OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 26
(2007)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |||||||||||||
Marjo de Theije
| |||||||||||||
[pagina 82]
| |||||||||||||
of komen zij met het idee zich permanent te vestigen in Suriname? Hoe verhouden zij zich tot de samenleving waarin zij terecht komen? In de Surinaamse kranten valt te lezen dat deze nieuwe groep de Surinaamse samenleving niet onberoerd laat en niet alle Surinamers staan positief tegenover de Brazilianen. Daar verwijst ook de titel van dit artikel naar. Ik zal eerst de context schetsen waarin we de wederzijdse reacties moeten begrijpen en beginnen met een beschrijving van een aantal belangrijke kenmerken van de aanwezigheid van Brazilianen in Suriname. Daarbij begin ik bij de Brazilianen in de stad, maar daarna zal ik de lezer meenemen naar de basis voor deze urbane aanwezigheid: het bos. Vervolgens zal ik ingaan op de vraag naar de tijdelijkheid, dan wel permanente aanwezigheid van deze nieuwkomers in Sranan. Tot slot zal ik wat zeggen over de verhoudingen tussen Brazilianen en Surinamers in bos en stad, die gelukkig meer inhouden dan de beschuldigingen van diefstal suggereren.Ga naar voetnoot3 | |||||||||||||
In de stadDe aanwezigheid van de Brazilianen is duidelijk waarneembaar in de Surinaamse hoofdstad. In Paramaribo vinden we winkels en kerken van Brazilianen, velerlei Braziliaanse producten - ook in niet-Braziliaanse winkels -, bars waar Braziliaanse muziek klinkt en Skol geschonken wordt in plaats van Parbo-bier, en hotels waar alleen maar Brazilianen verblijven. De aanwezigheid van deze nieuwe migranten heeft vorm gekregen vanaf 1997-1998, maar de Braziliaanse gemeenschap bleef de afgelopen jaren groeien en diversifieerde zich steeds verder. Toch is de bron van alle activiteiten dezelfde gebleven, namelijk de goudwinning in het binnenland. In Paramaribo getuigen de vele goudopkoop- en goudverwerkingsbedrijven daar wellicht het duidelijkst van.Ga naar voetnoot4 Nagenoeg alle bedrijven die sinds die beginjaren in Paramaribo door Brazilianen gevestigd zijn, leveren goederen en diensten die met de goudwinning te maken hebben. In de supermarkten wordt de proviand voor de maanden in het bos ingekocht; in de restaurants eten de garimpeiros die tijdelijk in de stad zijn; in de bars vinden zij het vertier dat zij in het bos ontberen; in de hotels logeren de mannen en vrouwen die in de stad verblijven op weg naar huis of die juist naar hun werkplek in het binnenland onderweg zijn, of die komen om te herstellen van de malaria die hen heeft getroffen. Een belangrijke sector is ook de verkoop van machines en onderdelen daarvoor: de motoren en pompen, de | |||||||||||||
[pagina 83]
| |||||||||||||
graafmachines en ATV's,Ga naar voetnoot5 molens, generatoren en heel veel slangen. De economische bedrijvigheid van de Brazilianen in Paramaribo is moeilijk in cijfers weer te geven, onder andere omdat veel ongeregistreerd blijft, of geregistreerd staat op de naam van Surinaamse compagnons. Dat heeft te maken met de ingewikkelde en zeer langdurige procedures om geldige verblijfsdocumenten te verkrijgen, die weer nodig zijn om legaal een bedrijf te kunnen vestigen. Een Surinamer die veel met Brazilianen werkt, zei me een keer: ‘Er is één vrouw die daar over gaar en als zij er een dag niet is wordt er niet gelegaliseerd! Als ze een maand op vakantie is ook niet.’Ga naar voetnoot6 Sommige bedrijven worden daarom op naam van Surinamers geregistreerd, of in partnerschap gevoerd. Een groot aantal zaken is bovendien gewoon eigendom van Surinamers, ook al is de clientèle en het personeel voornamelijk Braziliaans. Met name in de machinesector zijn vooral Surinaamse ondernemers actief, hoewel ook andere typen handel door niet-Brazilianen gedreven worden, bijvoorbeeld slagerijen en een aantal supermarkten. Een uitzondering op de regel dat men geen geldige documenten