OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 30
(2011)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 6]
| |
Woord voorafDit themanummer bevat inleidingen, aangevuld met een aantal gastbijdragen, van het IBS colloquium van november 2010 dat in het teken stond van de ontwikkelingen in het binnenland van Suriname: De wetten van de jungle; Het Surinaamse binnenland: obstakels, ontwikkelingen en mogelijkheden. Voorafgaand aan een bespreking van de bijdragen in dit themanummer schets ik een beeld van de belangrijkste ontwikkelingen in het Surinaamse binnenland.Ga naar voetnoot1 De goudmijnbouw is sinds de jaren negentig van de twintigste eeuw gegroeid tot een van de belangrijkste economische sectoren in Suriname. In 2010 bedroeg de goudproductie ruim dertig ton met een waarde van naar schatting US$ 1 miljard. Van deze opbrengst verdient de staat slechts een fractie, wat samenhangt met de aard van de goudmijnbouw in Suriname. In het laatste decennium van de vorige eeuw werd de kleinschalige goudmijnbouw nog dominant uitgeoefend door (legale en illegale) Braziliaanse goudzoekers (garimpeiros) en Marrons (porknokkers of porknockers). Ten minste 20.000 personen vinden in deze sector emplooi, terwijl in 2009 slechts 115 kleinschalige goudproducenten stonden geregistreerd, die niet of nauwelijks inkomstenbelasting betaalden. In de kleinschalige goudmijnbouw wordt ongeveer de helft van het Surinaamse goud gewonnen. Naar schatting zijn er op dit moment 1.200 goudmijnen (vaak langs de rivieren), een aantal dat snel groeit dankzij de hoge goudprijs en de werkloosheid in het binnenland. Vaak gaat het om concessies die stedelingen verhuren aan goudzoekers, die vervolgens een percentage (meestal 10 procent) van hun vondst aan de concessiehouder betalen. Daarnaast wordt op grote schaal zonder concessie, illegaal, gemijnd. Vanwege het informele karakter van de kleinschalige goudwinning is belastinginning in deze sector moeilijk. Porknockers registreren zich niet en wegens hun grote mobiliteit en de moeilijke toegankelijkheid van het binnenland zijn zij door de belastingdienst moeilijk te traceren. | |
[pagina 7]
| |
Sinds 2004 is ook sprake van industriële goudmijnbouw door de Canadese multinational Iamgold, met een goudproductie van circa twaalf ton in 2010. Deze multinational gaat de komende drie jaren enkele honderden miljoenen Amerikaanse dollars in Suriname investeren om zijn verwerkingscapaciteit te vervijfvoudigen. De regering sluit in de loop van dit jaar een goudovereenkomst met Surgold, een joint venture tussen Suralco/Alcoa en de Canadese multinational Newmont voor goudwinning in de omgeving van het Nassaugebergte. De goudreserves daar worden geschat op 93 ton. In de klein- en grootschalige mijnbouw worden technieken en materialen gebruikt die een ernstige bedreiging vormen voor de daar woonachtige Inheemsen (Indianen) en Marrons en het milieu. Inheemsen en Marrons kunnen bij hun verzet tegen deze economische indringers nauwelijks rekenen op bescherming en ondersteuning van de overheid. Het ongecontroleerd en illegaal betreden, vervuilen en vernietigen van hun woon- en leefgebieden door goudzoekers wordt steeds meer een heikele kwestie voor de lokale bewoners. Zij streven al enkele decennia