OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 31
(2012)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 306]
| ||||||||
Hans Ramsoedh
| ||||||||
[pagina 307]
| ||||||||
Ik veroorloof mij een kort uitstapje naar de Nederlandse politiek. Als in een enquête mij de vraag gesteld zou worden in hoeverre ik mijn portemonnee aan een Tweede Kamerlid zou toevertrouwen dan zal ik die vraag zonder aarzelen volmondig met ja beantwoorden. Liegen, de halve waarheid spreken, je CV opleuken en bewust of onbewust zaken uit het verleden verzwijgen die het daglicht niet kunnen verdragen gelden in de Nederlandse politieke context als een doodzonde en dus als onacceptabel. Dit zijn de mores in de Nederlandse politiek. In Nederland leeft sinds het afgelopen decennium de gedachte dat er een steeds breder wordende kloof gaapt tussen kiezer en gekozene. Uit recente publicaties van het Sociaal Cultureel Planbureau (SCP 2011) en het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS 2012) blijkt echter dat in contrast tot het wijdverbreide kloofdenken juist sprake is van een sterke toename van het vertrouwen in politieke instituties sinds 2002.Ga naar voetnoot3 In Nederland schommelt het vertrouwen van de bevolking in de politieke instituties tussen de 50 en 60 procent. Met deze score neemt Nederland samen met de Noordse landen en Zwitserland een koppositie in in Europa. Dat er desondanks in Nederland een sfeer heerst dat er het nodige mis met de politiek en de maatschappij heeft volgens het SCP te maken met de aard van de Nederlander: hij mag graag klagen en is misschien enigszins ‘realiteitsresistent’: het doet er niet toe hoe het echt gaat, het gaat gewoon nooit goed, is de conclusie in het recente onderzoek van het SCP. De Nederlandse samenleving kan om die reden worden getypeerd als een ‘High Trust Society’, een samenleving dus waarin sociaal en politiek vertrouwen hoog scoren. Ik haalde het voorbeeld aan van het toevertrouwen van mijn portemonnee aan een Tweede Kamerlid. In Nederland fungeert de Tweede Wereldoorlog nog steeds als een belangrijk moreel ijkpunt. In die zin betreft de meest pregnante vraag in Nederland met betrekking tot vertrouwen in politici, die naar het onderduiken: als het oorlog is en u zit in het verzet, bij welke politicus zou u dan onderduiken?Ga naar voetnoot4 Hoe is het gesteld met het vertrouwen van de Surinaamse kiezer in politieke leiders en wat zegt dat over de politieke cultuur en leiderschap in Suriname? Uit onderzoek door het Instituut voor Demografisch Onderzoek in Suriname (IDOS) in 2004 kwam naar voren dat in Suriname het vertrouwen in politieke partijen en de Assemblee heel laag is, respectievelijk 0,1 en 1,6 procent. Uit een opinieonderzoek in 2010 in Suriname geeft 89 procent van de kiezers aan dat de huidige Surinaamse politici niet eerlijk zijn. Surinaamse kiezers hebben geen geloof in de eerlijkheid van politici zoals blijkt uit het antwoord op de vraag die het IDOS in 2010 voorlegde | ||||||||
[pagina 308]
| ||||||||
aan kiezers: U krijgt een perceel onder voorwaarde dat het eerst voor een periode van 6 maanden op naam van een door u aan te wijzen politicus moet staan. Hierna moet die politicus het op uw naam overschrijven.Ga naar voetnoot5 Slechts 11 procent van de kiezers was van mening dat de politicus het perceel na zes maanden daadwerkelijk op zijn naam overschrijft. Met andere woorden, politici worden niet als al te betrouwbare figuren in de Surinaamse samenleving gezien. Het politieke bestel in Suriname kampt dus met een legitimiteitsvraagstuk. Dit vraagstuk versterkt het beeld van Suriname zeker in politiek opzicht als een ‘Low Trust Society’. Het gebrek aan vertrouwen in Surinaamse politici hangt mede samen met hun gebrek aan deskundigheid. Ik refereer hierbij aan een rapport van de Inter-Amerikaanse Ontwikkelingsbank (Dougal 2001) waarin wordt gesteld dat veel Assembleeleden niet zijn toegerust voor hun functie waardoor van een goed functionerend parlement nauwelijks sprake is. Veel twijfels zijn er over de vraag of veel Assembleeleden aan minimale vereisten voor de functie van parlementslid voldoen. De negatieve beeldvorming over politici wordt daarnaast versterkt door de sfeer in het parlement die gekenmerkt wordt door confrontatie en verruwing in woord en daad. Met name het aspect van verruwing van de omgangsvormen in de DNA vind ik kenmerkend voor het afgelopen decennium. Zo zijn er begin 2008 bij de ingangen van het parlement metaaldetectors geplaatst om een wapenvrije vergaderzaal te garanderen. Niet omdat mogelijk terroristen het gemunt zouden hebben op Surinaamse politici, maar om ervan verzekerd