| |
| |
| |
Berichten
Hoofdredacteurschap en redactie Oso
In 2007 volgde Michiel van Kempen Wim Hoogbergen op als hoofdredacteur van Oso. Het enthousiasme bij de redactie van Oso over zijn benoeming, alsook zijn eigen geestdrift om deze functie te aanvaarden, is helaas getemperd omdat Michiel wegens chronische rugklachten in september 2007 zijn functie van hoofdredacteur heeft moeten neerleggen. Langs deze weg wil het IBS-bestuur en de Oso-redactie Michiel bedanken voor zijn inzet en hem veel sterkte en beterschap toewensen.
De redactie heeft afgesproken dat Rosemarijn Hoefte, Hans Ramsoedh en Peter Sanches voor de twee Oso-nummers in 2008 als hoofdredacteur ad interim zullen fungeren. Met ingang van januari 2009 zal Hans Ramsoedh de functie van hoofdredacteur op zich nemen. John Schüster en Marjo de Theije zijn met ingang van november 2007 toegetreden tot de Oso-redactie.
| |
IBS-colloquium 2008
Het IBS-colloquium 2008 zal gewijd zijn aan het thema Mythen en identiteitsvorming in Suriname (voorlopige werktitel).
Dit colloquium zal plaatsvinden op zaterdag 8 november
Plaats: Tropentheater in Amsterdam
Tijd: 10.30-16.00 uur
Suggesties voor papers in het gelijknamige themanummer (voorjaar 2009) zijn welkom. Gelieve hierover voor 1 juli contact op te nemen met Peter Sanches: bestuur@surinamistiek.nl
| |
Maria Sibylla Merian in het Rembrandthuis
Museum Het Rembrandthuis en het J. Paul Getty Museum in Los Angeles wijden dit jaar een omvangrijke tentoonstelling aan het getekende en gedrukte oeuvre van Maria Sibylla Merian en haar dochters. Maria Sibylla Merian (1647-1717) is de belangrijkste en invloedrijkste natuurhistorische tekenaar die in de zeventiende eeuw in Nederland werkzaam is geweest.
Voor de tentoonstelling zijn meer dan honderd zelden getoonde werken van haar en haar dochters Johanna Helena en Dorothea Maria bijeengebracht. Het zijn originele tekeningen, aquarellen, gouaches, prenten en boeken afkomstig uit vooraanstaande musea, prentenkabinetten en
| |
| |
bibliotheken in binnen- en buitenland. De tentoonstelling laat ook werk zien van kunstenaars die Merian beïnvloed hebben, zoals Georg Flegel, Joris Hoefnagel en Jakob Marrel.
Jacob Houbraken naar Georg Gsell, Portret van Maria Sibylla Merian, ingekleurde tegendruk van titelplaat in de Nederlandse uitgave van de drie Rupsenboeken 1717, Artis bibliotheek, Universiteit van Amsterdam.
Onder de tentoongestelde objecten bevindt zich tevens een aantal van haar meesterlijke aquarellen uit de verzameling van het Britse koningshuis. Deze bladen werden nog nooit eerder aan het publiek getoond en zijn speciaal voor deze expositie voor het eerst uit hun album gehaald. Doordat ze al eeuwen in de meest optimale omstandigheden bewaard zijn, hebben de tekeningen nog niets van hun oorspronkelijke kleurenpracht verloren. De schitterende bladen met exotische vlinders, rupsen en planten zijn nu in Amsterdam te bewonderen in speciaal daarvoor - in samenwerking met de Universiteit van Amsterdam - vervaardigde vitrines. Aan de hand van geprepareerde insecten die de ontwikkeling van pop tot vlinder laten zien, volgt de tentoonstelling de werkwijze van Merian, die zelf haar werk aan bewonderaars presenteerde in samenhang met preparaten van insecten. De bezoeker krijgt inzicht in Merians wetenschappelijke werkmethode voor het observeren en minutieus registreren van bloemen, insecten en reptielen, in haar - zeker voor een zeventiende-eeuwse vrouw - avontuurlijke levensloop en in de samenwerking met haar dochters bij de succesvolle productie van boeken en prenten. De tentoonstelling werd ontwikkeld door gastconservator dr. Ella Reitsma. Haar jarenlange studie naar Merian en dochters is ook vastgelegd in de ter gelegenheid van de tentoonstelling verschijnende catalogus. Reitsma werd in haar onderzoek bijgestaan door entomoloog dr. Sandrine Ulenberg van de Universiteit van Amsterdam.
