| |
| |
| |
Berichten
Hoogleraarbenoemingen Jack Menke en Marten Schalkwijk
In verband met het veertigjarig jubileum van de Anton de Kom Universiteit van Suriname in 2009 werden zeven hoogleraren benoemd, onder wie dr. Jack Menke en dr. Marten Schalkwijk.
Jack Menke krijgt zijn benoemings-besluit uitgereikt door waarnemend voorzitter van het College van Bestuur van de Anton de Kom Universiteit van Suriname drs Allan Li Fo Sjoe. Foto: Dagblad Suriname.
Op 7 april aanvaardde Jack Menke het hoogleraarschap in de Sociale Wetenschappen in een Multi-etnische Samenleving met daarbij bijzondere aandacht voor Methoden en Technieken van Onderzoek. In zijn oratie Het spanningsveld tussen methodologie en diversiteit in de samenleving onderwerpt Menke basisbegrippen en standaardmethoden uit de Euro-Amerikaanse wetenschapstraditie aan een kritische evaluatie. In zijn optiek zijn deze ontoereikend voor onderzoek in landen die zich kenmerken door een complexe diversiteit, zoals Suriname. De Euro-Amerikaanse wetenschapstraditie, met haar eurocentrische ideaal van een uniforme cultuur, gaat volgens Menke doorgaans uit van een negatieve waardering van culturele diversiteit. Maar vanuit een Surinaams wetenschappelijk perspectief kan complexe culturele diversiteit juist positief gewaardeerd worden, aldus Menke. In zijn oratie houdt hij een pleidooi voor het ontwikkelen van onderzoeksmethoden ter bestudering van verschijnselen in samenlevingen met een complexe diversiteit, voor het toepassen van alternatieve methoden gericht op het verkrijgen van relevante en geldige kennis van diverse probleemgebieden en disciplines, en voor het bestuderen van wetenschapsfilosofische grondslagen van samenlevingen met een complexe diversiteit.
Marten Schalkwijk aanvaardde op 7 juli het hoogleraarschap in de Sociale Wetenschappen met zijn oratie over Ontwikkeling als blijvende uitdaging. Hierin schetst de kersverse hoogleraar de resultaten van de economische meerjarenplanningen in de afgelopen vijf decennia. In tegenstelling tot de hooggestemde verwachtingen hebben deze niet geleid tot economische zelfstandigheid van Suriname. Voor een niet onbelangrijk deel hangt dit samen met het feit dat nationale economische planning in het land de afgelopen periode te veel afhankelijk is geweest van (Nederlandse) ontwikkelingshulp. In navolging van Barbados, het Caraïbische
| |
| |
eiland dat tot de top dertig behoort van landen met de beste kwaliteit van leven, pleit Schalkwijk voor een breed gedragen (door overheid, vakbeweging, bedrijfsleven en politiek) Nationaal Strategisch Plan dat méér moet zijn dan slechts het zoveelste economisch plan. Schalkwijk breekt in zijn oratie tevens een lans voor systematisch wetenschappelijk onderzoek in Suriname. Het opstellen van een Nationaal Strategisch Plan dient in zijn optiek dan ook samen te gaan met forse investeringen in het hoger en wetenschappelijk onderzoek in het land, want zonder gedegen onderzoek is duurzame ontwikkeling met mogelijk.
Marten Schalwijk tijdens het uitspreken van zijn oratie
| |
Dag van het Caraïbisch familiearchief een succes
Op 7 juni organiseerde het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV) de ‘Dag van het Caraïbisch Familiearchief’ in het Theater aan het Spui in Den Haag. Aan bod kwamen: brieven, foto's, albums, films, testamenten, zakelijke correspondentie, gesproken brieven, ansichtkaarten en alle vormen van documentatie over mensen en het leven in de Caraïben.
Naast het benadrukken van het belang van persoonlijke archieven voor bijvoorbeeld de geschiedschrijving, was het doel van de dag het publiek op te roepen om het materiaal te redden van een ongewis bestaan en het op een goede wijze te conserveren.
Rosemarijn Hoefte, Hoofd Collecties van het KITLV, onderstreepte dat het belangrijk is dat het materiaal behouden blijft. De voornaamste reden hiervoor is de hoeveelheid informatie over het vroegere leven van alledag verpakt in foto, film of tekst. ‘Archieven zijn vaak de neerslag van de activiteiten van officiële instanties, met andere woorden van de staat, terwijl dit project nadrukkelijk zoekt naar het archief van de straat, van gewone burgers.’
Bezoekster mevrouw Pengel die fotomateriaal overhandigt aan KITLV medewerker Jan van Rosmalen. Fotografie: Arjan van Lith.
Volgens KITLV-directeur Gert Oostindie is het van groot belang dat er goed onderzoek komt naar de verhalen van postkoloniale migranten uit ‘de West’. Er is al onderzoek gedaan naar de geschiedenis van postkoloniale migranten uit het voormalige Nederlands-Indië. ‘Nu is het zaak dat dit ook gebeurt voor het Nederlandse gedeelte van het Caraïbisch gebied’. Het verhaal van migratie en diaspora is van groot belang.
Een keur aan sprekers belichtte onder meer de rol van de orale vertelcultuur
| |
| |
en geschiedenis op Curaçao of bij de Hindostaanse Surinamers. Chan Choenni gaf aan dat de stand van zaken in de oral history met betrekking tot de Hindostaanse Surinamers nogal teleurstellend is. ‘Temeer als wij bedenken dat het de grootste Surinaamse bevolkingsgroep betreft. Vrij recent zijn de laatste contractarbeiders overleden, terwijl er allerhande audiovisuele middelen beschikbaar waren om hun verhalen vast te leggen’, aldus Choenni. Hij is van mening dat de eerste generatie Hindostaanse intellectuelen haar taak heeft verzaakt: ‘Zij heeft zich voornamelijk beziggehouden met de religie en filosofische inzichten uit het oude India. Het etaleren van geleerdheid was belangrijk, niet zozeer het delen van kennis of het vastlcggen van de eigen geschiedenis. Daarnaast was er altijd de escape naar het roemruchte verleden van India. Men vertelde liever verhalen over het oude India of citeerde hoogdravende filosofische en morele passages dan dat men over Suriname en het leven van gewone burgers verhaalde. Er zijn met de contractarbeiders nauwelijks interviews gehouden over hun leven (op de plantages), ervaringen over India et cetera. Evenmin heeft men de jongere generatie gestimuleerd om dat te doen.’
Literatuurkenners Aart G. Broek en Michiel van Kempen (Nederlandse Antillen en Suriname) benadrukten de rol van privéarchieven bij het schrijven van biografieën en het samenstellen van verzamelde werken. Broek demonstreerde dit aan de hand van het verzameld werk van de Antilliaanse schrijver Tip Marugg; Van Kempen gaf tips om de archieven te laten overleven. Dit deed hij aan de hand van het archief van de bekende schrijver Albert Helman. Er is volgens Van Kempen een aantal valkuilen waarbij het goed is om de volgende regels in acht te nemen:
1. | oriënteer u goed; |
2. | orden het materiaal niet; |
3. | de computer maakt uw orde; |
4. | noteer elke vindplaats; |
5. | maak een schaduwarchief; |
6. | noteer ook de zeroresultaten; |
7. | accepteer niet-gewenste vondsten. |
Oud-dienstplichtig militair Gerrit de Wilde sprak over zijn ervaringen in Suriname aan het begin van de jaren zestig. De Wilde was diep onder de indruk van de flora en fauna van het land. Hij ging eigenlijk alleen voor het binnenland naar Suriname, het leger kon hem niet schelen. Hij schaamde zich voor het gebrek aan respect voor de binnenlandbewoners en de superioriteitsgevoelens van het vaste kader. ‘Wij kwamen in de dorpen van bosnegers en ons was niet verteld dat je iets moest meenemen. Dan werd ons om tabak gevraagd. Wij hadden wel wat shag bij ons, maar niet genoeg en dan gingen wij onderling maar wat verzamelen om toch iets te kunnen aanbieden. Wat schaamde ik mij daarvoor.’
