OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 31
(2012)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 83]
| |
Alida Neslo
| |
[pagina 84]
| |
Jules Brewster Dance Academy, in augustus 2008 van start ging. Wat begon als een eenzaam avontuur met een beperkt budget ontwikkelde zich al gauw tot een zinderende samenwerking met collega-artiesten en onbekenden, van wie er één speciale vermelding behoeft: de kunstenaar Arnold Schalks, deelnemer aan het ArtRoPa-project tussen Paramaribo en Rotterdam. Hij gaf de pupillen twee maanden les en bereidde een kerstpresentatie met hen voor. Tevens groeide hij vanaf de derde maand na aanvang van het project uit tot een permanente (sparring)partner. Logischerwijs heeft zijn pen dus meegeschreven aan dit relaas van een in alle opzichten bijzonder werktraject. | |
Kunst- en cultuurexperiment bij het ministerie van justitieIk verkeerde in de veronderstelling dat ik terecht zou komen in het moderne detentiecentrum Opa Doelie, maar het bleek te gaan om jongeren in de beruchte gevangenis Santo Boma ‘Santo Boma? Zijn daar kinderen opgesloten?’ Dat is een vraag die mij tot op heden door Surinamers gesteld wordt. Het antwoord dat ik hen moet geven, luidt onveranderlijk bevestigend. Er zit daar een (meestal doodgezwegen) groep veroordeelde jongeren van het jog, vaak opgesloten voor onbepaalde tijd en bewaakt door gevangenisbewaarders (penitentiaire ambtenaren - pa's) in plaats van door opvoeders. Vooral op de jonge meiden is een regime van toepassing, dat ook voor volwassenen geldt. Hier was ik totaal niet op voorbereid. Ik vroeg mij af hoe ik het begrip ‘kunst’ zou moeten verkopen in deze desolate omgeving. Het personeel - de pa's, de directeur, de commandant - ze waren allen zeer vriendelijk, maar ‘gehandicapt’ door de gebrekkige logistieke en materiële voorzieningen. De pupillen, zoals de jongeren genoemd worden, zijn leerplichtig. Ze krijgen onderwijs op een schooltje binnen de gevangenismuren. Nog nooit heb ik meer toewijding bij docenten gezien. Ze werken onder allesbehalve ideale omstandigheden. In dit verband zou het Ministerie van Onderwijs, vooral het Directoraat Cultuur, mijns inziens een voortvarender rol kunnen spelen. Ik citeer uit het ‘Integraal Cultuurbeleid 2007-2012’ de volgende passage: Het is de cultuur die de mens in staat stelt over zichzelf na te denken. Het is door de cultuur dat de mens zich uitdrukt, zich van zichzelf bewust wordt, zijn onvolledigheid inziet, zijn prestaties onder de loep neemt, onvermoeibaar zoekt naar nieuwe inhouden en werken schept waarmee hij zijn eigen beperkingen overwint'. Eén van de voorwaarden voor het succesvol implementeren van de nationale ontwikkelingsstrategie op het gebied van cultuurbeleid, zoals geformuleerd in het Meerjaren Ontwikkelingsplan (mop) 2006-2011, is de menselijke ontwikkeling: ‘Menselijke ontwikkeling is gericht op het ontwikkelen van de vaardigheden van burgers en het vergroten van hun keuzemo- | |
[pagina 85]
| |
gelijkheden. ALLE burgers ongeacht hun afkomst, geografische locatie of sekse moeten in staat gesteld worden zich naargelang hun talenten en ambities te ontplooien [...]. Voor de individuele en collectieve menselijke ontwikkeling is naast het onderwijs, ook van belang de mogelijkheden tot culturele beleving, sport en recreatie. Als men een dergelijke beleidsvisie propageert ligt het voor de hand dat de betrokken ministeries samenwerken, in dit geval om een cultureel resocialisatieprogramma op te zetten en om elkaar moreel en financieel bij te staan. Ondanks de goodwill van Justitie en het vrijmaken van een zeker bedrag waren er onvoldoende materiële voorzieningen voor een adequate uitvoering van het project. Ik moest het in het begin vooral hebben van het betere praatwerk.
