OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 31
(2012)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 72]
| |||||||||||||||||||
Inge van der Welle
| |||||||||||||||||||
Transnationale betrokkenheid van de tweede generatieBetrokkenheid van eerste generatie migranten bij hun herkomstland wordt veelal gezien als een gegeven. Zij houden contacten met familie, sturen geld en gaan indien mogelijk geregeld terug voor een vakantie. Doordat zij de taal spreken kunnen zij de situatie in het herkomstland ook gemakkelijk volgen via de herkomstlandmedia die zij in hun nieuwe woonplaats via de schotel ontvangen. Door de ervaringen in hun woonland en de intensieve contacten met het herkomstland ontstaan nieuwe identiteiten. Dit vraagt om een transnationaal perspectief. Een dergelijk perspectief benadrukt het belang van grensoverschrijdende netwerken en het tegelijkertijd betrokken zijn bij of actief zijn in meer dan één land (Van Amersfoort 2001; Portes, Haller & Guarnizo 2001; Vertovec 1999). Identificatie is dan niet een kwestie van of-of, maar van en-en, doordat migranten zich verbonden voelen met meerdere plaatsen in de wereld en verschillende nationale identiteiten combineren. De vraag is | |||||||||||||||||||
[pagina 73]
| |||||||||||||||||||
hoe vanzelfsprekend de band met het herkomstland blijft over generaties. Hoe betrokken zijn de kinderen van migranten, de tweede generatie, nog bij het herkomstland van hun ouders? Aan de ene kant is de verwachting dat de betrokkenheid afneemt, zij zijn er immers niet geboren en opgegroeid, beheersen mogelijk de taal minder en kennen het land vooral uit verhalen van hun ouders. Aan de andere kant zijn er meer dan ooit laagdrempelige mogelijkheden voor grensoverschrijdende betrokkenheid. Goedkoop bellen via internet, toegang tot allerlei nationale en internationale nieuwssites en ook intercontinentale vluchten zijn de afgelopen decennia veel goedkoper geworden. Lange tijd was de tweede generatie, de kinderen van migranten die tussen 1960 en 1980 naar Europa en de Verenigde Staten kwamen, nog te jong om onderzoeken te kunnen doen naar hun transnationale identificatie en betrokkenheid. Nu de tweede generatie in groten getale de volwassenheid bereikt, is onderzoek naar deze betrokkenheid los van de betrokkenheid die hun ouders bij het herkomstland hebben mogelijk. Hierdoor kan worden gekeken hoe zij zelf invulling geven aan de herkomstlandidentiteit en de band met het herkomstland en hoe die zich verhoudt tot identificatie met het land en de stad waar zij nu wonen. Hier is de afgelopen jaren een begin mee gemaakt (Fouran & Glick Schiller 2001; Haller & Landolt 2005; Levitt & Waters 2002; Portes & Rumbaut 2001; Straßburger 2004). Deze studies wijzen op een zekere continuïteit in betrokkenheid bij of oriëntatie op het herkomstland over generaties. Wel zijn er grote verschillen tussen etnische groepen en ook binnen etnische groepen, bijvoorbeeld naar leeftijd, opleidingsniveau en stedelijke context. In veel onderzoeken in Nederland werd de afgelopen jaren vooral gekeken naar de maatschappelijke positie en identificatie van de tweede generatie Marokkaanse en Turkse jongeren in Nederland, waarbij de betrokkenheid bij het geboorteland van hun ouders slechts zijdelings of helemaal niet werd meegenomen (Crul & Heering 2007; Dourleijn & Entzinger 2008; Ketner 2008). De Surinaamse jongeren zijn tot nu toe onderbelicht gebleven. | |||||||||||||||||||
Het onderzoekIn deze bijdrage worden de onderzoeksresultaten gepresenteerd van een enquête onder ruim elfhonderd Amsterdamse jongeren.Ga naar voetnoot1 Voor dit enquêteonderzoek werd een aselecte steekproef getrokken uit de gemeentelijke basisadministratie op grond van geboorteland (Nederland), leeftijd (1830 jaar) en geboorteland van beide ouders (Nederland, Marokko, Turkije of Suriname). Alle jongeren werden per brief op de hoogte gesteld van het | |||||||||||||||||||
[pagina 74]
| |||||||||||||||||||
onderzoek en kregen een unieke inlogcode om de vragenlijst op internet in te vullen. Het grootste deel van de vragenlijsten werden op internet ingevuld in de periode april 2007 tot en met november 2007. In totaal namen 257 tweede generatie Surinaamse jongeren deel aan het onderzoek.Ga naar voetnoot2 Voor het afbakenen van de tweede generatie Surinamers is een strikte definitie gehanteerd. De jongeren zijn zelf geboren in Nederland en hun beide ouders zijn geboren in Suriname. Alle jongeren wonen in Amsterdam. In het verdere artikel wordt er gemakshalve gesproken over Surinaamse jongeren. De transnationale band van Surinaamse jongeren met Suriname is aan de hand van vier thema's in de vragenlijst bevraagd: ‘bekendheid’ met Suriname, emotionele identificatie, politieke identificatie en de Surinaamse identiteit.
