OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 35
(2016)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 148]
| |||||||||||||||||||||||||||
Coen van Galen
| |||||||||||||||||||||||||||
Jamba, Celestina en kleine FransZomaar een voorbeeld uit de Surinaamse slavenregisters: Jamba, Celestina en Frans, drie generaties uit dezelfde familie, verhuisden op 26 juni 1848 van het huishouden van A.M.C. Faber naar dat van M.J. van Juliaans. Deze verhuizing was niet vrijwillig: Faber verkocht het drietal die dag aan Van Juliaans.Ga naar voetnoot1 Jamba, Celestina en Frans waren al vóór 1848 in het bezit gekomen van Faber.Ga naar voetnoot2 Ze waren de enige slaafgemaakten die Faber bezat en met de verkoop verdwijnt hij uit de slavenregisters. Jamba was in of rond 1798 geboren, vermoedelijk in Afrika want haar moeder was onbekend. In 1821 werd ze moeder van Celestina. Celestina op haar beurt was in 1846 bevallen van Frans, Jamba's kleinzoon. De drie waren dus ongeveer 50, 27 en twee jaar oud toen ze naar een nieuwe eigenaar moesten. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 149]
| |||||||||||||||||||||||||||
De verkoop van Jamba, Celestina en de kleine Frans staat in folio 465 van boek 37 van de zogeheten slavenregisters van Suriname. Hun verkoop is een van de tienduizenden details over het leven van individuele slaafgemaakte mensen in Suriname die in de slavenregisters staan. Op zichzelf is een gebeurtenis als de verkoop van Jamba, Celestine en Frans van beperkt belang, maar wel interessant voor een afstammeling van het drietal of meer in het algemeen vanwege het feit dat in dit geval de bepaling werd gehandhaafd dat moeder en kind niet los verkocht mochten worden zolang de moeder nog leefde.Ga naar voetnoot3 De slavenregisters staan evenwel vol met details over levensgebeurtenissen van individuele slaafgemaakte mensen in Suriname en zijn daardoor een rijke bron voor onderzoek: in principe zijn vanaf 1830 alle slaafgemaakten te volgen in deze registers. Verwijzing naar Jamba, Celestina en Frans in boek 37 van de slavenregisters
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 150]
| |||||||||||||||||||||||||||
Als het mogelijk is om alle informatie uit de Surinaamse slavenregisters voor onderzoek beschikbaar te maken, dan wordt het mogelijk om patronen te herkennen in de vele tienduizenden gebeurtenissen in deze registers. Op dit moment is een dergelijk onderzoek nog niet mogelijk. De boeken van de slavenregisters van Suriname staan opgeslagen in het Nationaal Archief Suriname en zijn slechts gedeeltelijk op microfiche gezet. Paradoxaal genoeg ontbreekt bovendien een register op de slavenregisters, waardoor het een monnikenwerk is om slaafgemaakten terug te vinden, met name slaafgemaakten van particuliere eigenaren zoals Faber en Van Juliaans. Het project ‘Maak de Surinaamse slavenregisters openbaar’ van de Radboud Universiteit Nijmegen en de Anton de Kom Universiteit van Suriname wil daar verandering in brengen. Doel van het project is om de informatie uit de slavenregisters onder te brengen in databases. Zoals het voorbeeld van Jamba, Celestina en kleine Frans laat zien kan een dergelijke database informatie bieden over onder meer leeftijd, naamgeving, verkoop en vrijlating van slaafgemaakten. Omdat een database van de slavenregisters in principe alle individuele slaafgemaakte mensen en alle slavenhouders in Suriname omvat biedt het echter nog veel meer mogelijkheden. Een dergelijke database kan dienen als fundament om alle beschikbare informatie over slaafgemaakten en slavenhouders aan elkaar te verbinden, zoals plantagearchieven, wijkregisters en de burgerlijke stand. Door de database op een dergelijke manier te verrijken wordt het mogelijk om voor ieder individu een soort minibiografie te maken. Een combinatie is bijvoorbeeld mogelijk met de informatie uit de manumissieregisters en het emancipatieregister, registers van respectievelijk alle mensen die vóór 1863 vrijkwamen uit de slavernij en de mensen die in 1863 vrij werden toen de slavernij werd afgeschaft (Lamur 2004, Ten Hove e.a. 2003a, 2003b, 2006). Beide registers zijn in databases te vinden op de website van het Nationaal Archief (Ten Hove & Helstone 2010a, 2010b).Ga naar