Wat wilden de pupillen? En hoe moesten we dat wat ze wilden concretiseren? Het leverde in eerste instantie weinig op. De pupillen bleken niet erg spraakzaam. Wel merkte ik op dat voor enkelen onder hen het opschrijven in een eenvoudig schriftje van wat een mens zoal meemaakt en beroert een goede uitlaatklep vormde. Een gelukkige omstandigheid was dat er in die periode een ‘writer in residence’ in Suriname vertoefde, de schrijver Rashid Novaire. Op mijn verzoek werkte hij een aantal keren met de pupillen. Ze reageerden heel goed op zijn methode om emotionele landkaarten te gebruiken in plaats van veel te praten. De kaarten stelden landschappen voor met emotionele definities in plaats van plaatsnamen. Bij elke definitie naar keuze mochten de pupillen hun associaties opschrijven. Dat leverde onthullende bekentenissen op.
Bij het woord ‘droom’ schreef een pupil: Ik droom dat ik een soldaat wilde worden. Ik ben aan het schieten. Ik schiet op de mensen die met ons komen vechten. Ik droom niet meer over mensen die vechten. Ik moet denken aan de lepel waarmee mijn vader me vroeger voerde. En bij het woord ‘stilte’: Ik hou niet van praten, want ik word snel boos. Daarom ben ik stil. Omdat ik veel dingen heb gezien. Bij het woord ‘liefde’, dat heel vaak gekozen werd: Dit is liefde: die toewijding, die eigenaardige opgewektheid. Die plotseling onverklaarbare blijheid. En die onverdraaglijke pijn. | |
[pagina 86]
| |
En: ‘Liefde is de beste. Niet om me leven te peste.’ Bij het woord ‘schuilplaats’: Liefde heb je nodig in de hele wereld. Dan hebben mensen geen schuilplaats nodig om voor je te schuilen. Succes! Bij ‘pijnlijke waarheid’: Me droom is altijd geweest om voetbalster te worden. Maar hoe ik nu een klein probleempje ben, kan 't voorlopig niet doorgaan. Bij ‘wandeling’: Een wandeling zal me goed doen. Maar dan alleen. En tenslotte bij 't woord ‘voorbij’: Hier blijven moet voorbij gaan. Rashid Novaire maakte samen met de grafische vormgeefster Raquel Yhap prachtige posters van de kaarten met de commentaren van de pupillen. Deze posters mochten ze echter niet in hun cellen ophangen. Ze werden later tentoongesteld tijdens de expo die plaatsvond als onderdeel van de eindpresentatie van het project. Na de workshop van Novaire bleek dat het uitnodigen van gasten, in het bijzonder collega's uit het buitenland, veel enthousiasme losmaakte. De pupillen voelden zich serieus genomen en vereerd dat mensen ‘van zo ver’ de moeite namen hen te bezoeken, met hen te werken, naar hen te luisteren. Hoewel de pupillen onder leiding van capabele Surinaamse docenten onder wie Rinaldo Klas, Sunil Phuljun, Jules Brewster en wijlen Edgar Fraenk, onderwezen werden in disciplines als tekenen, schilderen, ontwerpen van sieraden, dans en theater, was hun favoriete tijdverdrijf de muziekles - onder de bezielende leiding van Herman Snijders en Liesbeth Peroti. Toch waren het de gastdocenten die de show stalen: van de Vlaamse zanger Raymond van het Groenewoud tot het Blazersensemble van het Amsterdams Conservatorium. Leden van het laatste gezelschap praten tot vandaag de dag nog over de onbevangenheid waarmee de pupillen reageerden op hun repertoire, over hoe ze klassieke en jazzmuziek ‘beantwoordden’ op hun zwarte wasemmers - andere instrumenten hadden ze niet tot hun beschikking - en hoe het een jamsessie werd ‘om nooit te vergeten’, zoals Raymond van Munnecom, de leider van het Blazersensemble, het uitdrukte. Ik noem hier specifiek Edgar Burgos (‘Bugru’) van Trafassi, | |
[pagina 87]
| |
