Over Multatuli. Delen 7-8
(1981)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Francisco Carrasquer
| |
[pagina 37]
| |
verwantschap nooit vermoed heeft), dat is voor mij als Spanjaard heel pijnlijk geweest, vanaf het eerste moment dat ik hem leerde kennen. Vandaar dat ik al zo lang met diepe emotie zat te wachten op dit ogenblik: dat ik dit moderne werk, ruim een eeuw geleden geschreven, dit zo Spaanse werk van een schrijver afkomstig uit een land op 52 graden noorderbreedte, nu aan kan bieden aan de Spaanstalige volkeren. Want Multatuli zit op de lijn die gaat van Cervantes naar Machado, alleen dan met meer woede, om meer te shockeren. In Spanje zou hij zich niet zo hebben opgewonden, en als hij niet was gevallen in het desillusionisme van al onze grote schrijvers, zou hij een positieve Unamuno zijn geweest, of een Valle-Inclán met wat meer gevoel voor de mens in de clown, of een Ortega zonder aristocratiserende manieren en gemanierde ideeën of cultuur-fetischen. Hij zou een volksschrijver zijn geweest. Zoals ik hem lees, zo in vuur en vlam voor de Javaan, kan ik mij hem al voorstellen, verliefd rakend op onze boerenmeisjes en wijsheid puttend uit onze ambachtslieden; en niet om er aesthetische spinsels van te maken als Azorin, maar om er strijdmiddelen in te vinden voor de bestorming van de betoverde reuzen die de Spaanse volkswijsheid altijd hebben gekeeld met snoeverij en koude drukte; want dat eerste is precies wat de politici hebben gedaan, en het tweede de schrijvers. En redde wie zich redden kan door het poortje van de uitzondering.
(Hier volgt nu een beschrijving van Multatuli's levensloop, die voor de Nederlandse lezer niet weergegeven hoeft te worden). | |
De mensNu we zijn leven een beetje hebben bekeken, is het niet zo moeilijk meer het karakter en het temperament van de mens Eduard Douwes Dekker te begrijpen. Maar het is zeer wel mogelijk dat zijn opvallende temperament ons inzicht in 's mans karakter toch wat overschaduwt. En dat laatste is uiteraard heel wat belangrijker dan het eerste, omdat het de bodem, het fundamentele, de bron is, en niet de spiegel van de put van zijn genie. Zijn temperamentele buitenkant moet velen ten goede of ten kwade hebben verblind. Ik denk niet dat zijn temperament ons veel aangaat; dat hij nerveus was, impulsief, zwartgallig, wispelturig, dominerend, extrovert, en zelfs exhibitionistisch en ijdel op zijn manier, wat zou ons dat schelen? Wat ons interesseert is de diepe achtergronden te zien van een uitzonderlijke expressieve veine, van een hoogst humanistische sensibiliteit en van een bewonderenswaardig behendige, veelzijdige en scherpe intelligentie. Bij het beoordelen van Multatuli speelt het eeuwige vooroordeel een rol, alsof diepe intelligentie alleen van het complexe en architectonisch gesystematiseerde en gestructureerde soort zou kunnen zijn. Dit vooroordeel is ons door de Duitsers opgelegd, voor wie wetenschap en filosofie altijd taaie en saaie kost zijn geweest. Maar als het er op aan | |
[pagina 38]
| |
Max Havelaar in het Spaans
| |
[pagina 39]
| |
komt de resultaten te zien van de menselijke vooruitgang, dan is een vonk van opruiende intuïtie misschien duizend maal zo nuttig geweest als Die Phänomenologie des Geistes van Hegel of Die Kritik der reinen Vernunft van Kant, die trouwens met Die Kritik der praktischen Vernunft ook de vonk die nog in het ‘reine verstand’ zat uitdoofde. Hoe completer de intelligentie, des te beter. Oftewel, hoe meer beladen met gevoel en instinct, hoe rijker. Van Multatuli is bijvoorbeeld gezegd dat hij een hartstochtelijk mens was. Dat is niet genoeg. Ook Hegel kan dat zijn geweest in zijn idealisme en zijn kolossale vermogen om kosmische constructies te assembleren en op te bouwen. Maar de hartstocht, de passie, moet voortkomen uit het gevoel, uit de sensibiliteit, of beter gezegd, de consensibiliteit. En dat is wat die wereldarchitecten niet bezaten, ondanks een zo duidelijk