| |
| |
| |
Rosemarijn Hoefte, Michiel van Kempen, Sirtjo Koolhof, Peter Sanches
Signalementen
Ank Kuipers, A tori fu Parbo biri; Bruisende brouwerijverhalen: 50 jaar Surinaamse Brouwerij n.v. Paramaribo: Surinaamse Brouwerij, 2005. 207 p., ISBN 9991486852.
Na jarenlang politiek gesteggel tot op het hoogste niveau, opende prins Bernhard op 28 oktober 1955 eindelijk de Surinaamse Brouwerij. Dit boek met een tamelijk oubollige titel, doet verslag van die moeizame oprichting van de fabriek, de anti-Parbostemming, vooral aangewakkerd door concurrent Heineken en zijn importeur Van Romondt, maar natuurlijk ook van de successen. Er zijn in Suriname nog niet veel bedrigsgeschiedenissen gepubliceerd, dus het is toe te juichen dat de brouwerijdirectie besloten heeft veel van de ins and outs van het bedrijf openbaar te maken.
De auteur heeft zich gebaseerd op drie verschillende bronnen: bedrijfs- en familiearchieven en mondelinge geschiedenissen met verbalen van directieleden en werknemers. Helaas heeft de auteur niet optimaal gebruik gemaakt van het rijke materiaal wat zij in handen had. Ze heeft te vaak moeite om hoofd- en bijzaken te onderscheiden en haar betoog kraakt dan ook onder onzinnige details, zoals hijvoorbeeld de mededeling dat de familie Struylaarts liever aardappelen dan rijst at. Ook hinkt Kuipers op meerdere gedachten. Haar poging om de wederwaardigheden van de brouwerij in een sociaal-politieke en culturele context te plaatsen mislukt, omdat ze wetenswaardigheden, zoals de uitslag van verkiezingen of de oprichting van een radiostation, zeer los en één- of tweeregelig door de tekst strooit. Na behandeling van de Bieromzetbelastingwet, volgt de mededeling dat in 1957 radio RAPAR is opgericht, om dan verder te gaan met de lunch- en schaftgewoontes van directie en personeel. Het gevolg is dat de auteur van de hak op de tak springt en de bedoelde context niet uit de verf komt. Een economische context over de Surinaamse economie en het bedrijfsleven ontbreekt vrijwel volledig. Handig is dat onderaan de pagina's het jaartal staat van de beschreven periode, jammer
| |
| |
is het dat er een register ontbreekt. Kortom, dit boek bespreekt allerlei wetenswaardigheden, maar echt lekker lezen doet het niet. Het bier is beter dan het boek.
Rosemarijn Hoefte
| |
Christen Democratische Verkenningen, Antillen/Aruba uit de gunst. Gastredacteur Aart Broek. Amsterdam: Boom, winter 2005. 187 p., ISSN 0167-9155.
De Antillen en Aruba hebben nooit hoog op de prioriteitenlijst van Den Haag gestaan en het gegeven dat de Nederlandse politiek steeds meer in zichzelf keert, maakt de belangstelling voor de koninkrijkspartners alleen maar minder. Het is daarom toe te juichen dat het tijdschrift van het wetenschappelijk instituut voor het CDA een themanummer aan de Nederlandse Caraïbische eilanden heeft gewijd. De titel is wat merkwaardig omdat die suggereert dat de eilanden ooit wel in de Nederlandse gunst zijn geweest. Het is een gevarieerd issue geworden met politieke analyses, interviews, gedichten en boekrecensies. Gastredacteur Aart Broek heeft het nummer in vieren gedeeld met als thema's Zo kan het niet langer!, zelfbeschikking?, koninkrijk? en integratie?
De geïnterviewden zijn CDA-veteraan Hans Hillen, CDA-woordvoerders Wim van Fessem en Wolter Lemstra, de toenmalige minister van Koninkrijksrelaties Alexander Pechtold en de voorzitters van het Comité ter gelegenheid van het 50-jarig bestaan van het Statuut Jaime Saleh en Pieter van Vollenhoven.
Ervaringsdeskundigen Ernst Hirsch Ballin, Lammert de Jong en Peter Verton zien nog wel mogelijkheden om met het bestaande Statuut de talrijke problemen aan te pakken. Zij pleiten voor een verschuiving van autonomie naar een gezamenlijke verantwoordelijkheid voor alle koninkrijkspartners. Ook de ondernemer Jacob Gelt Dekker en Jan J. Wijenberg, voormalig adviseur van premiers van de Nederlandse Antillen hopen op een grotere rol van Nederland om internationale bedreigingen zoals de drugshandel of de moeizame verhouding met Venezuela het hoofd te bieden.
