| |
| |
| |
Jeroen Kluiver
Wouter voor 't eerst apart uitgegeven
De eerste aparte Wouteruitgave werd verzorgd door Mimi Hamminck Schepel, Multatuli's weduwe, in 1890. Het is uiterst nauwgezet pluiswerk geweest. Dit blijkt direct wanneer je Multatuli's Ideeën-Wouter ernaast legt, wat ik heb gedaan. Daarom ook is het voor mij ondoenlijk beide edities integraal, zin voor zin, laat staan woord voor woord te gaan vergelijken. Ik beperk me daarom tot de eerste Ideeënbundel. Mimi's editie begint met Idee 361, het idee waarin Multatuli Fancy vraagt hem wat poëzie te verschaffen, hem een sprookje in te blazen, opdat hij niet van walging vergaat aan het walgelijke dat hem omringt. Latere uitgaven van aparte Woutertjes beginnen vaak een Idee later, met 362, en slaan deze als inleiding toch geschikte smeekbede over. Het kan beide, denk ik. In elk geval staat dit Idee dichter bij Wouter dan de Ideeën die eraan vooraf gaan. Die gaan namelijk over Heine, en over de slechtheid der Keulenaars.
Nu is het zo, dat Multatuli zijn Woutergeschiedenis heeft ingedeeld in hoofdstukken, en dat elk zo'n hoofdstuk - en ook enkele andere - voorafgegaan wordt door 'n zeer beknopt en scherp geformuleerd soort inhoudsopgaafje. Een stukje dat hij schreef wanneer z'n hoofdstuk klaar was, om het daarna aan het begin ervan te plaatsen. Het 2e hoofdstuk bijvoorbeeld, wordt aangekondigd als:
‘Een kort hoofdstuk in vyf delen, en 'n Idee achteraan ()’.
En het 3e als:
‘() Korte bespiegeling over gebrek aan ruimte’.
En het 4e begint met:
‘Een hoofdstuk met Ideeën er doorheen ()’.
Hieruit zou kunnen blijken, dat Multatuli deze toch apart aangeduide Ideeën uit deze hoofdstukken in nauw verband met 't Wouterverhaal zag. Of, in elk geval: in nauwer verband met Wouter dan de Ideeën die hij ook door z'n geschiedenis heenschreef, maar die hij niet in z'n voorafgaande inhoudsopgaafjes al onderbracht, die onder zelfstandige titels verschenen of op andere in 't oog springende wijze los van Wouter stonden. Enkele voorbeelden hiervan zijn ‘Vorstenschool’ en Idee 448: (Brief) ‘Aan Mevr. de Wed. P. geb. baronesse van D. te Zwol’. Ook de Ideeën 1 tot en met 360, welke in bundel I aan Wouter voorafgaan, staan meer op zichzelf.
Laten we nu nagaan hoe Mimi het Wouterverhaal uit de Ideeën losmaakte.
| |
| |
Idee 361, dat nam zij op, helemaal. Dan de aanhef van het eerste hoofdstuk:
‘Chronologisch-archaeologisch onderzoek naar den oorsprong dezer geschiedenis, en van den naam der Hartenstraat. Over Poëzie in 'n stad wier naam uitgaat op dam. Ongeneeslyke liefde, en vlechten van vals haar. ()’
Mimi copiëerde het. Vervolgens blijft ook 't hoofdstuk zelf ongeschonden. Het tweede chapiter begint met de aanhef:
‘Een kort hoofdstuk in vyf delen, en 'n Idee achteraan ()’
Ondanks 't feit dat het hoofdstuk inderdaad kort is liet Mimi het Idee achteraan weg. Het is no. 364, en gaat over de toekomst der mensheid, waarvan nog wat te hopen valt, ‘als methaphysiek en theologie zullen vergeten zyn, en kennis der Natuur zal gelden als adel. () Ziedaar wat zyde, gevlochten in 't dunnen staartje van m'n Chinees’.
Chinees? Pardon?
Dat was waar ook. Multatuli voorspelt z'n uitweidingen zelf - al in 't eerste hoofdstuk. Want daarin luidt het:
‘Men ziet dat myn verhaal heel eenvoudig wezen zal. Te eenvoudig eigenlyk om alleen te staan. En daarom, als 't me wat al te mager voorkomt, zal ik er wat tussenvlechten hier en daar, zoals de Chinezen doen met hun staarten, wanneer die wat dun zyn,()’
Ook in Mimi's uitgave staan deze zinnen, wat zou kunnen betekenen dat zij niet àl Multatuli's lossere overpeinzingen schrapte. Dit blijkt later waar te zijn.
