OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 24
(2005)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 303]
| |||||||||||||||
Edo de Vries Robbé
| |||||||||||||||
[pagina 304]
| |||||||||||||||
ook zijn de directe en indirecte economische opbrengsten zeer groot. Daarnaast zijn de gevolgen voor het milieu en de effecten van de komst van vele (grotendeels illegale) Brazilianen van grote invloed op het land. Hoewel ik er aanvankelijk van uit ging dat de goudsector het grootste deel van de informele economie zou omvatten, bleek al snel dat ook de drugshandel deels verknoopt is met de goudsector. Alvorens beide sectoren te behandelen geef ik allereerst een korte schets van de economie van Suriname met daarbij ook aandacht voor corruptie en fraude. | |||||||||||||||
De economie van SurinameRegelmatig wordt gewezen op de Surinaamse afhankelijkheid van de mijnbouwsector. In de periode direct na de tweede wereldoorlog en voor de onafhankelijkheid, genereerde de bauxietsector ongeveer eenderde van de totale nationale productie. Het was daarmee veruit de belangrijkste sector (Van Dijck 2001: 57). In 2001 leverde de sector, die had moeten inleveren ten opzichte van de publieke sector, toch nog 21 procent van de productie van de formele economie. De agrarische sector (ruim acht procent) en de verwerkende industrie (ruim zes procent) blijven hierbij achter (ABS 2002). Het aandeel van de bauxietopbrengsten in de export is nog veel groter. In 2001 leverde de sector 71 procent van de totale formele exportopbrengsten, terwijl garnalen (tien procent) en olie (zes procent) veel minder deviezen binnen brachten.Ga naar voetnoot2 Tegenover de relatief lage exporten staan groeiende importen, die door grootschalige ontduiking van invoerrechten lang niet altijd in de officiële statistieken zijn terug te vinden. De vraag naar buitenlandse valuta is door de afhankelijkheid van importen altijd groot, waardoor de wisselkoers voortdurend onder druk staat. Suriname kende lange tijd het hoogste inflatiecijfer van de regio. Ook als gekeken wordt naar het BBP per hoofd van de bevolking doet Suriname het slecht en behoort het tot de drie armste landen van het Caraïbisch Gebied. De beroepsbevolking omvat ruim 90 duizend personen die formeel geregistreerde beroepen uitoefenen. De werkelijk actieve bevolking is door de werkgelegenheid in de informele economie echter een stuk groter. Het logge en omvangrijke overheidsapparaat functioneert als een soort sociaal vangnet voor de minder bedeelden en biedt werkgelegenheid aan 43 procent van de beroepsbevolking.Ga naar voetnoot3 Tevens neemt het veertig à vijftig procent van het formele BBP voor zijn rekening (Schmeitz 2003: 164). De economie wordt door het grote overheidsapparaat gehinderd door een overmaat aan regelgeving en bemoeienis. De Surinaamse etnisch-politieke traditie van patronage en cliëntelisme, vormt geen stimulans om de grote overheidsrol te verkleinen (Ramsoedh 2001: 96). De werkloosheidscijfers zijn redelijk onbetrouwbaar, officieel is veertien procent van de beroepsbevolking werk- | |||||||||||||||
[pagina 305]
| |||||||||||||||
