| |
| |
| |
Els Moor
De switi moksi patu van de Surinaamse kinderliteratuur
In de Kinderboekenfestival-Krant van maart/april/mei 2006, uitgegeven door de stichting Projekten Protestants Christelijk Onderwijs Suriname (PCOS), vinden we in de rubriek ‘De Kinderjury’ de keuze van twee kinderjury's, uit Paramaribo en de Para, voor het ‘allerleukste’ Surinaamse kinderboek. De jury's mochten kiezen uit zes boeken en beide jury's kozen Bruine bonen niet zoutvlees (1992) van Ismene Krishnadath boven Henri in de gele jurk (1998) van Francis Vriendwijk, De kersenboom (2005) van Cindy Kruidenhof, Leena en Jopie reizen mee naar Nickerie (2005) van Indra Hu, Xarlos, de flessenwasser (2005), ook van Francis Vriendwijk en het allereerste Surinaamse kinderboek Baccha het ezeljong (1962), dat aan Albert Helman toegeschreven wordt.
Waarom is Bruine bonen met zoutvlees zo'n leuk Surinaams kinderboek, waar volwassenen ook van genieten? In de eerste plaats is de Anansi uit de slaventijd dichterbij gekomen. Hij leeft in het Suriname van de jaren tachtig en haalt nog steeds zijn streken uit, nu in voor iedere Surinamer herkenbare situaties. Het binnenland ligt in puin als gevolg van de Binnenlandse Oorlog en veel bewoners komen naar de stad. Anansi ook, met zijn ‘lieve vrouw’ Makoeba en hun tien spinnenkindertjes. Onderweg is hun pick-up gestolen. Ze kloppen aan bij zus Nanza en haar man Prem, die onmiddellijk stroop en pindakockjes op tafel zetten. Nanza besluit dat ze voor het eten wat rijst moet bijkoken. In een vlaag van overmoed doet de straatarme Anansi (zijn spaargeld is net genoeg om een broodje pindakaas te kopen!) het aanbod om over een week een feest te geven voor de buurt met grote hoeveelheden bruine bonen met zoutvlees.
Wij lezers voelen op onze slippers aan dat hem dat gaat lukken. Hij schakelt de zwerver Freko in, die hij met zijn fluit post laat vatten voor de deur van een groot importbedrijf van blikjeswaren en peulvruchten. Freko is hinderlijk met zijn fluit. De baas, Midas, wil hem weg hebben, maar het lukt hem nier ... tot ‘dokter’ Anansi hem tegen beloning van grote emmers zoutvlees een tip aan de hand doet: Freko doet zo gek omdat hij ziek is, hij heeft een ernstig tekort aan koolhydraten en dat is nou precies war er plenry in bruine bonen zit. Gemaakt, dus! De bruine-bonen-met-zout- vlees-party is een groot succes. Freko is natuurlijk van de partij en knapt zodanig op dat hij Anansi's dochter Prodomientjc het hof maakt.
Waaraan dankt dit moderne Anansiverhaal zijn succes? Natuurlijk aan de slim bedachte oplossing van Anansi om aan zoutvlees en bruine bonen te komen. Vooral ook aan de herkenbare figuur van de zwerver. Paramaribo wordt door zulke types overstroomd en velen ergeren zich groen en geel,
| |
| |
zoals Midas, de baas van het grote bedrijf. Speel je bij zo'n belangrijk man de deskundige, compleet met doktersjasje, is je succes verzekerd. De hele sfeer in het verhaal, de handelingen, de gastvrijheid en no-span-mentaliteit, de dialogen tussen de figuren, het vormt allemaal een beeld van wat we steeds weer om ons heen meemaken. Bovendien onderstrepen de humoristische tekeningen van Gerold Slijngard het verhaal op een bijzonder knappe manier. Echte Nederlanders zullen zo'n verhaal belachelijk vinden. Wat is er immers zo bijzonder aan bruine bonen, en dan nog wel met ‘zoutvlees’ (je ziet de afkeer op die gezichten)? Ze kosten bovendien bijna niks, waarom daar zo'n drukte om gemaakt? Het is cultuur van de armoede waar je in literatuur voor de goede verstaander mee kunt grappen.
