OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 30
(2011)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 73]
| ||||||||||||||
Ellen de Vries
| ||||||||||||||
[pagina 74]
| ||||||||||||||
gouvernement, met rode hoofddeksels getooid, jacht maakten op gevluchte slaven die zich in het oerwoud hadden gevestigd en vandaar uit plantages overvielen. Redi Musu stond voor Herrenberg gelijk aan verrader. Ook uit andere hoeken kwam commentaar. De Nederlandse onderzoekers Wim Hoogbergen en Dirk Kruijt (2005: 272) stelden onverbloemd in De oorlog van de sergeanten; Surinaamse militairen in de politiek: ‘De Nederlandse pers is gedurende de hele oorlog extreem pro-Brunswijk geweest’. Ook de Surinaamse wetenschapper Marten Schalkwijk (1994: 173) hekelde in Suriname; Het steentje in de Nederlandse schoen de vooringenomenheid van de Nederlandse pers. Journalist Nita Ramcharan (2008: 189) wees in K'ranti! De Surinaamse pers 1774-2008 met de vinger naar het weekblad Nieuwe Revu, dat ze eenzijdigheid in de berichtgeving verweet. | ||||||||||||||
Invloed en rol van de mediaHoogbergen en Kruijt (2005: 137) beweren dat de binnenlandse oorlog al snel tot een ‘mediaoorlog’ werd. Maar met welke oorlog gebeurt dat niet? Alle betrokken partijen willen immers dat de media hún visie op het conflict uitdragen. In werkelijkheid is de macht van de media als het gaat om het beïnvloeden van het beleid of de publieke opinie volgens mediaonderzoekers relatief. Jan Wieten (2002: 23-24) meent dat de media zeker niet in staat zijn op zichzelf besluiten op het gebied van buitenlands beleid of veiligheid om te buigen. Over de Vietnamoorlog - vaak aangehaald om de macht van de media te demonstrerenGa naar voetnoot3 - schrijft Wieten: ‘Pas toen er scheuren in de politieke consensus waren ontstaan, konden de media hierop inspelen’. Als het gaat om de publieke opinie zijn media evenmin almachtig. Ze vormen een van de bronnen waaruit mensen putten om zich ergens een mening over te vormen. Ook opvattingen van vrienden, familieleden en collega's spelen een rol. Bovendien worden meningen over maatschappelijke verschijnselen vaak al gevormd tijdens de opvoeding en op school. Ze zijn dikwijls moeilijk te veranderen (Leurdijk 1999: 3). Journalisten informeren de samenleving, brengen nieuws en signaleren misstanden. Hoewel journalistieke principes als hoor- en wederhoor, onpartijdigheid, check and double check objectiviteit suggereren, is het onvermijdelijk dat bijvoorbeeld de selectie van bronnen en de vormgeving van informatie invloed heeft op het gepresenteerde beeld. Media vertellen hoe zaken begrepen en geïnterpreteerd moeten worden. De onderzoeksliteratuur duidt die interpretatiekaders aan met de term frames. Otto Scholten en andere onderzoekers definiëren frames als volgt: | ||||||||||||||
[pagina 75]
| ||||||||||||||
Frames zijn (vaak) niet geëxpliciteerde interpretatiekaders die vertellen welke waarden in het geding zijn. Met een enkel begrip, sleutelwoord of beeld wordt een reeks van betekenissen opgeroepen, worden good guys en bad guys onderscheiden, daders en slachtoffers aangeduid, historische analogieën geactiveerd, oorzaak en gevolg relaties gelegd en partijen verantwoordelijk gesteld voor (wan)daden (Scholten et al. 2002: 56). Frames kunnen verwijzen naar de - in dit geval koloniale - geschiedenis; ze plaatsen informatie in een (historische) context en leggen causale verbanden. Wie is verantwoordelijk voor de conflicten en wie lost ze op? Nederland, Suriname, Bouterse, Brunswijk, het Surinaams verzet? Sommige interpretaties van ‘de’ werkelijkheid krijgen veel nadruk, andere worden onderbelicht of genegeerd. Zeker in conflictsituaties is het voor journalisten moeilijk hun werk te doen, door de ontoegankelijkheid van gebieden en het gebrek aan betrouwbare bronnen. Informanten willen vaak anoniem blijven uit angst voor represailles. Zoals Telegraaf-journalist Arnold Burlage het in een gesprek met mij uitdrukte: ‘Er zijn weinig feiten, maar veel geruchten’.Ga naar voetnoot4 Niet alleen media framen, ook organisaties, sociale bewegingen of overheden reiken - vaak doelbewust - interpretaties aan in de hoop dat de media het gepropageerde frame overnemen (Vasterman 2004: 43). Vasterman (2004: 44) stelt in zijn boek Mediahype dat media grote invloed kunnen uitoefenen, vooral als het gaat om onverwachte gebeurtenissen of nieuwe problemen waarvoor nog geen