naar een wettelijke erkenning van de collectieve eigendomsrechten over de grondgebieden die zij eeuwenlang bewonen, gebruiken en beheren. Sinds het uitbreken van de goudkoorts is er sprake van een situatie van wetteloosheid, straffeloosheid en anarchie: een complete ‘wild west’. ‘Illustratief’ voor deze situatie is het mijndrama in Gowtu Bergi (circa tachtig kilometer van de Oost-Westverbinding) in november 2010, waarbij zeven illegale goudzoekers de dood vonden toen de mijn instortte. Gowtu Bergi is een concessiegebied van de genoemde multinational Surgold, waar zo'n achthonderd illegale goudzoekers op zoek zijn naar goud. Deze goudplaats is omschreven als een ‘post-apocalyptisch dorp met een mengelmoes van Marrons en Brazilianen, een nieuw wereldje van geïmproviseerde barakken en tenten dat zonder toeziend oog van de autoriteiten draait op ongeschreven wetten’. De staat is tot op heden de grote afwezige in het binnenland en heeft nauwelijks greep op de kleinschalige goudwinning aldaar. President Bouterse sprak vrij kort na zijn beëdiging in september 2010 van ‘een onbeschrijfelijke troep in het binnenland’. Tot op heden beperkt de overheidsbemoeienis met de goudwinning zich over het algemeen tot het verstrekken van concessies. Volgens de Mijnwet uit 1986 mag er alleen gemijnd worden met toestemming van de overheid. In de praktijk wordt deze wet niet nageleefd. De meeste goudzoekers hebben, zoals gezegd, ook geen werkvergunning. Indicatief voor de afwezige staat in het binnenland is de rol van enkele granmans die een graantje proberen mee te pikken van de goudkoorts door (vaak illegale) Braziliaanse goudzoekers toegang te geven tot het gebied waarover zij het traditionele gezag voeren. Hoewel manschappen van het Nationaal Leger en de politie van tijd tot tijd razzia's uitvoeren (clean sweep-operaties) is van een structurele | |
[pagina 8]
| |
overheidscontrole geen sprake. Regelmatig komen bewoners van het binnenland in actie om aandacht te vragen voor de vestiging van Braziliaanse kolonies van garimpeiros nadat weer een lucratieve goudader is ontdekt. Met regelmaat bericht de Surinaamse pers over periodieke schermutselingen tussen Marrons en Brazilianen. Een dieptepunt vormden plunderingen en brandstichting eind december 2009 in de grensplaats Albina, die het gevolg waren van een klopjacht door de Marrongemeenschap van de stad op alle Brazilianen die er woonden. Aanleiding voor de rellen was het overlijden van een inwoner van Albina, een Marron, die door messteken om het leven zou zijn gekomen na een woordenwisseling met een Braziliaan. Bij de rellen raakten dertien mensen gewond. Tijdens de klopjacht trokken inwoners van Albina al plunderend over straat; de woedde richtte zich op alle Brazilianen die in Albina woonden. Met het bovenvermelde wil ik beslist geen al te eenzijdig beeld schetsen van de ontwikkelingen in het Surinaamse binnenland. Voor veel Marrons en Inheemsen vormt de goudwinning op dit moment de belangrijkste bron van inkomsten. De meesten van hen zijn mijnarbeiders, anderen werken als voorman, mijneigenaar, bootsman of chauffeur. Daarnaast verdienen lokale bewoners geld door het leveren van diensten aan goudzoekers in en buiten de goudvelden - als leverancier van voedingsmiddelen, als