| |
Criteria
We hebben door dit voorbeeld een paar criteria voor ‘goede’ Surinaamse kinderliteratuur beet, misschien zelfs wel voor goede kinderliteratuur in het algemeen: inventiviteit en creativiteit, de sfeer van het beschreven milieu authentiek weergegeven en de taal begrijpelijk, maar niet kinderachtig en met humor. Ik kan zo nog een paar van die boekjes noemen, die niet in het rijtje voor de kinderjury's van de Stichting Projekten PCOS voorkomen, maar waarvan ik tijdens mijn activiteiten met boeken tijdens dertien Kinderboekenfestivals in Paramaribo, de districten en het binnenland heb geconstateerd dat het grote successen zijn. Rani en de slangenkoning (1991) van Effendi Ketwaru, bijvoorbeeld, is een topper. Een sprookje met een echte heks, goed en kwaad tegenover elkaar, ernst en humor in afwisseling, spannend en gevoelig, zielig zelfs en toch een
| |
| |
happy end. En de grote helper daarbij is een slang, het dier dat alleen maar angst aanjaagt in de samenleving, een clichédoorbrekend personage! De tekeningen van de schrijver zelf zijn zo mooi en duidelijk dat ze voor kinderen met taal- of leesproblemen een flinke ondersteuning vormen en een push om door te lezen.
Ook bij ander werk van Ismene Krishnadath, die in 1993 de eerste en tot nu toe enige Staatsprijs voor Jeugdliteratuur uitgereikt kreeg, is succes verzekerd. B'Anansi keert terug naar de eenentachtigste afslag (1997) speelt eveneens in de tijd van de Binnenlandse Oorlog. Anansi en gezin vluchten op ingenieuze wijze naar de maan. Maar daar is het saai. Je kunt er alleen zachte, zoete, groene maanbroden eten, en drinken is er niet nodig. Eén maanspin woont er maar, Moena, een stijve, keurige spin nenvrouw. Verder is er nèks te beleven. Logisch dat de Anansi's heimwee krijgen, verlangen naar bruine bonen met zoutvlees, soft om te drinken en poku om de pootjes los te gooien. Ze laren zich dan ook op een echt spinachtige manier weer zakken naar moeder aarde en komen natuurlijk in switi Sranan terecht.
In hetzelfde jaar verscheen De groene fles, een prachtige moksi van harde en sprookjesachtige werkelijkheid. In april van 2006 heb ik met ‘de kinderen van de Osembolaan’ (die al eens een Kinderboekenfestival geopend hebben met een wervelende boekenshow!) een toneelbewerking van Ismenes boek voorbereid. De negenjarige Jayant speelde Kwame, de jongen uit het binnenland die het redt in de stad door zijn inventiviteit en daarvoor op toverachtige wijze beloond wordt.
Goede Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur heeft universele kanten. Net als overal ter wereld spelen figuren uit de orale cultuur er een rol in, wordt er een spel gespeeld tussen goed en kwaad, is er een grote herkenbaarheid, worden jongens en meisjes verliefd op elkaar, veranderen dieren in mensen of omgekeerd, gebeuren er zielige en gekke dingen en is de taal vaak mooi of grappig. De meerwaarde van goede kinderboeken voor Surinaamse kinderen is dat het verhaal een spiegel van de eigen dagelijkse wereld van kinderen en volwassenen geeft, altijd een beetje een lachspiegel, zoals we zo duidelijk zien in Bruine bonen met zoutvlees.
| |
Eigen beheer
De heel eigen manier van uitgeven van werk, meestal in eigen beheer, maakt dat Surinaamse kinderliteratuur ook een andere kant heeft: de schrijver heeft meestal weinig geld voor de uitgave en niemand die zijn werk kritisch volgt. Vanuit de koloniale christelijke traditie zijn verhalen vaak te braaf en wil de schrijver soms ook wel een beetje preken. Gerrit Barron heeft daar lang een handje van gehad. Hij wilde de jeugd ook doordringen van zijn politieke ideeën, maar in zijn laatste boeken De kinderen van Sadoema (2003) en De kleine Jaggernath (2005) is dat al een stuk minder. Maatschappijkritiek blijft in zijn werk doorklinken en dat is alleen maar goed, als kinderen maar op hun eigen manier kunnen
| |
| |
meedenken. Hij heeft echter niet zo'n vlotte en humoristische pen als Ismene Krishnadath.