duidelijke frames beschikbaar zijn. Zeker als het een nieuwsgolf betreft die tot stand komt direct na een plotselinge, schokkende gebeurtenis. Of het nu gaat om publiciteitsacties of propaganda, voor alle media-effecten geldt volgens Denis McQuail: Acceptance depends on the absence of alternative objective information, the inherent plausibility of the content in the light of information available and on the emotional and ideological climate of the time (McQuail 2000: 447). Of, zoals Ramcharan het klimaat in Suriname begin jaren tachtig typeerde: Ter illustratie van de ongeloofwaardigheid van het militaire regime, doet de grap de ronde dat als de nieuwspresentator op de tv goedenavond zegt, de mensen voor alle zekerheid naar buiten kijken, of het werkelijk avond is (Ramcharan 2008: 188). | ||||||||||||||
[pagina 76]
| ||||||||||||||
Omdat de invloed van media het grootst is als het gaat om het framen van nieuwe fenomenen, ga ik terug naar het moment waarop Ronnie Brunswijk voor het eerst in het nieuws verscheen. Gedrukte media speelden daarin een belangrijke rol. In dit artikel beperk ik mij tot de eerste berichtgeving over Brunswijk in enkele toonaangevende Nederlandse bladen. | ||||||||||||||
BrunswijkWie was - is - Ronnie Brunswijk? Brunswijk, een Marron, werd in 1963 geboren in Moengotapoe, in het district Marowijne. Kort na de staatsgreep in 1980 trad Brunswijk vrijwillig in dienst van het Nationaal Leger, waar hij volgens Hoogbergen en Kruijt (2005: 114) snel carrière maakte. In Ronnie Brunswijk; Dagboek van een verzetsstrijder roemt journalist Frans van der Beek (1987: 23) zijn fysieke kwaliteiten. Bouterse stuurde hem naar Cuba voor een commando-opleiding en voegde hem als lijfwacht aan zijn veiligheidsdienst toe. In 1984 kreeg Brunswijk zijn congé. Waarom? Vanwege een loonconflict? Zelf zegt Brunswijk dat de militair Paul Bhagwandas hem samen met andere collega's zomaar, zonder reden, ontsloeg. Toen hij uitriep: ‘Waarom, welke feiten hebben we gepleegd? Je kunt ons toch niet zomaar ontslaan. We hebben gezinnen!’, zou Bhagwandas hebben geantwoord: ‘Geen gelul, je bent ontslagen, dan ga je maar stelen’ (De Vries 2005: 14-15). Op oudejaarsdag 1984 verscheen op de voorpagina van De Ware Tijd het bericht ‘Verdachte van bankroof aangehouden’. Een man werd ervan verdacht het bijkantoor van de Surinaamse Bank (DSB) in Moengo te hebben beroofd van Sf 85.000. De 24-jarige verdachte zwaaide 16 april van dit jaar af uit de dienstplicht. Een bekentenis was gisteren nog niet van hem verkregen. Politie, militairen en burgers hadden vrijdag de achtervolging ingezet. [...] Na enige tijd werden zeven plastic zakjes met muntgeld aangetroffen. In de holte van een omgevallen boom. Ook vond men een kinderborstrok met twee gaten, die kennelijk als het masker bij de overval is gebruikt. Het wapen waarmee de overval gepleegd is, en de grote buit zijn nog niet vonden. Het bleek om Brunswijk te gaan. Hij werd opgesloten, maar zag kans uit Fort Zeelandia te ontsnappen. Op 26 januari 1985 plaatste De Ware Tijd namens de Militaire Politie (MP) en de procureur-generaal een opsporingsbericht. Op 11 juli 1985 verscheen weer een opsporingsbericht in hetzelfde ochtendblad: Brunswijk zou zich opnieuw schuldig hebben gemaakt aan diefstal met geweldpleging en werd ‘levensgevaarlijk’ geacht. Het bericht was ondertekend door inspecteur van politie Chandrikapersad Santokhi. Het zou een tijdje stil blijven, totdat De Ware Tijd op 26 april 1986 melding maakte van een overval op een bank in Tamanredjo. Brunswijk | ||||||||||||||
[pagina 77]
| ||||||||||||||
werd verdacht. ‘Brunswijk Ronny voornoemd, is zwaar bewapend met vermoedelijk automatische wapens en wordt derhalve levensgevaarlijk geacht’, waarschuwde de krant.Ga naar voetnoot5 De strafbare feiten waaraan Brunswijk zich schuldig had gemaakt, waarbij sprake zou zijn van ‘grove vormen van agressie’, werden opgesomd: de genoemde bankoverval te Tamanredjo, te Moengo, een roofoverval te Patamacca, beroving van diverse gouddelvers in het binnenland en brandstichting. Het avondblad De West plaatste op 24 april een opsporingsbericht en op 26 april 1986 nog een, met als kop ‘Verdachte Brunswijk: Gevaarlijk en gewapend’. Op 30 april 1986 stond op de voorpagina een uitgebreider artikel: ‘Brunswijk de schrik van Moengo Tapoe’. Brunswijk en zijn metgezellen zouden volgens de krant hun agressie ontladen ‘op