loos. Buitenlandse investeringen die banen zouden kunnen scheppen, blijven uit vanwege het slechte investeringsklimaat. Suriname behoort wat betreft het inkomen per hoofd van de bevolking tot de armste landen in de regio. Als wordt gekeken naar het formele gemiddelde jaarinkomen per hoofd van de bevolking was dat in 2001 slechts 1672 dollar (ABS 2002)Ga naar voetnoot4. Uit verschillende in Suriname gehouden huishoudbudgetonderzoeken blijkt inderdaad dat een schrikbarend aantal Surinamers onder de armoedegrens leeft. Door de grote armoede, de gebrekkige sociale voorzieningen en het tekort aan formele werkgelegenheid, ging de Surinaamse bevolking op zoek naar allerhande meer of minder legale economische bezigheden (hosselen) die zich buiten de formele economie afspelen om toch aan inkomsten te komen. Deze hosselactiviteiten zijn over het algemeen kleinschalig en worden op parttime basis bedreven door personen die, in tegenstelling tot veel andere Latijns-Amerikaanse landen, ook een betrekking hebben in de formele economie en dan met name bij de overheid (Schalkwijk & De Bruijne 1999: 40). Deze banen bij de overheid worden vooral aangehouden vanwege de rechten op medische voorzieningen en een klein pensioen (Kruijt & Maks 2002: 249). Het ABS berekende dat het aantal banen in de urbane informele sector op dit moment wordt geschat op ongeveer 40 duizend,Ga naar voetnoot5 terwijl dit begin jaren 1990 nog werd gesteld op 20 duizend (Regering van Suriname 1993: 2.24). Weliswaar overlapt dit aantal deels met de formele werkgelegenheid, maar het betekent wel dat de sector een aanzienlijk aandeel heeft in de totale werkgelegenheid en ongeveer even groot is als het ambtenarenapparaat of de werkgelegenheid binnen het (formele) midden- en kleinbedrijf (MKB). Cliëntelisme en patronage bij de overheid alsmede de structurele incompetentie van het ambtelijk apparaat worden door velen gezien als probleem nummer één van Suriname. Bij de douane, de belastingdienst en de politie wordt door verschillende informanten toegegeven dat een deel van het apparaat is gecorrumpeerd.Ga naar voetnoot6 Ook belastingontduiking vindt op grote schaal plaats en de belastingdienst heeft daarnaast weinig zicht op activiteiten die zich buiten de formele economie afspelen. De overheid wordt daardoor steeds afhankelijker van een kleine groep middenstanders die een steeds groter deel van de lasten moet dragen. Volgens een goed geïnformeerde ambtenaar bij de belastingdienst | |||||||||||||||
[pagina 306]
| |||||||||||||||
betaalde van de groep belastingplichtigen die halverwege de jaren 1990 nog zelf zijn aanslagen invulde - en dat was zestig procent van de belastingplichtigen - slechts dertig procent zijn belastingen. Van deze dertig procent is het daarnaast ook nog maar de vraag, of zij wel al hun inkomsten opgeven. Het is dan ook niet verwonderlijk dat de belastinginkomsten voor de overheid jaar op jaar lager uitvallen dan dat zij zijn begroot. Dat in Suriname op aanzienlijke schaal illegaal geld wordt ‘wit gewassen’ wordt algemeen verondersteld. Zwart geld is lang niet altijd afkomstig van criminele activiteiten. Ook opbrengsten uit de goudsector en belastingontduiking zorgen voor het ontstaan van zwart geld. De meest zichtbare en minst complexe illegale facetten van de financiële sector zijn de casino's, de wisselkantoren, de autohandel, het informele banksysteem en de informele financiering (Kleemans et al 2002: 133). Sinds de vorige regering de vergunningverlening voor casino's vrijgaf is het aantal casino's in Suriname gestegen van één naar minimaal dertien. Ondanks de grote gokgemeenschap is dit voor een land met nog geen 500 duizend inwoners wel een erg groot aantal. Het casinowezen profiteert vooral van vermogende drugshandelaren. Ook de autohandel en dan met name de verkoop van tweedehands auto's wordt door velen gezien als een gemakkelijke manier om zwart geld te witten, omdat auto's veelal in cash kunnen worden betaald en er vrij eenvoudig met de waarde kan worden gesjoemeld. Het aantal autohandelaren dat in Paramaribo actief is, ligt met ruim 30 heel hoog. Ondanks dit overschot aan autohandelaren en het feit dat er nauwelijks auto's