heeft, vormen de ongeveer 300 prostituees en animeermeisjes die in de clubs in Paramaribo werken. Juist omdat zij werken in een beroepsveld dat in de gaten gehouden wordt door de overheid, zorgen zij - en de Surinaamse eigenaren van de clubs - dat hun papieren altijd in orde zijn.Ga naar voetnoot7 Van de Braziliaanse bevolking in Paramaribo is maar een gedeelte werkelijk woonachtig in de stad. Het merendeel is passant in Paramaribo. En van die tijdelijke bewoners van de stad, werkt volgens betrokkenen maar de helft in het binnenland van Suriname. De andere helft is actief in de goudwinning in Frans Guyana, maar verkiest onder andere vanwege de veel strengere politiecontrole in dat land, Paramaribo boven Cayene als uitvalsbasis. Deze garimpeiros en ambulante handelaren - de mensen die kleding en andere artikelen reizend langs de goudvelden verkopen - doen inkopen in Paramaribo en verkopen ook hun goud in Suriname. Een deel van de handel die in Paramaribo gegenereerd wordt door de goudwinning, is dus het resultaat van de activiteiten van de Brazilianen over de grens.Ga naar voetnoot8 De indruk dat veel Brazilianen woonachtig zijn in de hoofdstad, ontstaat mede door deze tijdelijke bewoners. In werkelijkheid betreft het aantal ‘permanente’ bewoners in de stad waarschijnlijk niet meer dan 5.000.Ga naar voetnoot9 | |||||||||||||
[pagina 84]
| |||||||||||||
De Brazilianen die in Paramaribo verblijven, wonen in bij anderen, vaak bij Surinaamse families. Sommigen wonen in een hotel, maar dat is alleen een optie zolang er geen huis gevonden is. Degenen die al langer in het land zijn huren meestal een huis dat ze delen met anderen en waar dan ook vrienden en familieleden kunnen verblijven als ze uit het bos komen. De geslaagde ondernemers kopen grote middenklassehuizen waar zij met hun gezin wonen. In het straatbeeld zijn de Brazilianen vaak te herkennen aan hun kleding en hun gedrag. Vooral de vrouwen onderscheiden zich hiermee van andere vrouwen in Suriname. Als ik even een karikatuur mag schetsen: hun rokken zijn korter, hun t-shirts strakker, hun haar blonder. De culturele verschillen worden ten volle uitgespeeld in het jaarlijkse carnaval. De Miss Carnaval 2006 verkiezing trok acht kandidaten, allemaal Braziliaanse vrouwen, en allemaal gesponsord door een lokale ondernemer, niet noodzakelijk Braziliaans maar wel met Braziliaanse klanten, zoals Slagerij Stolk en de Porto Alegre-club. Het publiek op het plein bij café-restaurant 't Vat was gemengd Braziliaans-Surinaams, waarbij de Brazilianen aanmoedigingen riepen, dansten, zongen, en de Surinamers rustig toekeken. Ook op andere dan hoogtijdagen is het uitgaansleven in Paramaribo vol van Braziliaanse invloeden. Buiten Klein Belém zijn inmiddels verschillende bars en restaurants gevestigd, op verschillende plaatsen valt Braziliaanse live muziek te horen, en caipirinha (een Braziliaanse cocktail) kun je tegenwoordig op heel veel plaatsen krijgen. Surinamers en toeristen consumeren deze Braziliaanse cultuur ook. Er is nog een domein waarop de Brazilianen duidelijk effect hebben in Paramaribo: het religieuze. Op verschillende plaatsen in de stad zijn kerken geopend van de pinkstergemeente Deus é Amor (God is liefde). Ook de Assembléia de Deus (Gemeenschap Gods) is actief, maar deelt het gebouw met de Surinaamse Gemeente Gods. Ook in het binnenland zijn deze kerken aanwezig. | |||||||||||||
In het bosDe Braziliaanse garimpeirosGa naar voetnoot10 zijn niet de eersten die afkomen op het goud in het binnenland. Al tijdens de goldrush in de negentiende eeuw kwamen goudzoekers vanuit naburige landen en elders uit het Caraïbsch gebied hun geluk beproeven in de goudvelden van Suriname. Tussen 1885 en 1888 kwamen 5000 tot 6000 van hen naar het gebied tussen de Lawa en de Tapanahoni (De Beet & Thoden van Velzen 1977: 115). | |||||||||||||
[pagina 85]
| |||||||||||||