Om hun bekendheid met Suriname te meten werd gevraagd naar vier aspecten:
De emotionele identificatie met Suriname werd bevraagd aan de hand van drie aspecten:
De politieke identificatie met Suriname werd bevraagd aan de hand van twee aspecten:
| |||||||||||||||||||
[pagina 75]
| |||||||||||||||||||
De manier waarop Surinaamse jongeren invulling geven aan de Surinaamse identiteit is op drie manieren uitgevraagd. Allereerst werd gevraagd hoe belangrijk zij bepaalde aspecten vinden om iemand als Surinamer te beschouwen. Ten tweede is gevraagd of zij zich Surinamer voelen. En ten derde is gebruik gemaakt van de zogenaamde Moreno-vraag, waarin de Surinaamse identiteit tegenover de Nederlandse identiteit werd geplaatst (Moreno 2006). Aanvullend op het kwantitatieve onderzoek zijn tussen oktober 2007 en februari 2008 vijftien diepte-interviews gehouden met Surinaamse jongeren in Amsterdam. Deze interviews hadden vooral als doel de enquêteresultaten te kunnen duiden. Daarnaast geven de verhalen uit deze interviews ook aanknopingspunten voor aspecten van identiteitsvorming die niet gemakkelijk via enquêtevragen naar voren kunnen worden gebracht. | |||||||||||||||||||
Suriname als vakantieland of uit verhalen van anderenHet regelmatig bezoeken van het land, het spreken van de taal en het beschikken over de nationaliteit geven een eerste indicatie van de betrokkenheid van Surinaamse jongeren bij Suriname. Tussen jongeren zijn er op deze punten grote verschillen. Het is zeker niet voor iedereen weggelegd Suriname regelmatig te bezoeken, ook al zouden zij dat graag willen. Suriname is immers ver weg en de vliegtickets zijn duur. Bijna de helft van de Surinaamse jongeren is in zijn of haar leven slechts een enkele keer of zelfs nog nooit in Suriname geweest. Zij kennen het land van hun ouders dan ook vooral uit verhalen en van televisie en niet uit eigen ervaring. Ruim een kwart (28 procent) brengt iedere twee à drie jaar een bezoek aan Suriname en een kwart gaat één keer per jaar of vaker. Aangezien het Nederlands de voertaal is in Suriname kunnen alle jongeren zich er prima redden. Daarnaast zegt bijna 60 procent van de jongeren een gesprek te kunnen voeren in het Sranan. Zij kunnen dan ook in principe de situatie volgen via de Surinaamse media in de Randstad. De Surinaamse media, zoals kranten en nieuwssites bereiken echter nauwelijks de Surinaamse jongeren in Nederland. Slechts een enkeling leest geregeld een Surinaamse krant (7 procent) of bekijkt een Surinaamse nieuwssite (4 procent). Een nationaliteit bevestigt allereerst de formele band met een nationale staat en tegelijkertijd ondersteunt het de nationaliteit betrokkenheid. Het maakt het bijvoorbeeld mogelijk om te stemmen bij verkiezingen, vaak ook als iemand in een ander land woont. Daarnaast maakt het reizen naar het land gemakkelijker. Verreweg de meeste Surinaamse jongeren (93 procent) geven aan alleen de Nederlandse nationaliteit te bezitten. Zowel de Surinaamse als de Nederlandse wetgeving beperken de mogelijkheden voor een dubbele nationaliteit, dit komt dan ook nauwelijks voor. Slechts een enkeling heeft alleen de Surinaamse nationaliteit of één | |||||||||||||||||||
[pagina 76]
| |||||||||||||||||||