De tentoonstelling wordt georganiseerd in samenwerking met het J. Paul Getty Museum in Los Angeles, waar zij van 10 juni t/m 31 augustus 2008 te zien zal zijn. In Museum Het Rembrandthuis in Amsterdam is de tentoonstelling t/m 18 mei 2008 te bezichtigen. Ter gelegenheid van de expositie is tevens een website ingericht met informatie over het leven van Merian: www.mariasibyllamerian.nl.
| |
| |
| |
Amazing rare things
Maria Sibylla Marian, Rood-gedekte toekan, ca. 1705-10
The Royal Collection Copyright 2007, HM Queen Elizabeth II
The Royal Collection organiseert t/m 28 september 2008 in The Queen's Gallery in Buckingham Palace de tentoonstelling Amazing rare things; The art of natural history in the age of discovery. Deze reeds in het Koninklijk Paleis in Edinburgh gehouden expositie toont uniek werk van Leonardo da Vinci, Cassiano dal Pozzo, Alexander Marshal, Maria Sibylla Merian en Mark Catesby.
Amazing rare things toont de natuur op een kantelmoment in de geschiedenis zoals gezien door kunstenaars, natuurkenners en verzamelaars. Zij confronteren een wereld die nog gelooft in het bestaan van draken met fantastische toekans en de drievingerige luiaard, aangevoerd door handelsschepen uit de Nieuwe Wereld. Zij leefden in een tijd waarin steeds meer nieuwe dier- en plantsoorten werden ontdekt in vreemde en verre oorden. Veel van de in de tentoonstelling opgenomen planten en dieren waren destijds nog vrijwel onbekend in Europa. Tegenwoordig zijn ze alledaags of juist uitgestorven. De tentoongestelde kunstenaars, natuurkenners en verzamelaars deelden allen een passie voor onderzoek en een fascinatie voor het mooie en bizarre in de natuur. Het materiaal van deze unieke tentoonstelling komt uit de collectie van het Britse Koninklijk Huis. Bij de expositie hoort de gelijknamige publicatie van Sir David Attenborough, Susan Owens, Martin Clayton en Rea Alexandratos, uitgegeven door Royal Collection Publications.
| |
K'ranti! De Surinaamse pers, 1774-2007
Van 26 oktober 2007 t/m 2 maart 2008 was in het Amsterdamse Persmuseum de expositie K'ranti! De Surinaamse pers, 1774-2007 te bezichtigen. Niet eerder werd in zulk detail de geschiedenis en ontwikkeling van de Surinaamse gedrukte pers tentoongesteld. Er hing een indrukwekkende verzameling van 120 historische kranten, met als topstuk het eerste exemplaar van De Weeklyksche Woensdaagsche Surinaamse Courant. Op 10 augustus 1774 vormde die het begin van ruim 230 jaar Surinaamse persgeschiedenis, die rijker is dan elders in de Caraïben.
Speciaal voor de opening uit Suriname overgekomen was Nita Ramcharan, in 1996 opvolger van Leo Morpurgo als hoofdredacteur van De Ware Tijd, daarna hoofdredacteur van de Times of Suriname en nu
| |
| |
presentator van het tv-programma Suriname Vandaag en medeoprichter van de Surinaamse Vereniging van Journalisten. Ramcharan liet in haar speech de bewogen journalistiek van de jaren tachtig de revue passeren. Ook had zij een verrassing in petto: de onthulling van het team dat in 1985 van start ging met de veelbesproken column Winied in De Ware Tijd.
De allereerste Surinaamse krant.
Collectie Persmuseum
Tegelijkertijd met de tentoonstelling werd de website surinaamsepers.net gelanceerd, met informatie over alle zeshonderd titels die tussen 1774 en 2007 in Suriname zijn verschenen, plus de mogelijkheid digitaal een groot aantal kranten uit de achttiende en negentiende eeuw te bekijken. De Koninklijke Bibliotheek zal in de toekomst nog meer Surinaamse kranten digitaal toegankelijk maken. Aanvullingen op de website kunnen worden doorgegeven aan Angelie Sens: asens@persmuseum.nl.
| |
Expositie Anansi Masters
Van 4 oktober 2007 t/m 13 januari 2008 werd in het Amsterdamse Koninklijk Instituut voor de Tropen (KIT) een Anansi-expositie gehouden, getiteld De Spin Anansi; Een web van verhalen en beelden. Speciaal hiervoor was aan negen Ghanese en vijf Nederlandse kunstenaars gevraagd hun visie op de spin Anansi weer te geven. Onder hen gerenommeerde Ghanese artiesten als Nicholas Kowalski, Glen Turner, Gabriel Eklou, Kofi Agorsor en Kofi Nduro Donkor, alsook de straatkunstenaars Gilbert Forson, Daniel Kpalam, Daniel Jasper en Michael Okyere.