De piek werd bereikt in 1908, met een opbrengst van 1209 kilo per jaar en nam daarna af (Healy & Heemskerk 2005: 16). In 1975 vormde de introductie van nieuwe technieken vanuit Guyana het begin van een tweede goldrush, waarbij eerst Guyanese mijnwerkers het land in kwamen, en vanaf de jaren 1990 vooral ook heel veel Brazilianen (Healy & Heemskerk 2005: 15-25). Goudwinning op de concessie Antino
Een van de belangrijkste hedendaagse goudwinningsgebieden bevindt zich aan de Lawa, waar twee grote concessies zijn: van het staatsbedrijf Grassalco en het Surinaamse bedrijf Nana Resources. In de volksmond wordt dit gebied Benzdorp genoemd. De concessies hebben ook een geografische aanduiding, en daarbinnen - afhankelijk van de grootte van de concessie - meer specifieke benamingen voor de bewerkte gebieden. In het geval van de concessie van Nana Resources is dat bijvoorbeeld Antino, naar de Antinokreek. In de afgelopen tien jaar zijn op verschillende locaties in het Surinaamse binnenland complete goudzoekernederzettingen ontstaan, soms groter dan de dorpen van Inheemsen en Marrons die er al waren. Benzdorp is er daar een van. In de twee concessies wonen en werken naar schatting achthonderd mensen waarvan ongeveer de helft direct in de goudwinning actief is, terwijl de andere helft leeft van de handel en het leveren van diensten binnen de gemeenschap. De garimpeiros wonen in kampementen in het bos, op de plekken waar de goudwinning plaatsvindt, maar de anderen wonen bij elkaar in het dorpje dat Benzdorp genoemd wordt, of currutela, een Braziliaanse benaming specifiek voor een nederzetting in de goudvel- | |||||||||||||
[pagina 86]
| |||||||||||||
den.Ga naar voetnoot11 Van de bewoners van de twee concessies is 90 procent Braziliaan en de rest Surinaams (Marron), met nog enkele andere nationaliteiten zoals Colombiaans, Dominicaans, of Peruaans.Ga naar voetnoot12 Opvallend is dat de mannen die de graafmachines bedienen vaak Javanen of Hindostanen uit Paramaribo zijn en dat in de goudwinning ook Trio Inheemsen werken. De verhouding mannen-vrouwen is ongeveer zestig-veertig. Straat in Benzdorp
In de goudvelden draait alles - hoe kan het ook anders - om goud. De grondstof is er de bron van alle economische activiteit, en bovendien het middel waarmee de lokale economie draait. In Benzdorp of aan de Sarakreek heb je niets aan SRD, US$ of Euro's - op die plekken betaal je alles met goud, en als je wat te verkopen hebt, stel je de vraagprijs ook in grammen en decigrammen vast. Het meeste goud wordt gewonnen in ploegen die door de ondernemers | |||||||||||||
[pagina 87]
| |||||||||||||
worden samengesteld.Ga naar voetnoot13 De ondernemer bezit de machines en is verantwoordelijk voor alle kosten die gemaakt worden om het productieproces gaande te houden, zoals de olie, het vervoer en het onderhoud van de machines. De dono da máquinaGa naar voetnoot14 zorgt ook voor onderdak - vaak niet meer dan een afdak waaronder de garimpeiros hun hangmat kunnen bevestigen - en voeding, geprepareerd door een kokkin, die ook deel uitmaakt van de werkploeg. Afhankelijk van het aantal en de grootte van motoren variëren werkploegen in omvang, maar het meest gangbare is zes mannen. Alleen de kokkin ontvangt een vast salaris, waarvan de hoogte afhankelijk is van de omvang van de werkploeg. Bij een ploeg van zes arbeiders is de vigerende norm zestig gram goud per maand. De mannen werken allemaal voor een percentage van de opbrengst. Als er gewerkt wordt zonder graafmachine, wat het meest voorkomt, is dat 30 procent, te verdelen onder de arbeiders. Wanneer er wel een graafmachine aanwezig is, daalt dat percentage tot 15, maar omdat er dan veel meer productie gedraaid wordt door de grotere snelheid waarmee gewerkt wordt, blijft de uiteindelijke opbrengst voor de arbeiders ongeveer gelijk. De fysieke inspanning is echter aanmerkelijk lichter, waardoor de meesten deze manier van werken prefereren.
