Over Multatuli. Delen 9-10
(1982)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 53]
| |
De man zonder vooroordeelSacher Masoch, Maria Theresia en de vrijmetselaars. Vertaald door Multatuli en Marie Anderson, inl. en ann. J. Kortenhorst en J.J. Oversteegen. Vianen, Kwadraat 1981.f. 28,50.Volgens een anekdote zou Douwes Dekker in de jaren zestig (of zeventig?) bij Koningin Sophie op audiëntie zijn geweest. Wat hij er bereikt heeft, is niet bekend; ook naar de aanleiding kan men alleen maar gissen. Als Dekker bij die gelegenheid om protectie heeft gevraagd, dan kan de visite bij de vorstin een voorbeeld zijn van zijn neiging om naar literaire modellen te leven. In dit geval zou hij Joseph (von) Sonnenfels nagevolgd hebben, de hoofdpersoon uit twee creaties van Leopold von Sacher-Masoch: Der Mann ohne Vorurtheil en Maria Theresia und die Freimaurer, respectievelijk een ‘historisches Lustspiel’ en een ‘historische Novelle’Ga naar voetnoot1a.. In beide scheppingen slaagt Sonnenfels erin te bereiken wat voor Dekker een wensdroom is gebleven: de (bestuurs)ambtenaar wordt moralist, weet via een eigen (satirisch-kritisch) tijdschrift de majesteitelijke aandacht op zijn ideeën te vestigen, mag de vorstin zijn levensloop vertellen, maakt met zijn moed en waarheidsliefde indruk op haar, ruimt misverstanden over zijn persoonlijkheid op en tenslotte lukt het hem bij de keizerin steun voor zijn streven te vinden. Of Dekker het drama over deze man-zonder-vooroordeel ooit gezien of gelezen heeft, valt uit bewaard gebleven brieven niet op te maken. Dat Dekker de novelle van Sacher-Masoch gelezen heeft, staat vastGa naar voetnoot2.: samen met Marie Anderson heeft hij het verhaal vertaald. In 1876 heeft de Arnhemse boekverkoper H.W. van Marie dit werk uitgegeven, zij het zonder de namen van de vertalers. De oplaag is kennelijk erg klein geweest, want het boekje is in bibliotheken en antiquariaten nagenoeg onvindbaar. Omdat de vertaling anoniem is uitgegeven en er geen handschrift van bewaard is gebleven dat alleen Multatuli op papier gezet kan hebben, zal men het verhaal in de eerste zeven delen van het Volledig Werk tevergeefs zoeken. Het zou in een deel met ‘Brieven en documenten’ opgenomen kunnen wor- | |
[pagina 54]
| |
den, maar dan zou op z'n minst een klein stuk van de tekst als een creatie van Multatuli geïdentificeerd moeten zijn. Daarom is het een lofwaardig initiatief van twee Multatulianen en een uitgever dat zij vorig jaar voor een heruitgave hebben gezorgd: bij Kwadraat in Vianen is het verhaal opnieuw in druk verschenen, niet als reprint maar in een moderne typografie (15 x 22 cm, XXXVIII en 142 blzz., f 28,50); J. Kortenhorst en J.J. Oversteegen hebben de annotaties verzorgd, de verhaaltekst persklaar gemaakt en de inleiding geschreven. | |
Nieuwe raadselsDie inleiding is een bewerking van een studie die in Over Multatuli staat afgedruktGa naar voetnoot3. en waarmee de tekstverzorgers heel wat mede-Multatulianen nieuwsgierig zullen hebben gemaakt. Daarom is het jammer dat zij aan die eerdere publikatie weinig hebben toegevoegd. Een aantal wensen is onvervuld gebleven. Zo mag hun kleine opstel over de auteur van het duitstalige origineel een aardige samenvatting heten van wat Alfred Kossmann in (verouderde) Duitse publikaties heeft gelezenGa naar voetnoot4., de jongste literatuur over Sacher-Masoch is niet verwerktGa naar voetnoot5.. Over het verhaal zélf, als fictionele bewerking van historische stof, wordt niets meegedeeld. Ook over de functie ervan in het kader van de tijd en het milieu waarin het gelezen werd, komen we niets te weten. Verder: welke intenties heeft de auteur ermee gehad? En tenslotte: hoe is het verhaal bij Multatuli's leven gewaardeerd? Er zijn nog andere verlangens denkbaar bij