Ook in Nederland is werk in opdracht gecreëerd. De Stich-ting Beeldende Kunst Amsterdam (SBK) vroeg animatiekunstenaars Michael Veerman en Mathijs Stegink en beeldend kunstenaars Nelson Carrilho, Michael Tedja en Dwight Herald Marica een bijdrage te leveren aan de tentoonstelling. Hun werken werden getoond in combinatie met gefilmde vertellingen uit Nederland en Ghana. Aansluitend aan de expositie zal de SBK nog gedurende drie kwartalen diverse kunstenaars laten exposeren rond het Anansi-thema.
De Spin Anansi maakt deel uit van Anansi Masters, een project waarin de Anansi-verhalen worden verzameld en ontsloten met behulp van video op het internet. Het project concentreert zich vooralsnog op de verhalen in Ghana en Nederland; later zullen ook Suriname, de Antillen en andere landen in het Caraïbisch gebied aan bod komen. Meer informatie over het project is te vinden via: www.anansimasters.net.
| |
| |
| |
Gloria Wekker wint Ruth Benedict Award 2007
Gloria Wekker
Foto: Arjan van Lith
Gloria Wekker ontving in 2007 de jaarlijkse Ruth Benedict Award van de Society of Lesbian and Gay Anthropologists (SOLGA) voor haar monografie The politics of passion; Women's sexual culture in the Afro-Surinamese diaspora (Columbia University Press, 2006). In haar bekroonde boek beschrijft en analyseert Wekker het verschijnsel ‘matiwerk’ onder Afro-Surinaamse vrouwen uit de volksklasse, die aan het hebben van mannelijke en vrouwelijke partners de voorkeur geven boven het huwelijk. Deze vrouwen creëren alternatieve gezinnen en families bestaande uit verwanten, geliefden en kinderen. De auteur laat zien hoe de seksualiteit van deze vrouwen zich niet beperkt tot hetero- of homoseksualiteit. Daarmee presenteert zij nieuwe perspectieven op de levens van Caraïbische vrouwen, op transnationale homo- en lesbische bewegingen en op een Afro-Surinaamse traditie die conventionele westerse ideeën over huwelijk, gender, identiteit en verlangen ter discussie stelt. De prijs werd op 1 december 2007 uitgereikt tijdens de jaarvergadering van de American Anthropological Association in Washington DC.
| |
Inaugurele rede Anthony Caram
Anthony Caram
Foto: Dagblad Suriname
Op 7 januari 2008 heeft Anthony Caram zijn leerstoel Geld, Krediet en Bankwezen aan de Anton de Kom Universiteit van Suriname aanvaard met het uitspreken van zijn oratie Een zoektocht naar het evenwichtige bankieren. De leerstoel wordt gefinancierd door de Hakrinbank en maakt deel uit van het nieuwe Institute for Graduate Studies and Research. Caram werkte veertig jaar in het bankwezen, onder andere bij De Nederlandsche Bank en als president van de Centrale Bank van Aruba.
In zijn oratie stelt Caram dat lokale banken er niet in zijn geslaagd de uit het verleden geërfde problemen afdoende op te lossen. Kleinschaligheid brengt nadelen en risico's met zich mee. Er zal dan ook naar mogelijkheden moeten worden gezocht om deze in te perken. Dit kan door onderlinge samenwerking tussen lokale banken, maar ook door internationale samenwerking. Beide vergroten de veerkracht van banken, wat de financiële stabiliteit ten goede komt.
| |
| |
Algemeen onderkent men het belang van de vorming van grotere eenheden in het bankwezen. In het buitenland komen fusies en overnames in de financiële sector dan ook in toenemende mate voor. Het streven naar het behalen van kosteneffectieve schaalvoordelen en het spreiden van risico's zijn belangrijke drijfveren voor fusies en overnames. Zij verhogen de productiviteit en verlagen de operationele kosten. Hierdoor zijn banken in staat te investeren in hun technologische infrastructuur en in de kwaliteitsverbetering van hun bedrijfsvoering.