Cabarè (bordeel) in Benzdorp
| |||||||||||||
[pagina 88]
| |||||||||||||
Winkel in de goudvelden. De producten zijn geprijsd in goud; hier 8 decigram (deci's in het lokale taalgebruik) voor twee stukjes zeep Omgerekend is dat ongeveer 10 Euro
Het verloop in de werkploegen is groot. Er bestaan geen bindende contracten tussen ondernemers en werklui en de garimpeiros zijn vrij om naar een andere ploeg te gaan als ze dat willen. Daar kunnen vele redenen voor zijn, bijvoorbeeld dat een andere ondernemer op een plek werkt waar meer goud is of het productieproces meer gemechaniseerd is, dat ze niet goed overweg kunnen met elkaar, of vinden dat hun werkplek te geïsoleerd is, dat hun werkgebied te weinig voorzieningen (zoals televisie- en radioverbinding) biedt of dat het eten er niet goed is. Ook de ondernemers zijn vrij om een individuele arbeider weg te sturen als ze niet tevreden zijn over zijn werk, hem niet vertrouwen, of vinden dat zijn levensstijl niet goed binnen de groep past. Veel ondernemers staan het gebruik van drugs en alcohol niet toe in hun kampement, en de meesten hebben er ook bezwaar tegen als hun arbeiders vaak naar de currutela gaan of vrouwen meebrengen naar de barak. Beide partijen wisselen dit soort informatie met elkaar uit, en zijn er altijd op uit hun positie te verbeteren. In de afwegingen spelen echter niet alleen economische motieven mee, zoals uit mijn opsomming al bleek. Werkrelaties kunnen heel langdurig zijn; vriendschappen ontstaan en solidariteit en trouw aan elkaar wegen ook zwaar. Zo kan een baas die bekend staat om zijn menselijkheid en hulp aan individuele garimpeiros die in de problemen zijn geraakt, er op rekenen dat zijn arbeiders bij hem blijven als | |||||||||||||
[pagina 89]
| |||||||||||||
zijn machines lange tijd stilstaan omdat ze kapot zijn of er een nieuwe plek gezocht moet worden om te werken. En een goede arbeider kan na een verblijf van een paar maanden in Brazilië ook weer terugkeren bij zijn oude ploeg, al is zijn plek inmiddels door een ander ingenomen. De garimpeiro Cabeludo werkt al elf jaar steeds tijdelijk aan de Lawa, nu eens een half jaar, dan weer een jaar, steeds met even grote tussenpozen in Brazilië, en kan altijd weer terecht bij de ondernemer Pará. Beiden vertelden met trots over hun relatie. Vóór de Brazilianen in de goudwinning actief werden, waren het vooral Marrons die op kleine schaal aan goudwinning deden. In de meeste goudvelden werken Marrons nu met Brazilianen samen.Ga naar voetnoot15 Toen de eerste Brazilianen begin jaren negentig aan de Lawa kwamen, mochten zij daar niet hun eigen onderneming opzetten, maar alleen voor de daar gevestigde Aluku werken. Evandro Siqueira, nu zelf ondernemer op de Antino-concessie, herinnert zich dat er maar twee ondernemers waren toen hij in 1994 in Benzdorp aankwam, en die twee hadden samen achttien tot twintig Brazilianen voor zich werken. De ondernemers waren Aluku, of zoals hij het zegt ‘mensen van de rivieroever, van deze kant of de overkant.’Ga naar voetnoot16 De Marrons stonden het de Brazilianen niet toe voor zichzelf te beginnen.Ga naar voetnoot17 Dat veranderde toen de concessiehouders ‘uit de stad’ wel heil zagen in de activiteiten van de Brazilianen en hun door de Surinaamse overheid gegeven rechten op de gebieden gingen uitoefenen.Ga naar voetnoot18 De afgelopen jaren werkten Marrons en Brazilianen zij aan zij in de goudwinning, zij het meestal wel met eigen ploegen.Ga naar voetnoot19 Volgens de gangbare regels moesten ondernemers tien procent van de opbrengst afdragen aan de concessiehouders en die regel geldt in principe voor Brazilianen én Marrons. Recent werd op Antino een ander systeem ingevoerd, waarbij de ondernemers een vast maandbedrag betalen, afhankelijk van de grootte van de machines die ze gebruiken dertig of zestig gram.Ga naar voetnoot20 De Brazilianen die op Antino werken vinden ook dit een heldere en rechtvaardige regeling. Behalve goud wordt er niets geproduceerd in de nederzettingen van de | |||||||||||||
[pagina 90]
| |||||||||||||
goudzoekers. Dat berekent dat alle voedsel, gebruiksartikelen, gereedschap, machineonderdelen en wat dies meer zij ‘geïmporteerd’ moeten worden vanuit de stad. Vandaar natuurlijk ook de vele bedrijven in Paramaribo. Transport verloopt zoveel mogelijk over de weg - waar dat mogelijk is - of via de rivier,Ga naar voetnoot21 maar ook per vliegtuig. De transportkosten dragen eraan bij dat alles wat in de goudvelden te koop is, extreem duur is. In het geval van Benzdorp, ver weg aan de Lawa, zijn de transportkosten erg hoog. Daardoor is in de droge tijd ‘de dieselolie duurder dan het goud’ zoals verschillende ondernemers mij verzekerden. Een stukje zeep kost bijvoorbeeld 0,4 gram goud, omgerekend toch gauw vijf of zes Euro. Een blikje frisdrank of bier gaat voor hetzelfde bedrag, hoewel bij afname van drie de gemiddelde prijs daalt want in de meeste bars geldt de prijs: drie voor een gram. Ook de transportkosten binnen de goudvelden zijn hoog. In Benzdorp waren in juli 2006 tien ATV-taxirijders actief in het vervoer van personen en goederen, en veel ondernemers hebben een eigen ATV. Naast de handel, is de dienstverlening een belangrijke economische activiteit in Benzdorp. Zo zijn er zagers, timmerlieden, goudsmeden, kapsters en pedicures, een tandarts, verschillende monteurs en een jager. Er zijn bovendien twee kerken, beide van Braziliaans Pentecostale denominatie. Een belangrijke plaats wordt ook ingenomen door de prostituees die werkzaam zijn in een van de twaalf cabarés die Benzdorp telt. Zeker een kwart van de vrouwen is naar de goudvelden gekomen om als sekswerkster haar goud te verdienen. De overgrote meerderheid van deze vaak jonge vrouwen is Braziliaans, sommige zijn direct uit Brazilië naar Benzdorp gekomen, andere via Nickerie of Paramaribo. Zij blijven vaak maar enige maanden in het gebied, om dan door te trekken naar andere goudwingebieden of met de gespaarde opbrengst terug te keren naar Brazilië. Soms blijven ze ook, omdat ze ‘uit het cabaré gehaald’ worden door een man die er woont, of wanneer ze uit de prostitutie gaan en ander werk aannemen of voor zichzelf beginnen.
