OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 35
(2016)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 328]
| ||||||||||||||
Leo Balai
| ||||||||||||||
[pagina 329]
| ||||||||||||||
hun nakomelingen. Integendeel, hun achterstelling en onderdrukking werden voortgezet. De voorbeelden uit de Verenigde Staten zijn bekend: het lynchen van zwarte mensen, geen toegang tot restaurants, discriminatie op de woningmarkt en de arbeidsmarkt, disproportioneel veel zwarten in gevangenissen en ga zo maar door. Voor de voormalige koloniën in het Caraïbische gebied trad ook na het verkrijgen van de onafhankelijkheid (staatkundige zelfstandigheid) anders dan werd gedacht geen verbetering op in de positie van de zwarte bevolking. Of dit alleen aan externe factoren lag of aan politieke processen na de onafhankelijkheid is een onderwerp waar ik mij verder niet over zal uitlaten. De afschaffing van de trans-Atlantische slavernij vond plaats tussen 1833 en 1888. Dat wil zeggen tussen 183 en 128 jaar geleden. Volgens sommigen een hele lange tijd. Voor de nazaten van de slaven is de slavernij echter deel van hun collectieve geheugen en de gevolgen zijn nog steeds voor velen de dagelijkse realiteit. Hoe langer hoe meer realiseert men zich wat de omvang en de ernst van het onrecht was dat de voorouders is aangedaan. Maar ook anderen die bereid zijn zich in deze geschiedenis te verdiepen realiseren zich dat het hier om een van de afschuwelijkste internationale misdaden gaat. De mensen die tijdens de periode van de slavenhandel uit Afrika werden weggevoerd waren afkomstig uit verschillende Afrikaanse volkeren, met eigen talen, culturen en gewoonten. Nadat zij gevangen genomen waren en aan de slavenhandelaars waren verkocht werden zij letterlijk tot koopwaar gereduceerd. Zij hadden geen naam meer, maar kregen een nummer. Tijdens de zeer lange periode van de slavernij zijn grote delen van hun talen en culturen verloren gegaan. Er zijn verschillende manieren om met het slavernijverleden om te gaan. Ik bedoel dan de verwerking van dit verleden door de nazaten. Sommigen kiezen ervoor deze geschiedenis te laten voor wat het is. Het is te lang geleden en het leven gaat door is dan de opvatting. Volgens sommige onderzoekers kan deze houding ook het gevolg zijn van schaamte. Men schaamt zich over het slavernijverleden van de voorouders en wil daar niets meer over horen. De verwerking van dit verleden kan ook betekenen dat men actief op zoek gaat naar de eigen oorsprong. In Suriname en Curaçao is het intussen mogelijk vast te stellen waar de voorouders op het moment van de afschaffing van de slavernij op 1 juli 1863 zich bevonden. Dat wil zeggen op welke plantage, in welk district of in welk gebied. Daar is veel en goed onderzoek naar gedaan. Het is in sommige gevallen mogelijk voorouders in Suriname en Curaçao tot ongeveer het jaar 1800 te traceren. Moeilijker wordt het te achterhalen van welk Afrikaans volk men afkomstig is. Het zoeken naar je oorsprong, dus naar je afstamming, is waar het bij het zoeken naar je roots om gaat. Het gaat om een persoonlijke zoektocht naar de eigen afstamming. Voor sommigen kan het een helend proces zijn om te weten uit welk volk de voorouders vandaan kwamen. Een andere manier om met het slavernijverleden om te gaan is om van de landen die vroeger bij de slavenhandel betrokken waren te eisen om de nakomelingen te compenseren voor het leed dat de voorouders is aangedaan. Men wil daarbij ook de voortdurende negatieve gevolgen van de slavernij voor de nazaten | ||||||||||||||
[pagina 330]
| ||||||||||||||
wegwerken. Daarnaast wordt van de landen die bij de slavenhandel en slavernij betrokken waren geëist excuses aan te bieden voor het veroorzaakte leed. Onder de noemer Reparations wil men claims leggen bij bedrijven, overheden en soms bij nakomelingen van vroegere slavenhouders. Reparations kan worden omschreven als ‘genoegdoening, schadeloosstelling of compensatie voor leed dat is veroorzaakt’. Het gaat vaak niet om schadeloosstelling in geld, het kan ook op andere manieren ingevuld worden. Reparations gaat om drie samenhangende thema's: erkenning dat er leed en schade is veroorzaakt, het aanbieden van excuses aan de nakomelingen van de slaven en het bieden van schadeloosstelling of compensatie. | ||||||||||||||
RootsHet zoeken naar hun ‘roots’ is iets waar veel mensen met een migratiegeschiedenis zich mee bezighouden, dus niet alleen nazaten van slaven. Amerikaanse Japanners, Joden, Italianen, Ieren zijn vaak op zoek naar de band met het land van hun voorouders en eventuele familieleden. Meestal hebben zij een naam van een voorouder zodat zij gericht kunnen zoeken naar eventuele verwanten. Voor nazaten van Afrikaanse slaven is de situatie ingewikkelder. Er is geen familienaam bekend en ook geen ‘land van herkomst’. In 1976 verscheen het boek Roots. The saga of an American Family van de Afro-Amerikaanse schrijver Alex Haley. Roots gaat over de geschiedenis van Kunta Kinte die in Gambia gevangen werd genomen en als slaaf verkocht in de VS. Het boek werd ook als televisiedocumentaire vertoond en door 130 miljoen mensen bekeken. Het slavernijverleden en de verschrikkingen die dit voor de slachtoffers betekenden werd door deze geschiedenis zichtbaar gemaakt. Voor veel zwarte Amerikanen was dit het begin van een zoektocht naar hun eigen sla-vernijverleden. Opvallend is dat de Gambianen zelf vóór de verschijning van het boek van Haley nauwelijks iets afwisten, of in elk geval zich niet bezighielden met de geschiedenis van de slavenhandel vanuit hun eigen land. Nu kan elke Gambiaan wel iets vertellen over de slavenhandel. De informatie blijkt grotendeels uit het boek van Haley afkomstig te zijn. (Wright 2011) Het boek en de serie Roots hadden tot gevolg dat zwarte Amerikanen genealogisch onderzoek gingen doen om op die manier hun culturele en raciale verwantschap met Afrikanen te bevestigen. Tegenwoordig is er een hele slavernijindustrie opgezet. De Gambiaanse overheid en particuliere ondernemers verzilveren de erfenis van de slavernij en schijnen daar goed aan te verdienen. Er is intussen een museum gebouwd in Albreta, een plaats niet ver van waar Kunta Kinte geboren zou zijn. In 2000 bezocht een onderzoeker samen met zwarte Amerikaanse studenten een initiatieceremonie in het dorp Medina niet ver van de hoofdstad. Deze initiatieceremonie bleek georganiseerd te zijn door een Amerikaanse reisorganisatie. Vóór het bezoek van de studenten was er een week lang geoefend met 22 tieners om een zo levensecht mogelijke ceremonie te kunnen opvoeren voor de Amerikanen. (Bellagambia 2009) Onder de naam roots-toerisme worden (vaak door zwarte Amerikanen) reizen | ||||||||||||||