weerloze mensen uit wie soms informatie werd geslagen’. Het artikel besloot met de mededeling dat Brunswijk tot zijn ontslag uit de militaire dienst geen misdadige aanleg had getoond. Voor de ‘plotselinge uitbarsting’ konden de bij het onderzoek betrokken autoriteiten geen verklaring geven. De meeste Nederlanders hadden tot mei 1986 waarschijnlijk nog nooit van Ronnie Brunswijk gehoord. Vlak na de opsporingsberichten in de Surinaamse pers - een groter contrast is nauwelijks denkbaar - kopte De Telegraaf op 1 mei: ‘“Robin Hood” voert met succes actie tegen Bouterse’. De intro luidde: Een van de lijfwachten van dictator Desi Bouterse voert als een Robin Hood sinds kort acties tegen het bewind in Suriname. Soldaat 1e klas Ronny Brunswijk, die al maanden geleden begon met bankovervallen en met het verdelen van de buit onder de arme bevolking, is nu de schrik van de machthebbers. Het artikel vervolgde dat Brunswijk het vooral gemunt had op ‘geld en deviezen van militairen en overheid’. Brunswijks ‘bende’ zou over een grote hoeveelheid automatische vuurwapens beschikken; er zouden ten minste tien grote bank- en roofovervallen gepleegd zijn. Volgens De Telegraaf werden de ‘activiteiten’ van deze ‘Robin Hood’ door de bevolking van Suriname met ‘groeiende sympathie’ gevolgd. Steun en aanhang onder de ‘boslandbewoners’ leken steeds groter te worden, schreef het ochtendblad, om te eindigen met de zinnen: De ondercommandant van de Militaire Politie, Marcel Zeeuw, heeft de ex-lijfwacht, die voor een disciplinaire straf was opgesloten, als levensgevaarlijk bestempeld, maar de Robin Hood van Suriname heeft tot nu toe geen druppel bloed laten vloeien. | ||||||||||||||
[pagina 78]
| ||||||||||||||
Het bericht was afkomstig van journalist Arnold Burlage, die op dat moment in Paramaribo verbleef. Vanaf circa 1974 schreef Burlage regelmatig over Suriname. Op 26 mei 1986 vervolgde De Telegraaf: ‘Surinamers steunen acties “Robin Hood”’. Burlage benadrukte andermaal dat Brunswijk ‘zonder geweld’ overvallen op overheidsinstellingen en banken pleegde en de buit verdeelde onder arme mensen. Ook meldde de krant dat de voormalige lijfwacht eerder die week aan een ‘razzia’ was ontkomen. Daarbij hadden meer dan honderd ‘tot de tanden gewapende militairen’ het gebied rond Moengotapoe uitgekamd. Waar De West opmerkte dat autoriteiten in het duister tastten over Brunswijks motieven, had De Telegraaf er wel een voor handen: ‘strijd’ tegen ‘dictator’ Desi Bouterse. Burlage reconstrueerde in gesprekken met mij hoe hij via zijn netwerken en informanten in Suriname hoorde van overvallen in de jungle op banken en militaire transporten.Ga naar voetnoot6 Naar mijn idee waren het succesvolle overvallen. Brunswijk werd nooit geraakt en sloeg toe op het moment dat hij dat wilde. Hij was slimmer dan het leger en eigenlijk een soort underdog. Bouterse was geen lieverdje. Het ging ten koste van Bouterse. Brunswijk gaf terug wat van de bevolking was. Toen ben ik Brunswijk op een gegeven moment Robin Hood gaan noemen. Burlage meende dat Brunswijk razend populair was, ‘behalve in het kringetje rond Bouterse’. Dat de kranten minder positief over Brunswijk rapporteerden, kwam naar zijn idee doordat ze onder de controle van Bouterse stonden. Dat laatste klopt echter niet helemaal. Er was geen censuur meer. De media waren wel gehouden aan een perscode. Hoewel zelfcensuur een grote rol speelde, hadden de media op dat moment toch een zekere mate van vrijheid.Ga naar voetnoot7 Volgens een artikel in de Volkskrant van 15 februari 1995 was Brunswijk al in 1986 bij verstek veroordeeld tot vijf jaar onvoorwaardelijke gevangenisstraf en in 1995 opnieuw voor de bankroof die hij op 28 december 1984 zou hebben gepleegd. Het betrof de overval waarvan De Ware Tijd op 31 december 1984 melding had gemaakt. De rechter achtte Brunswijks betrokkenheid genoegzaam bewezen. Bij het inslaan van een ruitje had de gemaskerde overvaller zijn hand verwond. De op de deurpost gevonden handpalm- en vingerafdruk bleken van Brunswijk te zijn. Hij wist bovendien waar het geld verborgen was, naar eigen zeggen omdat hij ‘iemand’ het daar had zien neerleggen.Ga naar voetnoot8 Brunswijk ontkende in | ||||||||||||||
[pagina 79]
| ||||||||||||||
