OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 26
(2007)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 27]
| |||||||||||||||
Marike Goossens
| |||||||||||||||
MigratietheorieMigratie maakt al deel uit van de Saramakaanse samenleving sinds de Saramakaners zich terugtrokken in de Surinaamse binnenlanden. Zij hielden zich weliswaar afzijdig van de Surinaamse maatschappij, maar waren er tegelijkertijd van afhankelijk voor essentiële goederen zoals kleding, geweren en gereedschap (Price 1970: 157). In eerste instantie ondernamen Saramakaners korte reizen naar de kust om inheemse goederen te ruilen voor westerse artikelen, vanaf de tweede helft van de 19e eeuw waren er echter steeds meer Saramakaanse mannen die door toegenomen arbeidsmogelijkheden langere tijd in de kuststreken verbleven (Price 1975: 65). Zij vonden werk in de houtkap en het riviertransport. Een andere lucratieve optie was het werken in de goudhandel in Frans Guyana, een optie waar tegenwoordig nog steeds veel gebruik van wordt gemaakt. Sindsdien zijn de mogelijkheden en omstandigheden veranderd maar nog steeds bevindt een groot deel van de Saramakaanse bevolking zich buiten | |||||||||||||||
[pagina 28]
| |||||||||||||||
de dorpen aan de Suriname. In 1936 bevond naar schatting 60 procent van de Saramakaanse mannen zich in Frans Guyana (Wong 1938: 323 in Price 1975: 71). In 1968 bevond de helft van de mannen uit Dangogo zich in Kourou, Frans Guyana (Price & Price 1989: 199). Na de Tweede Wereldoorlog vonden de Saramakaanse mannen ook werk als ongeschoolde arbeiders, bijvoorbeeld bij de bouw van het internationale vliegveld van Suriname en de Brokopondodam (Price 1975: 66). Het waren voornamelijk de mannen die voor langere tijd de dorpen verlieten om als arbeider te werken in de kuststreek of in Frans Guyana. Een verblijf in de stad van negen tot zelfs twintig jaar was niet ongebruikelijk (Price 1975: 70-71).Ga naar voetnoot3 Behalve de tot dusver beschreven, vrijwillige migratie is er ook sprake geweest van gedwongen migratie (Du Toit 1990: 305). Naast het verschaffen van (tijdelijke) werkgelegenheid heeft de bouw van de Brokopondodam in de jaren zestig van de vorige eeuw namelijk de gedwongen transmigratie van ongeveer 5000 Saramakaners tot gevolg gehad (Hoop 1991: 63). Een aantal van hen koos ervoor om zich te vestigen in transmigratiedorpen die de overheid gebouwd had en anderen kozen ervoor om naar Paramaribo te verhuizen. Ook de Binnenlandse Oorlog die in 1986 uitbrak, heeft de gedwongen migratie van een deel van de Saramakaners tot gevolg gehad, bijvoorbeeld in het geval van Pokikóon (vaak ook Pokigron genoemd). Dit dorp is tijdens de Binnenlandse Oorlog volledig verwoest. De inwoners zijn naar Paramaribo gevlucht waar een deel van hen nog steeds woont. De recente Saramakaanse migratie valt echter grotendeels onder vrijwillige migratie: Saramakaners besluiten hun dorp te verlaten op zoek naar werk of om onderwijs in de stad te volgen. Een verschil met de eerdere migratie is dat tegenwoordig ook vrouwen deel uitmaken van de migrantenstroom. Voor de analyse van de migratie vóór de binnenlandse oorlog maak ik gebruik van het zogenaamde push-pull-model van de moderniseringstheorie. Daarin zijn twee factoren van invloed op migratie: push-factoren (factoren die migranten als onwenselijk beschouwen) en pull-factoren (factoren die migranten als wenselijk beschouwen).Ga naar voetnoot4 De migratie ná de Binnenlandse Oorlog vindt plaats binnen een andere context, waardoor een ander model gebruikt moet worden voor de bestudering van dit verschijnsel. De situatie die door de moderniseringstheorie wordt beschreven, is een situatie waarin migranten op zoek gaan naar | |||||||||||||||
[pagina 29]
| |||||||||||||||
Figuur 1 Dorpenkaart Saramakaanse dorpen aan de Boven-Suriname
Bron: Bureau van kleine ondernemers in Saamaka, 1998 | |||||||||||||||
[pagina 30]
| |||||||||||||||