[pagina 331]
| ||||||||||||||
gemaakt naar Afrika om op die manier in contact te komen met het land van hun voorouders. Het zoeken naar de eigen roots wordt sinds enkele decennia ondersteund door organisaties die zich gespecialiseerd hebben in het koppelen van DNA-gegevens aan informatie uit grote databestanden met informatie uit Afrika. Roots-toerisme is tegenwoordig (big) business voor sommige landen in WestAfrika, zoals Ghana. Voor mensen die op zoek gaan naar hun roots in Afrika kan het soms een teleurstellende ervaring zijn. Dit komt deels door de verwachtingen die men heeft over de ontvangst in wat men het thuisland noemt. De schrijfster Saidiya Hartman (2007) ging op zoek naar haar ‘roots’ in Ghana. Het was een ontluisterende ervaring. Waar zij dacht met open armen te worden ontvangen als de verloren dochter, merkte zij dat er geen enkele belangstelling was voor haar slavernijverleden. Wat haar het meest trof was dat er in Elmina net zomin littekens (scars) van de slavernij te zien waren als in Boston of Lissabon of Bristol. Volgens de mensen die zij in Elmina sprak waren alleen de voordelen (the blessings) van de slavenhandel overgebleven en daarmee bedoelden zij hun moderne manier van leven. Als gevolg van de slavenhandel konden zij nu lezen en schrijven en waren zij in contact gebracht met het christendom. En daar waren ze trots op. In april 1995 werd in Accra in het kader van het Wereld Toerisme Programma van Unesco de Accra Declaration vastgesteld. Dit toerisme programma werd getiteld ‘The Slave Route’. In deze Declaration wordt het stimuleren van roots-toerisme uitdrukkelijk genoemd. De bedoeling is dat met behulp van het Unesco Slave Route Project de verschillende participanten zich zullen inzetten voor de ontwikkeling en promotie van toerisme op de Slave Route. Bruner (1996) beschrijft het verschil in emotie en opvattingen tussen Afro-Amerikanen en Ghanezen over het voormalige slavenfort Elmina. In 1996 werd in Ghana gediscussieerd over het toeristische belang van het fort. Voor de meeste Afro-Amerikaanse bezoekers is het fort onderdeel van hun zoektocht naar hun roots. Elmina was immers de plaats waarvandaan hun voorouders de verschrikkelijke tocht naar de slavenplantages begonnen. Het bezoeken van de slavenforten zoals Elmina (en Cape Coast Castle) in Ghana is voor zwarte (Amerikaanse) toeristen soms heel aangrijpend. Sommigen willen de kerkers van Elmina alleen samen met andere zwarten bezoeken, omdat zij de aanwezigheid van blanken erg storend vinden. Voor veel Afro-Amerikanen zijn de kastelen heilige grond en moet alles blijven zoals het was ten tijde van de slavenhandel. De kastelen mogen volgens hen ook niet verbouwd worden. Voor Ghanezen is het kasteel slechts deel van hun lange geschiedenis. Het werd in 1482 door de Portugezen gebouwd en bestaat dus al meer dan 520 jaar. Ghanezen zijn geïnteresseerd in de lange geschiedenis van het fort. Na de Portugezen kwamen de Nederlanders in 1637, vervolgens de Engelsen in 1872. De kastelen zijn voor de Ghanezen een bron van inkomsten en worden gezien als belangrijke toeristische attracties. Voor wie op zoek is naar zijn/haar roots en Afrika ziet als het moederland leidt dit soms tot teleurstelling en onprettige discussies met Ghanezen. Een bezoek aan deze plaatsen leidt soms tot heftige emoties onder de (meestal Afro-Amerikaanse) bezoekers. Volgens sommige Ghanezen zelfs ‘te’ | ||||||||||||||
[pagina 332]
| ||||||||||||||
emotioneel. De meeste Ghanezen zijn niet erg geïnteresseerd in de geschiedenis van de trans-Atlantische slavernij. Voor hen is Elmina een deel van de Ghanese geschiedenis, maar voor bezoekende Afro-Amerikanen een heilige plaats. In 1996 werd in kasteel Elmina een museum gevestigd, het St. George Castle Museum. Doelstelling van het museum is om de bezoekers te informeren over de geschiedenis van het kasteel. De Ghanezen noemen het ‘St George Castle’ (in plaats van Elmina Castle). Op de binnenplaats van fort Elmina is een gedenkplaat aangebracht met daarop de volgende tekst: ‘In everlasting memory of the anguish of our ancestors. May those who died rest in peace. May those who return find their roots. May humanity never again perpetrate such injustice against humanity. We the living vow to uphold this’. Vooral de zin ‘May those who return find their roots’ is nogal vreemd. Wie zijn het dan die terugkeren? En terugkeren naar de plaats van waaruit men honderden jaren geleden onder de meest erbarmelijke omstandigheden is weggevoerd? Een merkwaardige tekst! Hartman (2002) vraagt zich terecht af of hier sprake is van een omgekeerde middle passage. Waar men naar terug is gekomen zijn de kerkers, de barakken en de slavenverblijven aan de westkust van Afrika. In landen als Ghana, Nigeria en Senegal gaat het bij roots-toeristen om het bezoeken van de plaatsen vanwaaruit hun voorouders tijdens de slavernij zijn weggevoerd. Maar Afro-Amerikaanse roots-toeristen kiezen ook (sinds eind jaren zeventig van de vorige eeuw) voor bezoeken aan Brazilië in plaats van West-Afrika. Men gaat dan meestal naar Salvador de Bahia (Salvador) omdat in die stad de meeste zwarte mensen in Brazilië wonen. Hier probeert de Amerikaanse toerist het gevoel van herkenning en verwantschap met de zwarte Brazilianen te vinden omdat zij immers ook de Afrikaanse achtergrond (roots) hebben. Men hoopt in Brazilië de eigen ‘roots’ te kunnen herkennen. Het gaat dan om hun culturele roots omdat zij menen dat de zwarte Brazilianen nog in grote mate de Afrikaanse culturele tradities hebben die zij als Amerikaanse zwarten kwijt zijn. Daarnaast zijn Afro-Amerikaanse toeristen van mening dat zij hierdoor ook een hernieuwd contact hebben met de Afrikaanse familie in de diaspora. Voor veel Afro-Amerikaanse toeristen is ook de kennismaking met Candomblé (een godsdienstvorm of vorm van religie) belangrijk. Sommige toeristen gaan speciaal voor de Candomblé-religie naar Brazilië omdat dit wordt gezien als een manier om hun Afrikaanse identiteit te versterken. Candomblé is tijdens de periode van de slavernij ontstaan. Opvallend is wel dat sommige toeristen weigeren contact te hebben met deze religie en de daarbij horende praktijken omdat dit tegen hun christelijke geloof zou zijn. Meestal zijn het christenen die tot een protestantse geloofsgroep behoren of tot een Pinkstergemeente (Pinho 2008). De Surinaamse wintireligie heeft ook een sterke verwijzing naar de Afrikaanse oorsprong van de meeste beoefenaars. Een probleem dat sommige roots-toeristen tegenkomen is dat mensen met een lichte huidskleur door de zwarte Brazilianen niet als zwarten worden aangemerkt. (Pinho 2008). Pijnlijk, omdat in Amerika het omgekeerde geldt namelijk dat bij de minste verwijzing naar een Afrikaanse voorouder mensen, hoe lichtgekleurd | ||||||||||||||
