Het oudt Haerlems liedt-boeck, inhoudende vele historiale ende amoureuse liedekens
(1680)–Anoniem Oudt Haerlems liede-boek, Het– AuteursrechtvrijStem: Alst begint.
EY! schoone Nimph,
Aensiet een machtigh Koningh,
| |
[pagina 34]
| |
Knielt voor u soete Beelt,
En biedt u aen sijn staet, rijck en kroningh
Uyt Monarchy geteelt:
Slechs voor een lieve kus van uwe lipjes,
Vergunt dat ick mijn brandt verkoel,
Vergunt dat ick u Borsjes voel,
Haer rode Tipjes.
Ick ben een Maeght,
Een slechte Schaep-Hardresse,
Mijn Rijckdom is mijn Vee:
Mijn Ouders oudt die leerden my een lesse,
En 't was haer laetste bee;
Gedenckt, ach kint, van wie gy zijt gesproten,
Siet dat ghy wel u Schaepjes hoedt,
Ghy zijt voor Harders op-gevoedt,
Niet voor de Grooten.
Ick sal u hooft een goude Kroon opsetten,
En voeren doen een staf:
O neen, u Kroon die sou mijn eer verpletten,
En voeren doen in 't Graf:
Mijn groote prael die sal u schant bedecken:
Och dat behoeden al de Goon,
Dat ick soud' om een Koninghs Kroon
Mijn eer bevlecken.
In mijnen Throon daer sult ghy zijn verheven,
En heerlijck munten uyt;
O neen, my lust in 't groene velt te leven
En werden 's Herders Bruyt:
En zijn een Koningin van veele schaepjes,
Een dichte Linde is ons Throon,
Een Roose-krans met Bloemen schoon,
Pronck voor de Knaepjes.
Wat geeft u 't Veld en dese Boom-gewassen?
Wat gaet ghy Harderin
Des morgens vroegh
Voor daegh, door dauw en plassen,
Streckt liever niet u zin
Te zijn omringht met Gout en blanck beperelt,
Voor 't Veldt een schoone marmer-vloer,
Een Koningh voor een lompen Boer,
Een pronck der Wereldt.
Natura heeft (O Vorst) doe sy my teelde
| |
[pagina 35]
| |
Geen Kroone toe-gevoeght,
En nu fortuyn my geen gebiedt mee deelde,
Zoo ben ick wel vernoeght,
En sal op't velt, of in bosschagie woonen,
In stille rust en nedrigheyt:
Dus bid ick dat sijn Majesteyt
Mijn wil verschoonen.
Onnoosle Maeght,
Hoe zijt ghy soo versteecken
Van weeldens soet aenschijn?
Sijn Hoogheydt weet
Eer ick mijn Trouw sou breecken,
Zoo straft mijn Godt Iupijn:
Want in mijn hert heb ick een lief verkoren,
En aen hem, die daer door 't geboomt,
Met sijn bewolde Schaepjes koomt,
Mijn trouw gezwooren.
Wel gaet en blijft
Ghy boersche Harderinne,
Met uwen Boer in 't Wout,
Zaeyt, Maeyt en Plant,
En maeckt u kost te winnen
Wanneer ghy zijt getrouwt:
En gaet ghy Koningh,
Ick blijf in Bosschagie,
Gaet by u Iuffers van het Hof,
Versoeckt die door u Koninghs lof,
Tot snoo boelagie.
C. Stribe. |
|