voetnoot4 In de emancipatiedatabase is te lezen dat Celestina vrij werd bij de afschaffing van de slavernij in 1863. Ook blijkt dat ze na 1848 bij M.J. van Juliaans is gebleven, want als eigenares wordt vermeld Maria Juliana van Juliaans aan de Gravenstraat in Paramaribo. Celestine wordt in de burgerlijke stand opgenomen als Celestina Liaans. Haar beroep is dienstmeid en ze is lid van de Evangelische Broeder Gemeente.Ga naar voetnoot5 Wat er met haar moeder Jamba en zoon Frans is gebeurd staat niet in beide databases: Maria Juliana van Juliaans bezit geen andere slaafgemaakten in 1863 en nergens anders wordt melding gemaakt van de vrijlating van Jamba en Frans.Ga naar voetnoot6 Mogelijk zijn ze vóór 1863 overleden, maar dat kan alleen bevestigd worden door een zoektocht in de slavenregisters. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 151]
| |||||||||||||||||||||||||||
Context en vorm van de Surinaamse slavenregistersHet slavenregister in Suriname werd in 1826 ingesteld.Ga naar voetnoot7 Dit gebeurde waarschijnlijk onder Engelse druk. In 1808 was de internationale slavenhandel verboden, maar de smokkel van mensen naar Suriname ging gewoon door. Hoewel slavenhouders al vóór 1826 verplicht waren om jaarlijks opgave te doen van het aantal slaafgemaakten in hun bezit, leverden deze opgaven onvoldoende informatie op om te kunnen bepalen welke slaafgemaakten legaal of illegaal waren.Ga naar voetnoot8 Een verplichte registratie van alle slaafgemaakten met naam en leeftijd en alle veranderingen moest het onmogelijk maken om mensen illegaal tot slaaf te maken en zo de sluikhandel definitief stoppen. Volgens het besluit van 1826 moesten slavenhouders elke wijziging opgeven, zoals geboorte, overlijden, koop en verkoop van slaafgemaakten. Dit gebeurde niet, zoals voorheen, één keer per jaar, maar moest vrijwel direct gebeuren: binnen drie dagen voor inwoners van Paramaribo en binnen twee weken voor mensen die buiten de stad woonden. Deze wijzigingen werden geregistreerd door een speciaal daarvoor aangestelde ambtenaar in Paramaribo in voorgedrukte boeken op folioformaat van ruim tachtig centimeter hoog. Het is onduidelijk of er direct in 1827 werd begonnen met de registratie van slaven. De oudste bewaard gebleven slavenregisters stammen uit 1830 en later. Eens in de zoveel jaar werd met een nieuwe reeks registers begonnen, om te kunnen controleren of de geregistreerde informatie nog klopte.Ga naar voetnoot9 Het gevolg is dat er in totaal vier reeksen slavenregisters zijn: 1830-1838, 1838-1848, 1848-1851 en 1851-1863. De registratie van een persoon als Celestina, die vóór 1830 is geboren en in 1863 vrij komt is dus door vier reeksen heen te volgen van 1830 tot 1863. In de loop van de jaren nam de informatie die geregistreerd werd in de slavenregisters toe. Zo wordt vanaf 1848 bij elk persoon ook de moeder vermeld, wat reconstructies van matrilineaire familielijnen mogelijk maakt. Behalve de moederband werden verdere familie- of samenlevingsverbanden niet erkend in het slavenregister. Per eigenaar werden eerst de mannen geregistreerd op volgorde van leeftijd, vervolgens de vrouwen en daarna eventuele aanwas gedurende de registratieperiode. Uit de registratie van de moeder moet overigens niet de conclusie worden getrokken dat de slavenregisters een alternatieve burgerlijke stand waren voor onvrije mensen. Het register had eerder de vorm van een boekhouding: per eigenaar werd geregistreerd wie er ‘in’ kwam via geboorte, aankoop of anderszins en wie er ‘uit’ ging door overlijden, vrijlating of verkoop. Bij verkoop verhuisde de slaafgemaakte als een boekhoudkundige post van de ‘rekening’ van de oude eigenaar naar de nieuwe. Op deze manier werd het bijna onmogelijk gemaakt om illegaal binnengesmokkelde mensen in de slavenregisters op te nemen. Als we kijken naar de opbouw van de slavenregisters, dan valt allereerst op dat er een tweedeling is gemaakt in slaveneigenaren. Elke reeks slavenregisters is | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 152]
| |||||||||||||||||||||||||||