Surinaamse auteurs die in eigen beheer uitgeven (zoals meestal het geval is), missen kritische redacteuren die samen met hen aan de kwaliteit werken. Zij maken meestal kleine papieren boekjes die weinig kosten. Dat laatste is ook positief, want ouders kunnen niet veel betalen voor boeken, maar het gebrek aan stevigheid maakt dat de boekjes geen lang leven beschoren is en dat ze dus ook gauw worden vergeten.
| |
| |
| |
Opleving
Pas de laatste jaren is er een enorme opleving gekomen in de Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur. Er zijn in Paramaribo nu minstens vier goedgevulde boekhandels dte rijk voorzien zijn van jeugdliteratuur, zowel Surinaamse als Nederlandse, en hun vaste stand hebben op de Kinderboekenfestivals. Maar de opleving is vooral te danken aan de door de Stichting Projekten PCOS georganiseerde Kinderboekenfestivals, jaarlijks in Paramaribo en in twee districten of het binnenland. Daar worden veel hoeken verkocht en de kinderen worden er nieuwsgierig naar gemaakt door verschillende creatieve activiteiten, of door gewoon rustig in een ‘boekenhoek’ te zitten lezen en plaatjes te kijken. In 2000, op een Boekenfeest in Nickerie, had van een publiek van meer dan honderd kinderen, ouders en leerkrachten niemand ooit van Ismene Krishnadath gehoord toen ik vroeg wie wel eens iets van haar gelezen had. Nu, in 2006, na dertien KBF's zijn er al toppers die iedereen kent. De boekjes van Francis Vriendwijk bijvoorbeeld, gebaseerd op oude Surinaamse verhalen. Bigi-Bere, Bigi-Ede en Fini-Futu (1997), de bekendste, over drie overmoedige poppenkinderen met wie het slecht afloopt, doet het goed bij de kleinsten, maar ook bij ouderen; iedereen vindt het leuk en Pikin Todn en Pikin Sneki (1998) over de twee vriendjes die vijanden bleken te zijn, ook. Beide boekjes zijn vakkundig en functioneel geïllustreerd, zodat kinderen die het Nederlands nog niet voldoende beheersen, goed geholpen worden. De duidelijke plaatjes maken het verhaal begrijpelijk en onbewust leer je de woorden en de zinsbouw. Hier duikt weer een functie op van leuke, eenvoudige kinderboekjes: kinderen, ook oudere, die worstelen met het moeilijke Nederlands, kunnen aan de hand van creatieve werkvormen met kinderboekjes ontdekken dat diezelfde taal ook heel boeiend kan zijn, dat je ervan kunt leren houden. De gedichtjes uit de bundeltjes Popki patu,
deel 1 en 2 (1986) van Orlando Emanuels lenen zich daar goed voor. Jonge en oudere kinderen spelen graag met de taal wanneer ze versjes horen of lezen, en langzaam maar zeker doorbreken ze hun angst om fouten te maken.
Er wordt momenteel hard gewerkt om kweekschoolstudenten, leerkrachten op basisscholen en bibliotheekjuffen te leren om met creatieve werkvormen kinderboeken dichter bij kinderen te brengen. Het leren werken met een ‘boekenhoek’ is daarbij ook zeer belangrijk. In 2007 zal er vanuit de Stichting Projekten PCOS een handleiding verschijnen met creatieve werkvormen bij ongeveer zestig Surinaamse kinderboeken uit de lijst van meer dan tweehonderd. Vanaf oktober zullen de werkvormen al in de praktijk uitgeprobeerd worden. Zo komen we stapje voor stapje vooruit op de typisch Surinaamse weg vol kuilen en tokotoko naar leesplezier voor alle kinderen, leesplezier, voornamelijk met Hollandse boeken, dat zo lang voorrecht was voor kinderen van ontwikkelde ouders.
