Over Multatuli. Delen 5-6
(1980)– [tijdschrift] Over Multatuli– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Paul Vincent
| |
[pagina 59]
| |
vaak ironiseert maar bijna altijd terughoudendGa naar voetnoot5. is, deels treffend gedramatiseerd in dialogen die tot karaktertekening, ontwikkeling van het verhaal, en politieke uiteenzetting dienen. Niettemin acht King het niet uitgesloten, op grond van enkele thematische en andere aanknopingspunten en van het feit dat beide auteurs de feitelijke onaanvechtbaarheid van hun werk in gelijkluidende termen verdedigd hebben,Ga naar voetnoot6. dat Rizal de Havelaar vóór het schrijven van zijn werk gekend heeft, hetzij in het origineel hetzij in vertaling.Ga naar voetnoot7. Aangezien de hiermee geopperde mogelijkheid van beïnvloeding teruggaat op een particuliere suggestie mijnerzijds, voel ik mij genoodzaakt om in het kort verslag af te leggen van de resultaten van een onderzoek naar ten eerste, Rizals lectuur, voorzover deze zich uit biografische bronnen en uit zijn meertalige correspondentie laat achterhalen, en ten tweede, de roman zelf. José Rizal y Mercado Alonso, een Tagalog van gedeeltelijk Chinese afkomst en een van de stamvaders van het moderne Aziatische nationalisme, was een enorm energieke en veelzijdige figuur: de lijst van zijn interessen ziet eruit als een waarachtig ‘pak van Sjaalman’. Nadat hij in Manila leerling was geweest van de Jezuïeten, volgde hij een opleiding als arts in Spanje en daarna in Frankrijk, reisde een groot deel van Europa en Noord-Amerika af, en bestudeerde intensief de antropologie, geschiedenis en filologie van Zuidoost-Azië. In deze laatste studie werd hij sterk gemotiveerd door een verlangen om de waarde van de oeroude autochtone beschaving van zijn werelddeel aan te tonen, in een tijd toen de traditionele Spaanse ethnologie de inboorlingen nauwelijks als mens beschouwde.Ga naar voetnoot8. | |
[pagina 60]
| |
Daarnaast was hij een verdienstelijk amateurbioloog en ingenieur, en een begaafd tekenaar en beeldhouwer. Niet in de laatste plaats was hij ook een geducht talenkenner. Een herdenkingsartikel roemt zijn vaardigheid in het Frans, Italiaans, Engels, Duits, Latijn, Japans en Nederlands, naast zijn moedertaal, het Tagalog, en verschillende andere Filippijnse talen, alsmede een behoorlijke kennis van het Grieks, Hebreeuws, Arabisch Sanskrit en Russisch.Ga naar voetnoot9. Van jongsaf was hij een allesverslindende lezer met een bijzondere voorkeur voor romans,Ga naar voetnoot10. en tijdens zijn twee verblijven in Europa - in 1882-87 en 1888-91 - verzamelde hij grote hoeveelheden boeken in vele talen. De gedeeltelijke katalogus die hij van zijn bibliotheek samenstelde vermeldt, naast verschillende geschiedkundige en andere gespecialiseerde werken in het Nederlands, G. Kuypers' Grammaire néerlandaise ('s-Gravenhage, 1878).Ga naar voetnoot11. Met Nederlanders schijnt Rizal voor het eerst in aanraking te zijn gekomen tijdens de overtocht naar Europa in 1882. Er waren er verschillende onder zijn medepassagiers en hoewel hij slechts in gebrekkig Frans met hen van gedachten kon wisselen, kon hij blijkbaar goed met ze overweg. Een van zijn biografen tekent nogal gewichtig hierbij aan dat ‘his growing fondness for the Dutch, while not entirely free from his interest in the blonde pubescent jongedames, already suggested what was to become a lifelong admiration for the hearty yet serious, not to say solemn Teuton.’Ga naar voetnoot12. Nadat hij al een begin had gemaakt met de studie van het Engels en het Duits, schrijft hij, in een brief aan zijn grote vriend en beschermer, de gezaghebbende Oostenrijkse filippinist Ferdinand Blumentritt (1853-1913): ‘... Holländisch werde ich auch lernen, da wir auch Holländer in der Nachbarschaft haben und sie so viel über uns geschrieben haben.’Ga naar voetnoot13. Pas een jaar of vier later komt hij daar echter op terug, alweer in een brief aan Blumentritt, als hij schrijft dat hij gevolg heeft gegeven aan zijn voornemen om Nederlands te gaan leren en naar Nederland geschreven heeft ‘um das neue Werk von Kern zu bekommen’.Ga naar voetnoot14. Door deze vertraging wordt de waarschijnlijkheid dat Rizal de oorspronkelijke Havelaar gelezen heeft vóór het schrijven van de Noli - waarvan de klassieke status evenals die | |