interviews de bankovervallen (De Vries 2005: 15). Wel gaf hij ruiterlijk toe dat hij militaire wagens overviel en de buitgemaakte goederen uitdeelde. Tegenover journalist Frans van der Beek verklaarde hij: De burgers werden op een vreselijke manier door de militairen gepest, uitgebuit en vernederd. Ik heb gezien dat mensen met een paar zakken rijst naar de rivier kwamen. Militairen sneden die zakken open en gooiden de rijst in de rivier. Wie daar iets van durfde te zeggen kon dat met de dood bekopen. Dit was wel het minste wat ik terug kon doen, al is dat maar een paar keer gebeurd (Van der Beek 1987: 26-27). Volgens historicus Ben Scholtens (1994: 122) was er sprake van verscherpte grenscontroles. Dat leidde tot irritaties. In hun zoektocht naar Brunswijk bruuskeerden militairen bovendien de bewoners van Moengotapoe. Er werden razzia's uitgevoerd en vernielingen aangericht. Onder anderen Thomas Polimé en Bonno Thoden van Velzen (1988: 16) bevestigen dat militairen in hun zoektocht naar Brunswijk enkele huizen in brand staken en dorpelingen mishandelden. Dit verslechterde de toch al broze verhouding tussen Marrons en stedelingen. Beëdiging van Ronnie Brunswijk in De Nationale Assemblee in 2005
| ||||||||||||||
HaakmatNieuwe Revu stuurde journalist Pieter Storms en fotograaf Gerard Wessel op pad om uit te zoeken wie Ronnie Brunswijk was. Voor hun vertrek staken beide heren hun licht op bij de Surinaamse oud-superminister André Haakmat, die naar Nederland was gevlucht en zich bij het Surinaams verzet - het Amsterdams Volksverzet - had aangesloten. | ||||||||||||||
[pagina 80]
| ||||||||||||||
Haakmat kende hem niet, maar was wel benieuwd wie die Ronnie Brunswijk was. Hij vroeg aan de journalisten om hem telefonisch met hem in contact te brengen, zodra ze hem hadden gesproken (Van der Beek 1987: 35). De grond in Suriname was Brunswijk inmiddels te heet onder de voeten geworden. Hij had de wijk genomen naar Frans-Guyana. Daar zocht Nieuwe Revu hem op. Volgens Van der Beek (1987: 36) was Storms degene die in de namiddag van 4 juni 1986 in het Novotel in Cayenne het nummer draaide van Haakmat en de hoorn aan Ronnie Brunswijk gaf. In zijn memoires De revolutie uitgegleden; Politieke herinneringen beschrijft Haakmat hoe op de bewuste 4 juni de telefoon ging. - Met Ronnie. Haakmat (1987: 213) had naar eigen zeggen precies een week daarvoor - dus op 28 mei - ‘een vakbondsman’ van de Moederbond op bezoek gehad. Op dat moment stond in Suriname een nieuwe regering op het punt van aantreden. De ‘oude’ politieke partijen, die in 1980 waren weggejaagd - NPS, VHP en KTPI - keerden terug in de politieke arena. De vakbondsman zag daarin geen verbetering en meende: ‘Angst regeert overal’. Op Haakmats vraag of hij dan geen enkel lichtpuntje zag, antwoordde hij: Misschien Brunswijk. Hij tart ze en ze kunnen hem niet vangen [...] Het punt is: Brunswijk tart wel en haalt stunts uit, maar die jongen heeft geen benul van politiek. Geen enkel benul! Het enige is: hij durft (Haakmat 1987: 213). Hoe deze ontboezeming zich verhoudt tot het bericht dat in de Leeuwarder Courant van 27 mei 1986 verscheen, is onduidelijk.Ga naar voetnoot9 De krant schreef dat de Raad voor de Bevrijding van Suriname had verkondigd ‘de groep van de gedeserteerde sergeant Ronnie Brunswijk die sinds april een guerrillaoorlog tegen het Bouterse-regime voert, met wapens en geld te zullen steunen’. Dat had de krant ‘gister’ - 26 mei 1986, de dag waarop De Telegraaf weer over Brunswijk had bericht - uit kringen van de Raad vernomen. Hoe dan ook. Brunswijk sprak met Haakmat af dat hij zou worden opgehaald in Parijs. Nadat Brunswijk vertrokken was, besloten Storms | ||||||||||||||
[pagina 81]
| ||||||||||||||
en Wessel nog een aantal reportages te maken in Paramaribo. Brunswijk kwam als geroepen (Van der Beek 1987: 35; Meel 1993: 142-143). Het Amsterdams Volksverzet onder leiding van Haakmat, de Javaanse Pendawa Lima van Paul Somohardjo en de Raad voor de Bevrijding van Suriname van Glenn Tjon A Kiet zochten naar nieuwe mogelijkheden om Bouterse uit het machtscentrum te verdrijven. Veel fiducie in de regering die zou aantreden was er - zoals Haakmat al aangaf - niet. Jules Sedney (2010: 124), die deel uitmaakte van de verzetsgroep van Somohardjo, geloofde evenmin in ‘de ernst van de democratische speurtocht in Paramaribo’. Haakmat (1987: 216-217) - van huis uit jurist - wist dat Brunswijk werd afgeschilderd als een bandiet. Werd hij door Bouterse gecriminaliseerd? Na een ‘scherp verhoor’ was zijn conclusie dat Brunswijk van alle hem ten