ontwikkeling en modernisering in de stad. Deze theorie geeft echter geen volledig beeld van de exodus van bewoners van het binnenland naar de stad. Verpaupering van het platteland en de groeiende economische, sociale en politieke uitsluiting van de rurale bevolking spelen sinds de jaren tachtig van de vorige eeuw een grotere rol in migratie dan de zucht naar modernisering op zichzelf. De inwoners van de dorpen migreren naar de stad op zoek naar mogelijkheden die in hun dorp ontbreken. Het spatial-flow model zet zich af tegen de eerder genoemde moderniseringstheorie en is verbonden met de onderkenning van het proces van sociale uitsluiting. Met ‘sociale uitsluiting’ wordt niet bedoeld uitsluiting van buitenaf of uitsluiting als zelfgekozen isolement, maar een situatie van levensomstandigheden die veel moeilijker zijn dan in de rest van de samenleving. Het model veronderstelt een verbinding tussen stad en platteland en laat zien dat niet alleen mensen zich verplaatsen door de geografische ruimte, maar ook diensten en goederen: er bestaat namelijk een uitgebreid goederenverkeer van allerlei gebruiksvoorwerpen en kleding en van brandstof (dieselolie) naar de dorpen in het binnenland.Ga naar voetnoot5 Eenmaal op de plaats van bestemming aangekomen, passen migranten zogenaamde ‘adaptieve strategieën’ toe om de problemen die zij tegenkomen op te lossen: op verschillende manieren ondernemen zij actie om hun levensstandaard te verbeteren, zowel individueel als groepsgewijs.Ga naar voetnoot6 Kettingmigratie is een in Suriname veel voorkomend voorbeeld van zo'n groepsgeoriënteerde strategie. Vanwege de langdurige en frequente migratie naar Paramaribo zijn er veel mensen in het binnenland die familie of bekenden in de stad hebben. Nieuwe migranten maken gebruik van deze contacten om ook naar de stad te komen.Ga naar voetnoot7 Met betrekking tot het aangaan van sociale relaties in de stad heeft een migrant de keuze om deze vooral of in eerste instantie te zoeken binnen zijn eigen familie of etnische groep, of daarbuiten. Migranten hebben in eerste instantie vaak contact met personen met wie zij etnische, linguïstische of andere banden hebben (Du Toit 1990: 306). Dit gaat deels op in | |||||||||||||||
[pagina 31]
| |||||||||||||||
Paramaribo waar Saramakaanse migranten bij elkaar wonen in de wijk Sunny Point en waar mensen afkomstig uit Santigron en Pokikóon sportteams vormen. Er zijn echter ook mensen die onderwijs komen volgen in de stad en op school juist contacten leggen met mensen buiten hun eigen etnische groep. Een ander onderscheid dat gemaakt wordt betreft het verschil tussen formele en informele strategieën. Theoretisch kunnen migranten gebruik maken van formele kanalen voor het oplossen van hun problemen. Dit is in Paramaribo echter nauwelijks aan de orde omdat er zo goed als geen formele organisaties bestaan die zich richten op het welzijn van migranten. Arbeidsbureaus zijn er niet waardoor de migranten vooral aangewezen zijn op informele netwerken van familieleden, bekenden of leden van dezelfde etnische groep bij het vinden van een baan of onderdak. | |||||||||||||||
Migratie voor de binnenlandse oorlogDe Saramakaners in de stad maken deel uit van verschillende sociaal-economische klassen. Een deel van mijn informanten bevindt zich in de hogere sociaal-economische klasse.Ga naar voetnoot8 Zij zijn in de jaren vóór de Binnenlandse Oorlog op jonge leeftijd naar de stad verhuisd. In hun dorp van herkomst hadden zij de lagere school met goed resultaat doorlopen en zij gingen naar de stad om hun opleiding voort te zetten. De mensen die ik gesproken heb, vertelden dat zij gemotiveerd waren om hun opleiding tot een goed einde te brengen en in veel gevallen kregen zij hulp. Zo vertelde een vrouw uit Botopasi dat zij in dat dorp in huis genomen werd door een vrouw die zelf geen kinderen had en eenzaam was. Deze vrouw nam haar vervolgens mee naar de stad zodat zij daar naar school kon. Tegenwoordig heeft zij nog steeds goed contact met deze vrouw die zij haar pleegmoeder noemt en woont ze in haar huis (de pleegmoeder woont zelf ergens anders). Een man uit Semoisi kwam in zijn dorp in contact met een inspecteur van het rooms-katholieke onderwijs die daar tijdelijk verbleef om de lessen van leerkrachten te inspecteren. Hij trok de aandacht van deze man met een opstel dat hij geschreven had voor een wedstrijd. De man heeft hem opgevangen toen hij in de stad kwam om onderwijs te volgen en bekostigde een internaat voor hem. Na het internaat woonde hij twaalf jaar bij deze man in huis. Zijn eerste baan kreeg hij dankzij diens bemiddeling. Een andere man, die zijn jeugd in Dyuumu heeft doorgebracht, trok ook de aandacht door zijn prestaties op school. Hij was goed genoeg om een klas van de lagere school over te slaan en een artsenechtpaar in Dyuumu was hiervan onder de indruk. Zij hebben hem meegenomen naar de stad zodat hij zijn opleiding kon | |||||||||||||||