Het goed opgekomen publiek liet zich uitvoerig informeren over de mo- | |
| |
gelijkheden tot conservering en schenking van persoonlijke archieven. De dag was onderdeel van het project ‘Het Caraïbisch Familiearchief’, dat wijst op de mogelijkheid om archiefmateriaal aan professionele instellingen te schenken, zodat het onder optimale omstandigheden bewaard blijft. Naast conservering is de toegankelijkheid van het materiaal belangrijk. Alle geïnteresseerden moeten het kunnen raadplegen, zoals nu bijvoorbeeld mogelijk is via de online beeldbank van het KITLV. Meer informatie over het project is te vinden op: www.caraibischfamiliearchief.nl.
| |
Aanwinstenpresentatie fotografie Suriname en Curaçao
Waterkant van Suriname. Fotografie: Augusta Curiel (Collectie Rijksmuseum)
Van 18 augustus t/m 5 oktober was in het Rijksmuseum Amsterdam een aanwinstenpresentatie te zien over fotografie in Suriname en Curaçao. Aanleiding voor deze kleine presentatie was het in langdurig bruikleen verkrijgen van de vroegst bekende foto uit Suriname, een zogeheten daguerreotypie. De foto, gemaakt in 1846 in Paramaribo, zeven jaar na de opkomst van de fotografie. toont een echtpaar van gemengde komaf. De man is Johannes Ellis, in 1812 geboren in Elmina (Ghana), als zoon van een Nederlandse gouverneur en een Ghanese vrouw. De vrouw is Maria Louisa de Hart, in 1826 geboren op de Surinaamse plantage Sardam. Haar vader was een joodse planter en kreeg bij haar moeder, een vrijgekochte slavin, twaalf kinderen. Op de foto is Maria zwanger van Abraham George Ellis (1846-1914), later de eerste minister in Nederland met een Surinaamse achtergrond. In Oso 2009/1 werd al aandacht besteed aan deze vroegste foto, die werd gepresenteerd samen met andere foto's uit ‘de West’, waaronder werk van bekende fotografen als Augusta Curiel (1904-1937) en Willem Diepraam (1944) en foto's van particulieren. Uiteenlopende onderwerpen kwamen aan bod, zoals het plantageleven rond 1910 en de bauxietwinning in Suriname en Curaçao tijdens de Tweede Wereldoorlog. De presentatie wilde een overzicht geven van de aanwinsten die het museum in de afgelopen twee jaar op dit gebied heeft gedaan.
| |
| |
| |
Vertegenwoordigers Trio en Kari'na in Leiden: eerste fase Museumproject afgerond
Surinaamse Trio en Kari'na vertegenwoordigers met onderzoekster Eithne Carlin van de Universiteit Leiden. Fotografie: Irene Rolfes.
Van 6 tot 28 juni vonden consultaties plaats tussen vertegenwoordigers van Surinaamse Trio en Kari'na en woordvoerders van het Museum voor Volkenkunde in Leiden en onderzoekers van de Universiteit Leiden. In het kader van ‘Sharing Knowledge and Cultural Heritage’ heeft het museum, in samenwerking met de faculteiten der Geesteswetenschappen en Archeologie van de Universiteit Leiden, een project opgezet om een dialoog te starten tussen de beheerders van het Surinaamse erfgoed en de Indiaanse donorgemeenschappen. Deze eerste fase van consultaties verliep voorspoedig. De community curators van de Trio en Kari'na traden op als adviseurs en als kennisoverdragers van hun deel van het cultureel erfgoed van de Indianen van Suriname. Zij gaven aanvullende informatie over de objecten in het museum en brachten advies uit over hoe bepaalde voorwerpen beheerd en eventueel gerestaureerd moeten worden. Tevens konden zij adviseren over de vraag welke objecten wel of niet tentoongesteld mogen worden.
Ter afsluiting leidden de vertegenwoordigers van de Kari'na een aantal museumbezoekers rond door de momenteel in Leiden te bezichtigen Penard-tentoonstelling. De doelstelling is om de komende jaren ook vertegenwoordigers van de andere Indiaanse groepen naar Leiden te laten komen voor gelijksoortige consultaties. Een belangrijk onderdeel van het programma vormde de kennismaking met de Nederlandse cultuur. Het verblijf van de Trio en Kari'na in Nederland, zowel in het museum als daarbuiten, is gedocumenteerd zodat deze vertegenwoordigers het bezoek in hun bredere gemeenschappen kunnen bespreken.
| |
Eerste documentaire met ondertiteling in het trio
Als onderdeel van een werkstuk voor het college Trio Taal en Cultuur aan de Universiteit Leiden heeft de student Willem Gijtenbeek de documentaire over de Inuit getiteld Ray Mears' world of survival; Episode 1, the Arctic voorzien van ondertiteling in het Trio. Deze adaptatie van de documentaire is bedoeld om de negatieve invloed van televisie en film op kleine, kwetsbare en bedreigde talen om te keren en deze media te gebruiken om
| |
| |
juist de eigen taal te promoten. De eerste kopieën van de documentaire met de Trio-ondertiteling maken deel uit van een pilot project en zijn al in handen van enkele Trio-verregenwoordigcrs. De reacties van de Trio waren erg enthousiast.
| |
Hugo Jabini en Wanze Eduards winnen de Goldman Environmental prize
Wanze Eduards en Hugo Jabini, leden van de Saramakaanse Marrongemeenschap, hebben hun communities met succes georganiseerd tegen houtkap op hun traditionele gronden. Dit heeft geleid tot een mijlpaal in het beheersen van de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen binnen de grondgebieden van Inheemse en tribale volkeren op het gehele Amerikaanse continent.
Hugo Jabine en Wanze Eduards tijdens de prijsuitreiking. Foto: collectie Goldman Environmental Foundation.
| |
Houtkap versus traditie
Suriname heeft zijn itropische bossen opengesteld voor ontginningsmaatschappijen die allemaal zonder lokale toestemming of lokaal toezicht opereren. Suriname is het enige land in de Amerika's dat het eigendomsrecht van Inheemse of tribale volkeren op hun traditionele territoria, dan wel het recht om hierover controle uit te oefenen, niet erkent. De in het Surinaamse regenwoud woonachtige Inheemse en tribale volkeren vormen zo'n 20 procent van de totale Surinaamse bevolking (450.000).
In 1963 verloren zij bijna de helft van hun traditionele grondgebieden aan een stuwdam die elektriciteit moest opwekken voor een bauxietfabriek van Alcoa. Veel Saramakaners werden toen verplaatst en verblijven tot op heden in transmigratiedorpen. Anderen vestigden nieuwe gemeenschappen aan de Boven-Surinamerivier. Aan het eind van de jaren negentig stond de Surinaamse overheid toe dat houtkaphedrijven, tegen de wens van de Saramakaners, verkenningsprojecten en kampen opzetten in het gebied. Voorts veroorzaakten slecht aangelegde bruggen over kreken hevige overstromingen. Als gevolg daarvan werd een groot gebied onbruikbaar voor traditionele landbouw- en andere activiteiten, waarmee de Saramakaners nog eens 10 procent van hun gebied kwijtraakten.
| |
Oppositie
Wanze Eduards, 52 jaar en vader van zeven kinderen, is een traditionele Saramakaanse leider met drie functies: kapitein, het dorpshoofd van zijn gemeenschap Pikin Slee; hoofdkapitein, de hoogste bestuurder van 36 dorpen aan de Boven-Surinamerivier, en fiscali, één van de vier leden
| |
| |
van de Raad van de Granman, het hoogste formele orgaan binnen de Saramakaanse samenleving. Hugo Jabini, 44, de zoon van een vrouwelijke basya (assistent-dorpshoofd) en kleinzoon van de voormalige kapitein van Tutubuka, is een Saramakaner uit het dorp Laduani aan de Boven-Surinamerivier. Opgegroeid in Saramakaans gebied, studeert hij momenteel Rechten aan de Universiteit van Suriname.