verkocht lijken te worden, komen er nog steeds nieuwe autozaken bij. De cambio's of wisselkantoren worden door de meeste informanten als de grootste witwascentrales beschouwd. Illegale of criminele opbrengsten moeten worden gewisseld om grote hoeveelheden vervoerbaar te maken of omdat sommige groepen voorkeur hebben voor bepaalde valuta. Naast de 25 cambio's die beschikken over een vergunning en staan geregistreerd bij de Kamer van Koophandel en Fabrieken (KKF) is een aantal illegale wisselkantoren actief. Vaak is de zwarte of parallelkoers die bij de achterdeur van wisselkantoren wordt betaald een stuk hoger dan de officiële koers. Met zwart geld uit het buitenland als startkapitaal worden soms hele bedrijven opgezet. | |||||||||||||||
GoudIn Suriname is anno 2005 een groot deel van de goudwinning in handen van Brazilianen. Deze goudzoekers die ook wel garimpeiros worden genoemd, brachten veel kennis en geavanceerde methoden van goudwinning met zich mee. De schattingen over hun aantallen lopen echter ver uiteen. Door het informele karakter van de goudwinning en de illegale status van een groot deel van de Brazilianen in Suriname, worden schattingen ernstig bemoeilijkt. De Stichting Planbureau Suriname ging er in zijn begin 2003 gepresenteerde studie van uit dat ongeveer tweederde van de 12.000 direct betrokkenen aan de goudwinning van Braziliaanse afkomst is (SPS 2003: 26). Heemskerk & | |||||||||||||||
[pagina 307]
| |||||||||||||||
Van der Kooye (2003) schatten het aantal gouddelvers dat op enig moment actief is op 20 à 25.000. Cardoso Neto, voorzitter van de Cooperativa de Garimpeiros no Suriname, is evenals sommige anderen een stuk minder voorzichtig. Hij gaat er van uit dat er in Suriname 30.000 tot 40.000 Brazilianen wonen die grotendeels in de goudsector actief zijn. Een groep samenwerkende goudzoekers wordt een set genoemd en omvat meestal zes à tien personen. Gemiddeld zes gouddelvers werken zes dagen per week en twaalf uur per dag op de goudvelden en verblijven daar soms maanden achtereen. Zij verblijven slechts enkele weken per jaar in Paramaribo of Brazilië. De goudbaas (die ook wel goudoperator of goudondernemer wordt genoemd) zorgt voor de financiering van het kamp, de infrastructuur, de machines, het transport, de brandstof en het eten. Ook zorgt hij voor de betaling van zijn werknemers en de concessiehouder. Het is voor de goudondernemer niet altijd mogelijk steeds op de goudvelden aanwezig te zijn. Hij moet namelijk ook in Paramaribo zijn zaakjes regelen. Soms heeft een goudhaas twee of maximaal drie sets in bedrijf. Drie is volgens velen het maximum omdat het anders onmogelijk wordt voldoende controle uit te oefenen op het gebeuren op de goudvelden. Het risico wordt dan te groot dat de ondernemer kan fluiten naar zijn geld omdat een of meer van zijn werknemers er met het goud vandoor is gegaan. Kijkend naar de etnische herkomst dan blijkt verder dat de goudondernemers afkomstig zijn uit alle etnische groepen. Opnieuw voeren de Brazilianen de boventoon. Zij maken ongeveer 55 procent uit van de goudondernemers (bron?). Niet alleen op de goudvelden laat de goudsector zijn sporen na. Een minder gedocumenteerd deel speelt zich af in de stad. Ook in Paramaribo is namelijk een groot aantal personen en bedrijven betrokken. Zo profiteren toeleveringsbedrijven, transportondernemingen en oliemaatschappijen in sterke mate van de activiteiten in de goudsector. In Paramaribo bevindt zich ook een steeds groter wordend segment dat economische activiteiten ontplooit die gericht zijn op de Brazilianen. Daarnaast zijn de goudbazen en concessiehouders grotendeels in de stad gevestigd. Andere