige vriendschap. Ook de volgende uitlating van mijn Vader: ‘ja, ik heb na Multatuli veel wijsgeren gelezen, die mij het betrekkelijke en onvolledige van zijn uitspraken deden beseffen. Maar ik heb zijn boeken nooit weg kunnen doen!’
Wat is het belang van al deze mededelingen? Juist nu door sommigen wordt getwijfeld aan Multatuli's grootheid en blijvende betekenis is het, dunkt mij, van enige waarde, uit een vaste herinnering - en bij het ouder worden blijken | |
[pagina 22]
| |
de gebeurtenissen uit de eerste kinderjaren het best in de memorie te zijn gegrift - te doen zien welke ontzaglijke spanningen deze klare en bewegelijke geest heeft opgewekt in de generatie voor welke hij schreef. Multatuli stelde het probleem, dat de mensen van het einde der negentiende eeuw bezig hield. De burgerlijke intellectuelen mochten zijn reputatie beduimelen, zij zaten niettemin met hem in hun maag. Alle taboe's van de deftige en huichelachtige periode, waarin hij optrad, werden door hem omvergehaald, en dat, terwijl zijn gedachtenwereld niet tot een vast systeem werd, waartegen men zich collectief kon verzetten. Wie de bestaande orde omver werpt roept de tegenstand op van ieder, die haar wil behouden. Wie de bestaande orde hekelt, hij blijft slechts een aanleiding tot discussie. Het staat niet vast, dat Multatuli een der geestelijke vaders is geweest van het socialisme. Het staat wel vast, dat men bijna alle vormen van maatschappij-vernieuwing, die Multatuli heeft aangewezen, in de huidige samenleving aantreft. Dat zijn kritiek het eerst in de huiskamers kwam en niet op de ‘meetings’, daarin lag juist zijn kracht. Ik zeide: ‘spanningen’ riep hij op. Zijn vreemdsoortige verschijning mocht de gezeten burgerij ontstemmen en prikkelen, ter andere zijde werd hij het voorwerp van een heldenverering, die hij zeker nooit heeft gewenst. ‘Meester, beveel mij, wat ik zal doen!’ zo luidde de brief van een der vrienden mijns vaders, een leraar, aan Multatuli. ‘U zelf zijn’, zal Multatuli waarschijnhjk hebben geantwoord, maar dergelijke kleine feiten geven een inzicht in de aard der reacties, welke zijn optreden wekte. De eerste ontmoeting van Multatuli met ons volk werd doorstroomd door het romantisme dat zijn verschijning meebracht, maar ook door een romantisme, dat in onze natie was overgebleven na het jarenlang consumeren van romantische rhetoriek. De sfeer, waarin Multatuli verscheen droeg vele elementen in zich van wat hij ons heeft afgeleerd. Ik geloof, dat de vriendschap tussen mijn Vader en Multatuli gebaseerd was op een wederzijds afstand doen van bijkomende vooroordelen. Deze aan beide kanten bestaande genegenheid acht ik een der wonderlijkste, een der paradoxale verschijnselen in het leven van Multatuli. Mijn Vader was Remonstrants predikant, te Utrecht. Hij behoorde dus tot het gilde der vrijzinnige dominé's, dat Multatuli bij voorkeur heeft gehaat. Mijn Vader was oud-liberaal, conservatief getint, hij ondersteunde in sterke mate de opvattingen van burgerlijk fatsoen, die geheiligd waren in de tijd, waarover wij schrijven. Maar Multatuli had behagen in de omgang met den vertegenwoordiger ener burgerij, die hem tegenstond, mijn Vader had behagen in de omgang met den opstandeling. Hier traden twee geesten buiten de maatschappelijke omgeving, waarin zij waren geclasseerd. Het verkeer was levendig. De beide heren schaakten per correspondentie.Ga naar voetnoot7. De brieven die zij elkander buiten de mededelingen over de schaakzetten toezonden, waren vol van belangsteling voor de wederkerige gezinnen. Ik herinner mij, dat ik in die tijd aan heupgewrichtsontsteking leed. Talrijk en vol be- | |
[pagina 23]
| |
zorgdheid waren Multatuli's informaties naar mijn gezondheidstoestand. 's Zomers gingen wij vaak, met de hele familie, naar Nieder Ingelheim, waar Multatuli toen woonde. En daar, op de wandelingen in de omgeving en langs de Rijn, moet het geestelijk leven zich hebben ontplooid tussen twee mannen van zeer uiteenlopende maatschappelijke zienswijzen en zeer verschillende bestemming. Ik ben er zeker van, dat de gemeenschappelijke liefde voor de wijsbegeerte de band heeft gelegd. Multatuli was een vrijgeest, een eclecticus, voor mijn Vader was de filosofie het werk van zijn keuze, het vak ener stelselmatige be- | |
[pagina 24]
| |
oefening. Mijn Vader moet ongetwijfeld de sprekende wijsgerige aanleg in Multatuli hebben ontdekt en bewonderd. Multatuli moet aanraking gezocht hebben met de grote systemen. Mijn Vader heeft mij enige merkwaardige bizonderheden over die wandelingen om Nieder Ingelheim verteld. In een reeks van wandeltochten heeft mijn Vader Multatuli de ontwikkeling laten zien der kennisleer van Kant. Tijdens een van die gesprekken - de beide vrienden bevonden zich op een hoogte, met uitzicht op de Rijn - hield Multatuli mijn Vader eensklaps staande. Hij legde de hand op mijn Vaders schouder en zei: ‘als ik dàt geweten had, had ik alles anders geschreven!’