Eduards en Jabini reageerden voor het eerst op klachten over de houtkapbedrijven in 1996, toen dorpsbewoners ontdekten dat houtkappers hun kostgronden in het bos hadden vernietigd. De overheid vertelde de Saramakaners dat zij zouden worden opgesloten als zij de houtkappers verhinderden te werken. Eduards en Jabini organiseerden bijeenkomsten in de meest getroffen dorpen. Toen zij vaststelden dat de bedreiging alle Saramakaners betrof, inclusief bijna zeventig dorpen aan de Boven-Surinamrivier met in totaal zo'n 25.000 inwoners, werden de bijeenkomsten uitgebreid naar alle Saramakaanse gemeenschappen. Onder leiderschap van Eduards en Jabini richtten de gemeenschappen de Vereniging van Saramakaanse Gezagsdragers (VSG) op, om beter in staat te zijn hun gronden te verdedigen en op te komen voor hun rechten. Jabini en Eduards zorgden ook voor de training van Saramakaners in het zelf vervaardigen van accurate kaarten van hun traditionele grondgebieden en het documenteren van de effecten van de houtkapconcessies.
Na zo'n zestig bijeenkomsten in de verschillende dorpen was de consensus dat de Saramakaners hun recht niet zouden vinden in Suriname: zij moesten zich richten tot het Inter-Amerikaans mensenrechtensysteem. In oktober 2000 diende de VSG een klacht in bij de Inter-Amerikaanse Commissie inzake de Rechten van de Mens (IACHR). Tijdens en na indiening van deze klacht, verzamelden Jabini en Eduards informatie om het effect van de houtkap op de Saramakaners aan te tonen alsmede de bedreiging van ‘onherroepelijke schade’ indien de IACHR niet zou ingrijpen. Zij bleven ook bijeenkomsten organiseren op Saramakaans grondgebied om zo veel mogelijk mensen bewust te maken van de ontwikkelingen in hun zaak en hen te laten participeren in het besluitvormingsproces.
In 2002, en nogmaals in 2004, deed de IACHR een verzoek aan Suriname om alle houtkapconcessies, mijnbouwexploraties en andere exploitaties van natuurlijke hulpbronnen aan te houden op door de Saramakaners gebruikte en geoccupeerde gronden totdat de inhoudelijke klachten in de zaak waren onderzocht. De Commissie vroeg Suriname ook om passende maatregelen te nemen ter bescherming van de fysieke integriteit van het Saramakaanse volk. Deze interimmaatregelen, gebaseerd op het door Jabini en Eduards verzamelde bewijs, waren essentieel bij het aanhouden van de projecten. Toen echter bleek dat de Surinaamse regering de projecten toch niet helemaal had stopgezet (en de andere aanbevelingen van de Commissie evenmin had uitgevoerd), maakte de IACHR de zaak aanhangig bij het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten, een
| |
| |
juridisch bindend orgaan waarvan Suriname lid is.
Het vonnis van dit Hof inzake het Saramakaans volk versus Suriname verschaft niet alleen de basis voor de juridische erkenning en bescherming van Saramakaans grondgebied wat betreft landrechten en voorafgaande weloverwogen instemming, maar schept ook het juridische kader voor de erkenning van de rechten van alle Inheemse en tribale volkeren in Suriname. Conform het vonnis valt hieronder ‘hun rechten om dit gebied te beheren, te distribueren en er effectief controle over uit te oefenen, overeenkomstig hun gewoonterechten en traditionele collectief landgebruikssysteem’. In januari 2008 verklaarde de Surinaamse regering publiekelijk dat het vonnis van het Hof volledig zou worden nageleefd.
| |
Een nieuw precedent voor Inheemse en tribale volkeren
Het vonnis in de Saramaka-zaak is ook internationaal van belang. In het vonnis, dat van toepassing is in de Amerika's, bepaalde het Hof namelijk dat concessies voor de exploitatie van natuurlijke hulpbronnen in Inheemse of tribale gebieden slechts mogen worden uitgegeven als voldaan is aan vier voorwaarden: de effectieve participatie van Inheemse en tribale volkeren moet verzekerd zijn; er moet sprake zijn van een redelijke verdeling van de voordelen; er moeten vooraf sociaal- en milieueffectrapportages worden uitgevoerd; en staten hebben de plicht om adequate waarborgen en mechanismen in te stellen om te verzekeren dat deze activiteiten de traditionele gronden en natuurlijke hulpbronnen van Inheemse en tribale volkeren niet in belangrijke mate raken.
Eduards en Jabini hebben met het vonnis niet alleen voor de Saramakaners territoriale rechten gegarandeerd, maar voor alle Inheemse - en Marron volkeren van Suriname. Bovendien, omdat de zaak werd beslist via een bindend oordeel van het Inter-Amerikaans Hof, hebben zij internationale jurisprudentie gecreëerd waardoor vrije, voorafgaande en weloverwogen instemming (‘free, prior and informed consent’ - FPIC) vereist zal zijn voor grote ontwikkelingsprojecten op het hele Noord- en Zuid-Amerikaanse continent. Zij hebben met alleen de 9000 m2 bos van hun dorpen gespaard, maar ook de mogelijkheden verruimd om ontelbare kilometers méér bos te besparen.
| |
Tropenmuseum toont marroncultuur uit Suriname
Het Tropenmuseum organiseert vanaf 6 november 2009 t/m 9 mei 2010 een grote tentoonstelling over Marroncultuur uit Suriname Kunst van overleven. De Surinaamse Marroncultuur wordt wel het best bewaarde stukje Afrika buiten Afrika genoemd. Toch is het een eigen cultuur, die altijd in beweging is geweest. Oorlogen, grondroof, natuurrampen en migratie hebben de Marrongeschiedenis getekend. Ook in de huidige periode van snel toenemende globalisering is de Marroncultuur aan verandering onderhevig. De tentoonstelling in het Tropenmuseum toont
| |
| |
deze ontwikkelingen en stelt de vraag of, en vooral ook hoe, de Marroncultuur kan overleven aan het begin van de eenentwintigste eeuw. Het antwoord ligt besloten in houtsnijwerk en hiphop, binnenland en buitenwijk, goden en gaamans, vrouwen, mannen en kinderen.
Kunst van overleven is opgedeeld in zes thema's, gepresenteerd in evenzoveel paviljoens. Gastconservator Felix de Rooij en Tropenmuseumconservator Alex van Stipriaan laten bezoekers kennismaken met diverse ontwikkelingen in de Marroncultuur. Aan bod komen religie, muziek, man-vrouwverhoudingen, bestuur (traditioneel en modern) en veel kunst. Tegenwoordig woont de meerderheid van de Marrons niet meer in het Surinaamse binnenland, maar in Paramaribo, in buurland Frans-Guyana en in Nederland, met bloeiende gemeenschappen in Amsterdam, Utrecht en Tilburg.