[pagina 333]
| ||||||||||||||
zij ook mogen zijn, als zwart worden geclassificeerd. De bezoeken die Surinaamse Nederlanders tijdens vakanties (vaak) onder begeleiding van touroperators aan Marronnederzettingen afleggen om daar ‘culturele’ optredens van de lokale bevolking mee te maken kan voor sommigen ook een vorm van roots-toerisme zijn. Of dit ook dezelfde betekenis heeft als voor de Amerikaanse roots-toeristen in Brazilië is moeilijk vast te stellen. De emotionele lading over de Afrikaanse roots speelt bij Afro-Amerikanen waarschijnlijk een grotere rol dan bij zwarten uit het Caraïbische gebied. Dit zou te maken kunnen hebben met de slechte positie van de meeste zwarten in Amerika als gevolg van discriminatie, achterstelling en onderdrukking. Tegenwoordig is het mogelijk om aan de hand van genetische genealogische testen onderzoek te laten doen naar plaatsen van herkomst. In 2000 startte de Amerikaanse firma Family Tree DNA met deze vorm van genetisch herkomstonderzoek. In 2010 waren er al 38 van deze bedrijven die een aanbod hadden op het gebied van genetisch afstammingsonderzoek. Van deze bedrijven waren er 28 in de VS gevestigd. Afhankelijk van de vraag zijn er verschillende soorten testen die uitgevoerd kunnen worden. Interessant bij genetisch afstammingsonderzoek is niet alleen dat onderzocht kan worden waar iemand oorspronkelijk vandaan komt, maar ook de ‘etnische samenstelling’ van de persoon. Dat wil zeggen dat uit een dergelijke test zou kunnen blijken dat iemand niet alleen zwarte Afrikaanse roots heeft maar dat er ook ‘ander bloed’ in zit. Belangrijk voor mensen die naar hun etnische afstamming zoeken is natuurlijk de vraag van welk Afrikaans volk zij afkomstig zijn. Dit is voor degene die op zoek is naar zijn/ haar roots een manier voor identificatie met een bepaald volk. Omdat er geen mogelijkheid is om via de familienaam de afstamming vast te stellen is het voor nazaten van slaven misschien wel de enige mogelijkheid om te weten te komen van welk volk men oorspronkelijk afstamt. Er zijn grofweg drie soorten testen te onderscheiden:
| ||||||||||||||
[pagina 334]
| ||||||||||||||
Een belangrijke vraag is natuurlijk wat een DNA-test verder voor de persoon in kwestie kan betekenen. De verwijzing naar een bepaald land heeft een belangrijke beperking. Landen in West-Afrika zoals Ghana, Senegal, Kongo bestonden tijdens de periode van de trans-Atlantische slavernij niet zoals ze nu bekend zijn. Daarnaast is er het probleem dat ook namen van sommige etnische groepen in de loop van de tijd zijn veranderd. Waar ook op gelet zal moeten worden is dat sommige etnische groepen uit verschillende andere etnische groepen zijn samengesteld (Heywood en Thornton 2011). Neem bijvoorbeeld de grootste etnische groep in Ghana, de Akan. Tot de Akan horen ook andere bevolkingsgroepen zoals de Ashanti, de Fante en de Baule. Los van het zoeken naar roots is DNA-onderzoek ook van belang om inzicht te krijgen over andere aspecten van de trans-Atlantische slavenhandel. Een belangrijk onderzoek dat ik wil noemen gaat over een zeer interessante vondst, bekend geworden als de Drie van de Zoutsteeg. Het gaat om de overblijfselen van drie slaven (twee mannen en een vrouw) die in 2010 in Zoutsteeg in Philipsburg (de hoofdstad van Sint Maarten) werden gevonden. In het kort komt het erop neer dat deze mensen tussen 1660 en 1688 daar zijn begraven. Aan de hand van het DNA van de drie overblijfselen heeft men getracht de herkomst vast te stellen. Conclusie uit het onderzoek is dat een van de mensen waarschijnlijk afkomstig was van een Bantu-sprekende bevolkingsgroep in Noord-Kameroen. De andere twee waarschijnlijk van niet-Bantu-sprekende groepen die in het huidige Nigeria en Ghana leefden (Schroeder et alt. 2015). Als gekeken wordt naar de ligging van Kameroen en Ghana dan blijkt wat voor enorme afstanden de mensen hebben moeten afleggen voordat zij aan boord van de slavenschepen werden afgeleverd. In het zoeken naar roots gaat men er te gemakkelijk van uit dat onomstotelijk vastgesteld kan worden waar men vandaan komt. Waarschijnlijk van een van de volkeren uit West-Afrika. Maar ook als dat vastgesteld is zegt dat volgens mij niets over de sociale of culturele identiteit van de betrokken persoon. Je genen bepalen niet wie je bent. Genetische herkomst is maar een klein deel van je identiteit. Het gaat toch voor het belangrijkste deel om gegevens als: waar ben je opgegroeid, welke taal spreek je, welke cultuur heb je meegekregen. Het zoeken naar roots en de link vinden met volkeren uit de zwarte diaspora is niet gemakkelijk. Het lijkt alsof de landen van waaruit vroeger de voorouders werden gevangen genomen en verkocht niet erg geïnteresseerd zijn in de emotionele problemen die de nazaten hebben met het feit dat hun voorouders als slaven hebben moeten leven. Een bezoek aan de landen (of de plaatsen) van waaruit de voorouders werden weggevoerd kan voor diegenen die daar waarde aan hechten een zinvolle exercitie zijn, maar of daarmee de pijn van het slavernijverleden wordt verzacht is zeer de vraag. | ||||||||||||||
ReparationsDe beweging voor Reparations voor slavernij kan worden omschreven als de eis van de nazaten van de slaven om genoegdoening voor het onrecht dat hun voorouders is aangedaan. En dan heeft men het niet alleen over het onrecht uit de | ||||||||||||||
[pagina 335]
| ||||||||||||||
slavernijperiode, maar ook over de gevolgen voor de nazaten na afschaffing van de slavernij. En deze gevolgen raken nog steeds de nakomelingen van de slaven. Het gaat dan om maatschappelijke en economische achterstelling en het gebrek aan kansen om verder te komen in de maatschappij. Reparations gaat ook niet alleen om vergoeding voor geleden schade. Een belangrijk aspect van Reparations is dat er ondubbelzinnig wordt erkend dat mensen onrechtvaardig zijn behandeld. Reparations gaan dus ook over excuses aanbieden. Er zijn in het verleden substantiële bedragen voor Reparations uitgekeerd, meestal in de vorm van geldbedragen. Ik zal daar voorbeelden van geven. Let wel, bij Reparations gaat het niet uitsluitend om een compensatie in geld. De miljardenclaims waarmee door sommigen wordt gedreigd zijn niet reëel en waarschijnlijk zelfs contraproductief. In verschillende landen zijn er organisaties actief of actief geweest om eisen voor Reparations te formuleren: Afrikaanse staten, Afro-Amerikanen en de Caribbean Community (Caricom).