grenzeloos bewonderd door de pupillen, zeker nadat hij verteld had waar hij vandaan kwam en hoe hij zelf begonnen was. En zeer belangrijk: Burgos nam het initiatief tot het vergaren van de benodigde instrumenten door tijdens een optreden in theater Thalia het publiek op te roepen te doneren, wat dan ook prompt gebeurde. Tijdens de show schonk de ‘Orange Blues bar’, een Nederlands-Surinaamse club, een drumstel. De Nationale Volksmuziekschool deed eveneens een schenking, waarna anderen volgden, zodat er uiteindelijk twee volledig met instrumenten uitgeruste ensembles ontstonden, twee bandjes, die met wisselend succes muziek maakten in plaats van met elkaar op de vuist te gaan. Ook met schrijven werden er vorderingen gemaakt. Wat begon met enkele moeizaam gespelde woordjes kreeg een vervolg in de vorm van uitvoeriger teksten, waarin aandacht werd gegeven aan een verlangen naar liefde, naar aandacht, naar vrijheid natuurlijk, uitingen van pijn, woede en frustratie, maar ook van gangbare puberale opstandigheid en gevechten met eigen gevoelens. Opmerkelijk was dat, nadat het wederzijds vertrouwen tussen docenten, pupillen en personeel door alle activiteiten gegroeid was, de reacties over en weer minder gespannen werden. Er heerste respect tussen alle partijen: directeuren, commandanten, pa's, docenten, gasten, maatschappelijk werksters en anderen. Er was zelfs sprake van ‘fun’, zoals de pupillen het uitdrukten. De eerste keer dat een pupil ons ‘wel thuis’ wenste, de eerste keer dat een van hen mij aansprak in de pa-bus - ‘wat doet u eigenlijk?’ -, de eerste keer dat de commandant ons ‘ietsje langer’ liet doorgaan, de eerste keer dat een pupil na het vertrek van een gastdocent opmerkte ‘waar is die witte man, we willen met hem verder werken’ ... het zijn slechts een paar van de talrijke veelzeggende momenten tijdens de samenwerking. De gebeurtenissen zetten aan tot het bedenken van een ‘brutaal’ plan: zou het mogelijk zijn een grootse show te organiseren, samen met de populaire zingende pater Esteban Kross, Bugru en de drumband van de pa's in Theater Thalia? Het leek onwaarschijnlijk en toch ... het lukte! Suriname is in dit opzicht een onnavolgbaar land. Waar ter wereld zou ik toestemming krijgen van de minister om 43 gevangenen een dag vrij te laten voor een optreden midden in de stad? Het had heel wat voeten in de aarde. Dat kwam ook, omdat er een cd moest worden opgenomen - buiten de deuren van Santo Boma - waarop nummers stonden die gecomponeerd waren door de twee ensembles. Er werd een (kunst)boekje geproduceerd, ‘Krasi fu fri’, waarin een aantal van de wensen en gedachten van de pupillen waren opgenomen. Arnold Schalks was de ontwerper van de hoes van de cd, de omslag van het boekje en het logo van de T-shirts die de pupillen tijdens de publiekspresentatie droegen, allemaal rond het thema ‘Krasi fu fri’. Het geheel werd een succes. De toenmalige First Lady van Suriname, de Nederlandse staatssecretaris van Welzijn en leden van de sponsorende Nederlandse Ambassade woonden het spektakel bij: spoken word performances, dans, muziek en een expo met de beeldende kunstcreaties van de | |
[pagina 88]
| |
pupillen. Natuurlijk waren ook de trotse ouders van de jongeren aanwezig en verschillende topfunctionarissen van het Ministerie van Justitie. De procureur-generaal en de First Lady betraden na de show het podium om de ‘artiesten’ persoonlijk te feliciteren met hun prestaties, wat zeer veel indruk maakte op de uitgelaten pupillen. De Surinaamse media zwegen over de voorstelling. Wij hadden de verplichting opgelegd gekregen om het optreden buiten de publiciteit te houden. De identiteit van minderjarige gedetineerden diende immers beschermd te worden. In Nederlandse media werd wel gewag gemaakt van het spektakel. In Vrij Nederland (22-8-2009) schreef Diederik Samwel: Een week later gaat het doek op in theater Thalia, Paramaribo. Aan weerskanten van het podium zitten veertig hoofdrolspelers. Een enkeling zwaait aarzelend naar een familielid in de zaal. Beheerst zetten de basgitarist en de drummer in en de reggae rolt de goed gevulde zaal in. Sommige rappers klinken nog altijd vals, maar ze zijn wel te verstaan. De timing, de danspassen en mimiek van een paar anderen doen niet onder voor die van professionals op mtv. De zaal zingt mee. ‘Ik ben geen crimineel’ en ‘Er is war in de wereld’. Daarna oogsten vooral de dance battle en de zelf geschreven gedichten