precedent van consensibilisatie in dat soort architectuur als dat van Spinoza. Multatuli is misschien meer sentimenteel (in de oorspronkelijke betekenis), dan ‘gevoelig’. En dat is wat de dichter Willem Kloos niet helemaal inziet als hij zegt dat Multatuli een gevoelig mens was, die een verstandelijk genie wilde zijn. Het genie van Multatuli is niet enkel verstandelijk, noch enkel emotioneel, maar beide dingen tegelijk, zonder het ‘enkel’. Tenslotte komt alles volgens mij neer op moed. Want verlichte geesten als Multatuli kunnen er meerdere bestaan, en zonder twijfel hebben ze dat ook. Maar de ‘verlichte’ trekt zich licht terug in het pessimisme. Dat is zo makkelijk: de verlichte geest te zijn, of beter, te spelen, en dat alles in een wolk van pessimisme. Deze neiging der ‘verlichten’ is zeker de rendabelste handle die altijd door rechts is bediend. Om lucide en optimist tegelijk te zijn, moet men daarenboven sentimenteel en moedig zijn, om niet te zeggen roekeloos. En zoals Multatuli bewees dat hij niet bang was om te vechten tegen partijkliekjes en bendes, of tegen machtige gearriveerden, zo deinsde hij er evenmin voor terug dogma's en tradities van zich af te schudden, of de wijnzakken van confusionistische spiritualiteiten te doorboren, tot bloedens toe, wijnzakken waarin als op sterk water de hersencellen goed geconserveerd blijven, maar elke ontwikkeling ophoudt te bestaan. Een moedige intelligentie noem ik het wanneer ze, als die van Multatuli, niet terugdeinst voor welk heiligdom dan ook, en alle eerbiedigheden, conventies en consideraties terugbrengt tot de levende, naakte en onthullende waarheid. En als het bovendien gaat om een zo energieke en overrompelende intelligentie als wij hier bespreken, dan kunnen we recht inzicht krijgen in een literair oeuvre als dat van Multatuli, die meel heeft gemaakt van alle granen die de menselijke geest voeden. Er is niets dat hij niet heeft aangeroerd en door die aanraking niet heeft doen herleven en opzwellen, zoals in het liefdesspel tepels doen - in het positieve -, of scherp snijdend heeft gemaakt - in het negatieve -, om | |
[pagina 40]
| |
elk abces of gangreen, en elke verhullende sluier of vervalsend voorhang door te prikken of doormidden te scheuren. Was Multatuli een romanticus? Dat hangt er van af, wat men daaronder wil verstaan. Als het begrepen wordt als de overtuiging dat het ik het centrum is waar alle inspiratie in vrijheid uit voortkomt, ja. Als het begrepen wordt als de artistieke wil om te scheppen door symmetrieën te doorbreken en de vlakke rede in de war te brengen met vlagen van gevoel, dan ook. Maar niet als het wordt opgevat als de voorliefde voor het mysterie, of het duistere, macabere en larmoyante; voor het weke en melancholieke, het vage en het overgevoelige. Hij is alleen romanticus in wat de Romantiek aan rebelsheid, aan vrijheidslievendheid heeft. Want deze mens, die zijn leven lang gevochten heeft voor de rechtvaardigheid, begreep vanaf het eerste begin, dat er zonder vrijheid geen rechtvaardigheid kan zijn, en zijn constante en hardnekkige strijdros was steeds het thema van de autoriteit. Ik denk niet dat er iemand is die zoveel, en op zoveel manieren en in zoveel literaire genres tegen de autoriteit en de macht heeft geschreven als Multatuli. Het is zijn nachtmerrie. Vandaar dat zijn beste werk, bewust of onbewust, in libertaire termen is geschreven. En in dit verband doen we er goed aan te citeren wat Ferdinand Domela Nieuwenhuis in zijn mémoires schreef naar aanleiding van Multatuli's verklaring over de sociaal-democratieGa naar voetnoot2.. ‘De fout van Multatuli, - zegt de apostel en man van de daad - was dat hij alleen de eene strooming van het socialisme kende, de sociaaldemokratie met haar tucht en gereglementeer en geparlementeer. Vandaar den hekel dien hij eraan had. Was hij echter op de hoogte geweest van de anarchie, van het vrijheidlievend socialisme, hij zou er heel anders over gedacht hebben. Nu ontzag hij feitelijk het socialisme ter wille van zijn sympathie voor mij, den sociaaldemokraat, dien hij niet kwetsen wilde, maar dan zou hij met die sympathie voor den persoon tevens ingenomenheid hebben gehad met de zaak zelve. Zoo geheel naar waarheid zei zijn vrouw jaren later, toen ik anarchist was: gij zoudt elkander nu heel wat beter begrepen hebben!’ En J.J. Oversteegen, hoogleraar in de theoretische literatuurwetenschap te Utrecht en scherp literair criticus, zegt in zijn voorwoord bij de Franse vertaling van de Max Havelaar: ‘Intussen is Max Havelaar niet het boek van een politicus, al heeft het een politiek doel kunnen dienen. Multatuli heeft er altijd naar gestreefd, onafhankelijk te blijven, en hij heeft zich zelfs tegenover het socialisme | |
[pagina 41]
| |
geplaatst vanwege het principe van het staatsgezag, waar hij een tegenstander van was’. Ditzelfde herhaalt, in een globaler en stilistischer kader, de grote autoriteit in Multatuli-studiën, G. Stuiveling, in zijn artikel voor de Encyclopedie der Wereldliteratuur (Gent, 1968): ‘Begaafd met een grote welsprekendheid en een eigen doeltreffende stijl, romantisch open voor iedere aandoening en vervaarlijk geestig in zijn reacties, gebruikte hij zijn kunst voortaan als een wapen in de levenslange strijd tegen het onrecht dat men de Javaan en daarmee hemzelf had aangedaan. Het bleek hem al gauw dat dit onrecht dieper zat dan in de koloniale verhoudingen alleen (...); de gezagscrisis, die hij op Java had ervaren, was van algemener aard. Moralist en practicus terzelfdertijd, zocht hij naar de kern van het kwaad. Het recht van de macht werd voor hem het centrale probleem: in de binnenlandse politiek het heersende liberalisme in stand gehouden door het districtenstelsel en censuskiesrecht; in de sociale verhoudingen de grauwe armoede van de rechteloze arbeidersklasse; in de zedelijke ordening de achterstelling van de vrouw, het gebrek aan ontwikkelingsmogelijkheden voor het opgroeiende meisje; in de kerk het dogma van de predikanten, enz. Al in zijn tweede boek: Minnebrieven (1861), vindt men de sarkastische Geschiedenissen van Gezag; maar ook in de zeven bundels Ideen, die sinds 1862 op ongeregelde tijden in afleveringen verschenen, is de discutabele grondslag van het gezag een telkens terugkerend thema. Door zijn puntige stijl in staat tot het scherp formuleren van zijn kritische inzichten, werd hij de grootste auteur van aforismen in ons taalgebied, geenszins de mindere van Vauvenargues en La Rochefoucauld.’ En Dr. G.W. Huygens, die jaarlijks de populaire uitgave en heruitgave van de Max Havelaar verzorgt, sinds 1958, zegt in zijn voorwoord, na een opsomming van de voornaamste werken van Multatuli: ‘Want daar zijn beroep op de openbare mening zonder weerklank gebleven was, wilde hij het Nederlandse volk bevrijden van onwetendheid, bekrompenheid en vooroordelen. Hij wilde zijn medemensen opvoeden tot zelfstandig denkende mensen met eigen verantwoordelijkheidsgevoel. Hiertoe moesten vooral strekken de Ideën, die in losse afleveringen verschenen en tot zeven grote delen zouden uitgroeien (Vorstenschool en Woutertje Pieterse waren hierin opgenomen). Twijfel aan alle gevestigde zekerheden stelde hij voorop (‘Misschien is niets geheel waar en zelfs dat niet’), maar hij achtte het de taak van de mens, de waarheid na te streven, waarvoor vrijheid een eerste vereiste was. Vrije studie stond hij voor, vrij onderzoek, niet belemmerd door leerstellingen, door openbaring, door vooroordelen. Hij wist dat hij daarbij veel afbrekend werk te verrichten had, maar zijn hoofddoel was zeer positief: ‘De roeping van de mens is mens te zijn’. De mens had de taak, zijn beste vermogens te verwezenlijken, zodat Multatuli zijn | |
[pagina 42]
| |