Er kunnen twee verschillende situaties worden onderscheiden bij de acties voor Reparations: (a) tegen de eigen staat (overheid) of (b) tegen andere landen. In de VS gaat het om eisen om schadeloosstelling tegen de eigen staat. De zwarte bevolking eist daar vooral bestrijding van achterstelling en discriminatie op verschillende maatschappelijke gebieden zoals huisvesting, werkgelegenheid en onderwijs. In andere gevallen gaat het om eisen tegen vroegere machthebbers of kolonisatoren. Dit is het geval bij eisen voor Reparations door Afrikaanse landen en de Caricom.
Het recht van staten om genoegdoening (schadeloosstelling) te eisen voor hun onderdanen die door welke oorzaak dan ook schade hebben geleden door optreden van andere staten is een algemeen aanvaard principe in het internationale recht. Slavernij was een misdaad tegen de menselijkheid. Je zou dus verwachten dat de eisen voor schadeloosstelling uit de slavernij kansrijk zijn en tot compensatie kunnen leiden. De staat die verantwoordelijk was voor slavernij zou dus aangesproken moeten kunnen worden. In het internationale recht stuit dit volgens sommigen echter op problemen. De Commissie voor Internationale Juridische Zaken (International Law Commission) van de VN stelde in 2001 regels op over de verantwoordelijkheid van staten. Daaronder ook een hoofdstuk over Reparations. Daarbij wordt onderscheid gemaakt in verschillende vormen van Reparations:
| ||||||||||||||
[pagina 336]
| ||||||||||||||
De laatste bepaling (satisfaction) zou volgens Du Plessis (2003) relevant kunnen zijn voor acties gericht op Reparations voor slavernij. Volgens hem zijn er echter bepalingen van internationaal recht die een dergelijke claim weinig succesvol maken. Het grootste struikelblok voor degenen die pleiten voor Reparations is namelijk de bepaling dat de verantwoordelijkheid van de betreffende staat voor het onrecht, in de periode dat het onrecht werd gepleegd ook onrechtmatig was. Dat wil zeggen dat slavernij in de periode waarin het plaatsvond ook onrechtmatig moest zijn; en dat was niet geval. Het is volgens Du Plessis dus vrijwel onmogelijk om een beroep te doen op dit artikel. Een beroep op juridische middelen zou dan geen resultaat opleveren voor de reparationisten. Een merkwaardige opvatting omdat daarmee elke actie gericht op welke vorm van Reparations voor onrecht uit het verleden ook kansloos is. Gifford (2000) heeft hier (terecht) een andere mening over. Volgens hem is het argument dat slavernij ‘legaal’ was in de periode van de trans-Atlantische slavenhandel een zinloos argument. Het gaat erom dat slavernij een misdaad was. Om te beweren dat deze misdaad van Europeanen niet als misdaad aangemerkt moet worden gaat voorbij aan het feit dat het om een misdaad tegen de menselijkheid gaat. Dat betekent dat het als misdaad geldt en gold voor de hele menselijke samenleving en niet alleen voor Europa. Om dan als argument aan te voeren dat het voor Europeanen niet als misdaad gold is geen reden om de gevolgen hiervan niet aan de Europese landen die hierbij betrokken waren toe te rekenen. Europa was weliswaar een machtig continent, maar niet representatief voor de gehele wereld. De opvatting van Du Plessis staat ook in schril contrast met de Reparations die als gevolg van de Holocaust aan Israel zijn toegekend. In 1952 werden herstelbetalingen aan de staat Israel toegekend. De staat Israel bestond nog niet eens toen de Holocaust plaats vond. De Duitse staat (het Derde Rijk) die verantwoordelijk was voor de moord op de joden bestond inmiddels ook niet meer. Duitsland was door de geallieerden opgedeeld in verschillende zones (Amerikaans, Russisch, Engels, Frans). Een deel werd West-Duitsland een ander deel Oost-Duitsland. Dat betekent in feite dat een toen niet bestaand land Reparations ontving van een land dat ten tijde van de misdaad niet als zodanig bestond. Toch vond men genoeg redenen om Israel herstelbetalingen te bieden. Duitsland betaalde herstelbetalingen aan joodse slachtoffers van WO II maar ook aan de staat Israel. De betaling aan de staat Israel en aan individuele slachtoffers is voor Amerikaanse reparationisten een bewijs dat ook aan een groep (in dit geval de nazaten van de slaven) genoegdoening kan worden geboden. (Gifford 2000, Posner en Vermeulen 2003, Howard-Hassmann en Lombardo 2007, Biondi 2003, Coates 2014) De roep om Reparations voor het onrecht tijdens de slavernij en de achterstelling, armoede en leed na afschaffing van de slavernij gelden zowel voor de nazaten in Noord-Amerika als voor de nakomelingen van de slaven in het Caraïbische gebied. Hoewel de achtergrond - namelijk de trans-Atlantische slavenhandel en slavernij - dezelfde is, zien wij een verschil in aanpak en eisen in de diverse gebieden. Reparations zijn in verschillende omstandigheden en voor verschillende onrechtvaardige activiteiten geëist. Opvallend is dat eisen voor Reparations van | ||||||||||||||
[pagina 337]
| ||||||||||||||
nazaten van slaven nog steeds niet worden ingewilligd. In het navolgende wordt kort ingegaan op een paar gevallen van toekenning en/of weigering van Reparations: de eisen om Reparations in de VS, Afrika en Reparations voor kolonialisme, Reparations in Suriname, de Durban Conferentie van 2001 en het Caricomtienpuntenplan. | ||||||||||||||