laste gelegde feiten kon worden vrijgesproken. Haakmat: ‘Brunswijk moest alleen nog van negatieve publiciteit gezuiverd worden, een taak die mij werd toebedeeld’. Waarvan hij zich met verve kweet. Haakmat vertelt in zijn memoires dat hij geïnspireerd was geraakt door het proefschrift van Wim Hoogbergen over de Boni-oorlogen. De strijd die Boni voerde tegen het koloniaal bewind speelde zich af in Oost-Suriname, het gebied waaruit Brunswijk - net als Boni een Marron - afkomstig was. Overeengekomen werd dat Brunswijk zou terugkeren naar Suriname en in de geest van Boni aanvallen zou uitvoeren op goedgekozen militaire doelen. Tijdens zijn verblijf in Nederland zocht Brunswijk ook contact met andere verzetsorganisaties, waaronder die van Somohardjo. Eigenlijk, zo suggereren Van der Beek (1987: 37) en Hoogbergen en Kruijt (2005: 120), kwam Brunswijk naar Nederland om er asiel aan te vragen. Daarvan zou hij hebben afgezien, omdat hij bang was uitgeleverd of geruild te worden tegen Storms en Wessel. De twee waren namelijk op 11 juni gearresteerd in Albina op verdenking van ‘spionage’. Ze werden opgesloten in Fort Zeelandia. Dat was natuurlijk groot nieuws in Nederland. Op 13 juni kopte de Leeuwarder Courant ‘Twee Nederlanders gearresteerd op verdenking spionage’ en verklaarde: Het gaat om redacteuren van het weekblad Nieuwe Revu die contact zouden hebben gehad met Ronnie Brunswijk [...] tegen wie al enkele weken een opsporingsbevel loopt. Brunswijk wordt beschuldigd van bankovervallen en roofovervallen. Hij is populair bij de plaatselijke bevolking die hem de Surinaamse Robin Hood noemt, omdat hij de buit deelt met zijn dorpsgenoten.Ga naar voetnoot10 Als de bevolking Brunswijk zo noemde, dan was de term overgenomen van Telegraaf-journalist Burlage, die deze had verzonnen. Uiteraard | ||||||||||||||
[pagina 82]
| ||||||||||||||
besteedde Nieuwe Revu ruime aandacht aan de arrestatie en gevangenneming van zijn medewerkers. Hoofdredacteur Derk Sauer bevestigde dat de arrestatie van het tweetal vooral te maken had ‘met de activiteiten van Ronnie Brunswijk, een voormalig lijfwacht van Desi Bouterse, die zich met een privélegertje in het oostelijk deel van Suriname heeft teruggetrokken’. Nieuwe Revu herhaalde dat Brunswijk ook wel ‘de Surinaamse Robin Hood’ werd genoemd vanwege zijn ‘spectaculaire’ overvallen; het tijdschrift claimde later de eerste te zijn geweest die over hem had bericht.Ga naar voetnoot11 Inmiddels was men in Suriname erachter gekomen dat Brunswijk in Nederland verbleef. Op 23 juni meldde Burlage vanuit Paramaribo dat minister van Justitie S. Punwasi had gesteld dat Storms en Wessel Brunswijk een vals paspoort zouden hebben verstrekt. Zij ontkenden dit in alle toonaarden. Ook zou het duo vooropgezette plannen hebben gehad om de ‘in het binnenland erg populaire Robin Hood het land uit te helpen’. De week daarop zaten de journalisten nog steeds vast. Nieuwe Revu-hoofdredacteur Sauer constateerde dat de indruk bestond dat het regime Bouterse zich met deze arrestatie ‘wilde wreken op de Nederlandse pers, die herhaaldelijk kritisch had geschreven over de situatie in Suriname’.Ga naar voetnoot12 De Surinaamse regering had een bevel van de rechter tot vrijlating genegeerd. Toen Storms en Wessel op 28 juni, na zestien dagen cel, ‘sterk vermagerd en met kaalgeschoren hoofden’ weer in Nederland arriveerden, trok dat volop de aandacht.Ga naar voetnoot13 Een week voordat Brunswijk met zijn ‘Surinaams Nationaal Bevrijdingsleger’ - later omgedoopt tot Jungle Commando - in de nacht van 21 op 22 juli militaire posten overviel, verscheen in Nieuwe Revu nr. 29 eindelijk de reportage over ‘de Surinaamse “Robin Hood”, dagenlange tochten door de jungle en magische oerwoudkrachten’. In het kielzog van Brunswijk waren Storms en Wessel vanuit Frans-Guyana illegaal de grens overgestoken naar Suriname om in Moengotapoe van de inwoners te zien en te horen wat de militairen daar hadden aangericht tijdens hun opsporingsactiviteiten. Brunswijk vertelde over zijn ‘cultuur’ die hem beschermde. Storms noteerde: Ronnie laat ijzeren banden zien die hij om zijn bovenarmen draagt. Iedere band heeft zijn aparte kracht. Een dikke band met krullen beschermt hem tegen kogels en messteken. Een dunne koperen band geeft hem kracht zodat hij nooit kan verdrinken. Een andere band geeft hem geluk en gezondheid. Hij praat er met eerbied over. Het artikel eindigt met de vaststelling dat Brunswijk de machthebbers in Suriname steeds te vlug af was, net als het geval was met Robin Hood | ||||||||||||||