Ruim 700 voorwerpen worden in de expositie voor het eerst aan het Nederlandse publiek getoond - sommige individueel uitgelicht, andere als onderdeel van grote ‘watervallen’ van objecten. Zo zijn er kunstig gesneden bankjes, schalen, kammen en peddels te zien, soms van anderhalve eeuw oud, waarvan de oneindigheid van de motieven doet denken aan het werk van M.C. Escher. Ook de kleurrijke Marrontextiel met zijn complexe patronen neemt een belangrijke plaats in. Samen met moderne kunst van internationaal gerenommeerde Marronkunstenaars als Marcel Pinas en het design van Totomboti geeft de expositie een beeld van veranderende esthetiek. De nieuwste ontwikkelingen worden bovendien getoond in veel speciaal voor de tentoonstelling gemaakte films over Marrons in Suriname en in Nederland.
Kunst van overleven besteedt ten slotte aandacht aan de huidige emancipatiestrijd van Marrons. Tot tweemaal toe heeft in de afgelopen jaren het Inter-Amerikaans Hof voor de Mensenrechten de Surinaamse overheid gemaand om de rechten van Marrons te erkennen en te respecteren. Deze rechten worden namelijk al lang bedreigd door grootschalige mijnbouw, goudzoekers en illegale houtkap.
Bij de tentoonstelling hoort een rijk geïllustreerde uitgave van KIT Publishers onder redactie van Alex van Stipriaan en Thomas Polimé. Hierin geven Marrons en Marron-kenners hun visie op diverse thema's die ook in de tentoonstelling worden behandeld. De foto's zijn afkomstig uit het KIT-beeldarchief, de collectie en van hedendaagse (Marron) fotografen.
| |
| |
| |
Tentoonstelling poen, para, doekoe, floes in geldmuseum
Tot het voorjaar van 2010 organiseert het Geldmuseiim te Utrecht de tentoonstelling Poen, Para, Doekoe, Floes; 50 nationaliteiten over hun geld, waarin vijftig bewoners van de Utrechtse multiculturele volkswijk Lombok centraal staan. Allemaal komen zij, of hun ouders, oorspronkelijk uit een ander land. De bezoeker leert hen kennen via hun geld en de manier waarop ze daarmee omgaan. De waarde en de betekenis van geld verschilt namelijk vaak voor mensen uit andere culturen. Hoe iemand met geld omgaat, zegt veel over hoe die persoon in het leven staat.
Rose en John Roekalea.
Afbeeldingen en symbolen op bankbiljetten en munten tonen wat belangrijk is voor een land. De hoofdpersonen in deze tentoonstelling fungeren als gids voor hun land van herkomst. In interviews vertellen zij openhartig over de betekenis van de afbeeldingen voor henzelf, maar vooral ook over wat geld met hen doet. Bijvoorbeeld hoe hyperinflatie iemands kijk op geld en op zijn leven kan veranderen of welke emoties een afbeelding van Khomeiny op een Iraans bankbiljet oproept. Met het stempel op een Indonesisch biljet kan gezegd worden dat de Zuid-Molukken toch officieel hebben bestaan. Ook kunnen bezoekers ontdekken welke bijzondere gewoonten aan geld verbonden zijn. Bijvoorbeeld wat een Braziliaan bedoelt als hij zegt: ‘Ik geef je een jaguar.’ Of waarom een vrouw uit Turkije meer waarde hecht aan haar gouden oorbellen dan aan een bankbiljet.
Naast de 45 persoonlijke verhalen over geld krijgen vijf ondernemers uit de wijk speciale aandacht in gefilmde portretten. Deze korte documentaires geven een intrigerend beeld van on-Nederlands geldgedrag dat deze ondernemers introduceerden in hun winkel of bedrijf, en van de wijze waarop zij dat gedrag harmonieus combineren met de Nederlandse geldcultuur. Zo heeft Sophia Jacobs in haar winkel een Afrikaans spaarsysteem geïntroduceerd en hebben de eigenaren van het Surinaamse eetcafé ‘Satish’ een liefdadigheidsfonds opgericht ter nagedachtenis van hun zoon.
Poen, Para, Doekoe, Floes laat zien dat het behoud van de eigen identiteit, met eigen (geld)gewoonten, heel belangrijk is voor het geluk van mensen en de manier waarop zij functioneren.
| |
| |
| |
Uiteenlopende verzameling medische postkaarten in het Tropenmuseum
Tot en met 29 november is in de Galerie van het Tropenmuseum de tentoonstelling te zien Groeten uit... Ziekten en geneeswijzen op historische postkaarten, op basis van de verzameling van ongeveer 600 prentbriefkaarten van apotheker/klinisch farmacoloog Peter de Smet. Deze collectie werd voor de expositie aangevuld met kaarten en gerelateerde objecten uit de collectie van het museum (bijvoorbeeld ziektemaskers en wassen afgietsels van lichaamsdelen), die in deze setting in een nieuw perspectief zijn geplaatst. Groeten uit... vertelt het verhaal van de westerse fascinatie met het exotische en het afwijkende, en gaat op zoek naar het schemergebied tussen nieuwsgierigheid en amusement.
Vervoer naar het ziekenhuis in Madagascar. Foto: collectie Peter De Smet
| |
Het ontstaan van de prentbriefkaart
De allereerste postkaart werd gedrukt in 1869 in Oostenrijk, zonder afbeelding. Onder invloed van de opkomst van de fotografie en nieuwe druktechnieken ontstond vervolgens de prentbriefkaart zoals wij die nu kennen. Deze was erg in trek bij reizigers om te versturen of als souvenir. In een wereld van toenemende industrialisering spraken beelden van een ‘primitieve’ samenleving tot de verbeelding. De Europeanen romantiseerden de verhalen van de verre, ‘andere’ wereld. De postkaart bevestigde het bestaan van deze andere wereld en kwam tegemoet aan de westerse fantasie. Al snel werden de beelden via postkaarten in hoog tempo over heel Europa verspreid en ontstond hevige concurrentie op de commerciële markt.
| |
Curiositeit en propaganda
Van 1890 tot 1930 beleefde de prentbriefkaart een bloeitijd. Een reis naar een van de koloniën was maar voor weinigen weggelegd en prentbriefkaarten met exotische afbeeldingen vormden het bewijs van het bestaan van die andere wereld. Tot de verbeelding sprekende postkaarten met afbeeldingen van magische genezers en onbekende geneeswijzen zorgden voor bewondering, jaloezie en verbazing. Deze westerse interesse in het vreemde en exotische leidde ertoe dat op de kaarten ook afbeeldingen van mensen met tropische ziekten en lichamelijke afwijkingen verschenen. Vooral in trek waren foto's van inensen met abnormale lichaamsvervormingen. In deze context werden patiënten als bezienswaardigheid neergezet.
Naast de commerciële variant werden medische postkaarten gebruikt voor propaganda van het missiewerk in de koloniën. Het verspreiden
| |
| |
van het christelijk geloof ging gepaard met het oprichten van scholen en ziekenhuizen. Om het thuisland te informeren en geld te werven voor het medische werk in de tropen kwamen foto's in de vorm van postkaarten op de markt. De foto's werden vaak gemaakt door amateurfotografen, meestal door de zendelingen en missionarissen zelf.
Dezelfde foto verscheen op verschillende manieren op postkaarten. Met behulp van uitsneden en inkleuring moest het exotische worden benadrukt. Door de postkaarten naast elkaar te plaatsen wordt de manipulatie zichtbaar. Daarnaast zien we het onderschrift veranderen. Dezelfde foto dient als voorstelling van verschillende Inheemse gebruiken of om de groeten uif diverse landen te sturen.