(1) De Verenigde Staten:De eis om Reparations heeft een veel langere geschiedenis in de VS dan in de landen in het Caraïbische gebied. In de VS begon de discussie over genoegdoening en herstelbetalingen aan de voormalige slaven aan het einde van de Amerikaanse Burgeroorlog (1861-1865). Toen werd aan de vrijgemaakte slaven beloofd dat ieder gezin en stuk land van veertig acres (ongeveer zestien hectare) zou krijgen om een zelfstandig bestaan op te bouwen. Dit is later bekend geworden als ‘40 acres and a mule’. Deze belofte werd later onder politieke druk weer ongedaan gemaakt. Er werd daarentegen wel door de regering van de VS aan de voormalige slavenhouders compensatie voor het verlies van hun bezit betaald!! (Conley 2002, Biondi 2003). De Reparationsbeweging in de VS is de uitkomst van een lange strijd van Afro-Amerikanen voor mensenrechten. En, zoals blijkt uit de maatschappelijke positie van veel zwarte Amerikanen, is dit een strijd die nog lang niet gestreden is. Voor de organisaties in de VS is het een bittere pil dat er tot nu toe geen bereidheid is Reparations voor de slavernij toe te kennen. In de VS heeft men wel gereageerd op de eis om excuses voor de slavernijperiode, maar dit is zonder gevolgen gebleven. Zowel het Huis van Afgevaardigden als de Senaat hebben in 2008 en 2009 voorstellen aangenomen om excuses aan te bieden aan Afro- Amerikanen voor de slavernij en de gevolgen daarvan, maar deze besluiten (apology resolutions) zijn niet voor ondertekening aan de president aangeboden. De reden is dat de beide kamers geen juridisch sluitende tekst konden bedenken. Men wil op geen enkele manier een mogelijkheid open laten dat Afro-Amerikanen op grond van deze besluiten Reparations gaan eisen. Een voorbeeld waarbij een groep zwarten in Amerika in aanmerking kwam voor Reparations is de afhandeling van de ‘Rosewood massacre’. In 1923 werd Rosewood, een redelijk welvarende gemeenschap van ongeveer tweehonderd zwarte Amerikanen in de staat Florida, door een blanke bende met de grond gelijk gemaakt. Elke zwarte die niet weggevlucht was werd vermoord en alle huizen werden in brand gestoken en vernield. Deze onvergetelijke en gruwelijke geschiedenis is door Michael D'Orso in zijn boek getiteld Like Judgement Day. The ruin and redemption of a town called Rosewood beschreven. Zeventig jaar later, in 1994, besloot de staat Florida een bedrag van US$2,1 miljoen als Reparations aan de nabestaanden uit te keren. (Biondi 2003, Asare 2008) Een ander voorbeeld van Reparations is de betaling aan Japanse Amerikanen uit Amerikaanse interneringskampen tijdens WO II. In 1988 werd door het Amerikaanse Congres de Civil Liberties Act 1988 aangenomen. Deze wet was gemaakt om Japanse Amerikanen te kunnen vergoeden voor de verliezen die zij hadden geleden doordat zij ten onrechte tijdens WO II in interneringskampen | ||||||||||||||
[pagina 338]
| ||||||||||||||
waren opgesloten. In de aanhef van de wet wordt opgemerkt dat het Congres erkent dat er sprake was van grove onrechtvaardigheid ten opzichte van de Japanse burgers door de evacuatie, hervestiging en internering. (Benton en Shabazz 2009, Coates 2014) Deze erkenning door het Congres zou ook van belang kunnen zijn bij toekenning van claims voor Reparations door zwarte Amerikanen. Maar het Amerikaanse Congres voelt hier duidelijk niets voor. Een jaar na de Civil Liberties Act 1988 werd door senator John Conyers een wetsvoorstel (H.R. 40) ingediend. In dit voorstel wordt de regering verzocht de gevolgen van de slavernij te onderzoeken en voorstellen te doen voor Reparations aan de 35 miljoen (nu 41 miljoen) zwarte Amerikanen. Het voorstel is nog steeds niet behandeld!! | ||||||||||||||
(2) Afrika en Reparations:In 1992 werd door de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid (opgevolgd door de Afrikaanse Unie) het initiatief genomen om Reparations te eisen van voormalige kolonisatoren. Er werd een werkgroep van twaalf belangrijke personen samengesteld (de Group of Eminent Persons on Reparations for Africa and Africans in the Diaspora - GEP) onder voorzitterschap van de rijke Nigeriaanse zakenman-politicus Abiola. De opdracht aan de GEP was om Reparations in Afrika te promoten. Volgens de GEP was de eis voor Reparations niet alleen bedoeld voor Afrikanen op het Afrikaanse continent maar ook voor de nazaten van de slaven en voor de Afrikanen die als gevolg van het kolonialisme in de diaspora (in Europa) leefden. Onder leiding van de groep van belangrijke personen werd in 1993 in Abuja (Nigeria) het eerste Pan African Congres on Reparations gehouden. Dit was ook het laatste congres over dit thema. Er waren vertegenwoordigers van Afrikaanse Staten, het Caraïbische gebied en de Verenigde Staten aanwezig. De westerse landen werden opgeroepen om te erkennen dat er sprake was van een morele schuld aan de Afrikaanse volkeren en dat aan hen compensatie moest worden betaald. De compensatie zou uit geld moeten bestaan. De beweging voor Reparations in Afrika lijkt tot stilstand te zijn gekomen. In 2002 waren nog slechts drie leden van de GEP actief. In 1999 werd in Accra de ‘Accra Declaration on Reparations and Repatriation’ uitgebracht. Daarbij werd een claim van US$777 triljoen aan Reparations geëist. Dit bedrag zou binnen vijf jaren betaald moeten worden door de West-Europese landen, Amerika en organisaties die hebben geprofiteerd van de slavenhandel en het kolonialisme.. (Howard-Hassmann 2004) Over de verdere uitwerking van deze merkwaardige eis is daarna niet meer vernomen. | ||||||||||||||
(3) Suriname:Een zaak die in dit kader aandacht verdient is de zaak Aloeboetoe vs. Suriname. Het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten heeft in 1991 en 1993 uitspraken gedaan in deze kwestie. (IAHCR 4-12-1991 en IAHCR 10-9-1993) Het ging hierbij om de volgende gebeurtenis: | ||||||||||||||
[pagina 339]
| ||||||||||||||