[pagina 83]
| ||||||||||||||
en de sheriff van Nottingham. Brunswijk was volgens Nieuwe Revu op 24-jarige leeftijd al een ‘legende, een mythe’ waar het volk in geloofde.Ga naar voetnoot14 | ||||||||||||||
Begin binnenlandse oorlogToen de militaire posten in de nacht van 21 op 22 juli 1986 werden overvallen - algemeen geldt die datum als het begin van de binnenlandse oorlog - was aanvankelijk onduidelijk wie daarachter stak. NRC Handelsblad publiceerde - gebaseerd op een bericht van Associated Press (AP) - op 23 juli een vrij neutraal berichtje met als kop: ‘Aanval kazernes in Oost-Suriname’. Ook de Volkskrant van 23 juli plaatste een klein bericht. Het Parool - een avondblad - kwam met een uitgebreider artikel en meldde dat het al enkele maanden onrustig was in dit deel van Suriname, waar enkele bank- en roofovervallen waren gepleegd. De autoriteiten verdenken Ronnie Brunswijk, een vroegere lijfwacht van legerleider Desi Bouterse van deze overvallen. Brunswijk heeft de beschuldigingen echter altijd ontkend. Hij heeft slechts toegegeven goederen en transporten uit Frans Guyana bestemd voor het Surinaamse leger, te hebben onderschept. De goederen heeft hij volgens eigen mededelingen ‘als een moderne Robin Hood’ verdeeld onder de veelal arme bevolking van Moengotapoe, een dorp niet ver van Albina, waar hij zich schuilhoudt. In de periode van 21 tot en met 31 juli gebeurde er veel. Nieuwsberichten volgden elkaar in snel tempo op. Niet alleen overviel Brunswijk - naar later bleek - de militaire posten in Stolkertsijver en Albina, hij gaf ook een communiqué uit waarin hij het Surinaams Nationaal Bevrijdingsleger proclameerde. Bovendien gijzelde hij twaalf militairen. Ten slotte werd een groep huurlingen die van plan was in Suriname de macht over te nemen, in de Verenigde Staten gearresteerd.Ga naar voetnoot15 Over die zaken verschenen in vier grote kranten, De Telegraaf, de Volkskrant, NRC Handelsblad en Het Parool (destijds nog een landelijke krant) in die tien dagen ten minste 29 artikelen. Al deze kranten namen de beschrijving | ||||||||||||||
[pagina 84]
| ||||||||||||||
over van Brunswijk als Robin Hood - al dan niet tussen aanhalingstekens.Ga naar voetnoot16 Ook een regionale krant als de Leeuwarder Courant deed dat (zie editie van 24 juli 1986). Omdat in het begin vooral werd geleund op het Algemeen Nederlands Persbureau (ANP), de Gemeenschappelijke Pers Dienst (GPD) en AP is het waarschijnlijk dat ook andere (regionale) kranten dergelijke berichten publiceerden. In de Volkskrant van 25 en 31 juli 1986 en in Het Parool van 25 juli 1986 en NRC Handelsblad van 2 augustus werd Brunswijk bovendien vergeleken met Boni.Ga naar voetnoot17 Opvallend is dat Haakmat in Het Parool, de Volkskrant, NRC Handelsblad en De Telegraaf in de genoemde 29 artikelen maar liefst negen keer als bron werd opgevoerd. Dat hij zo vaak aangehaald werd, had ongetwijfeld ook te maken met vragen over de relatie tussen het verzet en de in de Verenigde Staten opgepakte huurlingen. Het verzet en Brunswijk ontkenden daarmee iets van doen te hebben. Haakmat - evenals andere vertegenwoordigers van het Surinaams verzet - namen de gelegenheid te baat om hún verhaal te vertellen. In het interview met de Volkskrant van 25 juli 1986 sprak Haakmat over de strijd van Boni en legde hij uit: ‘De tactiek van toen wordt nu herhaald door de Brunswijkguerrilla's’. In Het Parool van 30 juli vergeleek hij in een ingezonden brief Brunswijk opnieuw met Boni die streed tegen de blanke kolonisator. Curieus is dat de rolverdeling krijgskundig nu zo is, dat het zich revolutionair noemend regiem Bouterse de positie inneemt van de koloniale huurlingenlegers in hun strijd tegen de marrons van Boni. Interessant is dat Herrenberg later - zoals we hierboven zagen - beweerde dat juist Brunswijk de huurling was. De figuren uit het koloniale verleden werden gebruikt als symbolen in de (media)strijd. Boni was de good guy, de vrijheidsstrijder. De ‘redi musu’ en ‘huurlingen’ waren de bad guys. De aanduiding van Brunswijk als een Surinaamse, zwarte Robin Hood was in Nederlandse media in die eerste week na de overvallen op militaire posten in Oost-Suriname populairder dan de vergelijking met Boni. Vóór de overvallen op Stolkertsijver en Albina in de nacht van 21 op 22 juli waren Brunswijks acties al geïnterpreteerd als een ‘guerrillastrijd’. In de Leeuwarder Courant van 27 mei 1986 - die zich baseerde op GPD- en ANP-berichten - werd Brunswijk aangeduid als een ‘gedeserteerde’ sergeant die sinds april een guerrillaoorlog tegen het Bouterse-regime voerde. Het was de Raad voor de Bevrijding van Suriname waarvan de informatie klaarblijkelijk afkomstig was. Het is twijfelachtig of de acties van Bruns- | ||||||||||||||