Vanaf 1860 werd fotografie een belangrijke manier om ziektesymptomen van patiënten vast te leggen. Foto's gemaakt door fysische antropologen en etnografen kwamen in Europa bij het grote publiek terecht doordat ze werden afgedrukt in boeken en kranten, en als prentbriefkaart verspreid werden. Deze antropologische en medische foto's kregen door de productie van postkaarten een geheel andere functie: van wetenschappelijke bron naar amusement.
| |
Opvattingen over ziekte, genezing en preventie
Opvattingen over ziekte en gezondheid verschillen per cultuur en hangen vaak samen met religie en spiritualiteit. In de negentiende eeuw ontwikkelde de westerse geneeskunst zich snel. Daardoor werden religiegebonden en bovennatuurlijke zienswijzen op ziekte (bijvoorbeeld rituele ceremonies, bijgeloof, magie en demonen) als primitief gezien. Tegelijkertijd kwamen postkaarten van magische gebruiken en genezers tegemoet aan het verlangen naar een verre, exotische wereld. Met behulp van uitsneden, toevoegingen en decors werd het exotisme nog sterker benadrukt. De snelle en grote verspreiding van postkaarten is van belangrijke invloed geweest op de beeldvorming over de bevolking van de koloniën.
Gebrek aan hygiëne gold in het negentiende-eeuwse Europa als een belangrijk maatschappelijk probleem dat op grote schaal werd aangepakt. De staat nam de verantwoordelijkheid om de samenleving te onderwijzen hoe men ziekten kon voorkomen - ook in de koloniën, waar onderzoek werd verricht naar de preventie en bes trijding van tropische ziekten. In het Koloniaal Instituut te Amsterdam, het huidige Koninklijk Instituut voor de Tropen, werd hiervoor de afdeling Tropische Hygiëne opgericht.
| |
Kritische kunst uit Indonesië in het Tropenmuseum; het hedendaags universum van kunstenaar Heri Dono
Vanaf 10 september 2009 t/m 28 februari 2010 toont het Tropenmuseum in Amsterdam een overzichtstentoonstelling van de Indonesische kunstenaar Heri Dono (Jakarta, 1960). Dono, woonachtig in Yogyakarta, is
| |
| |
de bekendste internationale kunstenaar van Indonesië. Met zijn schilderijen, beelden en installaties geeft hij een kritisch en vaak humoristisch commentaar op actuele, politieke en maatschappelijke problemen in zijn land. Nooit eerder was een overzicht van zijn oeuvre in Nederland te zien.
Heri Dono - Ceremony of Soul.
Dono maakt gebruik van elementen uit volkstradities die iedereen in Indonesië kent: het wayangspel, het leven van de gewone man, een becak-rijder en tau tau-beelden van de Toradja in Sulawesi. Dono combineert deze elementen met beelden uit het collectieve bewustzijn. Zo haalt hij inspiratie uit wereldwijd befaamde striphelden als Flash Gordon. Door het verzamelen van materiaal uit verschillende werelden creëert hij een geheel eigen beeldtaal waarin beeld, geluid, schaduw en beweging een directe dialoog aangaan met het publiek en de rol van het individu in de maatschappij onderzoeken.
Belangrijk in Dono's werk is dat wat je ziet nooit een eendimensionale werkelijkheid vertegenwoordigt. Dono houdt van het spelen met woorden (een onderdeel van de Javaanse cultuur), beelden en ‘vaste waarheden’. Zo worden mensen vaak afgebeeld als poppen, engelen, monsters, clowns en koningen. ‘Vaste’ gegevens als boven en beneden, links en rechts, man en vrouw verschuiven continu, waardoor steeds nieuwe verhoudingen ontstaan. Veelvoorkomende onderwerpen in Dono's werk zijn: het schoolsysteem in Indonesië, corruptie, de invloed van de massamedia, macht en politieke figuren. Naast schilderijen en installaties maakt Dono multimediale performances waarin actuele onderwerpen aan bod komen. Zelf benadrukt hij dat politiek niet het belangrijkste element vormt in zijn werk.
De manier waarop Dono lokale kunstvormen en volkstradities in zijn werk gebruikt, is verre van traditioneel. Door te verwijzen naar voor iedereen bekende beelden bereikt hij zijn publiek op een directe manier - zoals in het satirische kunstwerk Politicai clowns (zie foto), dat in 1999 de wereld rond reisde. In deze installatie zijn vijftien enorme clownshoofden te zien die afhankelijk zijn van een infuus. De groteske hoofden vormen een directe verwijzing naar lokale kunst. Het beeld van de clown, een veelvoorkomend element in Dono's kunst, verwijst naar de rol van de drie clowns Semar, Gareng en Petruk uit traditionele wayangspelen. Daarin worden deze clowns vaak gebruikt om kritiek te uiten op sociale en politieke problemen.
| |
| |
| |
Roots & more; de reis van de geesten
Van 1 april t/m 1 november toont het Afrika Museum in Berg en Dal de unieke expositie Roots & more; De reis van de geesten, over spiritualiteit in het werk van hedendaagse kunstenaars uit de Afrikaanse diaspora (onder meer Cuba, Haïti, Brazilië en de Verenigde Staten). Deze tentoonstelling besteedt op zeer actuele wijze aandacht aan de spirituele rijkdom die Afrika de westerse wereld heeft geboden en nog steeds biedt. Roots & more toont spectaculaire kunst: hangende boten met oplichtende geestwezens, een geestwezen dat piepend en knarsend een enorme boot roeit, ijzingwekkende beelden van het mysterieuze Bizango-genootschap van Haïti, geesten in flessen, schilderijen met magische tekens en vreemde verschijningen.
Er bestaat beeldende kunst die tot nog toe maar weinig aandacht kreeg: het door tal van religies van Afrikaanse oorsprong geïnspireerde werk van kunstenaars uit de Afrikaanse diaspora. Het onderwerp van Roots & more begon in de zestiende eeuw en is actueler dan ooit. Naar schatting elf tot twaalf miljoen Afrikanen maakten gedurende de trans-Atlantische slavenhandel (ca. 1520-1860) de oversteek naar de Amerika's. Deze slaven namen hun traditionele religies mee - met diverse brongebieden in West- en Centraal-Afrika (Benin, Nigeria, Kongo, Angola). Door het samengaan van de Afrikaanse vooroudergeesten en goden met de goden en geestwezens van onder anderen Indianen en katholieke heiligen ontstonden nieuwe religies als candomblé in Brazilië, vodou in Haïti, santería en palo monte in Cuba, de magisch-religieuze healingpraktijk obeah in Jamaica en in de Verenigde Staten en winti in Suriname.
De achttien deelnemende kunstenaars aan Roots & more ontlenen hun beeldtaal aan deze religies. Hun werken, sterke, individuele interpretaties, vormen het resultaat van een persoonlijke spirituele zoektocht. Velen in het seculiere Westen zullen zich hierin kunnen herkennen. Roots & more; De reis van de geesten toont dat Afrika ook buiten dat continent een spirituele voedingsbodem vormt.
| |
Presentatie Een leven in de West
Op 18 juni presenteerde Wim Renkema, auteur van Het Curaçaose plantagebedrijf in de negentiende eeuw (1981), op het Antillenhuis zijn tweede boek, Een leven in de West. Het vertelt over het leven van Reinier Frederik van Raders, van 1836 tot 1845 gouverneur van het toenmalige ‘Curaçao en onderhorigheden’.
| |
| |
Tijdens de boekpresentatie, in samenwerking met het KITLV gehouden in de Cola Debrotzaal van het Antillenhuis, overhandigde de auteur het eerste exemplaar aan Gevolmachtigde Minister Paul Comenencia. Als verrassing ontving deze uit handen van prof. dr. Gert Oostindie, directeur van het KITLV, een oorkonde met ‘lidmaatschap voor het leven’ van dit instituut - als dank voor de goede samenwerking tijdens zijn ministerschap.