Kijken we nog even naar het totaal van de Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur. dan kunnen we die indelen in verschillende categorieën:
| |
| |
• | eenvoudig en goedkoop uitgegeven kleine boekjes voor jonge en wat oudere kinderen, altijd geïllustreerd; |
• | boeken van steviger formaat en meer dan honderd pagina's voor oudere kinderen die het Nederlands, de schooltaal, beheersen. De jeugdromans van Ismene Krishnadath en Frits Wols kunnen als voorbeelden dienen van deze categorie en de meeste boeken van Gerrit Barron; en |
• | boeken van Surinaamse auteurs die in Nederland wonen en daar uitgeven. Thea Doelwijt is de bekendste onder hen. Zij weet de Surinaamse toon te treffen en zet oudere kinderen aan tot denken, omdat er altijd wel een maatschappelijk conflict in haar thematiek zit. O sekoer! Help! (2000) en Stop je hoofd nooit in een spinnenweb (2006) hebben dezelfde hoofdpersoon, de Surinaamse, in Suriname wonende jongen Martin Plaat die in het eerste boek met zijn oma op vakantie is in Frankrijk en daar een diamantroof oplost, waardoor hij zijn land enorm helpt. In het tweede boek raakt hij met zijn uit Nederland gekomen vriendinnetje betrokken bij goudsmokkel en ook hier ontdekken ze belangrijke dingen. Binnen de spannende plots die te maken hebben met hedendaagse criminaliteit, stelt Thea Doelwijt vragen aan de orde waarover de jongeren moeten nadenken. |
Ook Marijke van Mil is een voorbeeld van zo'n auteur van Surinaamse huize die schrijft vanuit Nederland. Haar De zingende drum (2005) is de bewerking van een oud verhaal over een jongen die erin slaagt de zingende drum die de duivel uit zijn dorp gestolen had, terug te brengen. Het is een prachtig verhaal dat helaas nog weinig bekendheid geniet in Suriname, waar het wel in de boekwinkels ligt.
Tot slot wil ik kort zeven kinderboeken en -boekjes bespreken van de veertien die tijdens de drie Kinderboekenfestivals (Para, Paramaribo en Saramacca) van 2006 gepresenteerd zijn. Ik kies voor de boeken van volwassen auteurs en laat de verzamelingen winnende kinderverhalen en dergelijke hier achterwege. Gezamenlijk geven ze een goed beeld van de wisselende kwaliteit van de Surinaamse kinder- en jeugdliteratuur:
Thea Doelwijt: Stop je hoofd nooit in een spinnenweb. Een spannend boek over menselijke gevoelens. Goed geschreven, zowel voor Surinaamse als Nederlandse kinderen.
Aly Hilberts: Kamiel redt een super Reus. Sluit aan bij het thema van het Kinderboekenfestival, het milieu, ‘redt ons bos’. Kamiel gaat op een dag niet meer naar school, maar naar zijn vriend de Superreus, een kankantri, waarin hij een plekje vindt om te blijven. Hij krijgt zelfs een werk: het oliën van de zagen waarmee mannen in het bos de bomen kappen. Als hij het gevaar voor zijn vriend Superreus inziet, gaat hij terug naar zijn moeder. Maar kunnen ze de oprukkende mannen met hun zaagmachines tegenhouden? Het is een wat onwerkelijk verhaal van buitenaf beschreven, zonder die lekkere Surinaamse tongval en humor. De tekeningen in zwart-wit zijn houterig. Niet erg overtuigend.
| |
| |
Eveline Wielzen: Tjubi ú matu!/Red ons bos. Ook in dit hoekje gaat er een woudreus tegen de vlakte en kunnen de mensen van het bos er niets tegen doen. Twee lijnen lopen door elkaar: die van het generatieconflict tussen een marron-oma en haar tienerkleinkinderen uit de stad en de dreiging van de houtkap in het binnenland. Ook dit boekje is nogal onprofessioneel in elkaar gezet. De waarde ervan is dat Eveline Wielzen er wel in slaagt in de huid van haar verhaalfiguren te kruipen. Op een niet te nadrukkelijke manier spreekt haar grote engagement om het bos te redden uit het verhaal. En de figuren, de tieners en hun oma, zijn goed getekend.