belanghebbenden in de stad zijn de goudopkopers, de juweliers en de Centrale Bank. De spin-off effecten van de activiteiten in de goudsector moeten niet onderschat worden. Ook de importeurs, toeleveranciers en transporteurs van voedsel, machinerie en brandstof maken volgens Ferrier (2000a) en Hoogbergen & Kruit & Polimé (2001: 116) grote winsten. Aangezien Brazilianen drie maal per dag vlees eten zou bijvoorbeeld de consumptie van rundvlees sinds hun komst zijn verdubbeld. Een groot aantal handelsbedrijven speelt in op de vraag vanuit de goudsector en richt zich op de import en verkoop van de verschillende inputs die nodig zijn voor de goudwinning. De belangrijkste daarvan zijn graafmachines, zuig- en spuitinstallaties, metaaldetectors, kwik en brandstof. Behalve een aantal gevestigde bedrijven zoals Dawson, Van der Jagt, Sultan en Traverco die zuig- en spuitinstallaties, grondverzetmachines en ketting- | |||||||||||||||
[pagina 308]
| |||||||||||||||
zagen leveren, is een aantal Braziliaanse leveranciers actief. Al deze machinerie moet worden geïmporteerd. Voor de Braziliaanse leveranciers is het belangrijkste deel van de importen afkomstig uit Brazilië aangezien zich daar een nog veel grotere goudsector bevindt. In bijna alle gevallen kan men zowel met goud als met dollars betalen. Voor het transport naar de goudvelden moeten afnemers zelf zorgen. Ook de transportsector profiteert dus mee. Verschillende maatschappijen (waaronder SLM en Gum Air) vliegen meerdere keren per dag met kleine vliegtuigjes richting de goudvelden om goudzoekers te vervoeren en de goudkampen en winkeltjes te bevoorraden (Pollack et al 1998: 11). Dagelijks vliegt Gum Air zeker vijf maal richting verschillende goudvelden. Net als in het binnenland is het ook bij Gum Air hierbij mogelijk om zonodig in goud te betalen. Naast personenvervoer verzorgt de maatschappij ook vrachtvluchten. Voedsel, kwik, reserveonderdelen, alcohol, televisies en verschillende luxe goederen worden op deze manier naar het binnenland gebracht. Grotere onderdelen, machines, voedselpakketten en enorme hoeveelheden brandstof worden per boot over de rivieren en stroomversnellingen aangevoerd. Volgens Pollack et al (1998: 11) verbruikt de goudsector jaarlijks namelijk 250 duizend vaten diesel ofwel dertien procent van de totale brandstofinvoer van 1997. Op jaarbasis zou ongeveer 1,5 miljoen liter diesel verkocht worden bij de drie pompstations in Albina. Ongeveer de helft daarvan wordt naar Frans Guyana gesmokkeld, maar komt ook daar grotendeels in de goudsector terecht. Deze hoeveelheid brandstof is echter slechts bestemd voor dat deel van de goudsector dat zich stroomopwaarts de rivier de Marowijne bevindt. Concessiehouders lopen veel minder financiële risico's dan de goudbazen. De meesten eisen voor het gebruik van hun grond vijf à tien procent van de opbrengst. Anderen bemoeien zich niet met de gewonnen hoeveelheden en stellen een vaste prijs van bijvoorbeeld 150 gram goud vast. Met een beetje geluk, kunnen zij slapend rijk worden. De grote concessiehouders zoals Bouterse, Linscheer, Graanoogst en Boerenveen (allen ex-militairen uit de jaren tachtig) hebben allemaal meerder concessies. Zij kunnen hiermee op maandbasis met gemak 3000 dollar per concessie verdienen. Over deze inkomsten betalen zij in de regel geen belasting. Weer een stap hoger op de sociale ladder van de goudsector staan de goudopkopers en de juweliers. In 1994 begon de Centrale Bank met de opkoop van ongeraffineerd goud. Doordat het goud regelmatig met stoffen als koper en zilver werd vermengd, betaalde de bank daarvoor echter een veel te hoge prijs en maakte enorme verliezen (SPS 2003: 25). Een twaalftal goudopkopers kreeg daarop vanaf 1996 van de Centrale Bank het exclusieve recht als tussenpersoon te fungeren en het goud van de goudzoekers op te kopen. Wettelijk waren deze goudopkopers tot voor kort verplicht al het opgekochte goud aan de Centrale Bank te verkopen. Slechts 27 procent van de door Van Heemskerk ondervraagde goudzoekers gaf aan het goud aan legale goudopkopers | |||||||||||||||