te zijn dat mede-assembleeleden geen wapen op zak hebben. Het was een publiek geheim dat een aantal parlementsleden met wapens op zak parlementsvergaderingen bezocht. Saaiheid is dus beslist niet een kenmerk van de Surinaamse politieke cultuur. Het tweede aspect dat ik wil aanstippen betreft het optreden van politieke leiders in Suriname en met name hun onvoorspelbaarheid. De politiek in Suriname is geen strijd tussen botsende maatschappijvisies en ideeën over inrichting van de staat. Onderhandelingen tussen politieke leiders na de verkiezingen zijn een eindeloos gekibbel over de verdeling van ministeries, ambassadeursposten, districtscommissariaten et cetera. Indien nodig wordt een extra ministerie gecreëerd om toch alle partijen tevreden te stellen of te ‘accommoderen’, zoals het in het politieke jargon in Suriname heet. Die onvoorspelbaarheid zagen we het duidelijkst na de verkiezingen in mei 2010. Er kwam een coalitie aan de macht die niemand voor mogelijk had gehouden. In de Surinaamse media werd gesproken van een ‘bizar pact’. Bouterse vormde een coalitie met zijn twee gezworen vijanden, Ronnie Brunswijk en Paul Somohardjo. Het leger van Bouterse en het Jungle Commando van Brunswijk voerden in de jaren tachtig een bloedige strijd. | ||||||||
[pagina 309]
| ||||||||
In NDP-kringen werd om die reden samenwerking met Brunswijk uitgesloten. Somohardjo ontvluchtte het militair regime na de Decembermoorden in 1982 en werd een van de leiders van het Surinaamse verzet in Nederland tegen de militaire dictatuur in Suriname. Een ‘bizar pact’ ook omdat de politieke leiding van Suriname na mei 2010 in handen kwam van drie politieke leiders met een strafrechtelijk verleden. Wanneer we het hebben over de politieke cultuur en leiderschap in Suriname dan dienen we oog te hebben voor twee politieke werkelijkheden: een (zichtbare) politieke schijnwerkelijkheid en een onzichtbare politieke werkelijkheid. Bij de (zichtbare) politieke schijnwerkelijkheid denken we bepaalde patronen te ontwaren die er in werkelijkheid niet zijn. Een voorbeeld van de zichtbare politieke schijnwerkelijkheid is de verrassende benoeming van Bouterse als president na de verkiezingen in mei 2010. De algemene verwachting was dat de Mega-coalitie onder aanvoering van Bouterse, Jenny Geerlings-Simons als presidentskandidaat zou voordragen. Ook de Amerikaanse ambassade in Suriname ging uit van dit scenario, zoals blijkt uit de Paramaribo-cables van Wikileaks.Ga naar voetnoot6 Ik sluit niet uit dat veel stemmers op de NDP met dit scenario rekening hadden gehouden, hetgeen mogelijk de grote verkiezingswinst van de NDP verklaart. Bij de onzichtbare politieke werkelijkheid hebben we te maken met een politieke werkelijkheid die zich aan onze waarneming onttrekt. Een voorbeeld van de onzichtbare politieke werkelijkheid betreft de coalitie van Bouterse, Brunswijk en Somohardjo, zoals eerder gesteld tot dan voor de buitenwereld drie gezworen vijanden. Tot 2010 maakt Somohardjo deel uit van de Front-coalitie. Niemand had in 2010 verwacht dat hij samen met Ronnie Brunswijk een coalitie zou vormen met zijn gezworen vijand Bouterse, terwijl uit de eerdergenoemde Paramaribo-cables van Wikileaks blijkt dat de Amerikaanse ambassade al in 2007 op de hoogte was van een verborgen gehouden innige relatie tussen Bouterse en Somohardjo. Beide politieke werkelijkheden zijn niet bevorderlijk voor het vertrouwen van de kiezer in dé politiek. Het gebrek aan vertrouwen en de onvoorspelbaarheid van politieke leiders in Suriname is niet iets van het laatste decennium. Wat wel opvalt is dat deze beide ontwikkelingen sinds het midden van de jaren negentig van de twintigste eeuw sterk zijn toegenomen met als gevolg een onstabiel politiek bestel.Ga naar voetnoot7 Ik ben mij ervan bewust dat mijn commentaar geen ode is geworden aan de politieke leiders in Suriname. Dat was ook niet mijn rol als referent bij de Van Lier-lezing in 2012. Wat ik hier gesteld heb is niet ‘typisch Surinaams’ maar vertoont parallellen met politieke ontwikkelingen in veel Caraïbische, Afrikaanse, Aziatische, Latijns-Amerikaanse en zelfs | ||||||||
[pagina 310]
| ||||||||
met sommige geïndustrialiseerde landen zoals Italië. Punt blijft echter dat als een meerderheid van de bevolking geen vertrouwen heeft in politieke instituties en van mening is dat ‘de politiek’ niet deugt, ieder politiek systeem daardoor kwetsbaar wordt voor politiek avonturisme zoals nu het geval is in Suriname. | ||||||||
Literatuur
Hans Ramsoedh is redacteur van Oso en werkzaam als lid van het managementteam van de lerarenopleiding in Arnhem (Hogeschool van Arnhem en Nijmegen). |
|