Over Multatuli. Deel 11
(1983)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 55]
| |||||||
H.H.J. de Leeuwe
| |||||||
[pagina 56]
| |||||||
een meer dan gewone belangstelling in de vorm van vertalingen en van aan de Nederlander gewijde essays en boeken. Natuurlijk vraagt men zich af hoe dat zo kwam. Dr. Vanrusselt geeft als antwoord: de Duitse letterkunde, ja de Duitse cultuur bevond zich toen in een overgangsfase; geen auteur van het verleden beantwoordde aan het nieuwe levensgevoel der jongeren - en van een komende generatie was er nog niemand opgestaan. Zo vulde Multatuli een leemte aan. Maar daarvoor waren apostelen nodig die door zijn werk en zijn leer gegrepen waren. De voornaamste van hen is Wilhelm Spohr geweest, een instrumentmaker en als zodanig autodidact in de letteren, die de tijd van een politieke gevangenisstraf benutte om Nederlands te leren en Multatuli te vertalen, en die later door inleidingen daarbij èn door voordrachten trachtte Multatuli in Duitsland populair te maken. Hij is er in geslaagd. Want er waren ook andere vertalers en andere uitgevers dan de bekende J.C.C. Bruns te Minden. Hoewel het distributie-overzicht dat Vanrusselt in diverse tabellen geeft, uiteraard niet tot geheel precieze cijfers kan leiden, mag hij toch terecht besluiten ‘dat Multatulis werk doordrong tot prestigieuze, progressieve tijdschriften’. Hij was - aldus de auteur - ‘meer dan een literair randverschijnsel, tenminste gedurende een bepaalde tijd’ (p. 104). Het waren vooral jongeren die hem lazen en er hun meestal enthousiaste mening over zeiden. Hun namen zijn niet allen meer in literaire encyclopedieën terug te vinden, maar er zijn onder hen toch mannen van betekenis geweest zoals Johannes Schlaf, Fritz Mauthner, Richard M. Meyer, Gustav Landauer, Samuel Lublinski als schrijvers, Sigmund Freud en Gustav Mahler als bewonderende buitenstaanders. Die lezers die als individualisten anarchistisch gezind waren vonden bij Multatuli veel van hun gading. Vermelding verdient daarbij de kring van Friedrichshagen, bewoners van een voorstadje van Berlijn, waar behalve Spohr ook Bölsche, Wille, Hart en de tekenaar Fidus verbleven (Fidus was het pseudoniem van H. Höppener die de uitgaven illustreerde). Waarin vonden zij en anderen steun bij Multatuli voor hun ideeën? Daar was vooral zijn strijd tegen elke traditionele autoriteit, zijn verzet tegen mishandeling en onderdrukking, zijn inzet voor het vrije onderzoek, voor de vrije opvoeding, de vrije liefde, zijn strijd voor de waarheid en zijn kennis van de kinderziel. Men bewonderde zijn brillante stijl en de eenheid van leven en werk. Alhoewel men moeite had met zijn literair-historische classificatie - was hij nu romanticus of realist? - besefte men toch terdege dat hij kunstenaar tegen wil en dank was. Vandaar dan ook dat alle essayisten hun eigen plaats tegenover hem bepalen met het oog op wàt hij te zeggen heeft, minder op het hòe. Want er zijn ook geïrriteerde tegenstanders. De feministische vrouwen vonden hem omstreeks 1912 al verouderd, de godsdienstig gezinden keken zuur. Natuur- | |||||||
[pagina 57]
| |||||||