Op 31 december 1987 werden 20 Saramaka Marrons door militairen opgepakt. Het was de periode van de Binnenlandse Oorlog tussen het Surinaamse leger en Marrons die bekend stonden als het Jungle Commando. De gevangenen werden ernstig mishandeld door de militairen. Na verloop van tijd werden zij weer vrijgelaten maar zeven van hen werden door de militairen geblinddoekt en meegenomen, waaronder een jongen van vijftien jaar. Deze zeven personen waren werkzaam als roeiers en hadden geen enkele bemoeienis met de binnenlandse oorlog. Zij werden in een militair voertuig meegenomen en op een stille plek aan de kant van de weg gedwongen een grote kuil te graven. Een van de mannen, die voorvoelde wat er ging gebeuren, rende weg. Hij werd door de militairen tijdens zijn vlucht neergeschoten. Hij was gelukkig niet dodelijk getroffen en kon horen hoe zijn familie en vrienden werden doodgeschoten en in de kuil gedumpt. Een paar dagen later werd hij gevonden en kon een relaas geven van het gebeurde. Kort daarna overleed hij in het ziekenhuis. (Padilla 1995) In januari 1988 werd er een klacht tegen Suriname ingediend bij de Inter-Amerikaanse Commissie voor de Mensenrechten. De Commissie hield de Surinaamse regering verantwoordelijk voor de gebeurtenissen en de schending van de mensenrechten. De Commissie legde de zaak voor aan het Internationale Hof. In december 1991 accepteerde de regering (Venetiaan) haar verantwoordelijkheid voor de excessen. Hierdoor was er ook geen verschil van mening over de vraag of de gebeurtenissen hadden plaatsgevonden zoals door de klagers was weergegeven. Het vervolg van deze zaak ging onder andere over Reparations aan de nabestaanden van de slachtoffers. Het ging daarbij om financiële genoegdoening en om eisen van niet-financiële aard. Aan de eis van financiële compensatie werd door Suriname voldaan. De nabestaanden eisten verder dat Suriname (= de regering) openlijk excuses zou aanbieden voor de moorden. De regering weigerde dit met als argument dat het aanvaarden van de verantwoordelijkheid voor de moorden reeds voldoende was. Ook hier zien wij dus een regering die weigert excuses aan te bieden voor bewezen onrecht. Een ander aspect van deze zaak is in de discussie over Reparations ook belangrijk. Enige uitleg is daarbij noodzakelijk. Zoals misschien bekend is, werd op 19 september 1762 door de Saramaka een vredesverdrag gesloten met de Nederlandse overheersers. Daarmee werden, onder bepaalde voorwaarden, het gezag en de macht van deze groep over het door hen veroverde gebied vastgelegd. Een belangrijk punt in de zaak Aloeboetoe vs. Suriname was de vraag wie tot de erfgenamen van de slachtoffers gerekend moesten worden. Volgens de Commissie was het belangrijk dat hierbij ook het Verdrag van 1762 diende te worden betrokken. Het ging volgens de Commissie in feite om een internationaal verdrag waar ook de Surinaamse regering nog altijd aan gebonden was. Het Hof was van mening dat het niet nodig was te onderzoeken of het verdrag van 1762 naar huidige opvattingen een internationaal verdrag is. Ook als dat het geval zou zijn is het verdrag volgens het Hof nietig (‘null and void’) omdat het in strijd is met dwingende normen van algemeen volkenrecht (jus cogens). De Saramaka waren | ||||||||||||||
[pagina 340]
| ||||||||||||||
in het verdrag van 1762 overeengekomen dat zij alle weggelopen slaven zouden oppakken en aan de Gouverneur van Suriname zouden uitleveren. Voor elke wegloper zou een bedrag van tussen tien en vijftig gulden worden betaald. Mensen die tijdens gevechten met de Saramaka werden gevangen genomen mochten aan de Nederlanders als slaven worden verkocht. Op geen enkel verdrag met een dergelijke strekking mag volgens het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten een beroep worden gedaan. Deze zienswijze van het Hof is in feite een ondersteuning van de eerder aangehaalde opvatting van Gifford en anderen dat slavernij en slavenhandel altijd misdaden tegen de menselijkheid waren. Met andere woorden: de redenering dat slavenhandel en slavernij niet onrechtmatig waren is niet vol te houden. De Amerikaanse historicus en antropoloog Richard Price is nogal sceptisch over de interpretatie van het Hof. Volgens hem betekent dit dat alle vorderingen (claims) gebaseerd op dit voor de Saramaka heilige (sacred) document voor dit Hof betwistbaar zijn. De redenering van het Hof zou naar de mening van Price ook de Amerikaanse grondwet ongeldig maken. Daarin staan immers ook bepalingen over het terugsturen van gevluchte slaven naar de betreffende staten. Jammer dat Price zich echter als groot kenner en sympathisant van deze bevolkingsgroep meer door emotie dan door een goede redenering laat meeslepen. Een belangrijk aspect in deze zaak was ook de mening van de Commissie dat de mishandeling en moord ook te maken hadden met racisme jegens de Marrons. Price gaat in zijn bespreking van deze zaak (Executing ethnicity) uitgebreid in op de vaak stuitende vormen van racisme in Suriname tegen de diverse Marron bevolkingsgroepen. Het Hof achtte echter te weinig bewijs aanwezig voor het aantonen van racisme (Price 1995). | ||||||||||||||
(4) De Durban Conferentie van 2001:Een belangrijke doorbraak in de discussie over Reparations was de VN Wereldconferentie tegen Racisme die in 2001 in Durban werd gehouden. Tijdens de voorbereidende bijeenkomsten voor deze conferentie werd voorgesteld ook het onderwerp Reparations te bespreken. Amerika dreigde daarop niet aan de conferentie mee te zullen doen als het thema schadeloosstelling voor slavernij werd geagendeerd. De Amerikaanse delegatie wilde wel over het verleden praten maar was niet bereid over Reparations te discussiëren. De Europese Unie en andere geïndustrialiseerde landen steunden het standpunt van de Amerikanen en waren tegen elke discussie over Reparations voor slavernij. De Caraïbische staten stelden voor om Reparations op te vatten als een eerste stap naar ‘waarheid en verzoening’ (truth and reconcilation). Ook dit was echter voor de VS, de EU, Nigeria en Senegal een brug te ver. De Amerikaanse delegatie stond later onder leiding van lagere ambtenaren. In de definitieve tekst van de Durban-declaratie werd over slavernij opgemerkt: ‘that slavery and the slave trade are crimes against humanity and should always have been so’ (Biondi 2003). De zinsnede ‘and should always have been so’ werd toegevoegd onder druk van landen die anders de slotverklaring niet zouden ondersteunen. Wat er nu dus staat is dat de slavenhandel en slavernij achteraf bekeken als een misdaad tegen de menselijkheid | ||||||||||||||