Na de moeilijke jaren tachtig en negentig laten de activiteiten van de drie grotere commerciële banken een opmerkelijke groei zien. Gedurende de afgelopen vijf jaar heeft de stijging van hun kredietverlening in reële termen het viervoudige belopen van het berekende Binnenlandse Product. Mede hierdoor zijn deze banken in staat bevredigende bedrijfsresultaten te behalen, ondanks de nadelen verbonden aan het opereren op een relatief kleine schaal.
Volgens Caram maken de lokale commerciële banken echter onvoldoende haast met het zoeken naar de noodzakelijke en onafwendbare aansluiting hij een krachtige buitenlandse partner. Alleen op deze manier zullen zij het hoofd kunnen bieden aan de steeds fellere internationale concurrentie. De oratie van Anthony Caram is gepubliceerd door de Anton de Kom Universiteit van Suriname.
| |
Inaugurele rede Wim Rutgers
Wim Rutgers
Op vrijdag 26 oktober 2007 hield Wim Rutgers in de aula van de Universiteit van de Nederlandse Antillen zijn oratie Niemand schrijft met opzet een slecht boek; Antilliaanse literatuurkritiek, literatuurgeschiedenis en literatuurwetenschap, ter aanvaarding van zijn benoeming als buitengewoon hoogleraar Literatuurwetenschap en literatuurgeschiedenis, in het bijzonder met betrekking tot de lokale en Caraïbische literatuur in betrokken talen. In zijn rede analyseert Rutgers de geschiedenis van de Antilliaanse literatuurkritiek en plaatst deze binnen een literatuurwetenschappelijk kader.
Rutgers begint met het uitzetten van de weg van de literaire kritiek. Die verloopt in drie fasen: via de krant, het tijdschrift en het boek, ofwel van journalistieke naar essayistische naar academische kritiek. De eerste reactie op een werk gebeurt via recensies in kranten. Als het interessant genoeg is, volgen analyses en interpretaties in tijdschriften, en algemeen gunstig beoordeelde werken komen in aanmerking voor diepgaande studie in boekvorm of worden onderwerp van universitaire interpretatiecolleges. Als de literaire kritiek haar werk gedaan heeft en de schifting
| |
| |
tussen belangrijk en minder belangrijk heeft plaatsgevonden, komt de literatuurgeschiedenis, waarbij auteurs en hun geschriften worden opgenomen in standaardwerken als anthologieën en literatuurgeschiedenissen en daarvan afgeleid de methoden voor hoger en middelbaar onderwijs. Dit lange proces van canonisering is nooit af, want het wordt steeds opnieuw gevoerd.
De geschiedenis van de literaire kritiek op de Antillen begon in de eerste helft van de negentiende eeuw. Er bestond destijds nog geen literaire kritiek zoals wij die kennen, wel kritiseerden dichters elkaars werk. Poëzie was literatuur en moest voldoen aan Europese eisen, proza was ‘prozaïsch, laag bij de gronds’. Sinds de oprichting van de krant Amigoe in 1884, en sinds 1900 in La Cruz, werd er wel over literatuur geschreven, maar het was vooral de missie die waarschuwde tegen de mogelijk kwade invloed van ‘slechte’ literatuur, die zij vergeleek met het innemen van een portie vergif.
Deze missionair-ethisch-moralistisch-religieuze literatuurkritiek heeft in katholieke kringen tot aan de Tweede Wereldoorlog gedomineerd. Daarna was het Cola Debrot, pionier van de kritische Antilliaanse literaire geschiedschrijving, die voortdurend een lans brak voor de eigen literatuur. Hij gaf een reëel beeld van de Antilliaanse literatuur, die in verschillende talen wordt geschreven en niet alleen in het Nederlands. Een blinde vlek in Debrots geschiedschrijving was echter het belang van de Engelstalige literatuur van de Bovenwindse eilanden. Die werd door hem onderschat, omdat hij die zelfs nauwelijks zag.