[pagina 85]
| ||||||||||||||
wijk op dat moment als zodanig geïnterpreteerd moeten worden. Was er niet eerder sprake van een ‘wraakmotief’ en deed niet pas later een politiek motief, herstel van de democratie, zijn intrede (Volker 1998: 166)? In het interview dat ik met hem had, zei Brunswijk letterlijk dat het Surinaams verzet hem vroeg de democratie te helpen herstellen. Edwin Marshall, eveneens betrokken bij het verzet, bevestigde tegenover mij: ‘In 1985 begon Brunswijk hier en daar met overvalletjes; hij deelde geld uit. Er was toen nog geen sprake van een ideologische strijd’ (De Vries 2005: 16, 20). Al te gemakkelijk namen media (in navolging van De Telegraaf en Nieuwe Revu) aan dat Brunswijk streed tegen de ‘dictatuur’ of de gevestigde macht. De kranten stonden weinig kritisch tegenover de aanklachten die Brunswijk ten laste waren gelegd; ze schreven dat hij gestolen geld en goederen uitdeelde, zonder iemand aan het woord te laten die dat kon bevestigen. De Volkskrant van 24 juli en Het Parool van 25 juli 1986 stelden dat Brunswijk destijds geschorst was omdat hij kritiek had op ‘de revolutie’ en de ‘verwording’ ervan afkeurde. Ook dat is dubieus. Daar stond echter tegenover dat Nieuwe Revu als eerste naar Moengotapoe toog om te kijken welke schade daar was aangericht. Artikelen daarover waren niet eerder verschenen. Het is niet zo dat de media Brunswijk blind geloofden. De Volkskrant van 29 juli 1986 belde inwoners van Moengo om te verifiëren hoe men daar over hem dacht. Brunswijk - zo bleek - werd gezien als een ‘misdadiger die wegens criminele activiteiten uit het leger is gezet en die zijn voormalige collega's nu uit rancune bestrijdt’. Men zag het militaire regime graag verdreven worden, maar dan wel door iemand anders. Romeo Hoost, woordvoerder van het Surinaams verzet in Nederland, ontkrachtte de beschuldigingen: ‘Brunswijk heeft geen bankovervallen gepleegd. Hij is een idealist die een einde wil maken aan de corruptie van de militaire machtskliek, een idealist die het voor het volk opneemt.’ In dezelfde krant werd de ‘oude’ politieke leider Jagernath Lachmon geciteerd, die namens het Topberaad zijn ernstige bezorgdheid uitsprak. ‘Wij hebben gekozen voor democratisering langs de weg van de dialoog en niet langs die van geweld.’ NRC-journalist Frans van Klaveren kaartte op 2 augustus 1986 in een achtergrondartikel aan dat Suriname zelden zo dicht bij herstel van de onontbeerlijke ontwikkelingshulp was geweest, nu de ‘oude’ politieke partijen in het machtscentrum waren teruggekeerd. Nederland stelde als eis voor hervatting van de hulp herstel van de democratie. De oude politieke partijen eisten vrije verkiezingen. Van Klaveren wees erop dat de acties van Brunswijk onderdeel vormden van de nieuwe strategie van het Surinaams verzet in Nederland ‘dat met de hulp van een boze bosneger een wig tussen beide landen heeft weten te drijven’. Het beeld (frame) van Brunswijk als vrijheidsstrijder overheerste echter de berichtgeving van die eerste week. Door Brunswijk te vergelijken | ||||||||||||||
[pagina 86]
| ||||||||||||||
met Boni, maar vooral met Robin Hood, werd dat imago versterkt. Nederlandse media kopieerden elkaar, zo lijkt het. Daarnaast slaagde het Surinaams verzet in Nederland er kennelijk goed in om het frame van Brunswijk als vrijheidsstrijder te propageren en te bevestigen. | ||||||||||||||