[pagina 32]
| |||||||||||||||
voortzetten. Tijdens zijn opleiding in de stad woonde hij in een internaat van de evangelische broedergemeente. Een belangrijke individuele strategie voor Saramakaanse migranten in deze periode was dus het volgen van onderwijs. Ook wordt duidelijk dat de juiste connecties van belang zijn om vooruit te komen. Het onderwijs dat iemand heeft kunnen volgen en de sociale contacten die iemand heeft, zijn van invloed op de mogelijkheden die de migranten in de stad krijgen. Het verblijf in een internaat, waar kinderen een gestructureerde opvoeding krijgen en gestimuleerd worden om het goed te doen op school, is hierbij van belang. Op latere leeftijd zijn deze sociale contacten opnieuw belangrijk bij het vinden van een goede baan. Een van de oorzaken van de migratie vóór de Binnenlandse Oorlog bestond dus uit de onderwijsmogelijkheden in de stad. Jonge, veelbelovende scholieren kwamen naar Paramaribo op zoek naar vervolgonderwijs om zichzelf verder te ontwikkelen. Deze scholieren zijn inmiddels succesvolle volwassenen die zich inzetten voor de ontwikkeling van het binnenland, door middel van hun werk of via persoonlijke projecten. De man uit Dyuumu werkt als ontwikkelingswerker voor de evangelische broedergemeente en probeert door middel van verschillende projecten de ontwikkeling in het binnenland op gang te brengen. Ook de man uit Santigron probeert met tours naar het binnenland en door het inkopen en verkopen van houtsnijwerk werkgelegenheid te creëren in het binnenland. | |||||||||||||||
Nieuwe migratieredenenTegenwoordig is de belangrijkste reden die migranten noemen om hun geboortegrond te verlaten en te verhuizen naar de stad de achtergebleven ontwikkeling in het binnenland ten opzichte van de stad. Ter illustratie hiervan zal ik het leven in een van de dorpen aan de Surinamerivier beschrijven. Masiakiiki is een dorp met 870 inwoners (NVB 1998: 10).Ga naar voetnoot9 Het ligt aan de Boven-Suriname en wordt aan alle overige kanten omringd door het regenwoud.Ga naar voetnoot10 De enige manier om dit dorp te bereiken is met de boot vanaf Atyoni, een reis die afhankelijk van de waterstand ongeveer drie uur duurt.Ga naar voetnoot11 Het leven in het dorp begint 's ochtends vroeg. Wanneer ik mijn ogen open doe en over de rand van mijn hangmat door de klamboe om me heen kijk, zie ik een vrouw die bezig is haar erf schoon te maken. | |||||||||||||||
[pagina 33]
| |||||||||||||||
Zij doet dit voorovergebogen met behulp van een schoffel. Het is een arbeidsintensieve klus die de rest van de ochtend zal duren. Ik loop naar de rivier om me te baden. Ik ben niet de enige die gebruik maakt van de rivier. Onderweg kom ik de vrouwen uit het dorp tegen die met grote teilen op hun hoofd, gevuld met vuile was of vuile vaat naar de rivier lopen om die weer schoon te krijgen. Ik ben een wasmachine en een gootsteen met stromend water gewend, maar deze vrouwen zijn zeer bedreven in het wassen met de hand. Ik krijg uitleg. De kopjes en pannenGa naar voetnoot12 worden met een schuursponsje en een bruine homp zeep schoongemaakt, maar voor de pannen is het noodzakelijk om de zeep te mengen met zand om ze te laten glimmen. Het wassen van kleren is ook niet eenvoudig en de vrouwen kijken me ongelovig aan als ze zien hoe ik stuntel met mijn was. In de rivier zijn verschillende platte stenen te vinden die dienen als wasbord. Op deze stenen leggen ze de natgemaakte kledingstukken en gaan er dan overheen met dezelfde zeep die eerder voor de vaat gebruikt werd. Vervolgens rollen ze