verdeeld in plantages en particuliere eigenaren. Bij plantages is alleen de naam van de plantage vermeld en de divisie, de bestuurseenheid, waar deze plantage deel van uitmaakte. Bij de particuliere eigenaren wordt de naam van de eigenaar vermeld, soms met adres. Regelmatig wordt ook de naam van een bewindvoerder gegeven, als het gaat om een nog niet verdeelde boedel van een overleden slavenhouder of als de eigenaar een onmondig kind is of een gehuwde vrouw. Een folio is altijd gekoppeld aan één eigenaar of plantage. Wel konden er meerdere folio's gekoppeld worden aan dezelfde eigenaar of plantage als er meer slaafgemaakten waren dan er op één folio vermeld konden worden. Na de vermelding van plantage of eigenaar bovenaan de pagina volgde de informatie over de slaafgemaakten. Deze informatie was strak georganiseerd in kolommen: in de laatste serie vanaf 1851 werden daarvoor de volgende kolommen gebruikt:
Het boekhoudkundige karakter van de slavenregisters blijkt wel uit de nadruk op de kolommen van mutaties van vermeerdering en vermindering. Het idee van een boekhouding wordt nog verder versterkt omdat informatie over bijvoorbeeld beroep en religieuze overtuiging ontbreekt in de slavenregisters. Zoals gezegd hadden slaafgemaakte mensen geen achternaam en ze mochten ook niet trouwen. Behalve de moeder is daarom de enige relatie die in de slavenregisters werd geregistreerd die tussen de slaafgemaakte en de slavenhouder. Het boekhoudkundige karakter had tot gevolg dat het register niet direct te koppelen was aan de burgerlijke stand. Bij vrijlatingen vóór 1863, zogeheten | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 153]
| |||||||||||||||||||||||||||
manumissies, werd daarom een apart manumissieregister gebruikt om die verbinding te maken. In dit register werd de vrijgelatene voorzien van een familienaam en eventueel een nieuwe voornaam. Ook werd hierin vermeld welk beroep de vrijgelatene had (Ten Hove & Dragtenstein 2006: 21-26). Slavenregister, folio 828 van plantage Indigoveld uit de serie vanaf 1851
Hoewel er dus beperkingen zijn aan het soort informatie dat in de slavenregisters is te vinden, kan het register zonder overdrijving worden beschouwd als de belangrijkste bron over slaafgemaakten in het negentiende eeuwse Suriname. De waarde van de slavenregisters zit vooral in de omvang van het materiaal en in het gegeven dat vrijwel iedereen die als slaafgemaakte leefde en alle particuliere slaveneigenaren en plantages in deze registers werden vermeld. In tegenstelling tot de bestaande databases over emancipaties en manumissies is het bovendien geen momentopname, maar zijn de slaafgemaakte mensen over een langere periode te volgen. In het Nationaal Archief Suriname bevinden zich 43 boeken met in totaal bijna vijftienduizend folio's. Per folio zijn maximaal 55 slaafgemaakten geregistreerd. Omdat de registers door één ambtenaar in een centraal kantoor in Paramaribo werden bijgehouden zijn de boeken in een zeer leesbaar handschrift geschreven, over het algemeen in goede staat en vrijwel compleet. Soms ontbreken er enkele pagina's aan het begin of het eind van een boek. Onderzoek zal nog moeten uitwijzen of alle boekdelen aanwezig zijn. | |||||||||||||||||||||||||||
Slavenregisters en wetenschap: de historische database SurinameZoals aangegeven zit de waarde van de slavenregisters in de combinatie van de individuele vermeldingen van slaafgemaakten en het grote aantal gebeurtenissen dat in deze registers staat vermeld. De individuele vermeldingen maken het mogelijk om een database van de slavenregisters te gebruiken als fundament waar | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 154]
| |||||||||||||||||||||||||||
andere bronnen aan verbonden kunnen worden. De grote hoeveelheid informatie maakt het mogelijk om patronen te herkennen in de losse gebeurtenissen. In het algemeen biedt een database van de slavenregisters de mogelijkheid om het eerder gedane historisch-demografische onderzoek naar slaafgemaakten in Suriname te versterken en uit te bouwen (onder andere Lamur 1977, 1987, 199; Oostindie 1989; Van Stipriaan 2010). De Radboud Groep voor historische demografie en gezinsgeschiedenis en de afdeling Geschiedenis van de Anton de Kom Universiteit stellen zich tot doel om de Historische Database Suriname (HDS) te creëren. Met deze naamgeving staat het onderzoeksproject in de traditie van eerdere projecten om