of meerdere andere nationaliteiten. Bijna een derde van de jongeren zou de Surinaamse nationaliteit wel willen bezitten. Twee derde van de Surinaamse jongeren ziet echter geen toegevoegde waarde van een Surinaams paspoort. De 20-jarige Richelle vertelt: Ik ben hier geboren. Ik heb sowieso niets met Suriname, qua paspoort en dat soort dingen. [Suriname is] een vakantieland. Ik zou niet weten waarom ik een Surinaams paspoort moet hebben. Ik zie de toegevoegde waarde daar niet van in. Ruim de helft van de Surinaamse jongeren verwacht in de toekomst nog steeds in Nederland te wonen. Ongeveer een vijfde (18 procent) vindt dit onwaarschijnlijk. Onder de jongeren die hun toekomst in het buitenland zien is Suriname de meest populaire bestemming, gevolgd door landen in Europa en de Verenigde Staten. Uit ander onderzoek blijkt dat op dit moment echter maar weinig Surinaamse jongeren deze wens omzetten in daden en daadwerkelijk naar Suriname emigreren (Klaver, Stouten & Van der Welle 2010). | |||||||||||||||||||
Suriname als thuislandSuriname is voor de Surinaamse jongeren niet automatisch het land waar zij zich thuis voelen. Ruim de helft (53 procent) voelt zich thuis en één op de zes voelt zich niet thuis in het geboorteland van hun ouders. Veel vaker voelen zij zich thuis in Nederland (84 procent) en in Amsterdam (95 procent). Veel Surinaamse jongeren hebben gemengde gevoelens over hun positie in Suriname. Aan de ene kant is er wel herkenning en voelen zij zich ermee verbonden omdat daar nog familie woont en hun ouders daar vandaan komen. Aan de andere kant voelen zij zich in Suriname ook een buitenlander of een toerist, die de weg zoekt, de taal onvoldoende beheerst en zich anders gedraagt. De 21-jarige Sarah vertelt over haar ervaringen in Suriname: Ook wanneer je in Suriname komt, dan vragen ze meteen van hoe is het in Holland? Ze horen het aan je accent, aan hoe je praat of wat dan ook. [...] Over het algemeen zien ze wel van ‘oh zij komt hier als toerist’. | |||||||||||||||||||
[pagina 77]
| |||||||||||||||||||
Taalbeheersing en hoe vaak de jongeren Suriname bezoeken zijn belangrijk voor het thuisgevoel en verklaren verschillen tussen jongeren. Jongeren die Sranantongo kunnen spreken en jongeren die regelmatig Suriname bezoeken voelen zich veel vaker thuis in Suriname dan jongeren die de taal niet beheersen en zelden of zelfs nog nooit in Suriname zijn geweest. | |||||||||||||||||||
De politiek in SurinameDe politieke identificatie van Surinaamse jongeren met Suriname is zwak (figuur 1). Slechts één op de tien jongeren heeft vertrouwen in de Surinaamse politieke partijen en in de overheid. Dit betekent overigens niet dat de overige jongeren helemaal geen vertrouwen hebben. Een groot deel van de jongeren (ongeveer 30 procent) wist hierop geen antwoord te geven. Dan blijft nog altijd een meerderheid van de jongeren over die eerder geen vertrouwen heeft in de Surinaamse overheid en de politieke partijen. De Surinaamse politiek staat ver af van de meerderheid van de Surinaamse jongeren en houdt hen niet of nauwelijks bezig. Voor een kleiner deel (17 procent) is de politieke situatie iets wat hen wel degelijk bezighoudt en ruim één op tien jongeren (13 procent) praat hier vaak over met vrienden, familie of bekenden.