De herinneringen, die ik hier te boek stel, hebben betrekking op den ouden Multatuli. Mijn Vader heeft mij ook dikwijls gesproken over de versomberingen, die hem konden omfloersen. Als mijn Vader hem aanmoedigde om meer te boek te stellen, dan kon hij het hoofd schudden en uitroepen: ‘och, al die lettertjes!’ Uit de mededelingen van mijn Vader treedt ons een bescheiden figuur tegemoet, een die, als alle groten en onsterfelijken, nimmer tevreden was over de eigen prestatie. Misschien is deze handvol herinneringen van enig belang voor hen, die zich door de lectuur van dit Multatuli-nummer, opnieuw over de betekenis van dezen opmerkelijken Nederlander willen bezinnen. Naast het zeer uiteenlopend oordeel van vooraanstaande persoonlijkheden uit deze tijd, mag er wellicht plaats zijn voor een artikel, waarin gepoogd wordt iets van den mens te doen herleven. Ik mag mijn vriend en collega Dr Stuiveling verzekeren, dat zijn doorwrochte Multatuli-uitgave een ereplaats krijgt in mijn bibliotheek. Naast de oude uitgave, die ik van mijn Vader mocht erven. Zij zal haar echter niet vervangen. Want ook ik doe die oude boeken niet weg, die mijn Vader zo trouw bewaarde.
Ritters artikel wordt in dezelfde aflevering van Het Boek van Nu gevolgd door een aantal korte uitspraken over Multatuli door Lodewijk van Deyssel, Gerard Brom, Top Naeff, K.H. Miskotte, Annie Romein-Verschoor, Matthijs Vermeulen, F.C. Gerretson, Gerard Walschap, W. Banning, Anton van Duinkerken en S. Vestdijk.
Ook Ritter senior heeft over Multatuli geschreven en wel in het weekblad Eigen Haard van 5 maart 1887. Het artikel bevindt zich in het Multatuli-Museum. Het begint met deze woorden: ‘Met weemoed neem ik de pen op om eenige regelen te schrijven, die het portret van Multatuli zullen vergezellen. Toen de Redactie van “Eigen Haard” mij eenige weken geleden om dit bijschrift verzocht, opperde ik het denkbeeld het te plaatsen in de aflevering, die het eerst zou verschijnen na den 2den Maart, Multatuli's geboortedag. En zoo is het dan nu ook geschied. De lezer | |
[pagina 25]
| |
ontvangt heden Multatuli's beeltenis, maar, helaas! niet als feestgave bij zijn geboortedag, maar als hulde na zijn verscheiden. Want in den namiddag van den 19den Februari is Eduard Douwes Dekker de eeuwige rust ingegaan’.
Ritter wijst dan op de lange rij der geschriften van Dekker: ‘Wat een scherpzinnigheid, wat een verbeeldingskracht, wat een gevoel, wat een hartstocht, maar vooral wat een hart spreekt uit deze taal!’ Hij vraagt zich vervolgens af: welke beginselen liggen aan de behandelde stof ten grondslag? en antwoordt in zes punten: de nadruk die gelegd wordt op de hoge waarde der individualiteit, het aandringen op werkzaamheid, het aandringen op ascese, het ZIJN te leren kennen, de noodzaak van denken, onderzoeken en begrijpen en de walg van pathos. ‘Begaafd met eene rijke verbeelding; - wat hij aanraakte werd levend onder zijne handen -; met een diep en fijn gevoel; met een scherpen blik; met een taai geduld; met buitengewoon arbeidsvermogen; met onbuigzame wilskracht; - toegerust met eene veelomvattende kennis van talen, van taal en van feiten; in het bezit van eene rijke ervaring, is hij ten strijde getrokken voor alles wat hem als goed voorkwam, tegen alles wat hem niet goed toescheen. Wanneer deze aldus geharnaste strijder opstond, wee dan dengene, op wiens hoofd de slagen vielen. En toch - indien ooit eene verzameling van de brieven, die hij aan zijne vrienden schreef, het licht zal zien, dan zal de wereld verbaasd staan over de kinderlijkheid van het gemoed van dezen machtige. Want hij was - zacht als een kind. Wat zijne vrienden aan hem verhezen, dat weten zij alleen’. |
|