bijval. Een van de meisjes vraagt voor haar optreden aan haar moeder of ze haar wil blijven ‘poweren’. Trafassi - zanger Edgar Burgos (‘Kleine wasjes, grote wasjes’) - hoeft het publiek allang niet meer op te zwepen in de toegift. Na afloop zien drie ambtenaren van Justitie dat het goed is. Het plaatsvervangend hoofd delinquentenzorg spreekt de hoop uit dat deze kinderen flink blijven oefenen. Maar of er ook extra geld komt om Neslo's project een vervolg te geven? Tja, dat is aan de minister. In Santo Boma onderging het regime van de pupillen een gunstige verandering, maar tot hun grote teleurstelling werd de verspreiding van het kunstboekje en de cd verboden door het ministerie. Waarom is nooit echt duidelijk geworden. Ik vind het een gemiste kans. De twee producten werden juist gemaakt om de pupillen, zonder schending van hun privacy zoals de wet het voorschrijft, een keer positief in het nieuws te brengen. Dat er verder met geen woord over werd gerept, kwetste de pupillen meer dan de justitiefunctionarissen beseften. Een van de reacties die ik kreeg op het artikel in Vrij Nederland was nota bene een uitnodiging om op het congres van het genootschap Onze Taal een lezing te houden over onder andere het bijzondere (en mijns inziens vernieuwende) taalgebruik van de pupillen. Rapteksten zijn niet altijd ‘netjes’, maar daarom niet per definitie ‘slecht’. De cd en het boekje met muziek en teksten van de pupillen werden onderdeel van een expositie van Arnold Schalks in het kader van het ArtRoPa-project, evenals een performance onder de naam ‘Sroto’. De Sro- | |
[pagina 89]
| |
to Symfonia is een muziekstuk gebaseerd op teksten van de middeleeuwse Duitse abdis Hildegard von Bingen, de Vlaamse schrijver Hugo Claus, de Surinaamse dichter Dobru, de Italiaanse schrijver Dante Alighieri en ... de pupillen van Santo Boma. Opvallend genoeg pasten de teksten van de jongeren naadloos tussen die van de literaire en muzikale grootheden. Geen toeval, want de pupillen waren bezeten van de vrijheidsgedachte, evenals genoemde auteurs, hetzij in geestelijke, hetzij in lichamelijke zin. Voor Claus was Oedipus in dit geval hét symbool van de fundamentele afhankelijkheid en onvrijheid van de mens in psychologisch, existentieel en maatschappelijk opzicht. Bingen beschouwde haar lichaam als een blinde erker van waaruit de ziel als een bazuin van God opklonk. Dante Alighieri beschreef in dichterlijke vorm zijn reis door het hiernamaals: via de Hel door het Vagevuur naar het Paradijs. Dobru's hoofdthema in veel van zijn gedichten is de bevrijding van het Surinaamse volk uit geestelijke en lichamelijke slavernij. In de visie van de pupillen van Santo Boma betekende vrijheid het vinden van ware liefde en aldus een nieuw begin in het domein van ‘de vijand’ (de maatschappij buiten de gevangenis). Arnold Schalks en Alida Neslo op weg naar Santo Boma lezen Dobru's gedicht ‘ik wil iemand haten vandaag’
De uitvoering, de samenstelling van de teksten, de regie en het beeldmateriaal waren een gezamenlijke inspanning van de componist Herman Snijders, de zangeres Cora Schmeiser, de musicus Stanley | |
[pagina 90]
| |
Noordpool, atelier Eugemar Modo Anu, de beeldend kunstenaar Arnold Schalks en de theatermaker Alida Neslo. De Sroto Symfonia werd eenmalig opgevoerd tijdens de opening van de kunstenaarsmanifestatie ‘Span’, ter ere van het 145-jarig bestaan van De Surinaamse Bank (dsb). Het was een poging om nog eens aandacht te vragen voor de teksten van de pupillen ten overstaan van een klein (maar fijn) publiek. Niemand reageerde negatief, integendeel, door de zang, de muziek en de beweging in de vervreemdende ruimte bleek men beter in staat de teksten te appreciëren. Blijkbaar maakt het iets uit of de toon gezet wordt binnen reggae, dancehall of klassieke muziek. | |