de kleding op de steen op en neer met de platte hand terwijl ze kracht op het kledingstuk uitoefenen. Ik haal bijna mijn vingers open en heb nog flink wat oefening nodig. Voor handdoeken en spijkerbroeken echter is het heen en weer rollen niet voldoende, zij moeten hard op de stenen geslagen worden om schoon te worden. Overdag is het gezellig bij de rivier. De vrouwen staan in hun kleurrijke pangi tot aan hun knieën in het water en er wordt veel gelachen en gekletst. Na de was nemen zij zelf een bad. De kinderen die niet naar school gaan zijn bij de rivier te vinden in het gezelschap van hun moeders. Zij spelen in en om het water terwijl hun moeders hard aan het werk zijn. De oudere meisjes helpen bij de huishoudelijke taken, zoals het schoonmaken van de vis of kip voor het middageten. Op de kostgrondjes verbouwen vrouwen voedsel en in het bos kappen zij het hout voor de vuren waarop zij hun eten koken. De stukken hout worden in grote bundels op het hoofd naar het dorp meegenomen. Ondanks de gezelligheid is het hard werken in het dorp. Dit is een van de redenen waarom de meisjes de stad asutiGa naar voetnoot13 vinden: er zijn wasmachines, auto's en fietsen en er komt water uit de kraan. In het dorp moeten ze met dingen sjouwen, planten en kappen en kost het huishoudelijke werk veel energie. In tegenstelling tot alle bedrijvigheid overdag is het 's avonds rustig. Er is geen elektriciteitsvoorziening en het hele dorp is in duisternis gehuld. Alleen de kapitein is in het gelukkige bezit van een generator die 's avonds gedurende een aantal uren de ruimte onder zijn huis verlicht, zolang er tenminste olie voorradig is. Het lijkt alsof het dorp uitgestorven is, maar tijdens een wandeling hoor ik hier en daar gedempte stemmen van | |||||||||||||||
[pagina 34]
| |||||||||||||||
mensen die in huis met elkaar praten bij het schijnsel van een olielamp. Anderen zitten voor hun huis te luisteren naar een radio die op batterijen werkt. Over het algemeen is er 's avonds weinig te beleven in het dorp. De medische voorzieningen in het binnenland zijn beperkt. In de districten Brokopondo en Sipaliwini, met in totaal bijna 50.000 inwoners, zijn er 43 poliklinieken. Zes artsen bezoeken de verschillende poliklinieken in het gebied (Zevende Algemene Volks- en Woningtelling 2005: 52, 72-73). De inwoners van Masiakiiki zijn aangewezen op de polikliniek die zich in het naburige dorp Heikununu bevindt (NVB 1998: 14). In geval van ziekte moeten zij voor medische hulp per boot of te voet naar dit dorp. Het dichtstbijzijnde ziekenhuis bevindt zich in Dyuumu, een van de grotere dorpen in het gebied dat afhankelijk van de waterstand ongeveer anderhalf uur stroomopwaarts ligt.Ga naar voetnoot14 Een vrouw die een jaar geleden vanuit Masiakiiki in de stad is komen wonen, vertelt dat zij onder andere verhuisde omdat zij steeds ziek was en bovendien zwanger raakte. Dyuumu is ook de plaats waar de inwoners van Masiakiiki heen moeten als zij willen bellen naar de stad. In het dorp is slechts één zender aanwezig en de communicatie hiermee verloopt moeizaam. Verder worden berichten grotendeels van mond op mond doorgegeven of door middel van ingesproken cassettes. Een van de zonen van de kapitein van het dorp die zelf in Frans Guyana woont en het dorp af en toe bezoekt, vertelt dat hij bandjes ontvangt van zijn familie in Masiakiiki met daarop de laatste nieuwtjes of een dringend verzoek. Er zijn momenteel veel mensen in de Saramakaanse dorpen aan de Boven-Suriname die familieleden of bekenden hebben in de stad. De meeste mensen die ik in Masiakiiki gesproken heb, zijn ten minste één keer in Paramaribo geweest. Hierdoor weten zij hoe de omstandigheden in de stad (kunnen) zijn in vergelijking met de situatie in hun dorp. De meisjes in Masiakiiki willen niettemin niet allemaal in de stad gaan wonen. Zij noemen Masiakiiki hun moederland en willen slechts op en neer reizen naar Paramaribo. Zij zien liever dat de omstandigheden in het dorp verbeterd worden. Dit geldt ook voor de mannen uit Masiakiiki die in de stad wonen en werken. Tijdens een groepsinterview vertelt een aantal jongens dat zij niet terug gaan naar het dorp omdat ze nu de gelegenheid hebben om geld voor zichzelf te verdienen. Ze vinden de stad echter niet fijn en zouden liever in het dorp willen wonen als ze daar geld zouden kunnen verdienen. Dit brengt de volgende belangrijke reden om te verhuizen aan de orde, namelijk het vinden van werk en daardoor het verwerven van inkomsten. Op het gebied van werkgelegenheid zijn de mogelijkheden in de Saramakaanse dorpen beperkt. De enige betaalde functies in Masiakiiki zijn die | |||||||||||||||