Rosemarijn Hoefte, Hoofd Collecties KITLV, Gevolmachtigde Minister Paul Comenencia en auteur Wim Renkema in gesprek. Foto. Antillenhuis/Studio FVS.
Een leven in de West biedt niet alleen veel informatie over het garnizoensleven in de eerste helft van de negentiende eeuw, maar ook over de verhouding tussen de verschillende bevolkingsgroepen en de emancipatie van de katholieke bevolking. Daarnaast wordt veel aandacht besteed aan de periode 1828-1836, onder gouverneur I.J. Rammelman Elsevier, die tot nu toe weinig aan bod is gekomen in de geschiedschrijving. Vanzelfsprekend gaat de auteur ook in op de spraakmakende landbouwplannen van J.F. van Raders, waarbij de vele botsingen tussen de eigenzinnige Van Raders en gouverneur-generaal J.C. Rijk in Suriname de nodige aandacht krijgen. Het boek is uitgegeven door het KITLV en kost 34,90 euro, ISBN 978 90 6718 332 1.
| |
Vandaag schijnt de zon... Lespakket Anton de Kom
Op 24 april presenteerde stadsdeel Amsterdam Zuidoost het lespakket Vandaag schijnt de zon... over het leven en werk van Anton de Kom. Stadsdeelvoorzitter Elvira Sweet overhandigde het eerste exemplaar aan basisschool De Rozemarn. Hart van het lespakket is een dvd met een filmisch portret over Anton de Kom aan de hand van uniek beeldmateriaal uit het familiearchief. Het pakket, dat iedere basisschool in Zuidoost ontvangt, is bedoeld voor leerlingen uit de bovenbouw van het basisonderwijs.
Ida Does, samenstelster van het lespakket geeft uitleg. Foto: Stuart Rahan.
Sinds 24 april 2006 staat op het Anton de Komplein in Amsterdam Zuidoost een monument ter nagedachtenis van De Kom. Dit monument heeft tot veel reacties geleid, waaronder de vraag wie De Kom nu eigenlijk precies was. Omdat zijn verhaal als strijder voor rechtvaardigheid, ongeacht kleur of etniciteit, nog niet bij iedereen bekend is, wil het stadsdeel met dit lespakket De Koms invloed en betekenis overdragen.
De presentatie van het lespakket vond plaats op de sterfdag van Anton de Kom. Het werd
| |
| |
gemaakt in opdracht van stadsdeel Zuidoost door het Nationaal instituut Nederlands slavernijverleden en erfenis (NiNsee), Ida Does Productions en Centrum Beeldende Kunst Zuidoost.
| |
Caraïbisch carnaval in het Tropenmuseum
Na opening door de koningin van het Rotterdamse Zomercarnaval 2008 was van 5 juli t/m 6 september in het Tropenmuseum Kleurrijk de expositie Het Caraïbisch Carnaval te zien. Het werd een familiefeest dat alle zintuigen prikkelde, waarbij kinderen op een leuke en originele manier konden kennismaken met het Caraïbisch Carnaval.
Carnaval in Rotterdam 2007.
Het van oorsprong Europese Carnavalsfeest kwam met Europese kolonisten mee naar de Caraïben. Afrikaanse slaven maakten er daar vervolgens een eigen versie van. Dans en muziek uit Afrika hebben het feest in de regio duidelijk beïnvloed. Nu wordt Carnaval bijna overal in de Caraïben gevierd. Trinidad zet daarbij al heel lang de toon, maar ieder land geeft er zijn eigen invulling aan. Meestal vindt het Carnaval plaats net voor de katholieke vastentijd in februari/maart, zoals op Curaçao en Aruba. Op Sint-Maarten viert men eind april Carnaval, het Rotterdamse Zomercarnaval is zelfs eind juli.
| |
Alles voor de vrede, de brieven van Boston Band 1757-1763
Op 29 maart werd in het NiNsee een drukbezochte lezing gehouden door Frank Dragtenstein over Boston Band, een tot slaafgemaakte Afrikaan die zijn brieven ondertekende met deze naam. ‘Boston Band’ heeft zeker iets te maken met de Engelse plantagekolonie Jamaica, waar hij als slaaf voet aan wal zette. Boston verliet waarschijnlijk gedwongen dat land en arriveerde vermoedelijk rond 1749 op de houtplantage Beerenburg in oost-Suriname. Tijdens een slavenopstand ontvluchtte hij die plantage. Sindsdien is hij in Suriname bekend gebleven als de ontsnapte slaaf die kon lezen en schrijven en in het midden van de achttiende eeuw optrad als een der leiders van de rebellerende ‘Marrons van Tempatie’ in oost-Suriname.
De Surinaamse Marrons noemen Boston Band ook wel Benti Basiton. In het midden van de achttiende eeuw schreef hij meer dan vijftien brieven aan het Koloniaal bestuur in Paramaribo. Deze brieven leidden tot beëindiging van de langdurige gewapende strijd tussen die bestuurders en de Ndyuka, de Marrons in oost-Suriname (de Aucaanse Vrede van 1760). Zijn correspondentie
| |
| |
met de hoogste gezagsdragers is uniek in de slavernijgeschiedenis omdat wordt verondersteld dat de tot slaafgemaakren niet konden lezen en schrijven en dus geen wezenlijke schriftelijke bijdrage hebben geleverd aan de geschiedschrijving over de slavernijperiode. Boston bewijst voor Suriname het tegendeel. De vertalingen van zijn brieven zijn bewaard en geven ons inzicht in de denkbeelden en handelingen van oud-slaven in hun zelf gecreëerde samenleving en in die van de plantagehouders en bestuurders. Dit najaar verschijnt een boek over de brieven van Boston.
| |
Weerzien met Manhattan, 400 jaar Hudson
Gezicht op Nieuw-Amsterdam, Johannes Vingboons, ca. 1665, Nationaal Archief.
Van 1 april t/m 1 juni toonde het Rijksmuseum in samenwerking met het Nationaal Archief verschillende documenten rond het ontstaan van de Nederlandse kolonie Nieuw-Nederland en de handelspost Nieuw-Amsterdam aan het begin van de zeventiende eeuw, het tegenwoordige New York. Een van de topstukken van de presentatie, getiteld Weerzien met Manhattan, is de ‘Schaghenbrief’ uit 1626, afkomstig uit het Nationaal Archief. Deze Schaghenbrief is het vroegste document dat melding maakt van de aankoop van Manhattan, het eiland waar de kolonie Nieuw-Nederland gesticht werd. De brief getuigt niet alleen van de overeenkomst die de Indianen in 1626 met de Nederlanders sloten, maar ook van de eerste kinderen die de pioniers in de Nederlandse kolonie ter wereld brachten. Dit jaar wordt gevierd dat 400 jaar geleden de ontdekkingsreiziger Henry Hudson in dienst van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) het eiland Manhattan ontdekte.
In april 1609 vertrok ontdekkingsreiziger Hudson, bijgestaan door twintig bemanningsleden, met het schip De Halve Maen uit Amsterdam. Zijn missie: een snellere doorvaart zoeken naar Azië voor de VOC. Vijf maanden later voer hij voorbij Manhattan de rivier op die later naar hem zou worden genoemd. Een waterweg door Amerika vond hij niet, wel ontdekte hij een vruchtbaar gebied aan de Amerikaanse oostkust, waar schepen veilig voor anker konden gaan. In 1625 werd op Manhattan de handelspost Nieuw-Amsterdam gekozen als locatie voor de hoofdvestiging van de Nederlandse kolonie; een jaar later werd het eiland door de Nederlanders aangekocht.