Twee juristen willen de zelfbeschikking van de Antillen juist vergroten. Jan Willem Sap roept Nederland op tot soepelheid om Curaçao zelfbeschikking te geven. Gerhard Hoogers noemt het opheffen van de Nederlandse Antillen ‘ondoordacht’.
Kritische kanttekeningen bij integratie worden gezet door Gert Oostindie die een historisch en vergelijkend Caraïbisch perspectief hanteert.
| |
| |
Jurist Arjen van Rijn waarschuwt dat de Nederlandse wetgeving die bij integratie zal gaan gelden, de (buitenlandse) speelruimte van de Antillen aanzienlijk zal beperken. De economen Jos Smeehuijzen en Hans Ziekenoppasser stellen dat Nederland geen financieel-economisch belang heeft bij het integratiemodel. VNG-stafmedewerker Peter van Enk slaat een optimistischer toon aan en ziet mogelijkheden om de bestaande relaties tussen de eilanden en de VNG verder uit te bouwen.
De bijdragen in dit thernanummer bieden in vogelvlucht een keur aan standpunten, diepgravend zijn de artikelen echter niet. Bovendien staat het Nederlandse perspectief centraal. Met andere woorden, uitermate geschikt voor Haagse politici.
Rosemarijn Hoefte
| |
Lammert de Jong & Douwe Boersma (eds), Kingdom of the Netherlands in the Caribbean: 1954-2004; What next? Amsterdam: Rozenberg, 1995. 139 p., ISBN 90 5170 195 0, prijs €16,50.
Deze bundel gaat ook over de toekomst van het Koninkrijk der Nederlanden. Lammen de Jong, oud-vertegenwoordiger van Nederland op de Antillen en Douwe Boersma, als jurist verbunden aan de Universiteit van de Nederlandse Antillen, hebben een minder gestructureerde, maar wel spannender publicatie afgeleverd dan het CDV-themanummer. Slechts twee auteurs overlappen met dat themanummer, De Jong en Hirsch Ballin, en dat komt vooral omdat de redacteuren een meer Caraïbisch perspectief hebben gekozen. Ook enkele onderwerpen zijn wat minder voor de hand liggend. Bovendien reikt de blik verder dan Curaçao en komen ook Sint Maarten en Aruba aan bod.
Advocaat Denicio Brison is de dialoog voorbij: hij is bang dat oeverloos vergaderen en het schrijven van talrijke nota's Sint Maarten niet de gewenste status aparte zal brengen. Hij roept op tot ‘creative violence’, omdat alleen dat succes zal brengen. Socioloog Francio Guadeloupe constateert dat een eventueel succes in de onderhandelingen met Nederland gebaseerd zal zijn op het begrijpen van de autochtone beweging op het eiland. Beide auteurs gaan in de discussie in fel debat met elkaar.
Daarna is het woord aan drie juristen. Mito Croes, oud (gevolmachtigd) minister van Aruba weegt de Nederlandse en eilandelijke belangen tegen elkaar af en spreekt de wens uit om van het koninkrijk een ‘springlevende strategische alliantie’ te maken. Kortom, het koninkrijk moet opnieuw uit- | |
| |
gevonden worden. Boersma bespreekt de hedendaagse statutaire verhoudingen, de juridische problematiek van het Statuut en vooral de toekomst van deze overeenkomst. Hij ziet kansen voor een veelkleurig en solidair koninkrijk. Steven Hillebrink, ambtenaar bij BZK, noemt het koninkrijk een ambiguë constructie. Ook hij beschrijft een aantal constitutionele opties voor de eilanden en de internationaal juridische speelruimte.
Het slotakkoord is pessimistischer van toon: Dirk Kruijt en Wim Hoogbergen laten de Surinaamse ervaringen de revue passeren. Dit artikel zal voor Oso-lezers waarschijnlijk weinig nieuws bevatten, aangezien het is gebaseerd op andere publicaties van dit duo over de politieke en socio-economische ontwikkelingen in de republiek Suriname.
Het feit dat er zowel Nederlands- als Engelstalige bijdragen zijn opgenomen, ondermijnt de toch al losse structuur van de bundel, maar dat mag geen reden zijn dit boek ongelezen te laten. The Kingdom of the Netherlands in the Caribbean en ‘Antillen/Aruba uit de gunst’ verdienen het om naast elkaar gelezen te worden.
Rosemarijn Hoefte
| |
John Schoorl, Een soulman in de Achterhoek; Triomf en tragiek in Nederland muziekland. Amsterdam: Uitgeverij 521, 2006. ISBN 9049970036, prijs € 14,90.