Marylin Simons: Edo Eén-shirt en Potje Pindakaas, uitgegeven door de Stichting Klimop. Het beertje is bedroefd, want zijn shirtje is te klem; hij wil niet meer eten. Potje Pindakaas snapt er niks van; hij wil juist vol zijn, want leeg verdwijnt hij in de vuilnisbak. Gelukkig loopt het goed af: als potje leeg is mag hij verder gaan als potje voor de bloemen. En Edo Eén-Shirt krijgt een nieuw shirt waar hij toch wel blij mee is, en hij is nog klein genoeg om gewoon op mama's schoot te blijven zitten als ze verhaaltjes voorleest. Een verhaal voor kleuters en vanuit het gevoelsleven van kleuters, prachtig van taal en tekeningen, mooie grote letters: een voorbeeldboek, waaraan je ziet dat het wél kan in Suriname zelf.
Wim Veer, oud-aardrijkskundeleraar op het Instituut voor de Opleiding van Leraren, heeft een serie uitgebracht van fotoboekjes met teksten over dieren, waarvan Modo todo de laatste is, over de Surinaamse kikkers en de dieren die samen met hen het water bewonen. Eenvoudige rijmende teksten in grote letters bij fraaie foto's. Zo is de hele serie, waar ouders zowel als kleuters enthousiast over zijn. Met steun van Conservation International mooi uitgegeven in de vormgeving van Claudett de Bruin: vakwerk!
Ook Paul Middellijn geeft via de Stichting Projekten PCOS een serie uit. Platte maar stevige boeken met grote platen en weinig tekst, over avonturen van dieren. De laatste is Agama de kameleon. Marjo Hofman heeft de rekeningen gemaakt en die maken deze serie tot een succes. Schitterend! De rijmende onderschriften van Middellijn zijn niet allemaal even sterk. Agama de kameleon is de zwakste tekst uit de serie, met nogal wat rijmdwang en op het eind blijkt het verhaal een droom te zijn, wat ik altijd een afknapper vind ... gefopt, voel je je dan. Maar de serie bestaat uit prachtig uitgevoerde boeken met stevige kaft. Niet kapot te krijgen! Met Ismene Krishnadath begon ik dit artikel, met haar eindig ik. Kook mee; Een kook- en verhalenboek is de titel. Voor meisjes én jongens van 8-15 jaar. Weer met die expressieve tekeningen van vakman Gerold Slijngard. Eten, switi nyan, is een leidmotief voor de Surinaamse mens. Dat vinden we terug in de Surinaamse kinderliteratuur, maar vooral in het werk van Ismene Krishnadath. In dit boek leeft ze zich uit als schrijfster en als kokkin. Het hoofdverhaal gaat over het gezin Wolfenburtel dat van een verre oom een historisch huis erft. In een la in de keuken vinden ze
| |
| |
zijn kookboek en dan begint een ontwikkeling naar een eigen restaurant. De tienerverliefdheid van zoon Fred voor een Chinees meisje speelt hierbij een belangrijke rol. Dit verhaal is maar een raamwerk. Het bevat veel andere verhalen die allemaal met eren te maken hebben en in verband daarmee veel recepten. De Anansi-achtige verhalen over dieren blinken uit door humor en verwijzingen naar situaties in de samenleving, zoals suikcrschaarste en winstbejag. Het leukste verhaal vind ik dat waarin uitgelegd wordt hoe de naam van de hete gele peper Madame Jeannette ontstaan is. Lees het zelf. Kook mee is een boek om zelf te hebben!