Het echte aankoopcontract van het eiland Manhattan bestaat niet meer. De ‘Schaghenbrief’ wordt vaak aangeduid als de ‘aankoopakte van Manhattan’, maar is dat in feite niet. Pieter Schaghen was een vertegenwoordiger van de Staten-Generaal. Zijn brief is een verslag van de aankomst
| |
| |
van het schip Wapen van Amsterdam, dat net uit Nieuw Nederland was teruggekeerd mét het leuke nieuwtje van schipper Adriaen Joris Thienpont: de aankoop van een stuk land, Manhattan geheten, voor goederen ‘voor de waerde van 60 gulden...’. Deze brief vormt het enige bewijs van deze historische gebeurtenis.
De presentatie toonde tevens de oudste kaart die Manhattan als een eiland laat zien (1614), evenals het beroemde stadsgezicht van Nieuw-Amsterdam door Johannes Vingboons uit circa 1665. Naast deze unieke historische documenten uit het Nationaal Archief waren twee prenten van de zeventiende-eeuwse Wenzel Hollar te bezichtigen, een Indiaanse man en vrouw, en een deel van de vermaarde Atlas Blaeu, uit de collectie van het Koninklijk Oudheidkundig Genootschap.
| |
Digitalisering koloniale kranten Suriname en Antillen
De Koninklijke Bibliotheek (KB) zal een aanvang maken met de digitalisering van een aantal koloniale kranten uit Suriname en de Nederlandse Antillen. Suriname kent een groot aanbod van kranten met een relatieve veelheid aan titels, zonder interrupties. De pers is vooral geconcentreerd in Paramaribo.
In 1774 verschijnt de eerste krant in Suriname: De Weeklyksche Woensdaagsche Surinaamsche Courant (WWSC) van de Nederlander Jacob Beeldsnijder Matroos. Vanaf 1785 verschijnen er meer bladen, zoals: De Surinaamsche Nieuwsvertelder (1785-1793), De Surinaamsche Courant (1790-1795), Gazette de Surinam (1792), de Surinaamsche Courant, Algemeene Nieuwstijdingen (1797-1805) en De Surinaamsche Courant (door diverse drukkers/uitgevers verzorgd). In deze periode heeft de Surinaamse pers een eigen karakter. Vooral in de jaren tachtig en negentig van de achttiende eeuw profileren de ‘nieuwsbladen’ zich ook als opiniebladen avant la lettre.
In de periode 1816-1850 houdt de koloniale overheid een sterke vinger aan de pols (controle en censuur). Vanaf 1817 geeft zij een eigen krant uit, het Gouvernements-Blad. Er is sprake van een toename van drukkers/uitgevers. Vier uitgevers drukken hun eigen Surinaamsche Courant, elk twee per week. Kranten bevatten veel overheids- en commerciële advertenties en weinig nieuws over Suriname zelf (niets over de grote branden in Paramaribo, bijna niets over de afschaffing van de slavernij en dergelijke).
Vanaf 1850 verschijnen er titels van nieuwe drukkers/uitgevers, veelal (gekleurde) Surinamers. Enkele voorbeelden: het Koloniaal Nieuwsblad (1848-1870) van J. Mopurgo, De West-Indiër (1863-1898) en het Surinaamsch Weekblad (1847-1862) van A.L.G. de Randamie. De West-Indiër is een kritisch blad, met de pijlen gericht op zowel het moederland als de koloniale overheid.
| |
| |
Met de vrijheid van drukpers (vastgelegd in het Regeringsreglement van 1865) verschijnen er meer dagbladen in Suriname. De economie bloeit op door de goud-, bauxiet- en balatawinning in het begin van de twintigste eeuw. Als in de jaren dertig (crisistijd) de werkgelegenheid in deze sectoren weer afneemt, worden actiecomités opgericht. Dit resulteert in de stichting van periodieken met namen als de Volksbode (1931), De Arbeider(s) (1933) en De Sociaal-Democraat (1933).
Een groot deel van de politieke strijd speelt zich af in de Surinaamse pers, vooral in kranten als De West (1909-) en de opvolger van het Koloniaal Nieuwsblad: Suriname (1871-1971). De Banier van Waarheid en Recht (1929-1936) van P.A. May en J.C. Sarucco is een van de belangrijkste luizen in de pels van het Surinaamse krachtenveld. Bij herhaling worden die bladen door de overheid berispt en gemaand om hun toon te matigen. In de Staatsregeling van 1936 (in werking getreden op 1 april 1937) wordt het woord ‘kolonie’ geschrapt en krijgt Suriname meer beleidsruimte. Ondanks de staat van beleg (vanaf 16 mei 1940) en de scherpe censuur richt A.J. Morpurgo (voorheen redacteur van De Surinamer) een nieuwe krant op: Het Nieuws (1943-1960). Na de oorlog ontstaat binnen korte tijd een keur aan politieke partijen die kranten als spreekbuis gebruiken. Zo zijn J. Wijngaarde en later D. Findlay, beiden van de NPS, kranteneigenaren van respectievelijk Suriname en De West. De katholieken en hun Progressieve Partij Suriname vinden in De Surinamer (1894-1955) een spreekbuis. J.A. Pengel (ook NPS) beheert in de jaren vijftig De Volksstem (1950-1953) en richt zijn eigen Nieuw Suriname (1954-1967) op.
In 1954 treedt het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden in werking. Suriname wordt een autonoom rijksdeel, wat het de facto al is. Een van de belangrijkste twistpunten is het recht op zelfbeschikking (met uiteindelijk de mogelijkheid tot onafhankelijkheid). De politieke conflicten worden uitgevochten in Vrije Stem, De West, Suriname, De Volksstem en Nieuw Suriname. In 1957 wordt De Ware Tijd opgericht, dat als onafhankelijk dagblad tegenwicht biedt aan de gepolitiseerde kranten. Het besteedt veel aandacht aan het lokale Surinaamse nieuws (ook ‘human interest’). De Vrije Stem van W. Lionarons, in 1969 een dagblad geworden, speelt een belangrijke rol rond de onafhankelijkheid. Zoals in elke nieuwe staatkundige periode in Suriname verschijnen er ook in 1975 nieuwe bladen.