Figuur 1: Politieke betrokkenheid bij Suriname
Het bezitten van de Surinaamse nationaliteit zou de politieke band kunnen versterken. Echter, het gegeven dat een derde van de jongeren zegt wel een Surinaamse nationaliteit te willen hebben, betekent niet dat zij politieke betrokkenheid wensen. Zij willen dit vooral omdat dit het reizen naar Suriname gemakkelijker maakt en zij geen visum meer hoeven aan te vragen. | |||||||||||||||||||
Het Surinaamse gevoelGeconfronteerd met verschillende markers van de Surinaamse nationale identiteit vinden de Surinaamse jongeren vooral het gevoel en het kennen | |||||||||||||||||||
[pagina 78]
| |||||||||||||||||||
van de cultuur belangrijk (figuur 2). Het kunnen spreken van Sranantongo wordt veel minder vaak als belangrijk bestempeld. Dit heeft natuurlijk ook te maken met de diversiteit van talen in Suriname. Het Nederlands is de officiële taal van Suriname. Daarnaast is het Sranan, behalve de taal van de Creolen, ook de lingua franca. Om iemand als Surinamer te beschouwen vinden slechts weinig jongeren het belangrijk dat iemand bereid moet zijn Suriname te verdedigen als het wordt aangevallen, in Suriname woont, of belasting betaalt.
Figuur 2: Belang aspecten om iemand als Surinamer te beschouwen
Dat de Surinaamse jongeren zichzelf ook Surinamer voelen is geen vanzelfsprekendheid. Ruim een kwart voelt zich geen Surinamer. Tijdens het interview met de 29-jarige Margo roept haar vijfjarige zoontje ineens dat hij een Surinamer is. Margo is verbaasd, zij voelt zichzelf namelijk helemaal geen Surinamer en vertelt: Hij is nog klein en dat zei ik dus vroeger nooit. Ik wist niet eens wat ik was. De vader [van mijn zoontje] die komt van Suriname en die is trots daarop. Kijk, ik heb dat niet. Omdat ik hier ben geboren, zit ik een beetje tussen ja waar hoor je thuis? Ik weet ik hoor hier thuis, maar ik heb gewoon nog nergens mijn plekje gevonden. Als ik naar Suriname ga op vakantie ben ik wel heel erg blij, voel ik me ook een beetje thuis, maar aan de andere kant, na een aantal weken wil ik toch wel weer hier komen. [Suriname is] echt een leuk land, maar het is niet dat ik denk oh ik voel met Surinamer. Nee, ik heb er niet zoveel mee. Wel met het land [...] ik zou daar kunnen wonen, maar nee ik voel me geen Surinamer. | |||||||||||||||||||
[pagina 79]
| |||||||||||||||||||
Ook zijn er jongeren die zich niet zozeer Surinamer voelen, maar wel Hindostaan, Chinees of Javaan. Surinamers zijn voor sommigen toch vooral Creolen. Een ruime meerderheid van de Surinaamse jongeren voelt zich echter wel Surinamer. Het gaat om hun herkomst en ze zijn er trots op. Dat zij zich Surinamer voelen gaat niet automatisch samen met een sterke politieke of emotionele verbondenheid met Suriname. Het krijgt vooral invulling in de Nederlandse context en in de Amsterdamse straten. De 20-jarige Richelle vertelt: Ja sowieso heb je een andere kleur dan jullie, daar merk je het al aan. Ik ga ook regelmatig daar op vakantie. Ja, ik voel me echt wel een Surinamer. Slechts enkele Surinaamse jongeren voelen zich alleen Surinamer of alleen Nederlander. De overgrote meerderheid voelt zich Surinamer èn Nederlander. Bijna een vijfde (17 procent) voelt zich wel meer Surinamer dan Nederlander. Uit de gesprekken komt naar voren dat zij zich niet echt Nederlander voelen omdat zij ervaren dat anderen hen niet zo zien. Zij hebben het gevoel in eerste instantie op hun kleur te worden beoordeeld. Het dominante beeld van ‘de’ Nederlander is volgens deze jongeren nog altijd ‘blond, blank en blauwe ogen’.Ga naar voetnoot3 Zij schuiven dan eerder de Amsterdamse identiteit naar voren dan de Nederlandse, want Amsterdammer dat voelen zij zich wel. Zoals de 24-jarige Iwan benadrukt: Als je het echt perfect zou willen zeggen, ben ik een Amsterdamse Surinamer. Zo is het gewoon. Geboren en