Twee jaar laterNa de eenmalige poging tot gestructureerde resocialisatie heeft het pilot project geen vervolg gekregen. De redenen zijn onduidelijk. Er is nooit een officieel antwoord gekomen op de rapportage en de punten van aanbeveling. Men is wel begonnen met het bouwen van een apart onderkomen voor jog-delinquenten, bedoeld voor het heropvoeden van ontspoorden door ‘opvoeders’ (en niet door ‘bewakers’). De toenmalige Minister van Justitie sprak bij de eerste steenlegging, kort na het spektakel in Thalia, de hoop uit dat het nieuwe gebouw nooit ‘vol’ zou zijn. Dat is het ook niet. Het is nog steeds ‘in aanbouw’. Een aantal van de pupillen die het resocialisatieproject meemaakte en vorm gaf, heeft inmiddels zijn/haar vrijheid herkregen. ‘Bonjo’, ‘Bigi Dagu’, ‘Tamanua’, ‘Peres peres pinda’, ‘Touwtji’, ‘Bigi Boy’ en anderen. Namen die ons nu nog vertrouwd in de oren klinken, ook al begrijpen we misschien niet echt waarom de protagonisten elkaar deze namen hebben gegeven. Ze lopen nu door de straten van Paramaribo. Het aantal hulpverleners is niet voldoende en ... hoeveel helpt een gesprek om de zoveel maanden? Enkelen van hen hebben duidelijk intensieve begeleiding (waar ze gedurende een jaar na vrijlating recht op hebben) nodig. Soms ga ik naar het kantoor van het jog, waar men mij altijd vriendelijk te woord staat, om te vragen hoe het met hen gaat. Sommigen van hen zoeken telefonisch contact met mij. Zo weet ik dat een van de nog bestaande bandjes is omgevormd tot een bende. De leden zitten vast vanwege ernstige feiten die ze hebben gepleegd. In de volwassenengevangenis. Eén bandlid belde me kort vóór zijn detentie op: ‘Het is niet gemakkelijk om vrij te zijn, mevrouw Neslo’. Vervolgens hing hij op. In Theater Thalia repeteer ik samen met enkele zangers/spelers, componisten/musici èn twee ex-pupillen het muziekwerk ‘DORO - een opera fatu’. De basis van het libretto bestaat weer uit teksten van voormalige pupillen, afkomstig uit het ongepubliceerde kunstboekje ‘Krasi fu fri’. Het thema is vrijheid, hoe kan het anders? Op de 175e verjaardag van Thalia gaat het stuk in première. Hopelijk vinden de woorden hun weg naar een groter en wèrkelijk luisterend publiek. | |
[pagina 91]
| |
Het bovenstaande is geen wetenschappelijke weergave van het leven achter de tralies. Ik betwijfel of de docenten, mijzelf inbegrepen, echt door hebben hoe ‘het’ allemaal werkt. We zijn slechts argeloze voorbijgangers in een groter geheel waar we maar beperkt greep op hebben. Wij hebben niet de illusie te denken dat we iedereen kunnen ‘redden’, maar one man or tvoman can make a difference! De hoop is niet verloren voor deze jonge mensen die per slot van rekening ook deel uitmaken van de toekomst van Suriname. Hoe beter we voor hen zorgen, des te kleiner is de kans dat hun (voormalig) wangedrag als een boemerang bij ons terugkomt. We hebben de plicht verantwoordelijkheid te tonen ten opzichte van alle kinderen van dit land. Ai, mi pikin
Luku san e p'sa
nanga yu
San e go tap' yu
sososkin
Suma e go skur' yu
Te yu kon krin
Suma e go leri yu
fu frigiti
A ondrowatra libi
Suma e go wani
Fu bribi?
(Eugene Rellum, ‘A e lib' den s'don’)
Alida Neslo groeide op in Suriname, studeerde in Vlaanderen en in Senegal, woonde en werkte op vier continenten. Ze was lid van de Commissie Cultureel Verdrag Vlaanderen Nederland (cvn) en ondervoorzitter van de Amsterdamse Kunstraad. In België was ze bekend van radio en televisie o.a. van het intussen klassieke kinderprogramma De Boomhut. Zij was onder andere directeur van DasArts, de internationale mastersopleiding (research of theatre and dance studies) van de Amsterdamse Hogeschool voor de Kunsten en van het theatergezelschap de Nieuw Amsterdam (dna). Tegelijkertijd leidde zij de daaraan verbonden pre-theateropleiding it's dna en het door haarzelf opgerichte dna-Lab. Op het podium werd ze ontdekt door de legendarische Vlaamse regisseur Tone Brulin met wie ze jarenlang werkte binnen het avant-gardistische internationale reisgezelschap tie-3. Haar uitvalsbasis ligt nu in Suriname waar ze verder gaat met intermediëren tussen België, Nederland en de rest van de wereld. |