Het 3e hoofdstuk, waarover ik al zei dat 't afsloot met 'n bespiegeling over gebrek aan ruimte, kwam niet ongehavend uit de strijd. Die bespiegeling werd door Mimi weggelaten, hoewel zij kort was (de bespiegeling) en prima aansloot bij 't verhaal: zojuist hebben Hallemannetjes Wouter afgezet, waarna Multatuli twijfelt aan hun fatsoenlijkheid. ‘... en ik hel over tot de mening dat dit fatsoen eigenlyk niets was dan 'n uitvindsel van Wouters moeder, omdat ze “nauw behuisd” was’. Waarop iets over ruimtegebrek goed aansluit.
Nu het 4e hoofdstuk, dat was: ‘Een hoofdstuk met Ideeën er doorheen’. Multatuli's aanhef luidt voluit:
‘Een hoofdstuk met Ideeën er doorheen (219). Verloren suikerpotten en zoekgeraakte bybels voor de rechtbank van 't geweten. De onmannelykheid der natie, volgens Siegenbeek en andere moralisten. De verdiensten en gebreken van Leentje, beschouwd uit 'n Mensenvriendelyk oogpunt. Verregaande onkiesheid van de voorprinselyke spelmethode. Idem van de schryver dezer Ideeën. Uitvallen tegen deugdzame vuiligheid. Kappelmans preek over zeggen en doen’, (mijn cursivering, J.K.)
Gecursiveerde zinnen liet Mimi in haar versie van de aanhef weg. Om te beginnen die zin: ‘Een hoofdstuk met Ideeën er doorheen’. Blijkt daar straks uit dat dat zij bedoelde Ideeën zelf ook niet opnam? Dat blijkt straks inderdaad. Idee 368 bijvoorbeeld is verdwenen, dat zegt: ‘Er zou weinig overblyven van wat wy geweten noemen, als we de noodzakelyke gevolgen van 't bedreven kwaad konden wegdenken’. Evenals 370, over ongelezen Christenbijbels. Daarnaast drongen 372/3 en 4 evenmin door tot Mimi's Wouter. Respec- | |
| |
tievelijk behandelen ze 't gebrek aan lichamelijke hygiëne, veroorzaakt door armoede en deugd, aan de hand van 't feit dat Leentje zich slecht waste, dan: Natuur valt niet te bespotten, tot slot: Kappelman's preek, waarin de raadgeving meer op je uitlatingen dan op je daden te letten.
Nu gebeurt er iets nieuws. In de Ideeën vat Multatuli de draad als volgt op:
‘Oef! Nu weer van Leentje. Stoffel beschuldigde haar...’ (ergens van)
Dat ‘Oef!’ verwijst naar de door Multatuli getrooste moeite, voor het schrijven van deze eerste langere excursie nodig. Maar omdat dergelijke uitstapjes bij Mimi vaak niet doorgaan en dat ook in dit geval niet deden, zou dat ‘Oef!’ in háár uitgave op mysterieuze wijze in het luchtledig blijven hangen. Evenals ‘Nu weer van Leentje’ want Multatuli hàd het al over Leentje. Enig juiste oplossing: beide zaken schrappen. Inderdaad ontbreken ze in Mimi's uitgave. Maar ook moest nu de zin ‘Stoffel beschuldigde haar...’ worden veranderd, omdat ‘haar’ nergens meer naar verwees. Mimi maakte ervan: ‘Stoffel beschuldigde Leentje...’ Nauwgezette arbeid!
Het 5e en 6e hoofdstuk liet Mimi ongeschonden. Hun aankondigingen luiden respectievelijk:
‘Kort hoofdstuk zonder Ideeën (...)’ en ‘Weer 'n hoofdstuk zonder Ideeën (...)’
Volgt het 7e, dat begint met 378. Het lijkt nu alsof de aanhef al om geschrap vraagt:
‘Beschouwingen over de manier om 'n groot man te worden. Bezoek by m'sieu Willaire die zo knap was. Uitstapje naar Artis. Vervolg en slot van de apenstudie in 214 en 215. Twee stokpaardjes (...)’
In Mimi's versie van deze aanhef ontbreekt het voorgenomen bezoek bij Willaire; het uitstapje naar Artis gaat niet door, terwijl ook de apenstudies worden vervolgd noch afgesloten. Haar eigenlijke hoofdstuk is overigens wat complexer samengesteld. Idee 379, waarin Multatuli eerst wat over Pennewip vertelt, luidt ongeveer halfweg: ‘Van natuurkunde was geen spraak in die tyd’, waarna 't verder gaat over gebrekkigheid van burgerscholen. Deze laatste helft laat Mimi weg.
Het 8e hoofdstuk, de voorbereidingen tot het salieavondje der Pieterses, nam Mimi in z'n geheel op, evenals 't 9e, waarin Pennewip de gedichten van z'n leerlingen doorneemt. In beide hoofdstukken komen dan ook geen lossere Ideeën voor. Op één uitzondering na misschien, nummer 383, over oorzaak van veel vijandschap en ongenoegen. Dit idee is erg kort en sluit goed bij 't verhaal aan.