[pagina 35]
| |||||||||||||||
van kapitein, basia en bestuursopzichter.Ga naar voetnoot15 Volgens een van de mannelijke inwoners van Masiakiiki is het begrijpelijk dat de mannen wegtrekken uit het dorp: Ik vind het niet goed dat de jonge mannen naar de stad trekken maar ze hebben geen keuze. Er zijn wel voldoende mogelijkheden om betaald werk te creëren maar het materiaal dat hiervoor nodig is ontbreekt. Er is voldoende hout aanwezig in het bos maar er zijn geen machines voor een houtzagerij. Ook is er voldoende zand in de rivier om stenen van te maken maar het noodzakelijke gereedschap ontbreekt. Economische activiteiten vinden alleen op kleine schaal plaats. De inwoners van Masiakiiki verdienen een beetje geld met het verkopen van landbouwgewassen, brood en andere producten zoals houtsnijwerk en bewerkte kalebassen. Ook wordt een deel van de visvangst verkocht en verdienen sommige vrouwen geld met handwerk, bijvoorbeeld het omzoomen van pangi's en het bewerken van angisa's.Ga naar voetnoot16 Het gaat in al deze gevallen echter om lage en onregelmatige inkomens. Om een redelijk en constant inkomen te verdienen is het noodzakelijk om werk te zoeken in Paramaribo of Frans Guyana. Met het geld dat de mannen in de stad verdienen, schaffen zij de spullen aan die nodig zijn om een vrouw te trouwen en om daarna vrouw en kinderen te onderhouden. Een ontwikkelingswerker, zelf een Saramakaner, die al jaren in de stad woont, vertelt dat dit een belangrijke reden is voor Saramakaanse mannen om naar de stad te komen. Een meisje in Masiakiiki zegt hierover: Het is moeilijk om hier een man te vinden want ze hebben geen spullen. Daarom gaan ze naar Frans Guyana om geld te verdienen zodat ze goederen kunnen aanschaffen: lepels, potten, pangi's, een huis, een kostgrondje, olie, zeep en zout. Dit is allemaal nodig om met een vrouw te kunnen trouwen. De vrouwen vinden het niet leuk dat de mannen het dorp verlaten maar dit is volgens hen de enige manier waarop zij de spullen ontvangen die zij nodig hebben voor het leven in het dorp (kleding, levensmiddelen, specerijen en gebruiksvoorwerpen zoals potten en hangmatten). Een jongeman die geboren is in Masiakiiki en sinds enkele jaren in Paramaribo woont, | |||||||||||||||
[pagina 36]
| |||||||||||||||
spreekt ook over het tekort aan werk en de moeilijkheden om een gezin te onderhouden. ‘Zodra je een vrouw hebt moet je haar kunnen verzorgen. Een kostgrondje levert niet voldoende op dus moet je naar de stad om te werken en zo geld te verdienen.’ Hieruit blijkt dat het spatial-flow-model relevant is voor de studie van migratie naar Paramaribo. Een belangrijk aspect van de interne migratie in Suriname is de voedsel-, geld- en goederenstroom. De spullen die door de mannen opgestuurd worden zijn vooral zaken die in het binnenland niet of nauwelijks verkrijgbaar of zeer kostbaar zijn. Een van de jongemannen die ik in Paramaribo bezocht heb en die afkomstig is uit Masiakiiki zegt hierover echter dat het leven in de stad niet gemakkelijk is waardoor hij niet erg regelmatig spullen kan opsturen naar het dorp. Een andere reden om te migreren, naast het ontbreken van voorzieningen en werkgelegenheid in het binnenland, zijn de onderwijsmogelijkheden in de stad. In het Boven-Surinamegebied bevinden zich 58 dorpen en twintig scholen (NVB 1998: 9, 11). Dit betekent dat er per drie dorpen één school is. Voor een groot deel van de kinderen is het dus niet mogelijk om onderwijs te volgen in het eigen dorp waardoor zij naar een naburig dorp moeten om naar school te gaan. De Kankantrieschool in Masiakiiki wordt bezocht door leerlingen uit