informatie over slaafgemaakten en migranten in Suriname te digitaliseren (Hassankhan & Hira 1998, 2000). Anders dan bij dit voorgaande project, wordt de nieuwe Historische Database Suriname een geïntegreerde onderzoeksdatabase op basis van een levensloopbenadering. Levensloopbenadering is een aanpak die veel gebruikt wordt voor historisch-demografisch onderzoek (Kok 2007; Everaert 2013). Bij een levensloopbenadering wordt de levensloop gereconstrueerd voor alle mensen in de database. Voor elke individu wordt een gestandaardiseerde minibiografie gemaakt aan de hand van life course events, levensgebeurtenissen. Dergelijke gebeurtenissen zijn onder meer geboorte, overlijden, huwelijk, scheiding, geboorte van kinderen, verhuizing en wisseling van beroep. Toepassing van een levensloopbenadering op de slavenregisters vraagt uiteraard om een aangepaste aanpak, omdat sommige opties niet voorhanden zijn voor mensen in slavernij of omdat deze opties niet zichtbaar zijn in de registers. Voor mensen in slavernij werken we daarom met een aangepaste set aan levensgebeurtenissen: naast geboorte en overlijden zijn dit onder meer verkoop, vrijlating, geboorte van kinderen (alleen voor de moeder) en verplaatsing van één plantage naar een andere. Door deze levensgebeurtenissen op een gestandaardiseerde manier samen te voegen wordt het mogelijk om ze als kwantificeerbare variabelen te gebruiken en de grotere patronen achter individuele levens te onderzoeken. Het belangrijkste voordeel van de Historische Database Suriname op basis van een levensloopbenadering is dat deze database in principe onafhankelijk is van de onderzoeker die de database heeft gemaakt. De database wordt niet geconstrueerd om één specifieke onderzoeksvraag op te lossen, maar het biedt een dataset waar steeds nieuwe onderzoeksvragen aan gesteld kunnen worden, ook vragen waar de oorspronkelijke samenstellers niet op zouden zijn gekomen. Een tweede voordeel van deze benadering is dat de Historische Database Suriname steeds verder uit te breiden is met nieuwe informatie. Door data uit andere archiefbronnen toe te voegen, kan per individu de minibiografie verder verrijkt worden, waardoor andere dwarsverbanden mogelijk zijn en nieuwe vragen aan de database kunnen worden gesteld. Een levensloopbenadering heeft uiteraard ook haar beperkingen. De belangrijkste is dat er een redelijk complete set van levensgebeurtenissen nodig is om het leven van een individu te reconstrueren in een minibiografie. In de praktijk zal een fors deel van de informatie in de slavenregisters onbruikbaar zijn door het ontbreken van informatie en administratieve fouten. De Historische Database | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 155]
| |||||||||||||||||||||||||||
Suriname zal dus altijd een representatieve steekproef zijn uit het totaal van de mensen die in de registers worden genoemd. Een tweede beperking is dat een levensloopbenadering vooral geschikt is voor kwantitatief onderzoek. Door levensgebeurtenissen om te zetten in cijfermatige variabelen kunnen we bijvoorbeeld onderzoeken op welke leeftijd vrouwen voor het eerst kinderen kregen, zowel voor de slaafgemaakte bevolking als geheel, als voor vrouwen in de stad en op de verschillende typen plantages. Deze verschillen en eventuele veranderingen door de tijd heen kunnen een indicatie geven over de leefomstandigheden, maar voor een precieze duiding zal het nodig zijn om dit onderzoek aan te vullen met kwalitatief onderzoek. De ontwikkeling van de Historische Database Suriname zal tijd kosten. In de eerste fase wordt de gedigitaliseerde informatie uit de slavenregisters gecombineerd met de eerder genoemde emancipatie- en manumissiedatabases, zodat alle overheidsinformatie over slaafgemaakten en hun vrijlating in één database aanwezig is. De data in deze eerste fase zal gebruikt worden voor een vergelijkend onderzoek naar de demografische ontwikkeling van de verschillende groepen slaafgemaakten in de ruim dertig jaar voor de emancipatie. In een tweede fase zal de Historische Database Suriname verrijkt worden met andere informatie. Te denken valt daarbij aan plantage-archieven en archieven van kerkgemeenschappen, maar ook aan de wijkregisters van Paramaribo en informatie