getogen Surinamer en Amsterdammer. De stedelijke identiteit is overigens niet alleen populair bij de jongeren die zich vooral Surinamer voelen, maar bij alle Surinaamse jongeren. Bijna veertig procent voelt zich meer Amsterdammer dan Nederlander en nog eens twaalf procent voelt zich alleen Amsterdammer en geen Nederlander. De stedelijke identiteit werkt voor hen meer dan Nederlandse identiteit als bindmiddel. De Nederlandse identiteit ervaren zij nog te vaak als ‘niet van toepassing’ of ‘uitsluitend’. Vooral hun huidskleur zien zij als identificatiebarrière, en de Surinaamse moslimjongeren noemen ook religie. De voortdurende aandacht voor herkomst, de islam en gepolariseerde discussies over de Nederlandse nationaliteit droegen de afgelopen jaren bij aan dat gevoel. De Amsterdamse identiteit is om verschillende redenen aantrekkelijker. Door de enorme bevolkingsdiversiteit in Amsterdam vormt geen enkele bevolkingsgroep een duidelijk zichtbare meerderheid. | |||||||||||||||||||
[pagina 80]
| |||||||||||||||||||
De Amsterdamse identiteit heeft hierdoor geen sterke connotatie met een bepaalde etnische groep of huidskleur. En ook het progressieve en internationale imago van Amsterdam spreekt de jongeren aan. | |||||||||||||||||||
De klik is niet vanzelfsprekendEen klik met Suriname is dus geen vanzelfsprekendheid, dat is duidelijk. De meeste jongeren volgen nauwelijks wat er in Suriname gebeurt en het vertrouwen in de Surinaamse overheid is laag. Nog ongeveer de helft van de jongerenGa naar voetnoot4 voelt zich thuis in het geboorteland van hun ouders. De Surinaamse jongeren die geregeld het land bezoeken en Sranan spreken, voelen zich wel veel vaker thuis. Uit eerder onderzoek blijkt dat de mate van transnationale identificatie en betrokkenheid sterk verschilt op grond van herkomst. De vraag is dan ook hoe specifiek dit beeld is voor Surinaamse jongeren. Hoe verschilt de band met het herkomstland van Surinaamse jongeren bijvoorbeeld van de band van hun Turkse en Marokkaanse generatie en stadsgenoten? Dezelfde vragen zijn aan deze jongeren voorgelegd. De uitkomsten laten zien dat de band en identificatie met het herkomstland van deze jongeren sterker is. Zij beheersen vaker de taal en bezoeken het herkomstland veel vaker. Zij voelen zich ook vaker thuis in het land van hun ouders. Als alleen de Surinaamse jongeren worden bekeken die het herkomstland geregeld bezoeken, dan komt het beeld veel meer overeen. Bij de Turkse jongeren is ook de politieke identificatie sterk, zij volgen de situatie in Turkije en hebben vertrouwen in de Turkse overheid. De dienstplicht voor alle Turkse mannen, ook degenen die in het buitenland wonen en een positief beeld van de politieke, sociale en economisch situatie in Turkije stimuleert de politieke identificatie. De politieke identificatie van de Marokkaanse jongeren is meer vergelijkbaar met die van de Surinaamse jongeren. Het imago van Marokko en Suriname onder de jongeren is veel minder positief dan het imago van Turkije. Daarnaast zijn de Marokkaanse en Surinaamse nationale identiteit zwakker en gekenmerkt door meer etnische en religieuze verdeeldheid. Het naar voren schuiven van de Amsterdamse identiteit is niet typisch voor Surinaamse jongeren. Ook Turkse en Marokkaanse jongeren hebben veelal een voorkeur voor de stedelijke identiteit. De stad is het kader waarbinnen zij integreren en vormt een uniek kruispunt waar hun transnationale identiteit vorm krijgt. | |||||||||||||||||||
[pagina 81]
| |||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||||||||
Inge van der Welle promoveerde in 2011 aan de Universiteit van Amsterdam op een onderzoek naar lokale en nationale identiteiten van Amsterdamse jongvolwassenen. Momenteel is zij onderzoeker op het thema bevolking en integratie bij Regioplan Beleidsonderzoek in Amsterdam. |
|