[pagina 61]
| |
van het Nederlandse werk erkend wordt door gebruik van bepaalde lidwoord en de afkorting van de titel - aanzienlij k minder. Kennis van een vertaling wordt hierdoor echter niet uitgesloten. Dat Rizal Max Havelaar wel degelijk gelezen heeft, en er diep van onder de indruk gekomen is, bewijst een brief aan Blumentritt, gedateerd 6 december 1888, uit Londen, waar hij in het British Museum Filippijnse geschiedenis studeerde: ‘Das Buch Multatuli's, welches ich dir senden werde, als bald wie (sic) ich es bekommen [kann], is ausserordentlich reizend. Kein Zweifel, es ist meinem weit überlegen. Nur, da der Verfasser selbst ein Niederländer ist, so sind die Angriffe nicht so heftig wie meine; aber es ist viel künstlicher, viel feiner, obgleich [es] nur eine Seite von dem niederländischen Leben auf Java entblösst.’Ga naar voetnoot15. Rizal geeft de meerderheid van Multatuli in literair opzicht dus grif toe, terwijl hij met zijn bezwaren precies de vinger legt op het fundamentele verschil in hun standpunt ten aanzien van de koloniale werkelijkheid, maar in hun geheel suggereren zijn opmerkingen sterk dat hij het boek pas heel kort geleden, d.w.z. na voltooiing van zijn eigen roman, ontdekt heeft. Blumentritt kent het boek niet en wil het graag ontvangen: ‘...da ich gegen die Angreifer von “Noli me tangere” losgehen will, da kann mich jenes Buch wohl nützen.’Ga naar voetnoot16. Veertien dagen later, nadat het hem niet gelukt is een exemplaar in Engeland te bemachtigen, schrijft Rizal: ‘Ich will [es] auch im Holländischen (sic) bestellen, denn du verstehst auch diese Sprache, wenn [es] keins giebt mehr (sic), schreibe ich nach Paris, um zu wissen, ob eine Übersetzung davon existiert.’Ga naar voetnoot17. Wat heel waarschijnlijk maakt dat Rizal zelf het boek in de Engelse vertaling van Alphons Nahuys (1868) gelezen had, hoewel hij Blumentritt uiteindelijk toch maar een Nederlandse uitgave toestuurde, met de aanbeveling: ‘das Buch wird dich sicherlich interessieren.’Ga naar voetnoot18. Dank zij deze vingerwijzingen naar het meest waarschijnlijke tijdstip waarop Rizal Max Havelaar heeft gelezen komt dat boek nauwelijks meer in aanmerking als directe inspiratiebron voor Noli me tangere. Misschien kunnen de aanwezige aanknopingspunten - d.i. waar het niet om een | |
[pagina 62]
| |
puur toeval gaat, zoals in het geval van Rizals titel, die ondubbelzinnig verwijst naar Joh. 20:17 en niets uit te staan heeft met het pseudoniem van Douwes Dekker - tenslotte bevredigender verklaard worden vanuit gemeenschappelijke antecedenten. Onder de vele uiteenlopende schrijvers die aangewezen worden als invloeden op RizalGa naar voetnoot19. zijn er n.l. twee die even vaak in verband met Multatuli genoemd worden. Dit zijn ten eerste, Harriet Beecher Stowe, wiens ‘sketches from life’ zulke efficiënte propaganda waren geweest tegen de slavernij in Uncle Tom's Cabin (1852), dat ze beide auteurs voor de geest zullen hebben gestaan als roemrijk precedent, zo niet als model;Ga naar voetnoot20. en ten tweede - nog veelzeggender - de Franse feuilletonschrijver en sociaal hervormer Eugène Sue (1804-57). Sue's fel anti-jezuïtische Le juif errant (1844-45), dat Rizal in zijn Madrileense studententijd gelezen heeft, was een van de eerste impulsen tot het schrijven van de Noli, terwijl Rodolphe, de menslievende aristocratische held van Les mystères de Paris (1842-43), duidelijke sporen heeft nagelaten in de portretten van zowel Havelaar als de quichoteske Ibarra.Ga naar voetnoot21. Met ziet zich hoe dan ook bij een onderzoek naar mogelijke rechtstreekse beïnvloeding van Rizal door Multatuli welhaast gedwongen de aandacht te richten op Rizals tweede roman, El filibusterismo.Ga naar voetnoot22. | |