[pagina 309]
| |||||||||||||||
te verkopen. Eenderde zei zijn goud te slijten aan Chinese handelaren in Saint Laurent (Frans Guyana) en Paramaribo. De Stichting Planbureau Suriname heeft wat andere cijfers. Volgens het planbureau werd tot voor kort 25 à 30 procent aan de Centrale Bank afgedragen, kwam vijftien procent terecht bij lokale juweliers en werd 60 tot 65 procent naar Frans Guyana Gesmokkeld (Heemskerk 2001: 21; SPS 2003: 24). Er zijn verschillende redenen aan te wijzen waarom de Centrale Batik slechts zo weinig goud opkoopt. Een deel ervan komt rechtstreeks bij de juweliers terecht. Officieel moeten zij hun goud importeren of kopen van de Centrale Bank. In de praktijk komt een groot deel van de vele tientallen juweliers in Paramaribo echter op illegale wijze aan zijn goud. Sommige juweliers hebben samenwerkingsverbanden met opkopers. Anderen hebben historische banden met bepaalde goudzoekers. Chinese handelaren zijn op dit terrein een van de grotere spelers en halen het goud soms zelfs in de binnenlanden op. De juweliers zuiveren en smelten hun goud daarbij zelf. Ook smokkelaars halen goud uit het binnenland. Een smokkelaar rekent twee tot drie procent kosten voor het risico dat hij loopt en komt het goud daarvoor ook nog eens in het binnenland ophalen. Door de vele overvallen tijdens transporten en op de goudvelden is het risico te groot om grote hoeveelheden goud zelf te vervoeren of lang te bewaren. De zwaar bewapende smokkelaars genieten een vertrouwenspositie. In de stad kan de goudzoeker zijn deel komen halen. Met bewapende helikopters, illegale vliegtuigjes of vliegtuigcharters wordt het goud veelal naar het buitenland gesmokkeld. Met of zonder georganiseerde hulp van de grote goudopkopers bleken smokkelaars in staat kanalen aan te boren om het goud naar het buitenland te exporteren zonder dat de Centrale Bank daarbij betrokken was. Het goud gaat overal naar toe. Niet alleen smokkelen Brazilianen het mee naar huis, ook gaat het (vaak via Frans Guyana) naar Azië, Europa en de Verenigde Staten. Ene Stanford, houder van een illegale cambio, smokkelde per vliegtuig gemiddeld 30 kilo goud per week naar de Verenigde Staten. Meer dan 85 mensen bleken bij deze handel te zijn betrokken. Behalve in totaal 3600 kilo goud werd ook nog eens 47 miljoen dollar aan deviezen uitgevoerd (Ramcharan 1996: 9-11). Dit alles kan verklaren waarom zo weinig goud aan de Centrale Bank werd afgedragen. Vrij onopvallend en geleidelijk is de Centrale Bank er de laatste jaren toe overgegaan de exportmarkt van goud vrij te geven. Aanvankelijk kreeg een vijftal goudopkopers een exportvergunning. Dit had tot gevolg dat het bedrag dat goudverkopers moeten betalen bij de aanbieding van goud is teruggelopen tot drie procent: één procent royalty's en twee procent provisie. De goudzoekers krijgen dus een veel betere prijs voor hun goud. De prijs is zelfs zo goed dat er nu ook goud uit de buurlanden Guyana en Frans Guyana naar Suriname komt. Ook de smokkel van goud is een veel minder interessant alternatief geworden. Het is het risico simpelweg niet meer waard. De vijf goudopkopers kregen zo een groot deel van de goudmarkt in handen. Het is trouwens de vraag of het hier wel om vijf personen gaat. Waarschijn- | |||||||||||||||