uit de Surinaamse burgerlijke stand van vóór 1863, zodat een vergelijking van slaafgemaakten met vrije inwoners mogelijk wordt. Dit laatste voorbeeld laat zien dat deze onderzoekdatabase niet tot slaafgemaakten beperkt hoeft te blijven. Voor Nederland bestaat al sinds de jaren negentig de database Historische Steekproef van Nederland (HSN) waarin vele tienduizenden mensen zijn te volgen tussen 1840 en 1940. Op basis van deze database zijn tientallen onderzoeken gedaan en vele honderden wetenschappelijke publicaties verschenen, over uiteenlopende onderwerpen als migratie, kindersterfte, borstvoeding en arbeidsparticipatie (Kok, Mandemakers & Bras 2009). De Historische Database Suriname heeft de potentie om een database te worden in de stijl van de HSN. Dat is mogelijk door de relatief beperkte omvang van de Surinaamse bevolking in de negentiende en vroege twintigste eeuw en de uitgebreide archieven. Te denken valt aan een geleidelijke verdere uitbreiding met gegevens uit de Surinaamse burgerlijke stand van na 1863, de deels al gedigitaliseerde immigratieregisters (Hassankhan & Hira 1998, 2000) en de volkstellingen van 1921 en 1950. Het zal tijd kosten, maar het biedt een unieke kans om een koloniale samenleving in de tropen te volgen van bijvoorbeeld 1830 tot de volkstelling van 1950.Ga naar voetnoot10 | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 156]
| |||||||||||||||||||||||||||
Slavenregisters en samenleving: onderzoek, onderwijs en monumentDigitalisering van de Surinaamse slavenregisters heeft niet alleen een wetenschappelijk, maar ook een maatschappelijk belang. Daarom wordt er naast de Historische Database Suriname ook een publieksdatabase gebouwd, die voor iedereen toegankelijk wordt. Via deze database krijgt het publiek voor het eerst toegang tot de levens van alle individuele mensen die in slavernij leefden in Suriname. Als cultureel erfgoed is het een waardevolle bron voor Suriname en Nederland, het onderwijs in beide landen, voor Surinamers en mensen met Surinaamse wortels en voor iedereen met interesse in slavernij. Deze database zal een andere opzet krijgen dan de Historische Database Su-riname. Het wordt een database waarin alle data worden weergegeven, ook dat deel dat voor de Historische Database Suriname niet relevant is. Het materiaal zal beschikbaar worden gesteld via de website van het Nationaal Archief op een manier die vergelijkbaar is met een website als wiewaswie.nl: relatief makkelijk te doorzoeken met diverse mogelijkheden om dwarsverbanden te leggen, tijdsafbakeningen te maken en personen met elkaar te verbinden. Ook worden de scans van alle folio's aan de database gekoppeld, zodat gebruikers die zelf kunnen bekijken en downloaden. Zoals het voorbeeld van Jamba, Celestina en Frans liet zien bieden de slavenregisters de mogelijkheid om drie generaties verder terug te kijken dan 1863. Dat kan echter alleen in vrouwelijke lijn, omdat informatie over de vader ontbreekt in de slavenregisters. Wel is het vaak mogelijk om de kinderschare van vrouwen te reconstrueren en op die manier broers en zussen van voorouders terug te vinden. Ook biedt het register voldoende informatie om de grote lijnen van hun levens te volgen tussen 1830 en 1863. Wat voor gebruikers die geïnteresseerd zijn in de genealogische informatie lastig kan zijn is om de verbinding te leggen tussen slavennamen en burgerlijke voor- en achternamen van na de vrijlating. Daarbij komt dat slaafgemaakte mensen alleen een voornaam hadden, waardoor de kans groot is dat er meerdere mensen met dezelfde naam in het bestand voorkomen. Door gebruik te maken van de emancipatie- en manumissiedatabases die al op de website van het Nederlandse Nationaal Archief aanwezig zijn is dit probleem echter eenvoudig op te lossen. Deze databases bieden zowel de slavennaam als de burgerlijke naam en de naam van de eigenaar. Door hier te beginnen en vervolgens met de slavennaam en de naam van de eigenaar verder te zoeken zijn mensen terug te vinden in de database van de slavenregisters. Op de folio's van de eigenaar staan ook verwijzingen naar eventuele eerdere eigenaren. De publieksdatabase van de slavenregisters biedt iedereen de mogelijkheid om zich te identificeren met het slavernijverleden, omdat individuele personen terug te vinden en te volgen zijn. Dit maakt een publieksdatabase aantrekkelijk voor projecten in het onderwijs, waar kinderen zelf op zoek kunnen gaan naar mensen en bijvoorbeeld zelf aanvullende informatie kunnen zoeken om een werkstuk te maken over het leven van een individuele slaafgemaakte als Jamba of Celestina. Op deze manier kan de database helpen om ons slavernijverleden meer onderdeel | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 157]