Terechte kritiek?Onmiskenbaar speelden Nederlandse media een rol in the making of Ronnie Brunswijk. De Telegraaf verzon de naam Robin Hood, Pieter Storms van Nieuwe Revu bracht het verzet in Nederland in contact met Brunswijk. Ruim voor de proclamatie van het Surinaams Nationaal Bevrijdingsleger merkte De Telegraaf op 10 juni 1986 op dat Brunswijk nog ‘geen steun van de verzetsbeweging’ in Nederland had gekregen. En Nieuwe Revu (nr. 29, week 11 t/m 18 juli 1986) - wist die soms meer? - beweerde dat Brunswijk als hij terugkeerde naar Suriname in zijn eentje een grotere bedreiging voor de militairen in Paramaribo vormde dan ‘tien pelotons getrainde commando's’. Het kan goed zijn dat media ingingen op suggesties van het Surinaams verzet, zoals eerder was gedaan in de Leeuwarder Courant van 27 mei 1986, in plaats van, zoals Herrenberg beweerde, zelf een ‘burgeroorlog’ te propageren. Het is een nadere analyse waard. Het is gissen waarom NRC Handelsblad, Het Parool, de Volkskrant en De Telegraaf die eerste week minder oor hadden voor bijvoorbeeld de visie van Lachmon. Interviews met journalisten en sleutelfiguren uit die periode zouden licht kunnen werpen op deze kwestie. Achteraf leek de scepsis van het Surinaams verzet terecht. In 1990 grepen militairen opnieuw de macht, tijdens de zogeheten telefooncoup. Maar doet dat iets af aan Lachmons opvatting een gewapende strijd af te keuren? Bij Karskens en Burlage - en wie weet ook bij andere journalisten - bestond als het om Suriname ging al een beeld, namelijk van Bouterse als bad guy die nog steeds aan de touwtjes trok. Bovendien wisten ze zich in hun persvrijheid beknot. Niet alleen Storms en Wessel, ook Telegraaf-journalist Guido van de Kreeke was al eens in de cel beland.Ga naar voetnoot18 Brunswijk was zich er al snel van bewust dat je voor een ‘moderne guerrilla’ niet alleen wapens, maar vooral ‘bezoekende journalisten’ nodig had.Ga naar voetnoot19 Hij slaagde er beter dan Bouterse in de Nederlandse pers voor zich te winnen. Ook de ‘mythische jungle’ zal ongetwijfeld tot de verbeelding van de Nederlandse journalisten hebben gesproken. Oorlog wordt in de media vaak gepresenteerd als een spannend verhaal, drama, de strijd tussen goed en kwaad (Wieten 2002: 21). Brunswijk paste daar uitstekend in. Bovendien mag verondersteld worden dat Nederlandse media al voor Brunswijk op de proppen kwam, contacten hadden met het Surinaams verzet in Nederland. Volgens Schalkwijk (1994: 173) zocht die groep ‘grif’ de media op en had zij belang bij ‘gekleurde reportages’. | ||||||||||||||
[pagina 87]
| ||||||||||||||
Frames zijn behoorlijk stabiel, maar niet onveranderbaar (Vasterman 2004: 43). In het eerste nummer van 1987 plaatste Nieuwe Revu misschien voor het eerst (?) ook vraagtekens bij Brunswijks strijd. Er waren inmiddels doden gevallen. Ronnie werd omringd door ‘ex-politici’ die wel wisten wat goed was voor Ronnie, de ‘bosnegers’ en Suriname. ‘Mensen die de macht per se terug willen’. Storms en Karskens hadden heimwee naar het begin van 1986, toen Ronnie nog geknipt leek voor de rol van ‘charmante hoofdpersoon voor een leuk en spannend jongensboek’: De Nederlandse pers heeft overwegend partij gekozen voor Ronnie, maar als het zo doorgaat krijg je zo'n hopeloze oorlog. Zonder good guys en bad guys. Niemand noemt Ronnie nog een kwajongen. Of Robin Hood. Nieuwe gebeurtenissen of onverwachte ontwikkelingen kunnen leiden tot reframing (Vasterman 2004: 43). Niet alleen bij journalisten maar ook bij actiegroepen of bewegingen. Zo bekende Hoost in Vrij Nederland van 16 juni 2010 naar aanleiding van het zojuist beklonken politieke bondgenootschap tussen Bouterse en Brunswijk: ‘Als ik zeg dat ik nooit een grotere opportunist dan Brunswijk ben tegengekomen, dan druk ik me voorzichtig uit.’ Nader onderzoek moet uitwijzen waarom bepaalde frames wel en andere niet doordrongen tot de media. Had dat behalve met al bestaande opvattingen over Suriname misschien te maken met de tijdgeest, met de journalistieke cultuur in Nederland destijds? Het was de periode waarin Nederlandse journalisten ook naar Nicaragua en El Salvador trokken om daar de ‘vrijheidsstrijd’ te verslaan. Hoe ‘neutraal’ of geëngageerd waren bladen? Een andere interessante kwestie is: Wie had toegang tot welke bronnen en welke relaties bestonden precies tussen Nederlandse journalisten en Surinaamse bronnen in Nederland én in Suriname? En, ten slotte: Wie gingen er schuil achter anonieme zegslieden die werden opgevoerd als ‘betrouwbare bron uit Paramaribo’? | ||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||
[pagina 88]
| ||||||||||||||
| ||||||||||||||
[pagina 89]
| ||||||||||||||
Ellen de Vries studeerde Massacommunicatie aan de Universiteit van Amster dam (UvA). Zij bereidt - met steun van onder meer het NiNsee en de Treubmaatschappij - een dissertatie voor aan de UvA, over de rol van media in de postkoloniale verhouding tussen Nederland en Suriname (1975-2000). |
|