hen die de inleiding van Kortenhorst en Oversteegen hebben gelezen. Multatulianen zullen misschien vinden dat de twee bladzijden over Multatuli in geen verhouding staan tot de tien over zijn vriendin, maar zij zullen moeten erkennen dat men nergens anders zóveel informatie over Marie Anderson zó overzichtelijk bij elkaar vindt. Toch blijven zij met het probleem zitten dat de beide biografische schetsen weinig verband houden met het vertaalde verhaal. Men zou bijvoorbeeld willen weten wie nu eigenlijk het initiatief tot de vertaling heeft genomen, of: waarom nou juist dat ene verhaal vertaald is en niet een van de tientallen andere van Sacher-Masoch, die misschien voor Marie Anderson en Multatuli veel interessanter (zouden) zijn geweest. Het duitstalige origineel heeft de ondertitel ‘historische Novelle’ meegekregen, maar over de hoeveelheid ‘Dichtung’ en de mate van ‘Wahrheit’ deelt de auteur zélf niets mee. Bij een niet-Duitse versie van zo'n verhaal mag | |
[pagina 55]
| |
je dus wel wat toelichting verwachten, dunkt me, zeker omdat het verhaal meer dan éen eeuw en de stof twee eeuwen oud is, en het verhaal niet in Nederland is gesitueerd. Het merkwaardige is dat de inleiders kennelijk wel iets van dit alles van plan zijn geweest, want op de omslag van de heruitgave prijkt een portret van Maria Theresia en de titel van hun inleiding luidt: ‘Maria Theresia en de rol van Sacher-Masoch, Multatuli en Marie Anderson’. Leopold von Sacher-Masoch
Gravure, anoniem. (Bildarchiv und Porträtsammlung der Oesterreichische Nationalbibliothek, Wenen). Op de bladzijden XIII en XXVIII zeggen de inleiders dat het verhaal naar onderwerp, opzet en stijl Multatuliaans aandoet. Maar Multatuli heeft toch nooit een novelle met een vergelijkbare opzet en stijl geschreven? Hij zou met de vormgeving van het 19de-eeuwse Duitse novelletype waarschijnlijk evenveel moeite gehad hebben als met die van een klassiek drama, dat qua structuur op een ‘klassieke’ novelle lijkt. Beide vormen een episodisch genre waarin een conflict snel tot een crisissituatie leidt, waarvan de ontknoping een wending in het levenslot van de hoofdpersoon inhoudt; voorgeschiedenis, conflict en nasleep vereisen een rechtlijnige, strak-logische compositie. Over dat conflict zeggen de inleiders weinig zinnigs. Zij noemen het verhaal-onderwerp Multatuliaans, maar tijdgenoten van Multatuli hebben in de novelle een thema (centraal probleem) onderkend waar Multatuli nooit wat | |
[pagina 56]
| |
over gepubliceerd heeft: ‘den Kampf zwischen (Problem)Jesuïten und Freimaurern am Hofe Maria Theresia's, welcher mit dem Siege der Freimaurer, der Niederlage und Aufhebung der (Problem)Jesuïten (in Oesterreich) endet’Ga naar voetnoot6.. Dat de jezuïetenorde de erfvijand van de vrijmetselaren was, moet Dekker wel bekend zijn geweest, omdat hij zijn medemetselaar Günst een Jesuiètenfresser noemtGa naar voetnoot7.. Of bedoelen Kortenhorst en Oversteegen toch nog iets anders? Het conflict tussen het zelfstandige denken en het dogmatische systeem? De strijd tussen de (maçonnieke) ethos en de (Problem)(jezuïtische) strategie? (Het ‘naleven’ van Multatuli laat hier een curieus voorbeeld van zien: de Multatulibewonderaar Dr. José Rizal werd, onder andere omdat hij een vrij denkend vrijmetselaar was, op instigatie van jezuieten gevangen gezet en ter dood veroordeeld. Hij heeft model gestaan voor een verhaalpersonage dat intussen vergeten is: de hoofdfiguur in Doctor José droomt vergeefs van Theun de Vries)Ga naar voetnoot8.. Toegegeven: op al deze kwesties kun je niet ingaan in een boekwerk voor het brede publiek dat de uitgevers er (blijkens blz. XXXVI) mee willen bereiken. Aan de andere kant: wat is in een niet-wetenschappelijke editie de zin van de 254 duitstalige noten bij