gedachten liet gaan over opvoeding, onderwijs, beroepskeuze, zedenleer, godsdienst, wetgeving en velerlei dingen meer. Over dit alles heeft hij vele wijze dingen naar voren gebracht, waarbij hij soms zijn tijd ver vooruit was. De benauwde atmosfeer van de Nederlandse 19e eeuw heeft hij naar vermogen gezuiverd, doch dit valt verder buiten het bestek van deze beschouwing. Wel moet nog worden gewezen op zijn verklaring: ‘Ik leg me toe op het schrijven van levend Hollands’. Zijn aan de levende taal ontleend woord was de uitdrukking van een levende mens. Zo kon hij een einde maken aan de lange schrijftaaltraditie van de ingewikkelde klassieke zinsbouw. Ook in dit opzicht was de verschijning van de Havelaar en de andere werken van verstrekkende betekenis’. | |
Max HavelaarDe criticus en hoogleraar Oversteegen begint zijn voorwoord bij de reeds vermelde Franse vertaling van de Max Havelaar als volgt: ‘In 1860 verscheen te Amsterdam een roman die, naar de woorden van een parlementslid, “een rilling door het land deed gaan”. Deze roman was getiteld: Max Havelaar of de koffij-veilingen van de Nederlandsche HandelMaatschappij. Om naar waarde te schatten, hoe groot de schok was, die dit boek toebracht aan de slaperigheid van het publieke leven in het Nederland van die dagen, en niet minder hoe geniaal het raffinement was van de schrijver die dit tot stand bracht, moet men zich het leven in Nederland rond 1860 voorstellen, een tijd waarin de literatuur het exklusieve bezit was van enkele gegoede burgers voor wie niets onaangenamer kon zijn dan dat hun rust verstoord werd, en die als enigen politieke aktiviteit bedreven. De man die deze meesterzet op zijn naam had, was bovendien een volkomen onbekende: Eduard Douwes Dekker, 40 jaar oud, vanaf de verschijning van zijn roman onder de schuilnaam Multatuli een publieke figuur.’ Het feit is, dat dankzij de eigengereide maar doelmatige structuur van deze roman, Multatuli vele aspecten van de Nederlandse koloniale werkelijkheid kan belichten. We zullen hier de draad van het verhaal niet uitgebreid vertellen. In deze roman wordt het bekrompen en inhalige Holland van handel en zending getypeerd in Droogstoppel en Wawelaar, de mishandelde inlandse bevolking in Saidjah en Adinda, de knevelende en rovende inheemse adel in de Regent met zijn helpers (hij is de enige die met zijn volle naam te boek staat), de plichtvergeten Hollandse ambtenaren in de resident Slymering en de Gouverneur-Generaal. En tegenover hen allen vindt men de rechtschapen idealist Max Havelaar, met zijn heldhaftige en edelmoedige vrouw, en een enkele wat schuchtere medewerker. Maar bovendien heeft Douwes Dekker zichzelf getypeerd in vier fasen van zijn bestaan: als de jonge overmoedige Max Havelaar in zijn | |
[pagina 43]
| |
Sumatraanse tijd; als de wilskrachtige integere Max Havelaar in zijn Lebakse tijd; als de armoedige werkeloze Sjaalman omstreeks 1858, en als de tot besef van zijn wrekende roeping gekomen Multatuli, in 1859. Deze manier van auteursnamen en namen van personages door elkaar te gebruiken en te vervlechten, evenals de dubbele verteller, het herhaalde direct aanspreken van de lezer, de uitgebreide uitweidingen op zijwegen, dat alles maakt een zeer moderne indruk, en het is haast ongelofelijk waar de auteur de moed vandaan haalde voor zoveel inbreuken op de conventies van de roman. Maar laten we terugkeren naar Oversteegen, die ons de volgende onverbeterlijke analyse geeft van de Max Havelaar: ‘Multatuli's probleem was het volgende: hoe kunnen in één boek alle aantrekkelijke kanten van een literaire roman verenigd worden met het effekt van een politiek pamflet? Zonder een “verhaal” zouden zijn lezers, vóór alles uit op aangenaam tijdverdrijf, hem niet gevolgd hebben; zonder het politieke aspekt zou het boek het voornaamste doel dat de auteur zich stelde, gemist hebben. Recht op dat doel afgaande heeft Multatuli deze twee tegengestelde tendenzen zodanig bijeen kunnen brengen dat de ene de andere versterkte. Daar kunnen wij aan toevoegen, dat nooit tevoren een auteur erin geslaagd was, die twee onverzoenbare “strategieën” samen te