[pagina 310]
| |||||||||||||||
lijk zijn drie van de vijf vergunningen goed beschouwd in handen van een en dezelfde persoon. De Staat was deze persoon kennelijk zeer gunstig gezind. Inmiddels zijn ook aan verschillende andere opkopers exportvergunningen verleend. De nieuwkomers hebben het echter moeilijk hun verloren terrein goed te maken. Ook geruchten over witwaspraktijken doen hierbij de ronde. Anders is het niet te verklaren dat het enkele goudopkopers lukt gond boven de wereldmarktprijs aan te kopen. In een sector waar zoveel zwart geld verdiend wordt, is het niet gek dat er over witwasactiviteiten wordt gesproken. Een door mij geïnterviewde goudbaas investeerde zijn in de goudsector verdiende geld zwart in verschillende eigen bedrijven in de rijstsector. Op deze manier is hij in staat zijn landbouwbedrijven overeind te houden. De activiteiten in de goudsector variëren dus van informeel tot illegaal en crimineel. Het is lastig in geld uit te drukken hoe groot de omvang van de goudsector precies is. Uitgaande van schattingen is het echter wel mogelijk een idee te geven. Allereerst is het daarbij noodzakelijk na te gaan hoeveel goud er wordt gewonnen. Aangezien de wereldproductie van goud in 2001 ongeveer 2,6 miljoen kilo bedroeg, wordt uit deze cijfers duidelijk dat het aandeel van Suriname op de wereldmarkt zeer klein is. In totaal produceerde Suriname dat jaar ongeveer 0,7 procent van de totale wereldproductie. Ook wordt duidelijk dat zowel de inkomsten aan royalty's als de totale productie na de piek van 1998 zijn afgenomen. Indien echter naar de verandering in de cijfers sinds de invoering van de exportvergunningen wordt gekeken, dan is vanaf oktober 2002 een flinke stijging zichtbaar van zowel de geëxporteerde hoeveelheid goud als de geïnde royalty's. Tegenover een gemiddelde maandelijkse goudaankoop door de Centrale Bank van ongeveer 275 kilo voor de maanden januari tot en met augustus 2002 staat een goudexport van 776 kilo in de maand december. Voor 2003 bedroeg deze gemiddeld per maand zelfs 953 kilo. Ook de geïnde royalty's stegen van gemiddeld 24 duizend dollar per maand voor de eerste acht maanden van 2002 naar ruim 82 duizend dollar in de laatste maand van 2002. Voor 2003 komen deze gemiddeld uit op ruim 109 duizend dollar per maand. Een extra reden voor de stijging van de royalty's in 2003 is echter ook het feit dat de wereldgoudprijs in dat jaar flink steeg. Afgaande op de cijfers van 2003 hebben de exportvergunningen dus succes. In dat jaar werd namelijk een recordhoeveelheid van ruim elfduizend kilo via de Centrale Bank geëxporteerd. Uit een studie van de Stichting Planbureau Suriname blijkt dat sinds 1998 de goudproductie afneemt. In 2002 bedroeg deze 16.800 kilo (SPS 2003: 23). Deze daling zou het gevolg zijn van het uitgeput raken van de alluviale goudvoorraden, een stijging van de dieselprijs en een daling van de wereldgoudprijs. Onderzoek van Heemskerk (2001: 301) laat zien dat de prijs voor goud op de wereldmarkt echter waarschijnlijk weinig effect heeft op de activiteiten in de goudsector. Mogelijk spelen de kosten wel een belangrijke rol. Hoe dieper goudzoekers het binnenland in moeten, hoe kostbaarder de onderneming wordt. Ook de stijging van de criminaliteit, malaria en andere problemen | |||||||||||||||
[pagina 311]
| |||||||||||||||