rondtrekkende verkopers of vanuit een winkeltje. Ook zijn er families die een deel opeisen van de goudproductie van goudzoekers die in hun voorouderlijke gebied opereren. Veel jongeren in het binnenland prefereren een baan als goudzoeker in plaats van onderwijs te volgen. Enkele weken arbeid als goudzoeker levert algauw enkele duizenden SRD's op (een gram goud brengt ongeveer 120 SRD op, ruim 32 euro). Een lichtpunt is dat de milieuschade als gevolg van de goudwinning steeds meer onderdeel wordt van het maatschappelijk debat in Suriname door milieuorganisaties, vakbonden, kerken, wetenschappers en Inheemse organisaties. De nieuwe Surinaamse regering wil zich meer gaan bemoeien met de goudwinning en kondigde in januari 2011 een ordening aan van de kleinschalige goudwinning. Goud wordt in de regeringsplannen verheven tot een bijzondere natuurlijke hulpbron om daarmee de economische ontwikkeling van Suriname volledig te kunnen financieren. Zo wil de overheid een Goudwet vastleggen, de goudvelden in kaart brengen, het wettig gezag herstellen in de goudgebieden en in de rest van het binnenland van Suriname, een mijnbouwpasje voor alle goud-delvers introduceren om daarmee belastingen te kunnen heffen en illegale goudzoekers op te sporen, onderzoek verrichten naar landdegradatie op locaties en gezondheidszorg verschaffen aan mensen die lijden aan de gevolgen van de werkzaamheden in deze sector. De toekomst zal moeten uitwijzen in hoeverre de plannen van de nieuwe Surinaamse regering zullen leiden tot een daadwerkelijke reorganisatie van de goudsector, om zo de gevaren voor de volksgezondheid, milieuschade en bedreiging | |
[pagina 9]
| |
van leefgemeenschappen in het binnenland het hoofd te bieden. Een betere regulering en het stimuleren van milieuvriendelijke methoden bij de goudwinning zijn absoluut noodzakelijk. Naast de goudsector wordt de toeristenindustrie de laatste jaren steeds belangrijker als valutaverdiener en schepper van arbeidsplaatsen. Met name het ecotoerisme is nu sterk in opmars. Deze ontwikkeling biedt aan binnenlandbewoners nieuwe economische mogelijkheden. Een andere belangrijke ontwikkeling die het binnenland raakt, betreft de plannen van de nieuwe regering om de weg naar Pokigron bij het Brokopondostuwmeer zuidwaarts door te trekken naar het 1.500 kilometer verderop gelegen Manaus, de hoofdstad van de Braziliaanse deelstaat Amazones. Manaus (1,8 miljoen inwoners) had de afgelopen tien jaar de snelst groeiende populatie van alle Braziliaanse steden. Deze stad kreeg in 1967 van de federale regering, uit strategisch oogpunt en om de migratie naar deze regio te stimuleren, een belastingvrije zone voor bedrijven. Sindsdien is Manaus een stad van binnenlandse migranten die komen en gaan. De aan te leggen wegverbinding zou nieuwe economische mogelijkheden voor Suriname kunnen bieden, maar zal ook nieuwe bedreigingen met zich meebrengen, zoals de toename van illegale immigranten uit het arme noorden van Brazilië, ontbossing, illegale mijnbouw en een ‘Brazilianisering’ van het zuidelijk deel van Suriname. Veel zal afhangen van de bereidheid van politici en beleidsmakers in Suriname om een nationale discussie op gang te brengen over de natuurlijke hulpbronnen en de ontwikkelingsrichting.