Surinaamse kinderliteratuur, een wereld, een spiegel van Suriname met kwaliteit en geklungel, met humor en gezapige ‘wijze lessen’, met originaliteit en clichés, maar samen vormen al deze boeken, boekjes en floddertjes, meer dan tweehonderd in één kast, een schat voor het Surinaamse kind. Het werken aan verbetering van de kwaliteit is al op gang gekomen via workshops bij vele gelegenheden, er wordt overleg gepleegd over meer beklijvende begeleiding. Het grote probleem is en blijft voorlopig nog de verspreiding. Tot diep in het binnenland zie je schoolbibliotheken vol (vaak ‘afgekeurde’) Hollandse kinderboeken. ‘Snappen de kinderen deze hoeken?’, vraag ik steeds aan het hoofd of de biebleerkrachr. ‘Ze begrijpen die boeken niet; het is een ander Nederlands dan ze zelf spreken en de situaties zijn niet herkenbaar’, is steeds het antwoord. Op het Kinderboekenfestival vraag ik aan alle begeleidende leerkrachten: ‘Heeft jullie school een bibliotheek?’ Meestal is het antwoord: ‘Ja’. ‘Hebben jullie ook deze Surinaamse boeken’, vraag ik dan, en dan is het antwoord; ‘Nee’ en in het gunstigste geval: ‘Een paar’. Hoe goedkoop ook, Surinaamse boeken kosten geld en Hollandse worden geschonken. Een absurditeit.’
Hier moeren we aan werken. De scholen moeten bevoorraad worden met de eigen boeken. Anders is al het gezwets over de kwaliteit nutteloos. Want de boeken zijn voor de kinderen!
| |
Literatuur
Barron, Gerrit, 2003
De kinderen van Sadoema. Paramaribo: Afaka international. |
Barron, Gerrit. 2005
De kleine Jaggernath. Paramaribo: Afaka international. |
Doelwijt, Thea, 2000
O sekoer! Help! Amsterdam/Antwerpen: Piramide. |
Doelwijt, Thea, 2006
Stop je hoofd nooit in een spinnenweb. Assen: Educatieve uitgeverij Maretak. |
Emanuels, Orlando, 1986
Popki patu. 2 delen. Paramaribo: De Volksboekwinkel. |
| |
| |
[Helman, Albert], 1962
Baccha het ezeljong; Een Surinaamse vertelling voor kinderen. Paramaribo: Bureau Volkslectuur. |
Hilberts, Aly, 2006
Kamiel redt een super Reus. Paramaribo: Stichting Projekten Protestants-Christelijk Onderwijs Suriname. |
Hu, Indra, 2005
Leena en Jopie reizen naar Nickerie. Paramaribo: Ralicon. |
Ketwaru, Effendi, 1991
Rani en de slangenkoning. Paramaribo: Cyco. [Tweede, herziene druk: Artex, 1991; derde druk: Leo Victor. 1992.] |
Krishnadath, Ismene, 1992
Bruine bonen met zoutvlees: Een Anansiverhaal. Paramaribo: Lees Mee. |
Krishnadath, Ismene, 1997
B'Anansi keert terug naar de eenentachtigste afslag. Paramaribo: Cultureel Centrum Suriname. |
Krishnadath, Ismene, 1997
De groene fles. Paramaribo: Lees Mee. |
Krishnadath, Ismene, 2006
Kook mee; Een kook- en verhalenboek voor meisjes én jongens. Paramaribo: Publishing Services Suriname. |
Kruidenhof, Cindy, 2005
De kersenboom. Paramaribo: Stichting Projekten Protestants-Christelijk Onderwijs Suriname. |
Middellijn, Paul, 2006
Agama de kameleon. Paramaribo: Stichting Projekten Protestants-Christelijk Onderwijs Suriname. |
Mil, Marijke van, 2005
De zingende drum. Amsterdam: Vassallucci. |
Simons, Marylin, 2006
Edo Eén-shirt en Potje Pindakaas. Paramaribo: Stichting Klimop. |
Veer, Wim. 2006
Modo todo. Paramaribo: in eigen beheer. |
Vriendwijk, Francis, 1997
Bigi-Bere, Bigi-Ede en Fini-Futu. Paramaribo: in eigen beheer. |
Vriendwijk. Francis, 1998
Henri in de gele jurk. Paramaribo: in eigen beheer. |
Vriendwijk, Francis, 1998
Pikin Todo en Pikin Sneki. Paramaribo: in eigen beheer. |
Vriendwijk, Francis, 2005
Xarlos, de flessenwasser. Paramaribo: in eigen beheer. |
Wielzen, Eveline, 2006 |
Tjubi ú matu!/Red ons bos! Paramaribo: Stichting Projekten Protestants-Christelijk Onderwijs Suriname. |
|
|