passages die geen letterlijke equivalenten van het origineel zijn? Er is nóg een gegeven dat mij nieuwsgierig heeft gemaakt en waar ook andere Multatulianen misschien meer over willen weten: heeft Dekker het drama van Sacher-Masoch (waarvan het verhaal een bewerking is) als model gebruikt voor Vorstenschool! Het toneelstuk is in 1866 in druk verschenen en al in 1867 in Duitsland met succes opgevoerdGa naar voetnoot9.. Dit laatste jaar nu is precies de periode waarin Dekker herhaaldelijk klaagt dat de vormgeving van zijn drama maar niet lukken wilGa naar voetnoot10.. Misschien wek ik de indruk dat ik de tekstverzorgers met dit alles heb willen stenigen. Ik draag daarom een stapel bouwstenen aan voor een eventuele herdruk van hun tekstuitgave of voor een dieper gaand onderzoek. | |
(Een) maçonnieke geschiedenis?Om te beginnen: Sacher-Masoch laat zien dat hij een akademisch gevormd his- | |
[pagina 57]
| |
toricus is geweest en dat schrijven voor hem inventief componeren heeft betekend; zijn drama en zijn verhaal zijn allebei een vindingrijk arrangement van op zijn minst vier historische feiten: 1. de politiële inval in de Weense loge ‘Aux Trois Canons’, in 1743, op bevel van Maria TheresiaGa naar voetnoot11.; 2. de sensationele verschijning en verspreiding van het ‘Halb-Wochenschrift’ Der Mann ohne Vorurtheil, van Joseph von Sonnenfels, in 1765Ga naar voetnoot12.; 3. de schending van het biechtgeheim door de biechtvader van de keizerin, kort voor de opheffing van de jezuïetenorde in 1773Ga naar voetnoot13.; 4. de vereenzelviging van Verlichting en Vrijmetselarij door Joseph von Sonnenfels, als lid van de loge ‘Zur Wahren Eintracht’, sinds 1782Ga naar voetnoot14.. Aanneming van een leerling-vrijmetselaar (± 1780) in een Weense loge. Anoniem olieverfschilderij-op-linnen. (Historisches Museum der Stadt Wien, Wenen).
Sacher-Masoch heeft van deze basisgegevens éen verwikkeling gemaakt, | |
[pagina 58]
| |
waarin ze oorzakelijk samenhangen binnen éen en dezelfde episode, en wel enkele winterdagen van 1765. Dit heeft nogal wat anachronismen opgeleverd, maar het voordeel van deze dramatische en epische concentratie is dat zowel het toneelstuk als het verhaal erg substantieel zijn geworden: er gebeurt veel in betrekkelijk weinig speel- en verteltijd. De inhoud lijkt dus niet meer te zijn dan een mixture van ‘royalty, mystery, and moral’, de gebruikelijke formule voor succesromannetjes en roddelbladen. Toch zijn de twee teksten van Sacher-Masoch geen gossip stories, al heeft hij wel van dit genre geprofiteerd, bij voorbeeld van wat de Wiener Klatsch in 1743 vertelde, nl. dat Maria Theresia en enkele hofdames, jaloers gemaakt door een geestelijke aan het hof, geprobeerd hadden in mannenkleren een vrijmetselaarsloge binnen te dringen. Het was immers carnavalstijd? Met tientallen van dergelijke anekdoten, vastgelegd in dagboeken en kranten van die tijdGa naar voetnoot15., heeft Sacher-Masoch zijn historisch geraamte opgevuld tot een interessante plot. En dit laatste heeft hij tenslotte aangekleed met een dialoog vol geestigheden. Zo zegt de bejaarde graaf Salm als hij een jezuiet een snuifje offreert: ‘Dat restaureert de hersens’. | |
Sacher-Masochs intentiesMaar wie de serieuze gesprekken heeft gelezen, en gezien heeft, hoe voorzichtig die ernst gedoseerd is en hoe ze geladen is met ideeën uit de Verlichting, ontkomt niet aan het vermoeden dat intrigue en komedie vlaggen zijn geweest om verboden lading door de censuur heen te smokkelen. Het lijkt erop dat de auteur een ‘boodschap’ heeft willen ventileren en hierbij literaire middelen voor een sandwichstrategie en een camouflagetechniek heeft gebruikt: de boodschap moest overkomen èn voor censors passabel zijn. De termen ‘historisches’, ‘Lustspiel’ en ‘novelle’ voorkwamen