Een andere grote beroepsgroep wordt gevormd door de kokkinnen, die vooral in de kampementen van de goudzoekers werkzaam zijn. Deze vrouwen komen veelal speciaal uit Brazilië om enkele jaren in de goudvelden te werken en dan weer terug te keren. De verdiensten zijn goed - zeker in vergelijking met het Braziliaanse minimumsalaris en voor wie van aanpakken weet is dit een manier om thuis een beter leven op te bouwen. Sommige kokkinnen besluiten na verloop van tijd over te stappen op de goudwinning en investeren dan in machines en organiseren een werkploeg. In Benzdorp is een van de succesvolste ondernemers een | |||||||||||||
[pagina 91]
| |||||||||||||
vrouw die een jaar of acht geleden als kokkin in het gebied kwam, daarna een bar en cabaré opende en nog weer later in het goud ging. In de loop der jaren zijn tientallen familieleden haar naar Suriname gevolgd. een Surinaamse medewerker van Nanaresources (concessiehouder Antino). een Braziliaanse ondernemer die een bedrijf heeft op de concessie
Alle bewoners van het dorpje die een bedrijf hebben, betalen net als de ondernemers in de goudwinning, een maandelijks bedrag aan de concessiehouder van het grondgebied, in dit geval Grassalco. Voor een bar met cabaré is dat vijftien gram. De bewakingsdienst van de concessiehouder int dit bedrag, en draagt in principe ook zorg voor orde in het gebied. Wie geen werk heeft, wordt geacht niet in de concessie te verblijven. | |||||||||||||
[pagina 92]
| |||||||||||||
Er bestaat ook een boetesysteem bij overtreding van de - ongeschreven - ‘wet’ van de concessie. Op ruzie in het openbaar staat bijvoorbeeld een boete van vijftig gram en wie niet betaalt moet het gebied verlaten. Bij afwezigheid van enige vorm van overheid of staatscontrole verworden de representanten van de concessiehouders in de praktijk tot ‘veldwachters.’ In een aantal opzichten lijkt de samenleving in het bos beter georganiseerd dan in de stad, en de integratie tussen de verschillende bevolkingsgroepen - in dit geval vooral Aluku en Ndyuka Marrons en Brazilianen, verder gevorderd.Ga naar voetnoot22 | |||||||||||||
Migranten om te blijven?Een belangrijk kenmerk van de Brazilianen in Suriname als ‘nieuwe’ bevolkingsgroep, is dat het om mensen gaat die ‘onderweg’ zijn - de ‘nomaden’ zoals de viceconsul die noemde in een interview.Ga naar voetnoot23 De meesten hebben ook in Brazilië al op veel verschillende plekken gewoond en gewerkt, en Suriname is, in ieder geval aanvankelijk, slechts een andere locatie waar zij kansen zien. De motieven om naar Suriname te komen, zijn de afgelopen tien jaar niet veel veranderd. In een UNIDO (Verenigde Naties, Industriële Ontwikkeling Organisatie) rapport van 1997, worden als belangrijkste motieven genoemd: (1) geruchten over een nieuw ‘Eldorado’ in Suriname, (2) geen problemen om werkvergunning te krijgen, (3) sluiting van veel goudvelden in Brazilië door de federale politie, (4) geen gemakkelijk te winnen (alluviaal) goud meer in Brazilië, en tot slot (5) het feit dat Surinaamse mijnwerkers de Brazilianen waarderen vanwege hun kennis van mijntechnieken (Veiga 1997: 5). Anno 2006 is de keuze niet meer tussen Braziliaanse mijnvelden en de Surinaamse, maar tussen Frankrijk (Frans Guyana) en Suriname, waarbij velen Suriname verkiezen omdat het er rustig is en ook de garimpeiro zonder geldige verblijfspapieren er kan werken, zonder constant het gevaar te lopen door de politie opgepakt en uitgezet te worden. In Frans Guyana werken vele Marrons en Brazilianen illegaal in de mijnvelden, waar de Franse politie - geëquipeerd met helikopters - veelvuldig controleert en machines en alle andere bezittingen die ze aantreft vernietigt en mensen arresteert. Bovendien is daar veel meer geweld, en vinden regelmatig overvallen plaats door bendes en bandieten. Veel garimpeiros die nu aan de Surinaamse kant van de Lawa werken, hebben eerder een tijd in Frans Guyana gewerkt, maar zijn daar vertrokken vanwege de achtervolging en het geweld. Ondanks dat er naar verluidt in Frans Guyana meer goud te verdienen valt. Veel van de Brazilianen die regelmatig in Paramaribo verblijven, werken echter wel in Frans Guyana, zoals ik eerder al opmerkte. | |||||||||||||