| |||||||||||||||||||||||||||
te maken van ons mentale erfgoed en om kinderen bewuster te maken van de impact die het leven in slavernij had op mensen en hun nakomelingen. We kunnen daarbij nog een stap verder gaan, voorbij het praktische nut van een publieksdatabase van de slavenregisters voor genealogen en het onderwijs. Deze database is ook een digitaal monument voor iedereen die in slavernij heeft geleefd in Suriname, omdat het de nummers weer tot individuen maakt. Door slaafgemaakten weer als individuele mensen zichtbaar te maken worden ze symbolisch bevrijd uit de slavernij. We willen graag dat iedereen mee kan helpen met deze symbolische bevrijding. Daarom is er voor gekozen om de digitalisering van de slavenregisters niet door enkele beroepskrachten te laten doen, maar het uit te voeren met en door het publiek, dat kan participeren via eigen inzet en financiële steun. | |||||||||||||||||||||||||||
Digitalisering: een verhaal van twee universiteiten en het grote publiekPresentatie van het slavenregisters-project door Coen van Galen en Maurits Hassankhan in het Nationaal Archief Suriname, 13 juli 2016
De Radboud Groep voor Historische Demografie en Gezinsgeschiedenis van de Radboud Universiteit heeft afgelopen jaren naam gemaakt met historischdemografisch onderzoek buiten Europa. De groep voert onder meer onderzoek uit in Sri Lanka, Taiwan en Korea in samenwerking met universiteiten daar. Zulke projecten werken alleen als er een volwaardige samenwerking is tussen de deelnemende partijen. Dat is ook het uitgangspunt in de samenwerking tussen de Radboud Universiteit Nijmegen en de Anton de Kom Universiteit van Suriname. | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 158]
| |||||||||||||||||||||||||||
De insteek van de samenwerking rond de Historische Database Suriname is niet een eenmalige samenwerking bij het digitaliseren van de slavenregisters, maar een langlopende samenwerking tussen beide universiteiten op het gebied van onderzoek en onderwijs. Verwacht wordt dat in dit project historici van beide universiteiten een voortrekkersrol zullen vervullen in het bestendigen van deze samenwerking, waarbij later ook wetenschappers in andere disciplines van beide universiteiten kunnen aansluiten. Op onderwijsgebied is het belang van de Radboud Universiteit daarbij onder meer dat het docenten en studenten de mogelijkheid biedt om zich meer te verdiepen in de Surinaamse en Caraïbische geschiedenis, terwijl deze samenwerking voor de Anton de Kom Universiteit de mogelijkheid biedt om ervaring op te doen met specialismen als historische demografie. Deze samenwerking is afgelopen zomer van start gegaan met een docentenuitwisseling tussen beide universiteiten en de deelname van een docent van de studierichting geschiedenis van de Anton de Kom Universiteit aan een zomercursus historische demografie bij de Radboud Groep voor Historische Demografie en Gezinsgeschiedenis. Het is echter niet de bedoeling dat alleen beide universiteiten profiteren van deze samenwerking. Zoals hierboven al vermeld wordt de database van de Surinaamse slavenregisters ook aan het publiek beschikbaar gesteld. We streven ernaar om het project zo publiekelijk mogelijk te laten verlopen. Het publiek wordt daarom ook gevraagd om zelf mee te werken aan het project. De eerste stap van dit project is het scannen van de slavenregisters door het Nationaal Archief Suriname. Dit scannen zal begin 2017 starten. Scannen alleen is daarbij uiteraard niet voldoende: aansluitend moet de informatie uit de scans nog worden omgewerkt in de database. Daarvoor wordt de hulp ingeroepen van het publiek, via een zogeheten crowdsourcingproject. Bij crowdsourcing kan iedereen overal ter wereld met een internetaansluiting