brengen. Multatuli heeft dit tot stand gebracht door een konstruktie, die komplex lijkt, maar die het hele boek door een sluitend geheel blijft vormen. Men zou kunnen verwachten dat in dit grotendeels autobiografische boek, een aanklacht tenslotte, de politiek ook kompositorisch centraal gesteld wordt. Dit gebeurt echter niet. Multatuli plaatst tussen de auteur en het voornaamste romanpersonage Havelaar, eveneens op zijn eigen persoon gemodelleerd, twee fiktieve figuren: de Hollandse koffiehandelaar Droogstoppel (vertegenwoordiger van alles wat in de schraapzuchtige burger weerzin inboezemt) en de jonge Duitser Stern, die staat voor het idealisme, en die dus door Droogstoppel als een dwaas beschouwd wordt. Langs de weg van deze twee literaire figuren, geeft Multatuli vorm aan de twee polen van zijn politieke probleem; nobele doelstellingen die botsen tegen de werkelijkheid van alledag. Dat Stern in het verhaal een sympathiek man is, en Droogstoppel een antipathieke, enigszins karikaturale gestalte, spreekt van zelf. Droogstoppel echter, is toch niet geheel en al verwerpelijk - hij levert enkele nuchtere kommentaren waar men de stem van Multatuli in hoort -, terwijl Stern niet vrij is van een zekere übergeschnappt-heid die Multatuli behoedt voor het verwijt dat hij denken en doen van de ambtenaar Havelaar te verheven voorstelt; voor de overdrijvingen kan hij nu de jonge Stern, idealistische romanticus die hij is, aansprakelijk stellen. | |
[pagina 44]
| |
Wat niet wegneemt, dat de levensgeschiedenis van Havelaar, met zijn fatale afloop, zowat tot in details die van Multatuli zelf is: tot in de tekst van de dokumenten met betrekking tot zijn loopbaan, zijn botsingen met meerderen, en de ellende die daaruit voortkomt. Dit Havelaarverhaal (door Stern verteld) wordt ingeleid en begeleid door kleinzielige kanttekeningen van Droogstoppel, die, op zijn beurt, meedeelt hoe hij een aan lager wal geraakte man, Sjaalman, ontmoet; een figuur die door de lezer zonder moeite met Havelaar geïdentificeerd wordt. Van deze Sjaalman nu krijgt Stern de papieren waarin het levensverhaal van Havelaar, een roman-in-de-roman, verteld wordt. De lezer verwacht nu, aan het eind van het boek, dat Havelaar (het verleden) en Sjaalman (het heden) met zoveel woorden aan elkaar gelijkgesteld worden, zodat het verhaal van Stern/Sjaalman aan dat van Droogstoppel gekoppeld wordt, en het boek een gesloten cirkel vormt. Aan de lezers de vrijheid om ieder op eigen wijze het lot van de hoofdfiguur te ervaren; Stern fungeert als het geweten van de lezer, Droogstoppel als zijn gezond verstand. Maar net voor die ontknoping gebeurt er iets dat volgens mij uniek is in de wereldliteratuur: de auteur komt persoonlijk tussenbeide en zet, drie bladzijden voor het slot, zijn personages het boek uit! Droogstoppel hoort zich toevoegen dat hij in de koffie kan stikken, en Stern wordt met een vriendelijk woord naar huis gestuurd. Het bestaan van deze twee figuren, die ons waren voorgesteld als de vertellers van het verhaal, dus als de peilers waarop de waarachtigheid van het “heden” berust, wordt door de auteur eenvoudig ontkend. Zo wordt de literaire konventie, die, zoals in alle romans, wil dat het verhaal voor de duur van het lezen als werkelijkheid opgevat wordt, door de auteur zelf ontkracht. De buitenwereld dringt het boek binnen. Maar het boek stort niet in “omdat wij niet meer weten wat wij geloven moeten”. Integendeel: alles wat er aan die laatste drie bladzijden vooraf is gegaan, behoudt zijn roman-karakter, maar vormt tegelijk de inleiding van een pamflet van drie pagina's, dat opgezet is als een brief aan de koning. Door alle literaire effekten los te laten, krijgt de auteur zijn lezers nog sterker in zijn greep. Zij kunnen niet meer door de achterdeur ontsnappen, door zich zelf voor te houden “dat het allemaal maar een roman is”. Wat door het hele boek heen voorgesteld is als een literaire “plot”, wordt werkelijkheid’.