[pagina 341]
| ||||||||||||||
kunnen worden aangemerkt. Het slotdocument (de Durban Declaration) werd echter door de VS niet ondertekend. De Afrikaanse regionale voorbereidingsgroep voor de Durban-conferentie was van mening dat de slavenhandel een unieke tragedie was in de geschiedenis van de mensheid. Bovendien was het gevolg van deze tragedie de nog steeds voortdurende economische, politieke en culturele beschadiging van Afrikanen. Het ging daarbij zowel om Afrikanen in Afrika als om nazaten van slaven. Tijdens de conferentie werd ook verwezen naar andere groepen die van verschillende landen excuses hadden gehad en uitgebreide Reparations. Er waren ook tegengeluiden tijdens de voorbereidende conferentie. De president van Senegal (Abdoulaye Wade) was tegen Reparations voor slavenhandel omdat zijn voorouders ook slavenhouders waren. Bovendien waren volgens hem het racisme en geweld tegen vreemdelingen in Afrika erger dan tegen Afrikanen in Europa. Ook de bekende schrijver en Nobelprijswinnaar voor literatuur Wole Soyinka had zijn bedenkingen. Hij merkte op dat de rijkdommen van de Mobutu's, de Babangida's en de Abacha'sGa naar voetnoot2 konden worden gebruikt voor contante betaling van Reparations (Howard-Hassmann 2004). Geen al te sterk argument omdat het bij Reparations niet alleen om financiële vergoeding gaat. Wat Soyinka met deze opmerking wel pijnlijk duidelijk maakte was dat de voormalige kolonisatoren waren vervangen door andere uitbuiters. De Durban-verklaring was in die zin een doorbraak omdat werd erkend dat slavernij en slavenhandel een misdaad tegen de menselijkheid is. In het Neurenberg Charter (1945) werd slavernij ook als een misdaad tegen de menselijkheid aangemerkt. Er wordt vaak naar dit Handvest verwezen om aan te tonen dat daar werd vastgesteld dat slavernij een misdaad tegen de menselijkheid is. Maar het ging bij de Neurenberg processen niet over de trans-Atlantische slavernij. In Neurenberg ging het om een militair tribunaal opgericht voor berechting van misdaden tijdens WO II begaan. De Durban Declaration van 2001 was voor degenen die hadden gehoopt en verwacht dat er eindelijk een doorbraak zou worden bereikt en dat staten zouden worden verplicht Reparations voor slavernij te bieden een grote teleurstelling. Maar de staten die graag Reparations opgenomen hadden gezien in de Declaratie kregen toch nog een ‘troostprijs’. In artikel 99 van de Declaration erkennen en betreuren de deelnemende staten het enorme leed en de tragische toestand waarin miljoenen mensen verkeren als gevolg van ‘.. slavery, the slave trade, the transatlantic slave trade, apartheid, colonialism and genocide.’ In het volgende artikel wordt vervolgens diepe spijt uitgesproken voor het leed en de gevolgen van slavernij. In artikel 102 van de Declaratie wordt opgemerkt dat men zich bewust is van de morele plicht (moral obligation) van alle betrokken staten om passende en effectieve maatregelen te nemen om de gevolgen van slavernij voor de nazaten te bestrijden. Let wel: een morele plicht!! Een meer verplichtende tekst was niet mogelijk. | ||||||||||||||
[pagina 342]
| ||||||||||||||
(5) Caricom Reparations initiatiefEen belangrijke ontwikkeling op het gebied van Reparations is de claim van de Caricom om van de voormalige koloniale mogendheden compensatie te krijgen voor de ellende die de voorouders hebben ondergaan en die nu nog doorwerken in het leven van de nazaten. De Europese landen waar het om gaat zijn: het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Portugal, Nederland, Noorwegen, Zweden en Denemarken. De Caricom heeft een tienpuntenplan ontwikkeld om Reparations te realiseren voor landen in het Caraïbische gebied. Het plan wordt onderschreven door de vijftien permanente leden van de Caricom. Eerst een paar opmerkingen over de totstandkoming van het plan. In 2013 werd door de regeringsleiders van de Caricom (de vijftien permanente leden)Ga naar voetnoot3 de Caricom Reparations Commission ingesteld. De opdracht aan de commissie was om een plan op te stellen voor Reparations voor de inheemse bevolking en de nazaten van de slaven in het Caraïbische gebied die het slachtoffer zijn van misdaden tegen de menselijkheid. Deze misdaden omvatten genocide, slavenhandel en raciale apartheid. De Caricom Reparations Commissie heeft als standpunt dat de nakomelingen van de slachtoffers van misdaden tegen de menselijkheid recht moet worden gedaan. Degenen die deze misdaden hebben gepleegd en diegenen die hierdoor verrijkt zijn zullen zich hierover moeten verantwoorden. Het plan is niet gericht op een financiële vergoeding maar meer op ondersteuning in ontwikkelingen die van belang zijn voor de bevolkingen van de verschillende landen. De Caricom heeft het Engelse advocatenkantoor Leigh Day ingehuurd om haar in juridische kwesties bij te staan. Volgens deze firma zal de Caricom een klacht indienen bij het Internationaal Gerechtshof in Den Haag als de Europese landen niet bereid zijn naar de onderhandelingstafel te komen, aldus een verslag van Leigh Day van 11 maart 2014.