Een belangrijke datum in de geschiedenis van de Antillen is 30 mei 1969, de dag van de volksopstand in het centrum van Willemstad. Daarna ontwikkelde de Antilliaanse literatuur zich met een enorme kracht, evenals een moderne Antilliaanse literatuurkritiek. Aanvankelijk waren het schrijvers die collega-schrijvers beoordeelden, maar in de jaren zeventig kwamen er professionele critici. Ook literaire tijdschriften wijdden diepgravender analyses aan afzonderlijke auteurs, voornamelijk uit de Papiamentstalige traditie. Rutgers constateert tot zijn spijt dat de Antilliaanse kritiek nu, in de nieuwe eeuw, een wat noodlijdend bestaan leidt, en rept over een stille en zachte dood.
| |
Inaugurele rede Gert Oostindie
‘Nederlanders zijn zich er veel te weinig van bewust dat Nederland een koloniale mogendheid is geweest. Onze aanwezigheid in de koloniën was niet alleen dáár cruciaal, ook Nederland zelf is veranderd door zijn koloniale geschiedenis.’ Gert Oostindie, hoogleraar Caraïbische geschiedenis aan de Universiteit Leiden, zei dit vrijdag 19 oktober 2007 in zijn oratie Slavernij, canon en trauma.
Nederland heeft nog steeds onvoldoende kennis van zijn koloniale geschiedenis, met name van de West. Helemaal onbegrijpelijk is dat
| |
| |
niet. Rond 1940 telde het land negen miljoen inwoners, Nederlands-Indië zeventig miljoen, Suriname en de Antillen kwamen samen nog niet aan een half miljoen inwoners. Indië was van levensbelang voor Nederland, de West niet. Niet economisch, niet politiek, niet cultureel. Maar waar de meerderheid van de Indonesische bevolking nauwelijks beïnvloed werd door het kolonialisme, bleek de ‘koloniale imprint’ in het Caraïbische gebied zeer groot. Dat heeft zich geuit in taal, in oriëntatie op de voormalige kolonie en uiteindelijk ook in massale migratie, aldus Oostindie.
Gert Oostindie
Foto: Antillenhuis/Pevry Press
In zijn oratie ging Oostindie in op de slavernij en maakte hij regionale en interdisciplinaire vergelijkingen. Hij besprak in welke opzichten slavernij in het Atlantische gebied verschilde van andere typen slavernij in de wereldgeschiedenis en stelde de vraag aan de orde of het gebruik van volkenrechtelijke concepten als ‘genocide’ of ‘misdaad tegen de menselijkheid’ zinvol is.
Verder besteedde Oostindie aandacht aan de debatten over het ‘culturele trauma’. ‘Dat trauma wordt vaak als verklaring aangehaald voor hedendaagse problemen onder nazaten van slaven. Ik zeg wat over de psychologische theorievorming, maar vooral kijk ik naar historische, empirische evidentie - en naar de zin van het gebruik van “trauma” in hedendaagse debatten.’
Oostindie sloot af met de vraag of hij uit politieke correctheid over het slavernijtrauma heeft gesproken. ‘Nee. Het hoort bij het onderwerp. Zie het eens zo. De Tweede Wereldoorlog is identiteitsvormend geweest voor onze natie, we zijn er nóg mee bezig, óók emotioneel. Onze postkoloniale migrantengemeenschappen hebben andere historische ijkpunten, die óók Nederlandse geschiedenis zijn. Neem dat serieus. Het moment van Rembrandt was ook het moment van Ambon, van slavenhandel. Het hoort bij elkaar.’
Belangstellenden kunnen een exemplaar van de oratie downloaden: http://www.nieuws.leidenuniv.nl/content_docs/oratie_oostindie_website.pdf
| |
Promotie Guno Jones
Antropoloog Guno Jones promoveerde op 10 oktober 2007 aan de Vrije Universiteit Amsterdam op het proefschrift Tussen onderdanen, rijksgenoten en Nederlanders; Nederlandse politici over burgers uit Oost en West en Nederland, 1945-2005. Jones onderzocht onder andere de vraag of naoorlogse Nederlandse politici de burgers in de overzeese rijksdelen beschouwden als lid van het Nederlandse volk.
Voor de Tweede Wereldoorlog was Nederland een imperiale mogendheid met overzeese rijksdelen in ‘de Oost’ en ‘de West’. De overzeese inwoners
| |
| |
van het Koninkrijk der Nederlanden waren in het bezit van de Nederlandse nationaliteit, als Nederlands staatsburger of Nederlands onderdaan. Ze stonden ook wel bekend als rijksgenoten. Als gevolg van dekolonisatie en andere ontwikkelingen na 1945 nam de migratie vanuit de (voormalige) rijksdelen naar Nederland toe. Inmiddels telt de Nederlandse samenleving ongeveer één miljoen Nederlanders die (deels) een connectie hebben met (een van) de (voormalige) overzeese rijksdelen.