Dit themanummer bevat negen bijdragen, waarvan er acht ingaan op bovengeschetste ontwikkelingen. Karin Boven opent met een gastbijdrage over de gevolgen van de goudkoorts in het Wayana-woongebied in het zuidoosten van Suriname. Dit gebied vertoont al enkele decennia alle kenmerken van een frontier society, een samenleving in een grensgebied waar wet- en regelgeving, zoals die wel in andere delen van het land gelden, afwezig zijn. Alex van Stipriaan bespreekt twee grote fundamentele veranderingen onder de Marrons in het binnenland op het gebied van transport en communicatie: de introductie van de buitenboordmotor vanaf de jaren vijftig/zestig en heel recent de introductie van de mobiele telefoon. Als gevolg van deze veranderingen werden de dorpen meer en meer gekoppeld aan de buitenwereld, terwijl mannen nog veel meer dan voorheen het contact met de buitenwereld moesten aangaan om geld te verdienen teneinde alle veranderingen te kunnen betalen. Eleonora Zito beschouwt in haar gastbijdrage hoe teruggekeerde inwoners van Pokigron na beëindiging van de binnenlandse oorlog in hun levensonderhoud voorzien. Tijdens deze oorlog was Pokigron een strijdtoneel tussen het Nationaal Leger en het rebellenleger onder leiding | |
[pagina 10]
| |
van Ronnie Brunswijk. In april 1989 werd dit dorp compleet verwoest door de rebellen. Alle bewoners van het dorp vluchtten noodgedwongen naar Paramaribo of elders. Angretha Wongsowikromo behandelt de gevolgen van de goudmijnbouw in het district Brokopondo vanuit een groen-criminologisch perspectief. Dit perspectief houdt in dat niet alleen wordt gekeken naar de schade voor mens en milieu als gevolg van illegale activiteiten, maar ook naar legale handelingen die leiden tot schade. Wongsowikromo focust in deze bijdrage in het bijzonder op het conflict tussen de gemeenschap van het dorp Nieuw Koffiekamp, de Surinaamse overheid en de Canadese multinational Iamgold in het district Brokopondo. In de vijfde bijdrage, van de hand van Ellen de Vries, staat de invloed en de rol van enkele toonaangevende Nederlandse bladen met betrekking tot de beeldvorming over rebellenleider Ronnie Brunswijk centraal. Media vertellen hoe zaken begrepen en geïnterpreteerd moeten worden. Sommige interpretaties van ‘de’ werkelijkheid krijgen veel nadruk, andere worden onderbelicht of genegeerd. De Vries beschrijft hoe in de Nederlandse media vrij snel het beeld ontstond van Brunswijk als de good guy en Bouterse als de bad guy. Eithne Carlin bespreekt het mislukken van goedbedoelde ontwikkelingsprojecten bij de Trio en Wayana als gevolg van miscommunicatie. De communicatie die plaatsvindt tussen gevers en ontvangers wordt volgens Carlin niet zozeer bemoeilijkt doordat er vertaald moet worden, maar doordat doorgaans een basis van shared assumptions (‘gedeelde aannames’) ontbreekt die nodig is voor een effectieve vertaling. Salomon Emanuels behandelt de traditionele systemen van grondbezit en bestuur bij de Marrongemeenschap die niet erkend zijn bij wet en die als inferieur en belemmerend voor ontwikkeling worden beschouwd. Emanuels gaat in zijn bijdrage met name in op de effecten die de beeldvorming rond de traditionele systemen van grondbezit en bestuur hebben gehad op de ontwikkeling van de Marrongemeenschap in Suriname. Het achtste artikel, een gastbijdrage van de hand van Richard Price, handelt over de landrechten van de Inheemsen en Marrongemeenschappen in Suriname. Price richt zich in zijn bijdrage op inspanningen van Saramaccaanse zijde om te komen tot uitvoering door de Surinaamse regering van de uitspraak van het Inter-Amerikaanse Hof voor de Mensenrechten uit 2007. Het Hof stelde de Saramaccaners in het gelijk; zij hadden een kort geding aangespannen om hun geclaimde rechten op de grond die zij al eeuwen bewonen te vrijwaren van willekeur vanuit Paramaribo. In dit themanummer is nog een artikel opgenomen dat losstaat van de themabijdragen. Ton de Jong en Jeroen Ketelaars beschrijven in hun artikel de Caraïbische fotocollectie van de Fraters van Tilburg. Deze collectie bestaat naar schatting uit zo'n 30.000 afbeeldingen die tussen 1886 | |
[pagina 11]
| |
en ergens aan het einde van de twintigste eeuw zijn gemaakt. De bijdrage van De Jong en Ketelaars is een eerste onderzoek naar het karakter van de verzameling en wat die zoal aan beelden bevat. Vanaf maart 2011 zijn de eerste 12.500 foto's online te bekijken. Deze aflevering van Oso wordt zoals gewoonlijk afgesloten met de rubrieken Recensies, Lijst van recente publicaties en Berichten.
Hans Ramsoedh Hoofdredacteur |
|