lijk speurde men ook naarstig naar vergelijkbare figuren. Rousseau werd genoemd, en Heine, en Dickens, en Zola, en nog veel meer; voorop uiteraard Nietzsche. Beider systeemloosheid bevreemdde, en uiteindelijk bleek de Duitser in het oog der Duitsers toch aan het langste eind te trekken. In 1900 verklaarde G. Biedenkapp dat de bestudering van Multatuli zou kunnen leiden tot beter begrip van Nietzsche. Dat was geen gering compliment! Anderen onderzochten zijn relatie tot het socialisme en de politiek. Hij was, schreef Richard M. Meyer in 1913, noch liberaal noch conservatief noch medestrijder voor een derde partij - en dat maakte juist zijn tragiek uit: ‘... een in de kern esthetisch karakter, dat praktische invloed wil uitoefenen op een bodem waar de esthetica hoogstens als fiorituur (=versiering) wordt geduld’ (p. 341). Ruim veertig jaren nadien, in 1955, constateerde H. Bruck, dat Multatuli ‘gevangen bleef in de vooroordelen van de bourgeoisie’, dat hij geen inzicht had ‘in het klassenconflict tussen werkgevers en arbeiders’ (pp. 341-342). Dit was - bij alle bewondering voor zijn sociaal pionierschap - toch wel een verwijt wegens tekortschieten. Zo haalde iedereen uit Multatuli's oeuvre wat hij er in wilde vinden. Vermelding verdient voorts het feit dat psychoanalytici bij hem voorbeelden vonden voor hun inzichten. Freud werd al gememoreerd (hij bewonderde hem en citeerde hem vaak), maar ook Stekel en Rank behoorden tot zijn erkentelijke lezersGa naar voetnoot3.. Dus? Zijn de Nederlandse vrienden van Multatuli tevreden over hun Oosterburen? Neen, eigenlijk niet. Want - Vanrusselt vertelt het - er was slechts één dekade waar de geletterde Duitsers zich druk maakten over Douwes Dekker. Tijdens en nà de Eerste Wereldoorlog was het afgelopen. De kring van Friedrichshagen, aldus de promovendus, was monddood gemaakt. En men wist het blijkbaar wel; de ‘leemte’ was opgevuld. Natuurlijk, in 1920, bij de herdenking van de honderdste geboortedag, verschenen er een paar artikelen, maar daarna wordt het stil rond de schrijver, als men even afziet van twee toneelstukken die aan hem door Duitsers worden gewijd (Huebner en Ortner) en waarvan er één zelfs wordt gespeeld. Tijdens de Tweede Wereldoorlog probeert men hem - voornamelijk van Nederlandse zijde maar in de Duitse taal - bij het nationaalsocialisme in te lijven (makkelijk nietwaar, als iemand kritisch staat tegenover het parlementaire stelsel), maar na 1945 wil men, althans in de Bondsrepubliek, niets meer van Douwes Dekker weten. Een nieuwe druk van de Havelaar-vertaling verkoopt slecht, een uitgave van zijn parabelen en aforismen wordt niet geaccepteerd. De DDR is scheutiger, | |||||||
[pagina 58]
| |||||||
er verschijnen vertalingen (mèt inleidingen) van de Havelaar en Woutertje Pieterse. Maar een bestseller wordt hij niet. Nu hoeft dat ook niet, maar niettemin, wie van de intellectuele Duitsers zou nog iets zinvols over hem kunnen zeggen? Hoe zou dat nu komen? Is hij voor de Bondsrepubliek een al te gevaarlijke atheïst en voor de DDR een al te slappe socialist? Ligt het aan ons kleine taalgebied? Maar Ibsen en Strindberg (een Noor en een Zweed) worden nog steeds gespeeld, Andersen en Hamsun (een Deen en een Noor) worden nog steeds gelezen. Zou het misschien zin hebben om de receptie in Duitsland van schrijvers als Jacobsen (invloed op Rilke, thans vergeten) en Jensen (invloed op Brecht, thans vergeten) gedetailleerd te onderzoeken zoals Vanrusselt met Multatuli gedaan heeft? Of ligt het misschien warempel aan de artistieke kwaliteiten van Multatuli zelf? Is hij voor Duitstaligen toch te fragmentarisch, te aforistisch? Willen ze daar nu echt alleen het dikke boek met begin, midden en eind? Maar toch! ‘Waarschijnlijk hééft - aldus het slotwoord van Dr. Vanrusselt - en zàl geen enkel Nederlands auteur nog nooit zoveel succes kennen als Multatuli’ (396). Daar moeten we het dan maar mee doen. Uit het voorafgaande zal duidelijk geworden zijn dat deze dissertatie een imposante prestatie is. We zijn er blij mee. Niettemin mogen een paar aantekeningen zoals bij elke promotie gebruikelijk is, niet achterwege blijven.
|
|