Guno Jones
De reflecties van de Tweede Kamer en de Nederlandse regering op de komst naar en aanwezigheid van deze postkoloniale burgers in Nederland staan centraal in Jones' studie. Hoe hebben Nederlandse politici in de naoorlogse periode gedacht en gesproken over het nationale toebehoren van Indische, Surinaamse, Molukse en Antilliaanse Nederlanders en hoe vonden die opinies hun weg naar wetgeving en beleid? Ging de vanzelfsprekende Nederlandse aanwezigheid in de overzeese rijksdelen gepaard met een even vanzelfsprekende opname van postkoloniale burgers uit die gebieden in Nederland? Betekende het formele Nederlanderschap van deze burgers dat politici hen in de periode na 1945 ook als lid van het Nederlandse volk beschouwden? Uit het onderzoek van Jones blijkt dat de komst van mensen uit de vroegere Nederlandse koloniën na de Tweede Wereldoorlog destijds in Nederland als een probleem werd gezien.
Deze vragen zijn geanalyseerd aan de hand van politieke debatten over nationaliteit, toelating en integratie/inburgering. Het historische perspectief illustreert hoe het idee over de Nederlandse natie, over de ‘echte’ en de ‘onechte’ Nederlander, in de loop der jaren van betekenis is veranderd. Jones' studie sluit aan bij actuele debatten over Nederlands burgerschap. Hoe verhoudt het idee over de Nederlandse natie zich tot de recente politieke debatten over ‘wij’ en ‘zij’?
Het onderzoek van Guno Jones is gepubliceerd door Rozenberg Publishers (ISBN 978 90 5170 779 3). Meer informatie op www.rozenbergps.com.
| |
Promotie Hebe Verrest
Op 30 november 2007 promoveerde Hebe Verrest aan de Universiteit van Amsterdam op het onderzoek Home-based economic activities and Caribbean urban livelihoods; Vulnerability, ambition and impact in Paramaribo and Port of Spain. Kort gezegd, luidt Verrests belangrijkste conclusie dat thuiswerk goed is voor arme huishoudens.
Arme huishoudens in het (economische) zuiden ontplooien verschillende bestaansverwervingsactiviteiten, bijvoorbeeld een Huisgebonden Economische Activiteit (HBEA) als het verkopen van zelfgemaakte snacks of het repareren van auto's. Het proefschrift behandelt de aanwezigheid,
| |
| |
de organisatie en het belang van HBEAs in vier wijken van Paramaribo en Port of Spain (Trinidad en Tobago). Recente economische ontwikkelingen in Suriname en Trinidad en Tobago verschillen sterk. Waar Suriname langzaam herstelt van een crisis, ondergaat Trinidad en Tobago een economische boom. Deze karakteristieken en lokale politieke ontwikkelingen hebben geleid tot uiteenlopende institutionele contexten, wat een vergelijking tussen de twee steden mogelijk maakt.
Hebe Verrest
Ook bespreekt Verrest de invloed van populaire beleidsinstrumenten zoals microfinanciering. Zij gebruikt verschillende kwalitatieve en kwantitatieve methoden en laat zien dat 40 procent van de huishoudens in de vier bestudeerde wijken geld verdient met een HBEA. HBEAs, die vooral door vrouwen gerund worden, spelen dus een belangrijke rol in het verkrijgen van bestaanszekerheid. De meerderheid van ondernemers wil op deze manier extra inkomsten verwerven en de eigen kwetsbaarheid reduceren. Slechts een kleine groep voldoet aan het beeld van de klassieke ondernemer die vernieuwt, risico wil nemen en uit is op groei en winst.
De verschillen tussen Suriname en Trinidad en Tobago blijken klein, ondanks de verschillen in de nationale economische groei. Dat komt ten eerste doordat deze groei maar beperkt doorwerkt op de kansen en kwetsbaarheid van de armen. Verder zijn beleidsinstrumenten als microfinanciering gericht op klassieke ondernemers en niet relevant voor de grote groep van op zekerheid gerichte HBEA-ondernemers. Het proefschrift is verschenen bij Amsterdam University Press (ISBN 978 90 5629 490 8) en is tevens te downloaden via: http://dare.uva.nl/document/53847.
| |
Werkgroep Caraïbische letteren
Michiel van Kempen tijdens zijn inleiding
Foto: Arjan van Lith
Op 11 november 2007 vond in het kader van het Black Magic Woman Festival de lancering plaats van de Werkgroep Caraïbische Letteren van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde in de Openbare Bibliotheek van Amsterdam. Doelstelling van de werkgroep is het initiëren en ondersteunen van activiteiten ter bevordering van de Caraïbische letteren, zowel in gedrukte als in gesproken vorm. Zij richt zich in het bijzonder op de literatuur en cultuur van Suriname, de Nederlandse Antillen en Aruba.