[pagina 93]
| |||||||||||||
Het betreft dan vooral de recente migranten, jonger en onverschrokken. Bijna alle Brazilianen die naar Suriname komen, zeggen dat ze komen om een paar jaar te werken en dan weer terug te willen keren naar Brazilië. Met het verdiende geld willen ze dan een eigen luns bouwen en een eigen zaakje beginnen, om hun gezin te kunnen onderhouden. In de praktijk wordt die terugkeer echter veelvuldig en langdurig uitgesteld - ze hebben nog niet genoeg verdiend, alles wat ze verdiend hadden door een verkeerde investering weer verloren, of hun geld uitgeleend aan iemand die maar niet terug kan betalen, of ze zijn beroofd. Een of twee jaar, worden zo gemakkelijk drie of vier jaar, of meer. Van de vele garimpeiros die me in februari 2006 vertelden dat ze in juni, voor de WK-voetbal, in Brazilië zouden zijn, waren de meesten in juli - toen ik weer in Antino was - nog steeds in Suriname. Op mijn vraag waarom zij niet waren gegaan, kwam dan steevast een antwoord dat men niet voldoende verdiend had om (niet met lege handen) terug te keren naar Brazilië. In de goudwinning zijn de verdiensten dan weliswaar beter dan een salaris als ongeschoold arbeider in Brazilië, de kosten zijn ook veel hoger. En aan het eind van de rit is er niet altijd veel over. Hoewel het misschien niet de aanvankelijke bedoeling was, zullen velen langer blijven, misschien wel heel lang... Maar anderen keren wel terug naar Brazilië, om wellicht over een groot aantal jaren - garimpeiro ben je immers voor het leven, het goud blijft trekken - terug te komen. Vooralsnog bezit het overgrote deel van de garimpeiros in het bos geen geldige documenten. Tot 2001 konden de garimpeiros voor US$ 200 per jaar een werk- en verblijfsvergunning kopen en daarmee waren zij gelegaliseerde arbeiders in Suriname. Na de afschaffing van deze regeling zijn er maar weinigen die nog geldige verblijfsdocumenten verkregen. Het is niet moeilijk het land binnen te komen, want Brazilianen hoeven geen visum aan te vragen voor ze naar Suriname afreizen. Het administratieve probleem om met een verlopen visum het land weer uit te kunnen is niet onoverkomelijk en wordt beschouwd als slechts een extra te verrichten handeling - die helaas ook nog wat geld kost. Wie met een verlopen visum het land wil verlaten, moet een ‘uitzettingsstempel’ halen bij Vreemdelingenzaken, waarmee een terugkeer naar Suriname een jaar lang verboden is (Vianen 2005a, 2005b). Bovendien moet de vertrekkende persoon kunnen tonen dat zijn vaccinaties geldig zijn. Voor dit soort bureaucratische regelingen is echter altijd een oplossing. Op een reisbureau waar veel Brazilianen hun tickets aanschaffen, worden zij geïnformeerd waar zij geantedateerde inentingsbewijzen kunnen kopen (vanwege de vereiste tiendaagse periode tussen inenting en reisdatum). Daar wordt hun ook uitgelegd dat ze beter van tevoren naar de Vreemdelingendienst kunnen gaan om het stempel te halen zodat ze op het vliegveld niet teruggestuurd worden. Officieel mogen ze met dat stempel een jaar lang Suriname niet in. En als ze eerder terug willen? Een nieuw | |||||||||||||
[pagina 94]
| |||||||||||||
paspoort aanvragen in Brazilië zal ook dat probleem oplossen. Goudopkoop (gold exchange, compra de ouro, ook in het centrum van Paramaribo (hier aan de Waterkant)
Voor de Brazilianen die ondernemers zijn of worden, ligt dat vaak anders. Wie gaat investeren in machines voor de goudwinning, wie een handelsonderneming of bedrijfje in de stad wil opzetten, wie een bankrekening nodig heeft, belasting gaat betalen, personeel in dienst wil nemen, kan niet meer zonder registratie en een verblijfsvergunning. Verschillende ondernemers namen wel de moeite om alles uit te zoeken en volgens de officiële weg te doen. Anderen beginnen daar niet aan en vinden een oplossing in het aangaan van een samenwerking met een Surinaamse ondernemer, in de stad maar ook in de goudvelden. De