[pagina 63]
| |
Bij zijn terugkeer naar de Filippijnen in 1887 had Rizal ontsteld meegemaakt dat zijn eerste boek - al werd het in het begin openlijk verkocht - binnen korte tijd wegens godslasterlijkheid en opruiing verboden werd en dat een groot deel van de oplage in beslag werd genomen en vernietigd. Waarschijnlijk heeft hij toen al een vervolg overwogen, en dit werd vier jaar later voltooid in Brussel en in Gent, waar Rizal bijna een jaar gewoond heeft en waar het boek ook uitgegeven is.Ga naar voetnoot23. Met zijn opdracht aan de nagedachtenis van drie Filippijnse priesters die bij een muiterij in 1872 terechtgesteld waren - een opdracht die feitelijk hun door de overheid bepleite betrokkenheid bij de opstand in twijfel trekt - slaat El filibusterismo van meet af een grimmiger toon aan dan zijn voorganger. De ingewikkelde intrige van de Noli ontbreektGa naar voetnoot24. en voor sommige commentatoren heeft het boek meer weg van een verhandeling dan van een roman,Ga naar voetnoot25. wat doet denken aan de bekende karakterisering van Max Havelaar als ‘pamflet’ door D.H. Lawrence.Ga naar voetnoot26. Dit laatste verwijt lijkt nogal overdreven: het moge dan ontegenzeggelijk waar zijn dat de lichte satire van het vroegere werk vaak vervangen wordt door bitter sarcasme,Ga naar voetnoot27. en dat veel gesprekken de neiging hebben uit te dijen tot onevenredig lange tirades, die niet - zoals in de Havelaar - functioneel zijn,Ga naar voetnoot28. maar slechts vertragend werken op de voortgang van het verhaal, niettemin heeft het boek heel wat verdiensten als roman. Men denke aan de manier waarop provinciale benepenheid, bigotterie en politiek gekuip opgeroepen worden, bv. aan het ‘hof’ van de Spaanse Kapitein-Generaal in hoofdstuk XI. De aanhef van het boek, een uitvoerige vergelijking tussen een oude, opgekalefaterde stoomboot, die met veel moeite de snelstromende | |
[pagina 64]
| |
Pasigrivier afslingert naar Manila, en het Schip van Staat, is zeker een ‘Stern’ waardig. De betrekkelijk zwartgallige visie van dit vervolg komt het duidelijkst tot uiting in de hoofdfiguur: de opvliegende maar gematigde Ibarra is hier gemetamorfoseerd in de cynisch berekenende Simoun, de revolutionair - ongenuanceerd maar pakkend voorgesteld - die tot elke prijs het systeem omver wil werpen en niets dan minachting heeft voor goedbedoelend maar machteloos idealisme (zie hoofdstuk VII). Maar wat de lezer, die op zoek is naar eventuele verwantschap met Max Havelaar, nog het meeste opvalt is dat noch het extremisme van de hoofdfiguur noch het nietsontziende betoog - dat het Spaanse bestuur in de Filippijnen gedoemd is als het zijn tegenwoordige koers blijft volgen -Ga naar voetnoot29. enige ‘radicalisering’ van de verteltechniek met zich meebrengen. Deze blijft doorgaans even anoniem en terughoudend als in het vorige boek - op één passage na, die verdient nader bekeken te worden. In hoofdstuk X wordt het verhaal verteld van de boer Cabesang Tales, die na genadeloos uitgezogen te zijn door zijn Dominicaanse pachtheren en als gevolg van een reeks dure processen van zijn land te zijn verdreven, in wanhoop de vertegenwoordiger van de fraters, de nieuwe huurder en diens vrouw vermoordt en daarna overloopt naar de tulisanes (bandieten). Opeens wordt het verhaal