komst van haar man. Die riep op zijn beurt de jongen er bij. Men kwam overeen dat Robert inderdaad naar de kostschool zou gaan.
Roberts leven op school bewoog zich tussen twee tegengestelde ervaringen. Enerzijds was het onderwijs een openbaring voor hem. Hij was gefascineerd door de ontdekking van het Nederlands, de nieuwe taal van alledag die hij van de grond af, en snel, moest leren. Robert had daar weinig moeite mee, en werd zich bovendien helder bewust van het verschil tussen de grammaticale uitdrukkingmiddelen van zijn moedertaal en die van deze nieuwe taal. Dit was een soort intellectuele ervaring waar meestal alleen beroepstaalkundigen plezier aan beleven. Aan de andere kant had Robert heimwee naar huis. Hij sliep in met zijn hoofd op zijn opgerolde hangmat, het afscheidscadeau van zijn moeder. Hij leefde naar de vakanties toe.
Toen Robert zijn opleiding had voltooid, was hij een volwassen man geworden. Hij huwde met Alice Serkei, het paar zou negen kinderen krijgen. Er moest nu geld worden verdiend, maar in zijn vrije tijd werkte Robert voor zijn mede-Indianen. Iedere Indiaan die naar de stad kwam kon rekenen op zijn raad en hulp. Toen ik in de jaren vijftig veel bij Robert en Alice over de vloer kwam ontmoette ik daar vaak zulke Indiaanse passanten. Na de komst van de eerste batterijradio's begon Robert een wekelijkse radiorubriek in de Indiaanse taal (1952).
Intussen gingen Robert en zijn mentoren in de rooms-katholieke maatschappelijke organisaties zich zorgen maken over de toekomst van de Indianen als bevolkingsgroep binnen een zich moderniserende Surinaamse maatschappij. In 1962 deed Robert daarom een poging om een politieke partij van de grond te krijgen, de Verenigde Indiaanse Partij. Maar hiervoor bleek de achterban toch te klein. De vruchtbaarheid van het kleinschalige sociale werk liet zich niet herhalen op het nationale niveau.
Vooral de chronisch slechte gezondheid van Alice deed het echtpaar Kiban besluiten om na 1975 naar Nederland te verhuizen. Bijna alle kinderen gingen mee. Gelukkig was de uitkomst als gehoopt. Alice bloeide op door het koelere klimaat en door de Nederlandse gezondheidszorg, en zowel Robert als zijn zoons en dochters vonden snel hun weg.
Naast zijn werk op een Utrechts archief ontplooide Robert ook in Nederland weer activiteiten op maatschappelijk en cultureel gebied, en op taalkundig gebied. Omdat ik met dit laatste onderdeel van Roberts activiteiten speciaal vertrouwd ben, ligt het voor de hand dat ik daarover iets meer vertel. In 1968 ben ik in Leiden gepromoveerd op een dissertatie over de Caribische taal. De gegevens daarvoor had ik gedurende een verblijf van ruim twee jaar in Suriname gekregen van acht Indianen, waaronder Robert. Dank zij hun intelligentie en mijn perfectionisme stond er werkelijk heel veel in dat dikke boek. Maar het had een blinde vlek: de zinsleer. Dat kwam doordat de taalkundige theorieën die in die jaren in Europa en Amerika opgang maakten niet goed pasten op