John Schoorl, muziekjournalist van de Volkskrant, heeft zijn stukken over populaire muziek in Nederland gebundeld tot Een soulman in de Achterhoek; Triomf en tragiek in Nederland muziekland. Het is een bundel opstellen geworden over mateloos succes en mateloze miserie, maar toch vooral: over dromen, hele grote dromen die maar niet uit willen komen. Schoorl schrijft opstellen over de grote jazzmusicus Arthur Conley die zijn wereldcarrière beëindigde op de zolder van zijn schoonmoeder in Ruurlo in de Achterhoek, over de opmars van de Kaap-Verdische muziek, over de tragische Maastrichtse hardcore-drummer Richie Bruinen, over trompettist Benny Bailey die in de Arnsterdamse Spaarndammerbuurt dagen na zijn overlijden werd aangetroffen, over de Crazy Rockers (altijd afgeschilderd als een Indo-band, al speelden er ook twee Nederlanders, een Sabaan en een Surinamer in), over de pastorale hiphopscène:
Je zegt me dat ik raar ben, je zegt me dat ik wack ben
Opdat ik rap over God en daarom dus naar ben.
| |
| |
Verder bevat Een soulman in de Achterhoek een hoofdstuk over ‘Lieve Hugo Superstar!’, natuurlijk over Hugo Iko Uiterloo, de man die filosofisch en tegendraads durfde te zijn in zijn teksten en die ‘zelfs als hij over kut zong er nog een dichterlijke kut van maakte.’
De grootste verdienste van het boekje van John Schoorl is dat hij met zoveel warmte al die muzikanten met hun vele dromen zo dicht bij de lezer weet te brengen. Hij schildert in woorden, al zouden mooie fotoportretten de kers op de taart geweest zijn. Inmiddels is bekend geworden dat het boek de winnaar van de Pop Pers Prijs 2006 is geworden.
Michiel van Kempen
| |
Endang Sri Hardiati en Pieter ter Keurs (red.), Indonesia; De ontdekking van het verleden. Amsterdam: KIT Publishers, 2005. 208 p., ISBN 90 6832 497 7, prijs €27,95.
De ontdekking van het verleden, een titel die voor velerlei uitleg vatbaar is. Heeft deze betrekking op het gezamenlijke verzamelverleden van Nederlandse en Indonesische musea? Of op de rijke archeologische vondsten in de archipel gedaan? De herkomst van objecten in museale collecties die soms waren buitgemaakt tijdens bloedige conflicten met lokale vorsten? Of gold dit vooral voor de Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Ben Bot toen hij in augustus 2005, mede namens het Nederlandse kabinet, door zijn bezoek aan Indonesië aangaf dat Nederland eindelijk ontdekte dat het niet aan de vroegere koloniale heerser is te bepalen wanneer een land onafhankelijk wordt? Of kan het wellicht toch geen ontdekking worden genoemd? De rest van de wereld was natuurlijk al lang bekend met het feit dat op 17 augustus 1945 Nederlands-Indië werd begraven en de onafhankelijke republiek Indonesië vanaf dat moment zelfstandig door het leven ging, en niet pas vanaf 27 december 1949 toen koningin Juliana haar handtekening zette namens de Nederlandse regering en daarbij Indonesië haar soevereiniteit ‘verleende’. Hoe het ook zij, minister Bot mocht samen met de Indonesische president Susilo Bambang Yudhoyono de opening verrichten van de monumentale tentoonstelling Warisan Budaya Bersama, Het Gezamenlijk Cultureel Erfgoed, in het Nationale Museum te Jakarta. Onder de titel Indonesia, De ontdekking fan het verleden, was deze tentoonstelling van december 2005 tot april 2006 te zien in de Nieuwe Kerk te Amsterdam. Onder deze laatste titel is ook de Nederlandse versie van het begeleidende boek verschenen (naast een Engelse en een Indonesische editie).
| |
| |
Prachtig geïllustreerd met hoogwaardige foto's van de geëxposeerde topstukken uit de collecties van het Nationale Museum in Jakarta en het Rijksmuseum voor Volkenkunde in Leiden is het boek een lust voor het oog. Verwacht de lezer echter dat hij over deze voorwerpen zelf veel informatie zal vinden in de tekst van het boek dan komt hij bedrogen uit, aangezien deze informatie tot een minimum is beperkt. Moet hij daarom treuren? Voorzeker niet, want daarvoor in de plaats krijgt hij een boeiende reis door het fenomeen verzamelen voorgeschoteld.