Masiakiiki zelf en door leerlingen uit de omliggende dorpen Malobi, Heikununu en Tumaipa. Zij worden elke ochtend met de schoolboot opgehaald en 's middags thuisgebracht. Het onderwijs dat gegeven wordt in Masiakiiki gaat, net zoals op de meeste scholen in het binnenland, tot de zesde klasGa naar voetnoot17 van de lagere school. Om verder te studeren is het nog steeds noodzakelijk het dorp te verlaten en onderwijs te gaan volgen in Paramaribo.Ga naar voetnoot18 Er is echter nauwelijks opvang geregeld in de stad. Tegenwoordig zijn er nog maar enkele internaten in de stad over, waarvan slechts één zich specifiek richt op kinderen uit het binnenland. Het is gebruikelijk dat kinderen die naar de stad komen voor onderwijs dit samen doen met hun familie, of dat zij verblijven bij familie of kennissen die daar al wonen. Vaak hebben deze mensen het echter niet breed waardoor het afmaken van de schoolopleiding voor deze kinderen bijzonder moeilijk is. Daarbij speelt ook een rol dat de Binnenlandse Oorlog het onderwijs in de dorpen gedurende meerdere jaren heeft stil gelegd. Kinderen hebben hierdoor hun schoolopleiding moeten afbreken of hebben helemaal geen onderwijs genoten. De school in Masiakiiki is in 1986, toen de binnenlandse oorlog uitbrak, gesloten en is pas weer in 1996 geopend (NVB 1998: 11). Van de jongemannen die ik in Masiakiiki sprak, hebben de meeste het basisonderwijs | |||||||||||||||
[pagina 37]
| |||||||||||||||
niet afgerond en nu zijn ze op een leeftijd gekomen dat het volgen van onderwijs geen optie meer is. Ze hebben het dorp verlaten om te werken in de stad of in Frans Guyana en niet om onderwijs te volgen. Uit de bovenbeschreven omstandigheden in de Saramakaanse dorpen blijkt hoe de bewoners in het binnenland onder omstandigheden leven die hen plaatsen buiten de betere omstandigheden elders in de samenleving. Omdat de meeste dorpelingen wel eens in de stad geweest zijn of mensen kennen die in de stad wonen, zijn zij zich bewust van het verschil in voorzieningen. Door het gebrek aan onderwijs- en arbeidsmogelijkheden, kunnen zij niet volledig deelnemen aan het leven in de Surinaamse maatschappij. Inwoners van de dorpen trekken naar de stad in de hoop toegang te krijgen tot deze voorzieningen om zo hun persoonlijke situatie te verbeteren. | |||||||||||||||
Aankomst in de stadIn Masiakiiki heb ik het adres gekregen van een vrouw die sinds kort in de stad woont, samen met haar man. Op een avond vertrek ik op goed geluk naar het adres, zonder een afspraak gemaakt te hebben omdat ik niet over een telefoonnummer beschik. Ik ben wel in het gezelschap van een tolk die in het Saramakaans het doel van mijn bezoek kan uitleggen. We rijden door een doolhof van onverharde straten met grote kuilen vol water. Het is donker en er is nauwelijks straatverlichting, maar ik kan zien dat het druk is op straat. Groepjes mannen staan te praten en uit sommige huizen klinkt muziek die me doet denken aan mijn verblijf in Masiakiiki. De huizen zijn van hout en zien er armoedig uit. Dan komen we aan bij het adres waar we moeten zijn, een houten huis op grote stenen blokken met daarvoor een sloot die bijna overstroomt. De regentijd is begonnen en de afwatering is in de armere buurten van Paramaribo niet optimaal geregeld. Na de uitleg van mijn tolk worden we binnengelaten. Over een drassig erf lopen we door naar achter waar nog een klein huis blijkt te staan. Hier nemen we plaats op een bankje buiten naast de deur en in het weinige licht van een gloeilamp zoek ik mijn vragen op. De vrouw vertelt dat zij een jaar geleden naar de stad is gekomen om bij haar man te wonen die hier al een aantal jaren woont. Haar man zegt dat hij naar de stad is gekomen op zoek naar werk. Het vinden van werk in de stad is echter niet gemakkelijk. De man spreekt Sranan maar geen Nederlands. In Masiakiiki ging hij naar de lagere school, maar toen hij in de vierde klas zat, kwam het onderwijs stil te liggen als gevolg van de Binnenlandse Oorlog. Daarna heeft hij zijn opleiding niet afgemaakt. Hij werkt nu, zoals vele migranten in de stad, in de bouw. Hij vindt werk door middel van wat hij noemt wakasuku:Ga naar voetnoot19 ‘Je doet moeite om de straat op te gaan en rond te lopen op zoek naar werk; wanneer je ziet dat er een gebouw gebouwd wordt, vraag je of er hulp nodig is.’ Het kleine huis | |||||||||||||||