Surinaamse partner zorgt dan voor papieren en neemt deel in de investeringen - en de winst natuurlijk. Alle ondernemers in het bos hebben ook een Surinaamse vertrouwenspersoon in de stad in dienst die het goud dat ze per vliegtuig versturen voor hen verkoopt, proviand voor hen inkoopt en naar het bos verscheept, onderdelen voor de machines aanschaft en opstuurt en andere voorkomende zaken voor hen regelt. Voor de meeste Brazilianen behoudt hun Surinaamse ‘thuis’ een grote mate van tijdelijkheid. Deze migranten behouden over het algemeen hun banden met Brazilië door (af en toe) geld te sturen en het ideaal van de terugkeer levend te houden. De oriëntatie op alles wat Braziliaans is in Suriname versterkt de band met het land van herkomst. Toch zijn er ook Brazilianen die besloten hebben dat ze in Suriname willen blijven. Want Suriname is een prettig land omdat het rustig is, er is geen geweld zoals in Brazilië en de mensen zijn vriendelijk. Families met kinderen zijn | |||||||||||||
[pagina 95]
| |||||||||||||
tevreden over de scholen en de voorzieningen, en verkiezen een toekomst in Suriname. ‘Hier is een reeks van mogelijkheden, in veel opzichten beter dan in Brazilië,’ zei Paulo, die in 1997 voor het eerst naar Suriname kwam en met zijn vrouw en twee kinderen in Ma Retraite woont. | |||||||||||||
Surinamers en BrazilianenDe grote vraag voor ‘Paramaribo, the city’ is natuurlijk hoe de Surinamers en de Brazilianen samenleven. Kunnen wij spreken van integratie in de ontvangende samenleving? Worden de Brazilianen een beetje Surinaams en/of worden de Surinamers een beetje Braziliaans? Het is te vroeg om op deze vragen duidelijke antwoorden te geven, maar een aantal opvallende tendensen vallen wel al te ontdekken. Allereerst is er het grote communicatieprobleem. Maar vervolgens blijken er ook verschillende velden te zijn waarop taal- en cultuurverschillen overkómen worden. De Surinaamse taal vormt voor de Brazilianen een obstakel voor het opbouwen van relaties met de lokale bevolking. Zowel in de goudvelden als in Paramaribo is het Sranantongo de lingua franca in de communicatie tussen de bevolkingsgroepen, maar de kennis van deze taal is bij veel garimpeiros beperkt. De Marrons in het binnenland spreken vaak Portugees, geleerd door jarenlang samen te werken met Brazilianen. In de stad zijn er ook heel wat Surinamers die inmiddels Portugees spreken.Ga naar voetnoot24 De eersten die de taal leerden waren de Surinaamse taxichauffeurs die Brazilianen in hun wagen kregen die heg noch steg wisten in de stad en voor wie zij de gids en soms ook steun en toeverlaat werden. De Brazilianen waren maar kort in de stad en moesten veel zaken regelen, zoals inkopen doen, medische consulten afleggen, goud verkopen en geld overmaken naar Brazilië. Soms ontwikkelden de relaties die zo ontstonden tot langdurige samenwerkingsrelaties, waarbij de taxichauffeurs de vertegenwoordigers van individuele ondernemers in het binnenland geworden zijn. Van het een komt het ander en inmiddels bestaan er veel liefdes- en huwelijksrelaties tussen Brazilianen en Surinamers. In het binnenland zijn het de Marrons, in de stad vooral de Hindostanen en Javanen die zich verbinden met Braziliaanse partners. Begin 2004 meldden zich wekelijks gemiddeld twee gemengde echtparen ter registratie bij het consulaatGa naar voetnoot25 en er zullen ongetwijfeld nog veel meer niet-geregistreerde relaties bestaan. De Brazilianen klagen nog steeds dat ze het moeilijk vinden dat ze de taal niet goed spreken, maar ze zien ook geen mogelijkheid die te leren, omdat ze vooral omgaan met andere Brazilianen, én omdat ze geen talent | |||||||||||||
[pagina 96]
| |||||||||||||