De volgende kranten zullen worden gedigitaliseerd
| |
| |
Titel |
Periode |
Toelichting |
De Banier van Waarheid en Recht |
1929-1936 |
uitdrukking gevend aan de middenklasse en gepolitiseerde arbeidersklasse |
Bataafsche Surinaamsche Courant |
1804-1806 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Binnenlandsche Surinaamsche Courant |
1804-1809 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Gazette de Surinam |
1792 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Geprivilegeerde Surinaamsche Courant |
1811-1829 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
De Kolonist. Dagblad toegewijd aan de belangen van Suriname |
1842-1872 |
podium van publiek debat/sfeer |
Nieuw Suriname |
1954-1967 |
podium van publiek debat/sfeer, doelgroepgericht |
Nieuwe Surinaamsche Courant I |
1835-1843 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Nieuwe Surinaamsche Courant II |
1892-1912 |
podium van publiek debat/sfeer |
(Nieuwe) Surinaamsche Courant en Letterkundig dagblad VIII |
[1834;] |
(semi)overherdsblad en historische bron, ook of |
|
1835-1841 |
vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Het Nieuws |
1943-1957 |
opgericht door A.J. Morpurgo (voorheen redacteur van De Surinamer) |
Saturdagsche Courant van Nieuws, Smaak en Vernuft |
1794 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Surinaamsche Courant = The Surinam Gazette |
1805-1814 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
(Nederlands/Engelstalig) |
|
De Surinaamsche Courant I |
1790-1795 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
De Surinaamsche Courant II |
1804-1817 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Surinaamsche Courant III |
1814-1842 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
| |
| |
Surinaamsche Courant IV |
1817-1843 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Surinaamsche Courant V |
1828-1847 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Surinaamsche Courant VI |
1829-1843 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Surinaamsche Courant IX |
1885-1888 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Surinaamsche Courant en Algemeene Nieuwstijdingen |
1797-1805 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Surinaamsche Courant [en] Gouvernements Advertentieblad VII |
1848-1885 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
De Surinamer |
1894-1955 |
podium van publiek debat/sfeer, specifieke culturele en religieuze articulatie (katholiek) |
De Surinaamsche Nieuwsvertelder |
1785-1793 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Suriname Koloniaal nieuws- en advertentieblad en voorganger Koloniaal Nieuwsblad (1848-1870) |
1871-1943 |
podium van publiek debat/sfeer |
Teutsches Wochenblatt für Surinam |
1792-1793 |
|
Vrije Stem |
1969-1982 |
podium van publiek debat/sfeer |
De Ware Tijd |
1957-1995 |
podium van publiek debat/sfeer, verslaggeving dagelijks leven, nieuwe stijl en journalistieke conventies, professionalisering van nieuws- en krantenproductie |
De West-Indiër en voorganger Surinaamsch Weekblad (1845-1862) |
1863-1898 |
podium van publiek debat/sfeer |
Weeklyksche Surinaamsche Courant |
1793-1797 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
Weeklyksche Woensdaagsche Surinaams(ch)e Courant |
1774-1790 |
(semi)overheidsblad en historische bron, ook of vooral vanwege de aankondigingen en advertenties |
De West |
1909-1960 |
podium van publiek debat/sfeer |
NB: de Romeinse cijfers vertegenwoordigen verschillende drukkers die grotendeels gelijktijdig hun Surinaamsche Courant, al dan met met ondertitel, drukten.
| |
| |
| |
Koloniale kranten Antillen
De geschiedenis van de Antilliaanse geschreven pers is die van de zes eilanden Aruba, Bonaire, Curaçao, Saba, Sint-Eustatius en Sint-Maarten, waarbij vooral Curaçao een dominante rol speelt. De koloniale Antilliaanse pers kent vijf talen: Nederlands, Engels, Spaans, Papiaments en Frans. De pers is kleinschalig; weinig personen verrichten veel taken voor een veelal klein lezerspubliek. De kranten zijn veelal dun en verschijnen slechts wekelijks of twee keer per week.
Op Sint-Eustatius verschijnt van 1790-1794 de St. Eustatius Gazette. In 1812 wordt The Curaçao Gazette opgericht, een weekblad dat vanaf 1816 De Curaçaosche Courant heet en dat tot vandaag de dag verschijnt. Van 1820 tot 1865 heerst er een preventieve censuur waardoor het decennialang het enige nieuwsblad in de kolonie is. Het is een algemene krant van het koloniale establishment, met lokaal en internationaal nieuws op politiek, economisch, sociaal en cultureel gebied.
Met de opheffing van de censuur per 1 januari 1866 ontstaat, mede door binnenlandse en buitenlandse politieke perikelen, een strijdbare, veelzijdige, veeltalige en verzuilde opiniepers. Liberalen en katholieken bestrijden elkaar te vuur en te zwaard. De Onpartijdige (1870-1874), El Imparcial (1874-1875) en El Sol (1910-1911) zijn sprekende voorbeelden. De Civilisadó (1871-1875) is uitzonderlijk omdat dit het eerste periodiek is waarin politiek en cultureel nieuws in het Papiaments wordt gebracht. Van cultureel belang is het Spaanstalige weekblad voor letterkunde en muziek - zoals de titel zegt - Notas y Letras (1886-1888).
De katholieke Amigoe dateert van 1884 en verschijnt tot op de dag van vandaag. Door zijn algemene en veelzijdige nieuwsvoorziening is dit blad toonaangevend voor de weergave van de dagelijkse realiteit van de koloniale Antilliaanse geschiedenis. De krant verscheen tot 1900 in het Nederlands en Papiaments, vanaf 1900 uitsluitend in het Nederlands. Met het Statuut voor het Koninkrijk, ondertekend op 15 december 1954, kwam een einde aan de koloniale periode van de Nederlandse Antillen. De selectie van Antilliaanse kranten richt zich op de Nederlandstalige titels.
Titel |
Periode |
Toelichting |
|
The Curaçao Gazette and Commercial Advertiser
(Engelstalig) |
1812-1816 |
(semi)gouvernementsblad en de enige krant op Curaçao in deze periode |
De Curaçaose Courant |
1816-1884 |
(semi)gouvernementsblad en de enige krant op Curaçao in de periode 1816-1865 |
Amigoe di Curaçao |
1884-1995 |
podium van publiek debat/sfeer, katholiek, ook verspreiding op Aruba en Bonaire |
| |
| |
| |
Toestemming voor digitalisering van Vrije Stem
Wilfred Lionarons, eigenaar en hoofdredacteur van de Surinaamse krant Vrije Stem (1960-1982), heeft ingestemd met digitalisering. De Vrije Stem wordt opgenomen in de databank voor de periode 1969-1982.
Het eerste nummer van De Vrije Stem. Onafhankelijk weekblad voor Suriname verscheen als weekblad op zaterdag 2 april 1960. Eind 1966 verviel het lidwoord in de titel. Het blad heette voortaan Vrije Stem. In 1969 veranderde de krant in een dagblad. Toen in 1982 het huis en de drukkerij van Lionarons in brand werden gestoken, kwam er een abrupt einde aan de krant.
De Vrije Stem werd vooral gelezen door de ontwikkelde Surinamer. Met een oplage van 15.000 was het voor Surinaamse begrippen een goed gelezen blad. De voertaal was Nederlands, met uitzondering van één rubriek in Sranan Tongo.
De Vrije Stem. Foto: collectie Persmuseum Amsterdam.
De krant van Lionarons stond bekend als kritisch maar vooral ook onafhankelijk. Er werd commentaar geleverd op alles wat in de samenleving speelde, zonder verbonden te zijn aan een politieke partij of een geloof. Lionarons vertelt: ‘Een krant is een commentaarmedium. We brachten met Vrije Stem niet alleen maar nieuws maar leverden ook commentaar. Als krant leg je uit waarom je het ergens niet mee eens bent. De pers heeft duidelijk een andere functie dan de politiek. Als je iemand persoonlijk kende was dat wel eens lastig. Bijvoorbeeld door een kritisch artikel over Jules Sedney (premier van Suriname 1969-1973 red.), die ik goed kende, ontstond toen bijna vijandschap. Maar in een vrije samenleving kunnen journalisten reageren op situaties die zich voordoen.’ Tussen 1980 en 1982 veranderde de situatie. De pers kreeg te maken met censoren. Lionarons is meerdere keren opgehaald en verhoord. ‘Daardoor word je wel voorzichtiger, je durft niets meer te schrijven. De kritische benadering die je vroeger kon hebben lukt je dan niet meer’, vertelt Lionarons.
Met de toestemming van Lionarons zal de Vrije Stem binnenkort voor iedereen online beschikbaar zijn. Voor het zover is, moeten eerst alle beschikbare originelen verzameld worden. Deze zijn maar voor een deel in Nederland aanwezig, onder meer in het Persmuseum, de Universiteitsbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam en het KITLV. Om de jaargangen compleet te krijgen, zal een beroep worden gedaan op de collectie van het Nationaal Archief in Suriname.
|
|