[pagina 38]
| |||||||||||||||
waar hij en zijn vrouw wonen, heeft hij met toestemming van zijn oom gebouwd op diens perceel. Dit is een voorbeeld van kettingmigratie. Bijna iedereen die ik in Masiakiiki gesproken heb, kent mensen die in Paramaribo of in Frans Guyana wonen. Iemand die naar de stad wil verhuizen, maakt gebruik van deze contacten en komt (in eerste instantie) vaak terecht bij familieleden. De jongeman die op het perceel van zijn oom woont, heeft hulp van hem gekregen. Toen hij eenmaal onderdak had en de omstandigheden het toelieten is zijn vrouw ook naar de stad verhuisd. Hieruit blijkt het belang van familierelaties in het sociale netwerk van migranten. De tolk die mij behulpzaam was bij het interviewen van dit echtpaar, laat mij ook kennis maken met de buurt waar hij zelf woont, Sunny Point (zie Afbeelding 1). Dit is een afgelegen wijk in het uiterst zuidelijke deel van Paramaribo waar veel Saramakaanse en Aukaanse migranten wonen. Sommige van deze migranten zijn kort geleden naar de stad gekomen, anderen woonden al jaren in de stad voordat zij naar Sunny Point verhuisden. Sunny Point was oorspronkelijk een volkshuisvestingsproject van de overheid. Voordat de bouw van de woningen voltooid was, is een deel van de 500 woningen in 1999 gekraakt door woningzoekenden. Mensen die op zoek waren naar een woning hoorden van anderen dat er huizen gekraakt werden en besloten zelf ook een kans te wagen, of zoals een bewoner van Sunny Point het uitdrukte: ‘Iemand zei tegen me “pak een huisje” en dat heb ik toen gedaan’. De woonomstandigheden in deze wijk laten veel te wensen over en doen denken aan de omstandigheden in het binnenland. Op het moment van kraken waren de huizen nog niet voorzien van deuren, ramen of enige andere afwerking. De deur- en raamopeningen zijn provisorisch afgeschermd met plastic, planken of ander materiaal. Elektriciteit is er niet, net zo min als stromend water of sanitaire voorzieningen. De ongeveer 300 gezinnen die hier wonen, halen hun water uit vijf aftappunten (Zandgrond 2005). Naast de meeste huizen staan grote zwarte tonnen om het regenwater in op te vangen. Enkele huizen beschikken over een generator, maar de meeste mensen hebben 's avonds geen licht en zijn aangewezen op kaarsen. Douchen vindt buiten plaats en koken gebeurt op een gasstel of - in periodes van economische moeilijkheden - op een houtvuurtje achter het huis. De inwoners van Sunny Point hebben dus een huis gevonden maar verder is er niet veel verbeterd in hun situatie. Zij hebben moeite om de eindjes aan elkaar te knopen. De mensen die ik gesproken heb, hebben weinig tot geen onderwijs genoten. In de stad zoeken zij werk maar dit is moeilijk te vinden vanwege hun gebrek aan opleiding. De mannen werken veelal in de bouw als metselaar of timmerman en veel vrouwen zitten thuis met de (kleine) kinderen. Toch vindt er verbetering plaats: negentig procent van de meisjes in Sunny Point gaat naar de middelbare school en een aantal gaat naar de universiteit (De Vries 2005: 87). | |||||||||||||||
[pagina 39]
| |||||||||||||||
De wijk Sunny Point gezien vanaf de Nieuwweergevondenweg. Foto: Marike Goossens
Een veelgehoorde klacht van migranten in de stad, waaronder de inwoners van Sunny Point, is dat de regering niets doet om hun situatie te verbeteren. De voorzieningen in de stad die specifiek bedoeld zijn voor migranten die zich nieuw vestigen in de stad, zijn zeer gering. Tijdens mijn onderzoek heb ik geen enkele instantie kunnen vinden die zich specifiek bezighoudt met het wel en wee van migranten in de stad. Een verklaring hiervoor kan gezocht worden in de ophouw van de Surinaamse politiek. Deze is traditioneel georganiseerd langs etnische lijnen waarbij de Creolen en Hindostanen historisch gezien een belangrijke positie innemen. Zij hebben een uitgebreid patronagesysteem opgebouwd waarin politieke steun gegeven wordt in ruil voor allerlei diensten (Hoogbergen & Kruijt 2005: 14-15). De Marrons hebben een dergelijk netwerk (nog) niet kunnen ophouwen in de stad omdat de A-Combinatie (een samenwerkingsverband van verschillende Marronpartijen) pas sinds kort deel uitmaakt van de politiek. Er is dus ook geen draagvlak om ondersteunende activiteiten voor Marrons in de stad op te zetten. | |||||||||||||||