De samenstellers van boek en de tentoonstellingen hebben ervoor gekozen de context van het verzamelen door de tijd centraal te stellen om daarmee de geëxposeerde objecten uit hun collecties uit het isolement van hun vitrines te halen. Het verhaal begint met de oprichting van het Bataviaasch Genootschap van Kunsten en Wetenschappen in 1779. Dit eerbiedwaardige instituut dat tot 1950 zou voortbestaan, kreeg in de negentiende eeuw de taak om in de archipel verzamelde kunstobjecten en etnografica te beoordelen en te verdelen tussen zijn eigen museum - dat later het Nationale Museum van Indonesië zou worden - en volkenkundige musea in Nederland, met name het museum in Leiden, en het Genootschap staat daarmee aan de basis van de twee grootste Indonesiëcollecties in de wereld.
Na een overzicht van het ontstaan en de groei van de beide musea en een beschrijving van de belangrijkste archeologische vondsten in Indonesië, volgen fascinerende beschrijvingen - die meer dan de helft van het boek beslaan - van verzamelaars en de contexten waarin zij hun, vaak unieke, collecties bij elkaar brachten. De beruchte luitenant-kolonel Van Daalen bijvoorbeeld, met zijn, volgens regeringsadviseur en islamoloog Christiaan Snouck Hurgronje ‘diep gewortelde minachting voor al wat inlander is’, die tijdens de bloedige campagnes in de Aceh-oorlog aan het begin van de vorige eeuw ook kans zag een uitgebreide collectie voorwerpen te verzamelen van onder andere sieraden, wapens en kledingstukken. En, paradoxaal genoeg, moest ook Snouck Hurgronje vaststellen dat, ondanks Van Daalens minachting voor de Acehnees, zijn kennis van dat volk ongeëvenaard was.
Een vergelijkbare paradox vinden we bij de Bijbelvertalers, missionarissen en zendelingen die met hun kersteningdrang juist essentiële elementen van de traditionele culturen wilden uitroeien, maar tegelijkertijd grote aandacht hadden voor het preserveren van voorwerpen uit die culturen. En niet alleen dat, zij schreven vaak ook vuistdikke monografieën over de volkeren waaronder zij werkten waarin uitgebreid juist die tradities werden beschreven die door het brengen van het christendom uiteindelijk tot de ondergang waren gedoemd. Matthes, Adriani en Kruyt op Celebes (het huidige Sulawesi), Middelkoop en Vroklage op Timor hebben allen uitgebreid datgene gedocumenteerd wat door hun aanwezigheid zou verdwijnen.
| |
| |
Beroepsverzamelaars zouden we de personen kunnen noemen die in het kader van wetenschappelijke expedities de eilanden van de archipel tot diep in de binnenlanden exploreerden. De arts en antropoloog A.W. Nieuwenhuijs, om maar een voorbeeld te noemen, gaf leiding aan drie expedities tussen 1893 en 1900 door de binnenlanden van Borneo en met zijn publicaties heeft hij de Dayak, de bewoners van dat eiland, wereldwijd bekendheid gegeven. Zijn collecties bevatten honderden voorwerpen tijdens die expedities verzameld en geven een beeld van de materiële cultuur van de Dayak rond de vorige eeuwwisseling.
Bestuursambtenaren bleken in een aantal gevallen gepassioneerde verzamelaars te zijn en hun functie waarin ze vaak langere tijd op een bepaalde plaats gevestigd waren was natuurlijk een ideale positie die passie uit te leven. De zendelingszoon J.G.F. Riedel bijvoorbeeld bracht gedurende een dertigjarige carrière een bijzondere collectie etnografica uit het oostelijk deel van Indonesië bijeen, terwijl de gouverneur van Yogyakarta J.E. Jasper uitgebreid onderzoek deed naar de Javaanse kunstnijverheid, daarover samen met de Javaanse kunstenaar Mas Pirngadie publiceerde en uiteindelijk zijn in dat kader verzamelde voorwerpen aan het Leidse Museum schonk.
Dat verzamelen niet hoefde samen te gaan met een overmaat aan respect voor de volkeren uit wier cultuur de voorwerpen voortkwamen hebben we gezien in het bovengenoemde voorbeeld van Van Daalen in Aceh. De omstandigheden waarin hij verzamelde waren bepaald geen uitzondering in de koloniale geschiedenis. De bloedige militaire expedities tegen lokale vorsten op Lombok, Bali en Zuid-Celebes bijvoorbeeld leverden grote hoeveelheden oorlogsbuit op, waarvan delen zijn terug te vinden in de collecties van de musea in Leiden en Jakarta, andere delen soms zijn geretourneerd aan de oorspronkelijke bezitters of hun nazaten. Interessant genoeg bevinden deze voorwerpen zich nu vaak zij aan zij met die welke door dezelfde ‘vijandelijke’ vorsten eerder werden geschonken aan het Bataviaasch Genootschap.