Hieronder het tienpuntenplan en de motivering van de Caricom daarbij. In cursief mijn korte reacties. | ||||||||||||||
1. Full Formal ApologyVolgens de opstellers van het plan zullen de Europese landen formeel excuses moeten aanbieden aan de nazaten. Dit is belangrijk omdat hierdoor de relatie tussen de nakomelingen van de slaven en de nakomelingen van de slavenhouders kan worden hersteld. Caricom is niet tevreden met uitingen van spijt en dergelijke door Europese regeringen. Hierdoor blijkt namelijk niet voldoende dat men zich bewust is van de omvang van de misdaden die gepleegd zijn. Dit is een kwestie die ook in Nederland gevoelig ligt. De weigering van de regeringen om formeel excuses aan te bieden heeft alles te maken met de vrees voor claims die daar het gevolg van kunnen zijn. | ||||||||||||||
[pagina 343]
| ||||||||||||||
2. RepatriationDe bedoeling van dit punt is dat alle nazaten het recht hebben terug te keren naar het Afrikaanse land van herkomst van hun voorrouders (... a legal right to return to their homeland). Er zal een repatriëringprogramma moeten worden opgesteld en een hervestigingsprogramma. Een opmerkelijk punt ook gelet op de houding van West-Afrikanen over het zoeken naar roots door nazaten van slaven. Misschien zijn er nazaten die terug willen keren naar een land in West-Afrika. Het grote probleem is dat men daar een vreemdeling is en zich waarschijnlijk niet gemakkelijk zal kunnen voegen. Na al die jaren van slavernij is er een Caraïbische cultuur is ontstaan, waar mensen uit het Caraïbische gebied meer affiniteit mee hebben dan een cultuur uit een van de West-Afrikaanse landen. De inheemsen (Indianen) hebben geen enkele band met West-Afrika. | ||||||||||||||
3. Indigenous Peoples Development ProgamCaricom heeft berekend dat van de inheemse bevolking met een omvang van drie miljoen mensen in 1700 er in het jaar 2000 minder dan dertigduizend over waren. Er was sprake van genocide en landonteigening. Er is een ontwikkelingsplan nodig om deze mensen weer toekomstkansen te geven en ze verder te helpen. Het is zeker noodzakelijk om de inheemse bevolking te betrekken bij het eisen van Reparations. Daarbij is het van cruciaal belang deze groep vanaf het begin bij de ontwikkelingen te betrekken. | ||||||||||||||
4. Cultural InstitutionsDe Europese landen hebben geïnvesteerd in gemeenschapsinstellingen zoals musea en onderzoekscentra om hun bevolking te informeren over misdaden tegen de menselijkheid. Dergelijke instellingen zijn er niet in het Caraïbische gebied waar de misdaden tegen de menselijkheid werden gepleegd. De vraag is of de regeringen van de Caraïbische staten niet, eventueel met behulp van Unesco, programma's kunnen ontwikkelen om hun cultureel erfgoed te beschermen. Dat zou al een stap in de goede richting zijn. De manier waarop bijvoorbeeld de historische binnenstad van Paramaribo verpaupert is een schande en niet (alleen) aan de voormalige kolonisatoren te wijten. | ||||||||||||||
5. Public Health CrisisOnder de zwarte bevolking in het Caraïbische gebied komen de meeste chronische ziekten voor zoals hoge bloeddruk en type 2 diabetes. Er is sprake van een pandemie en dit is voor een groot deel het gevolg van onvoldoende voeding, fysieke en emotionele onderdrukking en spanning als gevolg van de slavernij, genocide en apartheid. De chronische gezondheidsproblemen vormen een groot financieel risico voor het voortbestaan van de regio. Europa heeft een taak om hierbij te helpen. De Caricom brengt hier een belangrijk punt naar voren. De ondervoeding als gevolg van armoede en de ongelijke kansen die hierdoor ontstaan vormen een probleem dat niet alleen het Caraïbische gebied aangaat maar op den duur de | ||||||||||||||
[pagina 344]
| ||||||||||||||
gehele regio in problemen zal brengen. Misschien zullen de Europese landen uit een welbegrepen eigen belang hier grootschalig in moeten investeren. Maar ook de regeringen van deze onafhankelijke staten zullen hun verantwoordelijkheid moeten beseffen. Voorlichtingsprogramma's kunnen een belangrijke stap zijn om de gezondheidssituatie te verbeteren. | ||||||||||||||
6. Illiteracy EradicationAan het eind van de Europese koloniale periode was de bevolking in het Engelse Caraïbische gebied voor zeventig procent functioneel analfabeet. Meer dan zeventig procent van de uitgaven van de regeringen wordt besteed aan gezondheidszorg en onderwijs. Er is zeker dringend behoefte aan beter onderwijs en gezondheidszorg. Europese landen kunnen hier een belangrijke bijdrage aan leveren. Maar dan zullen de mensen in de Caraïbische gemeenschappen ook open moeten staan voor de hulp die geboden wordt. En natuurlijk moet er voor worden gewaakt dat niet opnieuw Europese normen en waarden aan de gemeenschappen worden opgelegd via onderwijsprogramma's. | ||||||||||||||
7. African Knowledge ProgramDe gedwongen verwijdering van Afrikaanse gevangenen van hun land van oorsprong heeft geleid tot een culturele en sociale vervreemding van de eigen identiteit en het behoren tot een bepaalde groep. Volgens de Caricom moet er een actieprogramma komen om zodoende bruggen van verbondenheid te bouwen. Uitwisselingsprogramma's voor scholen, artistieke programma's en dergelijke maar ook politieke samenwerking kan daarbij een rol spelen. Het is zeker belangrijk om de achtergronden van de Afrikaanse landen van oorsprong te kennen. Investeren in kennis van het Caraïbische gebied en de mogelijkheden tot ontwikkeling zijn echter belangrijker. | ||||||||||||||
8. Psychological RehabilitationDe slavernij heeft diepe psychologische sporen nagelaten bij de nazaten van de slaven. Deze trauma's zijn voor iedereen zichtbaar in de Caraïbische samenlevingen. Dat er sprake is van trauma's als gevolg van de slavernij wordt nog niet voldoende erkend en onderkend. Er is veel onderzoek nodig om op een goede manier hulp en begeleiding te bieden aan de mensen die hier het slachtoffer van zijn. | ||||||||||||||
9. Technology TransferDe Caraïbische landen hebben nooit kunnen participeren in het Europese proces van industrialisering. Deze landen waren alleen leverancier van grondstoffen. Er was geen mogelijkheid om zelf technologische kennis op te doen. De overdracht van technologische scholing en kennis moet onderdeel zijn van het Reparations-programma. Dit is een belangrijk onderwerp: technologische kennis om landen te helpen | ||||||||||||||
[pagina 345]
| ||||||||||||||
in hun verdere ontwikkeling. Het is de taak van de verschillende landen om studenten mogelijkheden te bieden technologische kennis aan buitenlandse instellingen op te doen. Of dit onderdeel is/moet zijn van het Reparations-programma is de vraag. De regeringen van Caraïbische landen hebben hier een eigen taak in. Vraag is ook of die technologische kennis alleen in de Europese landen beschikbaar is. | ||||||||||||||
10. Debt CancellationKwijtschelding van internationale schulden en steun bij de betaling van interne schulden zijn volgens de commissie noodzakelijk in het kader van Reparations. De schulden waar de landen in verzeild zijn geraakt zijn deels het gevolg van het koloniale bewind waarbij geen ondersteuning werd geboden om de koloniale erfenissen goed weg te werken. Moeilijk punt. De vraag is of alle ellende op binnenlands financieel terrein aan de voormalige kolonisator te wijten is. Een paar andere opmerkingen over het tienpuntenplan. Binnen de Caricom zal nog verder nagedacht moeten worden over de strategie voor de eis om Reparations. En paar thema's die meer aandacht vergen:
| ||||||||||||||
[pagina 346]
| ||||||||||||||
Het Caricom-tienpuntenplan kan een handvat bieden om in gesprek te gaan met westerse landen om vormen van Reparations te realiseren. Het plan bevat een aantal zinvolle uitgangpunten die de moeite van verdere uitwerking zeker waard zijn. | ||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||
[pagina 347]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
[pagina 348]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
[pagina 349]
| ||||||||||||||
Leo Balai studeerde Bestuurswetenschappen. In 2011 promoveerde hij aan de Universiteit van Amsterdam op De geschiedenis van het slavenschip Leusden. In 2013 verscheen van zijn hand Geschiedenis van de Amsterdamse slavenhandel. |
|