AfsluitingIn dit artikel heb ik een deel van twee verschillende migratiestromen besproken, de stroom die duurde tot aan de Binnenlandse Oorlog en de stroom die daarna op gang kwam. De migratiestroom vóór de oorlog bestond voor een deel uit jongeren die in het dorp van herkomst hun lagere school hadden afgerond en vervolgens meegenomen werden naar de stad om daar hun opleiding voort te zetten. Zij woonden in een internaat of bij de mensen die hen meenamen naar de stad en hierdoor verkeerden zij in de positie om hun opleiding met goed gevolg af te ronden. Daarna hebben zij, vaak met behulp van hun contacten in de stad, een goede baan gevonden. Tegenwoordig zetten velen van hen zich in voor de ontwikkeling van het binnenland. Voor hen betekende de migratie naar de stad een positieve ontwikkeling in hun leven. | |||||||||||||||
[pagina 40]
| |||||||||||||||
De migrantenstroom vanaf de Binnenlandse Oorlog bestond aanvankelijk uit vluchtelingen, later ging het vooral om mensen die op zoek waren naar werk en betere levensomstandigheden. De mogelijkheden in het binnenland op het gebied van werkgelegenheid, onderwijs en telecommunicatie zijn achtergebleven bij die in de stad. Deze migranten zien de stad vooral als een manier van overleven en niet als een belangrijke stap in hun ontwikkeling. Zij zouden liever in hun dorp blijven wonen maar het ontbreken van mogelijkheden, vooral op het gebied van werkgelegenheid, maakt dat zij naar de stad verhuizen. Om verschillende redenen is het echter moeilijk voor hen om daar een nieuw bestaan op te bouwen. Allereerst hebben zij nauwelijks tot geen onderwijs genoten, wat het vinden van een baan bemoeilijkt. Daarnaast is er in Paramaribo geen structurele opvang voor migranten geregeld. De migranten komen veelal terecht bij familie of kennissen die het zelf ook niet breed hebben. Hierdoor is het lastig om elkaar verder te helpen en zijn de mensen in principe op zichzelf aangewezen. De interne migratie in Suriname is in de loop der jaren veranderd. De migratie vóór de Binnenlandse Oorlog kan deels verklaard worden met behulp van het push-pull-model. Een belangrijke pull-factor was het onderwijs dat in de stad aanwezig is. Jongeren kwamen naar Paramaribo op zoek naar ontwikkeling en modernisering. Velen van hen zijn tegenwoordig succesvolle stadsbewoners en zetten zich in voor de ontwikkeling van het binnenland. Sinds de jaren tachtig speelt echter de achterstelling van het binnenland een grotere rol in de interne migratie dan de zucht naar ontwikkeling en modernisering. Als gevolg van het proces van sociale uitsluiting hebben de bewoners van de dorpen in het binnenland niet dezelfde mogelijkheden als de bewoners van de stad. De stad is de locatie bij uitstek waar een inkomen verdiend kan worden, iets dat in het dorp nauwelijks mogelijk is. Wanneer zij in het dorp echter dezelfde mogelijkheden zouden hebben als in Paramaribo, zouden zij liever in hun dorp blijven wonen. Het proces van sociale uitsluiting vindt nog steeds plaats. Het onderwijs in de dorpen is sinds de Binnenlandse Oorlog weer (gedeeltelijk) hersteld maar gaat niet verder dan de lagere school. Werkgelegenheid is er nauwelijks en het niveau van de voorzieningen in het binnenland is nog lang niet gelijk aan dat in de stad. Gezien deze situatie in de dorpen en het langzame tempo waarmee daar verandering in komt, zal er voorlopig geen einde komen aan de migratie naar de stad. | |||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 41]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 42]
| |||||||||||||||
Marike Goossens heeft haar bachelor Culturele Antropologie aan de Universiteit Utrecht afgerond in 2006. Zij volgt momenteel de master Medische Antropologie en Sociologie aan de Universiteit van Amsterdam. |
|