onderbroken door een uitroep: ‘Komt tot bedaren, vredelievende bewoners van Kalamba! U heet geen van allen Tales, u hebt geen van allen iets misdaan! U heet Luis Habaña, Matias Belarmino, Nicasio Eigasini, Cayetano de Jesús, Mateo Elejorde, Leandro López, Antonio López, Silvestre Ubaldo, Manuel Hidalgo, Paciano Mercado, uw naam is het hele dorp Kalamba. U hebt uw akkers ontgonnen en daar hebt u uw levenslage arbeid, uw spaargeld, uw slapeloze nachten en ontberingen aan ten koste gelegd. Nu zijn ze u ontstolen, u bent uit uw huizen verdreven, en de anderen mogen u zelfs geen gastvrijheid verlenen! Zijn nemen geen genoegen met het recht te schenden, de heilige gewoonten van uw land hebben zij met voeten getreden! Spanje en de Koning hebt u altijd trouw gediend, en toen u in hun naam om recht vroeg werd u zonder vorm van proces uitgebannen, aan de omarmingen van uw vrouwen en de liefkozingen van uw kinderen ontrukt! Een ieder van u heeft meer geleden dan Cabesang Tales, en toch is geen van u recht geschied! Men heeft u noch medelijden noch menselijkheid getoond - u bent tot voorbij het graf vervolgd zoals Mariano Herbosa! U mag huilen of lachen, daar in die schone eilanden waar u doelloos een onzekere toekomst tegemoetzwerft! Spanje, het grootmoedige Spanje, bewaakt u, en vroeg of laat zal u recht geschieden!’Ga naar voetnoot30. Hier dringt de werkelijkheid met geweld het verhaal binnen: Kalamba, Rizals eigen geboortedorp, was in 1890 getuige geweest van een twist tussen huurders en hun pachtheren, de fraters, waarbij velen van zijn vrienden en familieleden - o.a. zijn vader, Paciano Mercado - betrokken | |
[pagina 65]
| |
waren. Er werden bijgevolg troepen verzonden om het dorp te straffen door de Kapitein-Generaal, Valeriano Weyler, die later berucht zou worden om zijn wrede optreden in Cuba. Door deze uitbarsting krijgt de fictieve ellende van Tales iets van de exemplarische kracht van die van Saïdjah en Adinda, hoewel het verhaal veel minder gestyleerd en de tegenstelling van verschillende soorten ‘waarheid’ minder uitgewerkt wordt. Rizal noemt bovendien man en paard, terwijl ‘Steen’ zich tevreden stelt met de algemene bewering dat ‘wat verdichtsel is in 't byzonder, waarheid wordt in 't algemeen.’Ga naar voetnoot31. Doet de tegenstelling van fictie en werkelijkheid denken aan Saïdjah, het verontwaardigde beroep op de Spaanse troon herinnert sterk aan Multatuli's beroep op Willem III, in wiens naam ‘miljoenen mishandeld en uitgezogen’ worden. De peroratie aan het einde van Max Havelaar kan best nagewerkt hebben in Rizal, hoewel men uiteraard voorzichtig tewerk moet gaan bij het beoordelen van oppervlakkige overeenkomsten zoals de nadrukkelijke, herhalende stijl, want het gaat hier tenslotte om algemene kenmerken van het retorische genre. Onze kennis van het noodlot dat Rizal uiteindelijk overkwam maakt zijn vertrouwen in de goede trouw van Spanje zo mogelijk nog ironischer dan dat van Multatuli in de reactie van de Nederlandse regering op zijn onthullingen. En toch, zelfs op dit ogenblik van hoogst persoonlijke, niet-fictieve, betrokkenheid - Rizal heeft uit naam van zijn familie een petitie ingediend in Madrid - blijft zijn rol duidelij k eerder die van een ‘vertelinstantie’Ga naar voetnoot33. dan die van een expliciete verteller: geen ‘ik, Rizal’ neemt hier het woord om de fictie te vernietigen. Die fictie gaat verder of er helemaal geen onderbreking was geweest, de auctoriale tirade achterlatende als een aberratie, een op zichzelf staande afwijking van de ‘tact’ van de rest.Ga naar voetnoot34. Rizal keert al heel gauw terug tot een traditionele verteltrant en doet geen verdere poging om verbeelding en feitelijke mededeling te contrasteren of te verdoezelen. Nog een - thematische - echo is het protest van een ‘hoge ambtenaar’ (hoofdstuk XXXI) tegen het veroordelen tot gevangenisstraf van een niet eens erg radicale student. De ambtenaar dient zijn ontslag in en vertrekt naar Spanje nadat hij gewaarschuwd heeft dat een opstand zowel onvermijdelijk als gerechtvaardigd is tenzij het systeem ingrijpend veranderd wordt. Maar deze ‘goede Spanjaard’ is een betrek-Ga naar voetnoot32. | |