Nu het 10e hoofdstuk, het salieavondje zelf, dat uitloopt op ruzie en kijfpartijen over het ja dan nee zoogdier-zijn van juffrouw Laps. Het staat er helemaal in. Uit het 1 le hoofdstuk laat Mimi 395 verdwijnen, een korte overpeinzing die tot enig bepaald nadenken wil aansporen, omtrent het twistpunt of bijbelse eigenheden al dan niet heilig zijn. Maar het 12e, waarin Pennewip
| |
| |
Wouter's ‘Roverslied’ voordraagt, dat staat er weer helemaal in. Wederom komen er geen lossere gedachten in voor. Het 13e hoofdstuk bespreekt gemoedstoestanden van Juffrouw Pieterses ex-visite. Ook staat in de aanhef:
‘() Malle uitval van den schryver, zeer geschikt om de genegenheid van Publiek te winnen, en dat monster over te halen tot vernieuwing van z'n abonnement’.
Zo'n malle uitval! Wat gebeurde ermee? In Mimi's uitgave blijft er van dat stuk tekst, dat oorspronkelijk 6 pagina's beslaat (399 tot en met 404) en waarin Multatuli ontvouwt wat 'm als schrijver aanspoort, maar weinig over. Eigenlijk alleen dit: de eerste alinea van 399, aansluitend op 't relaas over 'n smerige achterkamer, plus éen zin uit 404: ‘Lieve god, Marianne, zet toch 't venster open!’ Tussen die alinea en deze zin liet Mimi twee regels puntjes zetten.
Zowel het 14e en het 15e hoofdstuk bleven ongeschonden, hetgeen gelijk het enige is dat ik over deze hoofdstukken kan zeggen - in dit verband. Of het moest nog zijn dat in het 14e nog twee aparte Ideeën voorkomen, 408 en 411, welke respectievelijk luiden: ‘Daar is tussen verstand en geest geen zo wyde kloof, als beweerd wordt door wezens die gebrek hebben aan beide’, en: ‘'t Gebeurt zeer dikwyls dat we iets niet zien, omdat 't te groot is’. Beide werden opgenomen.
Ook uit het 16e hoofdstuk, dat uit één Idee bestaat, werd niets weggelaten, zodat we nu voor iets nieuws komen te staan: ‘Wat Ideeën zonder hoofdstuk’, bestaande uit een reeks van 24 Ideeën. Het is 14 pagina's lang, en levert niet malse kritiek op de (zogenaamde) godsdienst. 24 Ideeën, waarin er van Wouter of wie dan ook uit zijn geschiedenis geen sprake is.
Ondanks hun grote schoonheid, en hun grote samenhang met 't Wouterverhaal, heeft Mimi dan ook gelijk gehad hen uit haar beknopte editie te weren. Overigens is het wel interessant wat dieper op dit hoofdstuk in te gaan. Een der eerste Ideeën-indelers, of: - verdelers, was J.J. van Laar, die al in 1887, dus nog vóór Mimi's editie uitkwam, een register op de Ideeën samenstelde. Wel twaalf jaar daarvoor had Vosmaer al om zo'n register gevraagd. Hij kende iemand die het in handschrift bezat, maar het in druk doen verschijnen, dat kwam er niet van. Daarom stak Van Laar de handen uit de mouwen, zoals hij zelf zegt in z'n inleiding. In dat Register nu, geeft hij naast de beknopte inhoud van elk Idee, ook o.a. een verdeling in wat volgens hem wel, en wat niet tot 't Wouterverhaal hoort. Hij blijkt vast te stellen:
Eerste Wouterepisode, het gedeelte door mij zo juist besproken: Idee 362 tot en met 413; tweede Wouterepisode: 438 tot en met 447. Waarna we meteen zien dat ‘WAT IDEEEN ZONDER HOOFDSTUK’ voor J.J. van Laar het eerste hiaat in onze geschiedenis is. Ondertussen is duidelijk geworden dat Mimi dit anders zag. (Dat de indelingen van Mimi en van Van Laar zo uiteenlopen is begrijpelijk. Imers, ze hadden ook uiteenlopende doelstellingen. Zij: een heuse uitgave, dus continuïteit; hij: overzichtelijkheid, welke afneemt bij in detail treden).
| |
| |
Het verband tussen de eerste twee Wouter-episoden en de daartussen liggende tirade tegen zogenaamde godsdienst bestaat niet alleen in het feit dat deze drie stukken van dezelfde schrijvershand komen. Een vorm van verwantschap is overeenkomstigheid. Zo draagt het tussenhoofdstuk een titel, net zoals Wouterhoofdstukken dat doen. Maar daarnaast is 't ook nog een verwante titel. Wouterhoofdstukken hadden opschriften in de vorm: ‘Een hoofdstuk, én wat Ideeën’.