De ontdekking van het verleden is een reis door een fascinerend landschap van uitersten: diepe minachting en grote passie, innige samenwerking en bloedige oorlog, arrogantie en respect. De samenstellers van tentoonstellingen en boek zijn er in geslaagd deze uitersten succesvol bij elkaar te brengen, evenals delen van die oude verzamelingen die in het verleden zijn opgedeeld om ze ver van elkaar in twee musea onder te brengen.
Sirtjo Koolhof
| |
| |
| |
Tessa en Eddy Posthuma de Boer, 222 Schrijvers. Amsterdam: Bas Lubberhuizen, 2005. 248 p, 222 foto's, ISBN 97890 59370 906, prijs € 22,90.
Vader en dochter Posthuma de Boer zijn in vakkringen bekend als niet onverdienstelijke fotografen. Beiden hebben een aparte stijl en maken boeiende foto's, die anderen weer inspireren voor eigen werk. Beiden vroegen zich af, hoe de schrijvers die de laatste vijftig jaar het aanzien van de Nederlandse literatuur hebben bepaald, eruit zien. Eddy en Tessa Posthuma de Boer maken de mooiste schrijversportretten, waarvan 222 in het boek staan afgebeeld. Er verschijnen in Nederland maar weinig fotoboeken met louter schrijversportretten, daardoor voorziet het boek in het opvullen van een leemte.
Het boek bevat veel fascinerende portretten van bekende en minder bekende auteurs. Van de Surinaamse schrijvers in Nederland zijn er foto's opgenomen van Clark Accord, Rabin Gangadin, Albert Helman en Hugo Pos. De aantrekkingskracht van het boek wordt vergroot, door het opnemen van een kenmerkend citaat van de geportretteerde auteur onder elke foto. De uitgave is een aanrader voor een ieder die houdt van sfeervolle portretfotografie.
Peter Sanches
| |
Paul Faber, Sinterklaas overzee; Avonturen van een reislustige heilige. Amsterdam: KIT Publishers, 2006. 128 p., ISBN 90 6832 490 X, prijs €14,95.
Het Sinterklaasfeest is het meest populaire en nationale feest in Nederland. Merkwaardig genoeg, geldt dit eigenlijk ook voor de Nederlanders die in het buitenland wonen. Het feest is voor hen een poging om het thuisgevoel te behouden. Ook in de Nederlandse koloniën is het feest geïntroduceerd door de toenmalige overheerser. Zo wordt het feest nog steeds uitbundig gevierd in Suriname en de Nederlandse Antillen. Pogingen van de zijde van nationalisten, om het Sinterklaasfeest na de onafhankelijkheid maar direct af te schaffen, hebben schipbreuk geleden. Gudu Pa of Kinderdag bleken geen
| |
| |
aantrekkelijke alternatieven. In de jaren van de militaire dictatuur leek het er even op alsof het gedaan was met Sinterklaas, door de introductie van ‘het nieuwe Surinaamse bewustzijn’. Dit bleek echter maar van korte duur te zijn, want na het herstel van de democratie lijkt het feest populairder dan ooit hij bepaalde groepen.
Sinterklaas overzee wil zowel een verrassend als hilarisch beeld scheppen van de geëxporteerde traditie door middel van verhalen en foto's, daterend van 1907 tot 2005, en afkomstig uit meer dan dertig landen. Zo zien wij in het boek foto's van Sinterklaas die per paard, pick-up truck, riksja, kameel of olifant wordt vervoerd. Het boek wordt ingeleid met een beknopte beschrijving van het Sinterklaasfeest, en hierna volgen pagina's met foto's en herinneringen geschreven door ex-pats. Suriname komt aan bod met negen foto's en een herinnering die is geschreven door Laddy van Putten.
Hoewel de auteur zich al in zijn inleiding indekt, door te vermelden dat het boek een kleine impressie van het feest geeft, en verklaart niet representatief te zijn, was het beter geweest als men zich in het boek, meer rekenschap had gegeven van de standpunten van de tegenstanders van het feest, met name van de tegenstand tegen de aanwezigheid van zwartepiet. Dit aspect komt maar marginaal aan bod op pagina 11. Zo hadden er in het boek ook een paar bijdragen kunnen staan van mensen die andere ervaringen of herinneringen koesteren aan het Sinterklaasfeest. Maar daar is geen ruimte voor geweest. Mede daardoor is het boek niet voor een ieder een feest van herkenning.
Peter Sanches
|
|