misschien al wel dat zij in de tekst toespelingen op eigentijdse toestanden zagen, maar het was toch óók verstandig lezers en toeschouwers met een aardige intrigue en komedie-dialoog in te pakken. Voor de goede verstaanders staat de boodschap op plaatsen waar ze de meeste kans op effect heeft: vlak vóor en vlak ná de ontknoping, in het drama middenin in de vierde akte en in de slotscène, in het verhaal in het voorlaatste hoofdstuk en op de laatste bladzij. Daar vindt men respectievelijk het interview waarin Maria Theresia aan Sonnenfels de drijfveren van zijn maatschappijkritiek ontlokt en de afgeronde samenvatting van zijn ideeën: een nieuwe samenleving opbouwen, gebaseerd op verstand, vrijheid en liefde, waarbij regeerders en journalisten elkaar aanvullen. Met deze uitweiding sluit ik aan bij wat Kortenhorst en Oversteegen op blz. XII en XIII zeggen over de intenties van 19de-eeuwse schrijvers, en bij | |
[pagina 59]
| |
een interessant document. Van het ‘Lustspiel’ bezit de theatercollectie van de Oostenrijkse Nationale bilbiotheek een manuscript uit een ‘Zensurbuch’ dat in het bezit is geweest van het Deutsche Volkstheater en waarin de censuurambtenaar voor twee verschillende theaterprodukties van het stuk zijn fiat geeft. Het aardige is nu dat Sonnenfels in dit drama volledige vrijheid van drukpers bepleit. Belangrijker is de omstandigheid dat men in Oostenrijk (of: de Habsburgse monarchie) bezig is met een reorganisatie van de staatsinrichting, wanneer Sacher-Masochs drama in druk verschijnt (namelijk na de nederlaag tegen Pruisen in 1866, vóor de ‘Ausgleich’ met Hongarije in 1867). Sinds de dood van Jozef II in 1790 was de monarchie bepaald niet voorbeeldig bestuurd en dus verzwakt. Het lijkt me niet uitgesloten dat Sacher-Masoch op deze situatie heeft ingespeeld en ingeschrèven. Natuurlijk kunnen er andere aanleidingen zijn geweest: de Maria-Theresia-Renaissance in de Oostenrijkse geschiedschrijving (na 1859)Ga naar voetnoot16., de honderdste sterfdag van keizer Franz I (in 1865), de honderdste geboortedag van het tijdschrift Der Mann ohne Vorurtheil (ook in 1865) en de vijftigste sterfdag van Joseph von Sonnenfels (in 1867). Maar deze herdenkingen kan Sacher-Masoch ook hebben afgewacht om zich tegen beschuldigingen in te dekken. Hoe het ook zij, drama èn novelle hebben veel weg van een ‘vorst(inn)enschool’. | |
Een model voor ‘Vorstenschool’?Nu zijn er twee aardige (Problem)coïhcidenties die hierbij niet verzwegen mogen worden. Multatuli was in de jaren 1866 en 1867 (Problem)geïnteresseerd in de voorgeschiedenis en de nasleep van de oorlog tussen Pruisen en Oostenrijk. Dit blijkt uit zijn rubriek Van den Rijn in de Oprechte Haarlemsche Courant en uit zijn polemische brochure Een en ander over Pruisen en Nederland. Hiervoor heeft hij bijna dagelijks een stapeltje Duitse kranten gelezen. In de tweede plaats was hij in 1867 aan een drama begonnen dat zijn ideeën over regeren en regeerders over het voetlicht moest brengen en dat later als Vorstenschool op de planken kwam. Dat Multatuli hierdoor het theater-nieuws in de kranten niet ongelezen liet, mag men aannemen en kan men zo nu eri dan ook aan de Rijntjes aflezen. In hetzelfde jaar spijt het hem dat hij zijn maçonnieke legitimatiebewijzen kwijt isGa naar voetnoot17., zit Mimi 's zomers in Wenen en is er volgens de pers sprake van, om daar een loge te heropenenGa naar voetnoot18. (de vrijmetselarij was in Oostenrijk al in 1795 verboden). Ik waag het daarom te veronderstellen dat het ‘Lustspiel’ van Sacher-Masoch een van de drama's is geweest die Multatuli nodig had om de problemen | |
[pagina 60]
| |