[pagina 66]
| |
kelijk perifere figuur en doet nauwelijks iets af aan de indruk dat - welke overeenkomsten van visie er ook mogen bestaan tussen Multatuli en Rizal - de rechtstreekse invloed van Max Havelaar op de inhoud, stijl en structuur van het werk van Rizal miniem gebleven is. Mag men überhaupt van overeenkomsten spreken? Douwes Dekker overleed twee dagen voordat Noli me tangere voltooid werd, en hoe hij op het werk van een medeopstandeling zou hebben gereageerd, kan men alleen maar raden. Het kan haast niet anders dan dat hij veel waardering zou hebben gehad voor de intellectuele en literaire kracht van Rizals protest, waarvan hij ongetwijfeld gebruik zou hebben gemaakt in de levenslange guerillaoorlog die hij met het Nederlandse establishment voerde. Daartegenover moest hij tegelijkertijd wel inzien, zoals Rizal dat uitdrukkelijk doet in zijn korte reactie op Max Havelaar, dat zij als schrijvers aan verschillende kanten stonden van de afgrond die koloniserenden scheidt van gekoloniseerden. Hoezeer hij zich ook vereenzelvigde met de Javanen en hun zaak, Douwes Dekker bleef deel uitmaken van het koloniale stelsel, en was zelfs persoonlijk geïnteresseerd bij het in stand houden ervan - althans in het begin, toen er nog hoop op herbenoeming bestond.Ga naar voetnoot35. Rizal daarentegen, hoe groot zijn trouw en genegenheid t.o.v. Spanje ook mochten zijn, ondervond de zware koloniale onderdrukking aan den lijve, in een land waar volgens de vogelvrij verklaarde Elias in hoofdstuk XXVI van Noli met tangere, ‘je je hoofd òf moet bukken òf verliezen’. Zowel Multatuli als Rizal is het erom begonnen tastbare onrechtvaardigheden te bestrijden, en wel op de meest doeltreffende manier. Beiden zijn erop uit, in de boeken waar zijn hun faam in hoofdzaak aan te danken hebben, het ontoereikende te laten zien van een bepaald soort dromerig idealisme, hoe bewonderenswaardig ook. Zo distantieert Multatuli zich van de ‘vliegenreddende dichter’ Havelaar, terwijl Rizal - minder direct - Ibarra tot Simoun vervormt. Toch behouden zij allebei een in de grond idealistisch geloof in het vermogen van de literatuur veranderingen te bereiken die het blijven werken binnen het systeem ontzegd zijn. Beiden zijn wat Miguel de Unamuno van Rizal zei: ‘helden van de gedachte, niet van de daad,’Ga naar voetnoot36. wier inzichten veeleer op lange termijn doorwerkten dan tot | |
[pagina 67]
| |
onmiddellijke practische politieke gevolgen leidden.Ga naar voetnoot37. Gezien hun verschillende uitgangspunten en achtergronden hoeft het ons nauwelijks te verbazen dat beider ‘idealisme’ hen verschillende kanten op voerde. Terwijl ‘Insulinde’ temidden van zijn vele andere beslommeringen een steeds verder wijkende fata morgana werd voor de verbitterde ‘dubbele banneling’ in Duitsland, bleek voor Rizal de band met ‘de parel van de Stille Oceaan, ons verloren Eden’Ga naar voetnoot38. tòch sterker dan angst of desillusie en trok hem terug naar zijn geboorteland. Hier stichtte hij in 1892 zijn ‘Liga filipina’ en vier jaar later moest hij, net als Elias en Simoun, zijn leven offeren voor de bevrijding van zijn geliefde eilanden - ironisch genoeg na het uitbreken van een opstand waar hij geen onmiddellijk deel aan had en op een moment waarop hij besloten had zijn ballingschap op een afgelegen eiland te verlaten en als legerarts te gaan dienen op Cuba.Ga naar voetnoot38. ‘Rizal’
|
|