Behalve literaire bijeenkomsten wil de Werkgroep twee reeksen van jaarlijkse lezingen organiseren: het ene jaar zal in de ‘Rudi van Lier-lezing’ (te
| |
| |
Leiden) het accent liggen op sociaalhistorische en culturele onderwerpen, het andere jaar zal de ‘Cola Debrot-lezing’ (in Amsterdam) vooral literair georiënteerd zijn. Inmiddels heeft op 8 februari 2008 de eerste Van Lier-lezing plaatsgevonden. Deze was getiteld ‘De pluralisering van Suriname’ en werd uitgesproken door Ruben Gowricharn, hoogleraar Multiculturele cohesie en transnationale vraagstukken aan de Universiteit van Tilburg. Gert Oostindie, hoogleraar Caraïbische geschiedenis aan de Universiteit Leiden, trad op als referent.
Het bestuur van de werkgroep bestaat uit: Lilian Gonçalves-Ho Kan You (voorzitter), Peter Meel (vicevoorzitter), Maite de Haseth (secretaris), Michiel van Kempen (penningmeester), Igma van Putte-de Windt, Annette de Vries, Carl Haarnack, Henry Habibe en Wieb Broekhuijsen. Secretariaatsadres: Postbus 3432, 1001 AE Amsterdam.
| |
Verzameld werk Tip Marugg
Na het overlijden van Tip Marugg op 22 april 2006 heeft zijn uitgever De Bezige Bij het initiatief genomen om zijn Verzameld werk te publiceren. De uitgeverij benaderde dr. Aart G. Broek en prof. dr. Wim Rutgers om dit plan te realiseren. Er is inmiddels goed zicht op wat Marugg heeft gepubliceerd en wat daarvan in het Verzameld werk zal worden opgenomen. In de beoogde uitgave zullen zijn romans, gedichten, verhalen, boekbesprekingen en gemengd werk te vinden zijn.
Eenieder die meent van Tip Marugg tekstmanuscripten te bezitten die in aanmerking kunnen komen voor opname in het Verzameld werk, wordt van harte verzocht contact op te nemen met de redacteurs. Ook handreikingen van andere aard, zoals brieven en foto's, zijn bijzonder welkom, omdat daar publicabel materiaal tussen kan zitten. Het ligt in de bedoeling dat het Verzameld werk eind 2008 of begin 2009 zal verschijnen. Er kan contact opgenomen worden met:
dr. Aart G. Broek (Nederland): agbroek@planet.nl - (0031) 71.51.42.604 - www.carilexis.nl
prof. dr. Wim Rutgers (Aruba): wim_rutgers@hotmail.com - (0029) 7.585.65.54.
| |
De Tweede Wereldoorlog in muziek
Stichting MusicForce werkt aan het voorbereiden van het project De Tweede Wereldoorlog in muziek, dat via muziek en liederen uit Nederland, voormalig Nederlands-Indië, Suriname en de Nederlandse Antillen wil vertellen over de Tweede Wereldoorlog. Via een multimediale website zullen deze te beluisteren en te bekijken zijn. Op het moment wordt onderzocht op welke manier de betrokkenheid van Suriname bij de Tweede Wereldoorlog in muziek en liederen kan worden verteld. Hoe weerklonk de Tweede Wereldoorlog in Suriname?
| |
| |
De stichting is op zoek naar:
• | Surinamers (in Suriname of Nederland) die de Tweede Wereldoorlog hebben meegemaakt en een speciale herinnering hebben aan muziek tijdens de oorlogsjaren, die nog liederen of liedjes kennen, zich een bijzondere muziekuitvoering herinneren, of voor wie muziek belangrijk was. |
Ook zoekt zij naar informatie, documentatie en foto's over:
• | het muziekleven in Suriname tijdens de Tweede Wereldoorlog; |
• | Surinaamse componisten/musici die tijdens de Tweede Wereldoorlog actief waren; |
• | muziek en liedjes die tijdens de Tweede Wereldoorlog in Suriname zijn ontstaan of door Surinamers buiten Suriname zijn gespeeld of gezongen. |
Reacties en informatie: Stichting MusicForce, t.a.v. Nicole Janssen, bericht@musicforce.org, of: (0031)70.36.20.792 of 06.28.12.52.90, www.musicforce.org.