op te lossen die zich bij de vormgeving van zijn drama voordeden en dat hij, hetzij in Pruisen hetzij in Oostenrijk, maçonnieke relaties hiervoor wilde aanknopen. Voor dit laatste heb ik geen aanwijzingen gevonden. In ieder geval is het wel aan (op z'n minst twee) Multatulilezers opgevallen dat in Vorstenschool het verlichte despotisme van 18de-eeuwse Habsburgers aanwezig is: volgens J. Saks bevinden we ons in het stuk onder het ‘ancien régime van eene Maria Theresia’Ga naar voetnoot19. en Gérard Knuvelder vindt (in navolging van Conrad Busken Huet?) dat Koningin Louise het verlichte koningschap àla Jozef II vertegenwoordigtGa naar voetnoot20.. Maar belangrijker zijn de overige overeenkomsten tussen Der Mann ohne Vorurtheil en Vorstenschool: 1. éen van de hoofdpersonen is een vorstin die als eerste dienares van de staat en als ombudsvrouw 's avonds laat naar de stem des volks luistert en de zwakste haar of zijn recht geeft; 2. zij is getrouwd met een goedhartige man die eigenlijk niet regeert; 3. zij dreigt evenals haar adviseur het slachtoffer te worden van een hofintrigue waarbij men op de jaloezie van een der partners speculeert. En tenslotte is er nog de opmerkelijke chronologie in de reeks creaties die ik hierboven vergeleken heb: in 1866 verschijnt Sacher-Masochs vorstinnedrama; bijna een jaar later (september 1867) begint Dekker aan het zijne; Sacher-Masochs vorstinnenovelle verschijnt in 1873 voor 't eerst in druk, een jaar nadat Multatuli zijn drama voltooid heeft; hij vertaalt het verhaal eind 1875, meer dan een half jaar na de première van Vorstenschool. Het lijkt me daarom aannemelijk dat Dekker niet alleen de novelle maar ook het drama van Sacher-Masoch gekend heeft. | |
De geschiedenis van een vertalingOf hij de verhaaltekst aan Marie Anderson ter vertaling heeft gegeven valt moeilijk te bewijzen. Zij kan het verhaal ook zélf hebben ontdekt en, eenmaal aan het vertalen geslagen, bij specifïek-maçonnieke passages zijn blijven steken en vervolgens Dekker hebben geconsulteerd, die immers vrijmetselaar was, Duits en Nederlands beheerste en auteurservaring had. De rest van de geschiedenis is óok een maçonnieke aangelegenheid: de enige bewaarde brief erover heeft Dekker aan een medemaçon geschreven (J. Waltman Jr.) en de uitgever van de vertaling (H.W. van Marie) was eveneens vrijmetselaarGa naar voetnoot21.. Heeft deze laatste Dekker aan werk willen helpen? In ieder geval is zijn uitgave bij het Maçonniek Weekblad terechtgekomen, bij mijn we- | |
[pagina 61]
| |
ten het enige tijdschrift in Nederland dat het werk gerecenseerd heeftGa naar voetnoot22.. Verder is het nogal opmerkelijk dat de recensent, waarschijnlijk Derk Buddingh', geen melding maakt van het feit dat drie jaar eerder hetzelfde verhaal in een andere versie als feuilleton in zijn weekblad is opgenomenGa naar voetnoot23.: ‘Den inhoud in 't kort terug te geven van bovenstaand werk, zou den toekomstigen lezers hierom onaangenaam moeten zijn, omdat de ontknoping van een en ander het oogenblik van lectuur des te aangenamer maakt. Genoemde novelle is in goeden stijl geschreven, de samenspraken zijn los en natuurlijk teruggegeven, terwijl de strekking van het werk den lezers, die het ‘leven zonder vooroordeel’ met hart en ziel zijn toegedaan, zeker geen berouw zal doen gevoelen over de oogenblikken, aan de lezing daarvan gewijd. De teekening der verschillende karakters is puntig en naar waarheid; in 't kort: het oordeel over dat werk kan gegeven worden in dit weinige: ‘het verdient een ruimen kring van lezers’. Het is waarschijnlijk niet meer na te gaan of de recensent, de uitgever en de vertalers hebben geweten dat hun werkstuk een voorloper heeft gehad, en of zij daarin een stimulans hebben gezien om met iets beters voor den dag te komen wat ook voor niet-vrijmetselaren toegankelijk zou zijn. Die eerste vertaling, getiteld De eerste tempel der Waarheid te Weenen, heeft