Wil men nog meer moderniteit? Wij hebben hier zelfs de grenzen bereikt van de artistieke moderniteit zoals Octavio Paz die suggereert in zijn prachtige essay Los hijos del limo, en zoals die ook worden aangegeven door een Becket in zijn Fin de partie, een Cortázar in zijn Libro de Manuel, door de Goytisolo van La reivindicación de D. Julián en Tiempo de destrucción van Luís Martín Santos. Hoe kon die ene geïsoleerde mens het aandurven in één sprong meer dan een eeuw literatuur te overbruggen? Welnu, juist vanwege wat wij reeds stelden, | |
[pagina 45]
| |
vanwege zijn roekeloosheid, zijn gewaagdheid. Het boek waar de Max Havelaar het meest mee vergeleken is, is dat van Mrs. Beecher-Stowe, Uncle Tom's Cabin. Hierover zegt de dichter en romanschrijver D.H. Lawrence - ook al een der gewaagden - in zijn inleiding op de Engelse vertaling van de Max Havelaar (N.Y.C., 1927), dat De negerhut van Oom Tom zijn doel bereikt heeft en niet interessant meer is om te lezen. Maar de Max Havelaar die naar verluidt zijn ‘doel’ ook bereikt heeft, die kan nog steeds gelezen worden, met hernieuwd plezier. Is dat niet het beste bewijs van universeel genie? En D.H. Lawrence besluit: ‘Max Havelaar isn't a tract or a pamphlet, it is a satire (...). When there are no more Drystubbles, no more Governor-Generals or Slimerings, then Max Havelaar will be out of date...’. Maar dat kan nog wel een tijdje duren, nietwaar? | |
ColofonWaar Multatuli te plaatsen? Op deze vraag antwoordt Oversteegen: ‘De vraag waar buitenlandse lezers voor komen te staan als zij een schrijver ontmoeten uit een taalgebied waar zij niets van af weten, is: met welke internationaal bekende auteur zou men hem kunnen vergelijken? De lezer denkt misschien aan Cervantes, of aan bepaalde Duitse romantici, als hij naar de struktuur van Max Havelaar kijkt. Multatuli is inderdaad vaak vergeleken met buitenlanders als Cervantes, Heine, Nietzsche, Ibsen, maar de konklusie is altijd de zelfde: al hoort Multatuli op dat niveau thuis, hij is onvergelijkbaar. Het is een moeilijke, maar aantrekkelijke opgave om hem zijn geheel eigen plaats in de wereldliteratuur aan te wijzen. Om zich een nauwkeurig beeld te vormen van deze uitzonderlijke literaire gestalte, die Paul-Louis Courier en Walter Scott, Alphonse Karr en Nietzsche in zich lijkt te verenigen, zou men eerst alle gebruikelijke normen op de helling moeten zetten’. Exacte overeenkomsten zijn natuurlijk onmogelijk, maar ik wil hier toch de naar mijn mening duidelijkste parallel in de wereld van de Spaanse letteren, die ik het beste ken, aan u aanbieden. Voor mij is dat José Martí. Hij lijkt het meeste op Multatuli; vooral als men rekening houdt met hoe kort hij geleefd heeft (1853-1895), denk ik dat hij, bij een langer leven, één van de door Multatuli uitgewerkte genres op zijn beurt ook had uitgewerkt. De satirische roman, het aforisme en de al dan niet humoristische parabel. Aan de andere kant denk ik dat Martí meer dichter was dan Multatuli. Maar op geografisch-historische omstandigheden na, zijn het de twee verwantste zielen die mij te binnen schieten, en er is zelfs sprake van een typologische verwantschap. En om te besluiten zou ik nog een wens willen uitspreken: dat de Max Havelaar niet het enige werk blijve dat in het Spaans wordt gepubliceerd! Want zoals onze Multatuli-mentor Oversteegen zegt: ‘Max Havelaar, | |
[pagina 46]
| |
weliswaar het bekendste boek van Multatuli, is lang niet zo rijk geschakeerd als zijn Ideeën’. Ik zeg niet dat alle 2.000 pagina's van dit zevendelige werk vertaald moeten worden, maar een goede selectie zou voor de Spaanse lezer in ieder geval noodzakelijk zijn om een compleet beeld te krijgen van deze kolossale literaire figuur die Multatuli is. Het zij zo!
Hillegom, mei 1975. |
|