meehelpen om de informatie uit de scans te halen en over te zetten in een database. Deze crowdsourcing start vanaf voorjaar 2017 via de website Velehanden. nl, een site met veel ervaring met dit soort projecten. Mensen kunnen zich aanmelden als deelnemer aan de crowdsourcing en krijgen op hun computerscherm een scan van een folio te zien. Ze tikken de informatie die daarin staat over in een invulscherm. Doordat meerdere mensen hetzelfde folio overtikken is er bovendien een ingebouwde foutencontrole. Vanwege de overzichtelijkheid en het gestructureerde karakter van de slavenregisters kan dit crowdsourcen relatief vlug gaan. De bedoeling is om in ieder geval de publieksdatabase te kunnen presenteren tijdens Keti Koti 2018. | |||||||||||||||||||||||||||
Crowdfundingcampagne ‘maak de Surinaamse slavenregisters openbaar’Het doel van dit project is de Surinaamse slavenregisters beschikbaar maken voor zowel onderzoekers als het grote publiek. Het is een project dat de uitdaging aangaat om het slavernijverleden in een brede context zichtbaar te maken (Van Stipriaan, Heilbron, Bijnaar & Smeulders 2007). Het momentum is daar: de onderzoeksgroep is opgetuigd, afspraken zijn gemaakt met de universiteiten en | |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 159]
| |||||||||||||||||||||||||||
de Nationale Archieven van Suriname en Nederland. Wat nu nodig is, is het geld voor het digitaliseren van de slavenregisters en het maken van beide databases. Deze kosten zijn heel moeilijk via de reguliere wegen van de wetenschapsfinanciering bij elkaar te krijgen, zelfs voor een maatschappelijk belangrijk project als de digitalisering van de slavenregisters. Creatieve oplossingen zijn daarom noodzakelijk om dit project te laten slagen. Een van die creatieve oplossingen is om van de digitalisering nog nadrukkelijker een project van en voor iedereen in Nederland en Suriname te maken, door ook voor de financiering aan te kloppen bij het grote publiek. We vragen het publiek niet alleen om mee te doen met crowdsourcing, maar ook met crowdfunding. Op maandag 23 januari 2017 start een crowdfundingcampagne onder de titel ‘Maak de Surinaamse slavenregisters openbaar’. Via lezingen, sociale media en de websites van Surinaamse organisaties, historische organisaties en organisaties op het gebied van het slavernijverleden, maar ook via de landelijke media in Nederland en Suriname, wordt het publiek gevraagd om een bijdrage te geven om dit bijzondere project mogelijk te maken. Het doel van deze crowdfundingcampagne is om de dertigduizend euro bij elkaar te brengen die nodig is om de slavenregisters te digitaliseren en het crowdsourcen te kunnen betalen. Een bijkomend doel is om het digitaliseren van de Surinaamse slavenregisters onder de aandacht te brengen van een breed publiek om zo mensen te mobiliseren om mee te doen met het crowdsourcen. Beide doelen kunnen echter alleen bereikt worden met medewerking van mensen die bereid zijn om hun eigen netwerk in te zetten om de campagne onder de aandacht te brengen van mensen in hun omgeving. Daarom wil ik graag dit artikel beëindigen met een oproep. Natuurlijk hoop ik dat u een bijdrage wilt leveren aan het openbaar maken van de Surinaamse slavenregisters, via geld of inzet. Maar wat ik vooral aan u wil vragen is om vanaf eind januari 2017 mee te helpen om het nieuws over de crowdfundingcampagne te verspreiden via uw netwerk: vrienden, familie, collega's, bekenden. Want alleen door zo veel mogelijk mensen erbij te betrekken kunnen we er voor zorgen dat de Surinaamse slavenregisters voor iedereen openbaar worden en ons slavernijverleden de plek krijgt die het verdient, niet alleen in ons materiële, maar vooral ook in ons mentale erfgoed. | |||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 160]
| |||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||
[pagina 161]
| |||||||||||||||||||||||||||
Coen van Galen is universitair docent sociale en demografische geschiedenis aan de Radboud Universiteit Nijmegen en projectleider van de crowdfundingcampagne ‘Maak de slavenregisters openbaar’. Samen met Maurits Hassankhan van de Anton de Kom Universiteit heeft hij het onderzoeksproject rond de Surinaamse slavenregisters opgezet. |
|