overigens een ander karakter: de hoofdstukken zijn getiteld, aan het verhaal is een overzicht van de geschiedenis der (Problem)jezuïetenorde toegevoegd en in voetnoten worden verscheidene passages als citaten (Problem)geïdentificeerd. Ik heb niet kunnen nagaan of de vertaler dan wel de auteur hiermee zijn eruditie heeft willen bewijzen. De overige verschillen tussen beide vertalingen vormen een interessant onderzoeksproject; misschien willen een germanist, een neerlandicus en een maçonnoloog die teksten eens vergelijken, annoteren en met het origineel uitgeven. Ter gelegenheid van het Multatulijaar 1887 bijvoorbeeld. In ieder geval is de heruitgave van de jongste versie - Maria Theresia en de vrijmetselaars - goed getimed: in 1982 is het een eeuw geleden dat de literatuur over Joseph von Sonnenfels, het historische model voor de hoofdpersoon, begon te verschijnen; 1980 is een Maria Theresia-jaar geweest dat heel wat fascinerend studiemateriaal heeft opgeleverdGa naar voetnoot24.; in 1981 is, ook in publikaties, de stichting herdacht van de loge waarin Von Sonnenfels gewerkt heeftGa naar voetnoot25.; in 1982 zal het een eeuw geleden zijn dat Multatuli voor het eerst in de maçonnieke pers als moralist werd erkend; en in 1983 tenslotte is het 250 jaar geleden dat Joseph von Sonnenfels geboren werd. | |
[pagina 62]
| |
Joseph von Sonnenfels
Mezzotinto van Johann Jacobé naar een schilderij van Franz Messmer. (Bildarchiv und Porträtsammlung der Oesterreichische Nationalbibliothek, Wenen). | |
[pagina 63]
| |
Joseph von SonnenfelsOp blz. 103-113 van het verhaal (in de editie van Kortenhorst en Oversteegen) kan men een boeiend overzicht van Sonnenfels' levensloop en ideeënwereld (tot 1766) vinden. Sacher-Masoch heeft hier vrijwel geen verzinsels in gevlochten. Nog steeds is Sonnenfels een fascinerende persoonlijkheid: er verschijnen geregeld publikaties over hemGa naar voetnoot26.. Men is op deze ‘homme de bonne volonté’ en ‘homme d'esprit’ nog niet uitgestudeerd: zijn bewogen levensloop, zijn correspondenties met eminente tijdgenoten, zijn schitterende carrière, zijn tiendelig verzameld werkGa naar voetnoot27. zijn nog niet volledig onderzocht. Vast staat dat hij na zijn rechtenstudie in vele functies Maria Theresia en Jozef II geadviseerd heeft en dat de humanisering van het strafrecht onder andere aan hem te danken is: in 1776 werd op zijn instigatie het folteren in de Habsburgse monarchie afgeschaft. Als publicist heeft hij duitstalige literatuur en toneel van niveau gestimuleerd, onder andere door italianisering en verfransing tegen te gaan, de hansworstklucht het theater uit te schelden, en de duitstalige opera (Mozart!) te propageren. Als hoogleraar in de staatswetenschappen en president van de Akademie voor beeldende kunsten heeft hij met zijn studenten de ideeënwereld opgebouwd en toegepast die men Aufklärung is gaan noemen. Ook als lid van de loge ‘Zur wahren Eintracht’ heeft hij (met zijn vriend Ignaz Edler von Born) de Verlichtingsideeën verspreid in lezingen, tijdschriftartikelen, en filantropische projecten. Het streven van hem en zijn medemetselaren om het (culturele) leven in Oostenrijk uit de klemmen van de geestelijkheid (i.h.b. de (Problem)jezuïeten) te bevrijden is niet alleen door Sacher-Masoch verbeeld. Sonnenfels' vriend Wolfgang Amadeus Mozart heeft, samen met een (of meer) librettist(en), die strijd op de planken gebracht in de musical Die Zauberflöte. Wie het libretto van dit ‘Singspiel’ eens naast de novelle van Sacher-Masoch legt en er wat ‘geschiedenis’ bij zoekt, komt tot de conclusie dat Marie Anderson en Multatuli vertalend bezig zijn geweest met een charmant verhaal over mensen en denkbeelden in een interessante episode uit de Oostenrijkse cultuurgeschiedenis.
W. Buddingh' |
|