| |
Studiedagen Surinaams cultureel erfgoed
Op 27 september 2007 organiseerde het Centrum Internationale Erfgoedactiviteiten (CIE) in het Nationaal Archief te Den Haag een Suriname Erfgoeddag. Speciaal voor deze bijeenkomst kwam de waarnemend directeur Cultuur van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling, Stanley Sidoel, naar Nederland. Hoofddoel van de dag was om door het uitwisselen van informatie en ervaringen de mogelijkheden te verkennen om tot een betere samenwerking te komen.
Het ochtendprogramma besteedde zo breed mogelijk aandacht aan de projecten, met lezingen en posterpresentaties rond de thema's museaal erfgoed, gebouwd erfgoed en archieven. In zijn speech vertelde Sidoel dat het erfgoedbeleid in Suriname is gebaseerd op met name het behoud en de documentatie van zowel het materiële als het immateriële cultureel erfgoed. Belangrijk speerpunt van het (gebouwd) erfgoedbeleid (Beleidsnota Directoraat Cultuur 2005-2010) is de verzelfstandiging en rehabilitatie van het Openluchtmuseum Nieuw Amsterdam. In dat kader bestaat tussen het Directoraat Cultuur en het Zuiderzeemuseum een samenwerkingsovereenkomst, die op 11 januari 2007 ondertekend werd. De verzelfstandiging is in januari 2008 gerealiseerd.
Een ander speerpunt is de nominatie van de voormalige Joodse nederzetting ‘Jodensavanne’ en de Cassiporabegraafplaats (de eerste plek waar de Joden zich vestigden in Suriname) voor plaatsing op de Werelderfgoedlijst van de UNESCO. Een volgende prioriteit is het opzetten van een monumentenbeheerinstituut, naar het voorbeeld van de NV Stadsherstellen in Nederland. De NV Stadsherstel Amsterdam geeft reeds op bescheiden schaal adviezen aan de Stichting Gebouwd Erfgoed Suriname (SGES), die belast is met de uitvoering.
| |
| |
Sidoel noemde de volgende probleemgebieden:
• | Het ontbreken van een restauratiefonds. Momenteel zijn er geen incentives voor monumenteneigenaren om hun bezit te onderhouden; Ondersteuning van het Nationaal Restauratiefonds bij het helpen opzetten van een restauratiefonds in Suriname wordt op prijs gesteld. |
• | Het ontbreken van onderhoudsplannen voor monumentale gebouwen; |
• | Het opzetten van een restauratieopleiding voor beroepsgericht onderwijs en de universiteit. |
In het middagprogramma brachten werkgroepen de knelpunten en kansen in de samenwerking in kaart en werden aanbevelingen gedaan om meer samenhang te creëren tussen de verschillende erfgoedprojecten. Deze aanbevelingen speelden een belangrijke rol in de door de Stichting Internationale Culturele Activiteiten (SICA) op 4 oktober 2007 in Suriname gehouden vervolgbijeenkomst, die in het teken stond van de culturele uitwisseling tussen Nederland en Suriname. Het CIE verzorgde een workshop over erfgoed verzorgen waarin de eerdergenoemde aanbevelingen centraal stonden en het Fonds voor de Letteren organiseerde een discussie over literatuur uit en over Suriname. Voorafgaand aan de SICA-bijeenkomst maakte Sidoel een intensieve ronde langs diverse culturele instellingen. Het was hem opgevallen dat de meeste Nederlanders welwillend staan tegenover culturele samenwerking met Suriname. Beide bijeenkomsten werden druk bezocht, waarbij de participanten volop discussieerden en contacten legden die moeten leiden tot meer en gerichte samenwerking.
Cultuur directeur Stanley Sidoel wordt geïnterviewd door Noraly Beyer. Foto: collectie SICA
Meer informatie kan worden verkregen bij Robert Parthesius van het CIE. Voor contactgegevens en meer informatie zie: www.heritage-activities.nl.
|
|