Het derde Bruylofts-Liedt van den Heer Tromp.
TRompen en Trompetten en Fluyten,
Trommels kloncken lustigh om prijs,
Amsterdam lijckt een Aerds-Paradijs,
Deur en dack, voor Vensters en Ruyten:
Hey, hey, hey te Paerdt in Schuyten,
Singht men de nieuwe wijs.
Van Heer Tromp wiens lauwere-bladen
Nu met Tijm en Palm doorwrocht,
Voor den Bruydegom samen gebrocht:
Op-gebonden met Helden-daden,
Tromp, Tromp, Tromp die is nu beladen,
Daer meenigh Heldt na socht.
| |
Hoe krioelen nu de Matrosen,
Elck wil mee na dese slagh,
Want sy brachten hem daer op dien dagh,
Toe hy greep de Engelsche Roosen,
Nu, nu, nu is de Roos verkoosen
Siet de Kerck, van Dam, en Straten,
Staen gepropt, de Heere-graft swart,
Ia op de Straet leyt Tromp in het hart,
Hier is op nieu van Ascu te praten,
Bons, bons, bons daer vliegen Granaten,
Maer die en doen geen smart.
Grabbelt nu de kogels fijn suycker,
Al die Tromp sijn grabbel-kost proeft,
Wensch ick dat op sijn Vyandt soo troeft
Met de Kaert, dat Monck voor den duycker,
Send, send, send dat den bloet-mis-bruycker
Leeft dan grootste der Batavieren,
Met u uytverkooren Bruydt,
Alsser een Marmel graft u besluyt,
Pronckt ons Landt noch met u Lauwerieren
Heyl, heyl, heyl wil den Heere stieren,
Noyt gae u Tromps klanck uyt.
Wilt mijn Heer dit glaesje uyt-vegen,
Neemt het Fluytjen eens in jou handt,
Wegh, wegh met de minnende-brandt,
Bacchus vecht met sulck een degen,
Wijn, wijn, wijn wilt de glasen legen
't Is voor het Vaderlandt.
|
|