Op de tweede plaats sluit de tirade inhoudelijk gezien aan op hoofdstuk 15, waarin dominee de beschonken kop opsteekt. Het opvoeren van die ellendeling is ook kritiek. Vervolgens zegt Idee 414: ‘Hoofdstukken als 't vorige vervullen my met walging, maar ik geloof dat het plicht is “den steen niet om te gaan, die er ligt op onzen weg”. De zogenaamde godsdienst ligt juist op 't voetpad, en daarom wil ik haar wegkantelen als ik kan’. Waarop aaneengeschakelde twistgesprekken volgen, doorgaans over God en z'n eventueel bestaan gevoerd. Zo beginnen 419 tot en met 424 met standaardfrazen van de gelovige: Godsdienst is nodig voor 't volk, of om het in toom te houden, nodig voor de zedelijkheid, of om tot kennis van goed en kwaad te geraken. Multatuli staat hen vaak sarcastisch te woord, maar ook met redenering. In elk geval blijft er naar mijn smaak niets van overeind.
In 428 en 429 tart hij ouders die zèlf niet geloven, maar toch godsdienst nuttig achten als voorbeeld voor de kinderen. ‘Wat moet 't kind denken van z'n vader, als 't dezen later ziet glimlachen over dingen, die hyzelf het liet inprenten als iets heiligs? Zal niet de dus opgevoede zoon den vader verwyten dat-i hem bedroog? En zal-i niet recht hebben tot dat verwyt?’ (uit 429)
Na enkele Ideeën over 't feit dat wij God niet kunnen dienen, omdat z'n wensen onbekend bleven, komt Multatuli bij de kleintjes terug. Bijvoorbeeld in 436, over hoe eventueel intelligente kinderen 't verstand wordt verdoofd, ‘Bedwelmd of verstikt onder psalmen, evangeliën, en hoe al die voddery heten moog’. Dan 437, dat over de Bijbel zegt: ‘Hoe kunnen ouders hun kinderen een boek in handen geven, dat onovertroffen is in schandelyke taal en walglyke vuiligheden? (...) Met welk recht weert men de Sade (...) uit z'n huis als men z'n dochters de geschiedenissen in handen geeft van Abraham, Loth, Jacob, (...)’
Relaties met 't eropvolgend Wouterhoofdstuk, 't laatste van Bundel I, zie ik voornamelijk met Idee 438 van dat hoofdstuk, ‘Een treffende vogelhistorie’, parabel over het nemen en verzorgen van kinderen, terwijl men daar geen verstand van heeft.
Tot zover.
In het begin verklaarde ik te zullen laten zien dat Mimi nauwgezette arbeid had verricht. Hierin hoop ik te zijn geslaagd, hoewel ik me realiseer hoe persoonlijk mijn oordeel is. Het is een smaakkwestie, waarvoor argumenten zijn aan te voeren, nooit bewijzen. Als ik nu even aanneem dat het sowieso juist was een aparte Wouteruitgave te maken, dan kan ik verschillende verzorgers
| |
| |
van verschillende uitgaven vergelijken. Bijvoorbeeld nog 's over die hoofdstukaankondigingen. Toen Mimi besloot Idee x weg te laten, schrapte ze ook de aankondiging van Idee x. Logisch, zal men zeggen. Maar G. Stuiveling, die in 1950 een aparte Wouter verzorgde, liet van elke hoofdstukaankondiging maar één zinnetje over, wat ik toch minder elegant vind. Ik denk zo, dat als je nu eenmaal een tekst verminken mòet, goed. Alleen, doe het dan zo subtiel mogelijk. Zoals Mimi, wil dat hier zeggen. Ook blijkt dat zij, bezig met Ideeënschrappen, terdege bleef rekening houden met wat de tekst vermeldde. Nam ze op: ‘... zoals de Chinezen doen met hun staarten, wanneer die wat dun zijn’, dan kon ze niet àlle lossere Ideeën weglaten. En dat deed ze dan ook niet. Er zit systeem in. Wanneer je nu tekstjes uit 'n lange reeks gaat weghalen, ligt het voor de hand dat de nieuw ontstane overgangen niet geheel vloeiend zijn. In dat geval verhielp Mimi eventuele hakkeligheden door 'n woordje te schrappen of te vervangen. Als dat niet genoeg was, omdat er werd verwezen naar geschrapte tekstgedeelten, moest er soms een groter deel verdwijnen. Wat de grootte van dit deel betreft, schoot Mimi roos, vind ik.
|
|