hebben om een taal te leren, wat ook te maken heeft met de weinige scholing die ze zelfs in hun eigen taal hebben genoten. Veel garimpeiros zijn analfabeet of semi-analfabeet. Het gebrek aan aansluiting bij de Surinaamse samenleving, versterkt hun oriëntatie op de Braziliaanse. Dus ze kijken Braziliaanse televisie via hun schotelantennes, luisteren naar het Braziliaanse programma dat op de lokale radio wordt uitgezonden, gaan naar Braziliaanse bars om vrienden te ontmoeten, kopen kleding in de Braziliaanse winkel en ga zo maar door. Wat er gebeurt in Suriname, gaat op deze manier voor een groot deel aan hen voorbij.Ga naar voetnoot26 Niet alleen de Surinaamse taal is lastig voor de migranten, ook de cultuurverschillen zijn soms groot. De pluriformiteit van de Surinaamse samenleving is een raadsel voor de meesten. Marta Lobo, een vrouw uit Belém die al drie jaar in Paramaribo in restaurants werkt, zei me eens: ‘Wij denken dat we in Brazilië veel verschillende “rassen” hebben, maar dat is niets bij wat je hier aantreft: Hindostanen, Javanen, Chinezen, Indianen, Marrons, Creolen, ....’ En die lijken allemaal gescheiden van elkaar te leven. ‘Elk heeft zijn feest, zijn tradities. Het is moeilijk om daartussen te komen, hoewel er natuurlijk altijd uitzonderingen zijn,’ zei Paulo, die al negen jaar in Paramaribo woont. C. Höfs, die onderzoek deed naar de identiteit van Brazilianen in Paramaribo, vond ook deze verwondering en verwarring in relatie tot de Surinaamse bevolkingssamenstelling, en zegt dat de Brazilianen zich daar buiten gesloten voelen. Zij citeert een vrouw die zegt ‘hier heeft de Creool zijn begraafplaats, de Javaan heeft zijn begraafplaats, de Hindoestaan heeft zijn begraafplaats, wat wil zeggen dat niemand met niemand mengt [...] zelfs niet na de dood. Maar denk je nu dat er ook een plaats is voor Brazilianen... er is hier nergens een begraafplaats voor Brazilianen’ (Höfs 2005: 5). De reacties van de Surinamers op de Brazilianen variëren van ‘Brazilianen plunderen ons goud weg’Ga naar voetnoot27 tot ‘het zijn arme mensen en harde werkers.’ Soms wordt gerefereerd aan drugshandel en het toegenomen geweld in de samenleving. Maar ten tijde van grote voetbaltoernooien is Brazilië de favoriet van de meeste Surinamers. In principe staan Surinamers wel positief tegenover hun grote buur Brazilië, maar ze hebben gemengde gevoelens bij de komst van de grote groep laagopgeleide garimpeiros en de weliswaar veel kleinere maar blijkbaar belangrijke groep prostituees, ‘die niet eens onze taal leren.’ Veel Surinamers varen echter economisch wel bij de productie van het goud, in het bos en in de stad, en verschillende mensen onderstreepten het belang van de goudsector voor de welvaart in het land. De meningen zijn verdeeld, maar het meeste commentaar | |||||||||||||
[pagina 97]
| |||||||||||||
wordt opgeroepen door het ‘goud dat gestolen wordt.’ De kritiek op de gasten uit het zuiden, mengt zich in alle discussies met kritiek op de politiek en overheid, die de sector niet reguleren en er waarschijnlijk goed aan verdienen. Een ander punt is dat van het milieu dat aangetast wordt door de goudwinning, de watervervuiling en het kappen van het bos. De bezwaren zijn dan niet alleen tegen Brazilianen gericht, maar ook tegen de Surinamers - meestal Marrons - die in de goudproductie werken. En opnieuw tegen de overheid. Toch ziet het er naar uit dat Surinamers de Braziliaanse migranten zonder grote problemen ontvangen. Of dat nu is omdat er nog wel een groep bij kan in de plurale samenleving die Suriname is - ook al snappen de Brazilianen zelf niet goed hoe dat werkt - of omdat het voetbal zo mooi is, weet ik niet. | |||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||
[pagina 98]
| |||||||||||||
| |||||||||||||
[pagina 99]
| |||||||||||||
Dr Marjo de Theije is antropoloog en sinds 1992 werkzaam bij de afdeling Sociale and Culturele Antropologie van de Vrije Universiteit Amsterdam. Twintig jaar geleden deed zij haar eerste onderzoek in Brazilië, waar zij sindsdien op verschillende locaties onderzoek deed naar volksreligiositeit, politieke en sociale organisatie, religie en gender, en sociale bewegingen. In 2001-2002 werkte zij ook een jaar als gastdocent aan de federale universiteit van Pernambuco, in Recife. Recent volgde zij migrerende Brazilianen naar Suriname, eerst naar Paramaribo, maar al snel ging ze haar informanten en het goud achterna, naar ‘het bos.’ |
|