in de goudsector dragen ertoe bij dat er geruchten gaan dat er niet alleen minder Brazilianen naar Suriname komen, maar dat ook een deel van hen naar Guyana trekt. Daar komen ze ook in diamantmijnen terecht. In de goudsector is de grens tussen informeel, illegaal en crimineel vaag. Eenmaal verzeild in de informele goudsector is de stap naar het criminele circuit ineens een stuk minder groot. Vooral in de gestegen criminaliteit op de goudvelden is dit goed zichtbaar. Ook de binnenlandbewoners worden de laatste tijd geconfronteerd met het criminele gedrag van illegale Brazilianen die ‘zich aan God nog gebod storen en het land reeds enige tijd terroriseren’.Ga naar voetnoot7 In september 2005 werd door een criminele Braziliaanse bende een politiepost in het district Brokopondo overvallen waarbij een agent werd doodgeschoten. Vanuit de samenleving wordt de roep om alle illegale Brazilianen per onmiddellijke ingang het land uit te zetten steeds luider. Ex-leden van het Jungle Commando hebben zelfs gedreigd de wapens tegen criminele Braziliaanse benden op te pakken. Volgens verschillende anonieme informanten wordt de goudsector ook wel als cover gebruikt voor de drugshandel. Wellicht dat deze ontwikkeling ten grondslag ligt aan de toegenomen criminaliteit onder illegale Brazilianen. Belangrijk is vooral het ontduiken van belastingen door veel van de betrokkenen. Zonder dat de belastingdienst hierop enig zicht heeft, maken bijvoorbeeld de goudhazen en de concessiehouders enorme winsten. De belastingdienst zit echter met het probleem hoe en op welke plaats deze belasting geïnd moet worden. | |||||||||||||||
DrugsAnders dan bij de goudsector waarbinnen vooral veel Surinamers en Brazilianen belangen hebben, is de drugshandel een meer internationaal fenomeen. Niet voor niets spreekt men in het geval van de drugshandel over grensoverschrijdende misdaad. Een ander verschil met de goudsector is het aantal betrokkenen. Dit ligt in het geval van de goudsector veel hoger. In de drugs verdienen veel minder mensen veel meer geld. De totale winsten die in de drugssector worden behaald zouden echter wel eens vergelijkbaar kunnen zijn met die in de goudsector. Suriname draait dan ook niet alleen op drugsgelden. Het land betitelen als een regelrechte narcocratie of narcostaat lijkt mij dan ook overdreven. De eerste geluiden over Surinaamse betrokkenheid bij de internationale handel in cocaïne stammen uit het begin van de jaren tachtig (Dew 1994; Haenen & Buddingh' 1994; Buddingh' 1999; Van den Heuvel 1999). Eind jaren tachtig werden in Nederland steeds meer drugstransporten onderschept die afkomstig waren uit Suriname. Het Surikartel, zoals de groep rond Bouterse werd genoemd, had weliswaar | |||||||||||||||
[pagina 312]
| |||||||||||||||
niet de omvang van de drugssyndicaten in Colombia en Bolivia, maar de organisatie, waarvan de harde kern bestond uit militairen, werd steeds meer selfsupporting (Van den Heuvel 1999: 63). In hoeverre deze beschuldigingen waar zijn en in hoeverre de legerleiding werkelijk betrokken was bij de drugshandel, is niet geheel duidelijk. Van veel aan Suriname gerelateerde drugszaken is het nooit bewezen dat de voormalige militaire leiding erbij betrokken was. Aangezien Nederland vreesde dat een zaak tegen het Surinaamse bewind zou leiden tot een diplomatieke oorlog zag het er aanvankelijk van af over te gaan tot vervolging. Pas in 1994 durfde de Nederlandse justitie het aan officieel een gerechtelijk vooronderzoek tegen Bouterse te openen. In 1997 werd vervolgens door Nederland officieel een internationaal opsporingsbevel uitgevaardigd. Uiteindelijk werd Bouterse in 2000 na hoger beroep van een groot deel van de aanklachten vrijgesproken, maar voor zijn betrokkenheid bij de StellendamzaakGa naar voetnoot8 veroordeeld tot elf jaar cel. Na de val van de grote kartels in Colombia begin jaren negentig gingen steeds meer kleinere groepen met eigen netwerken de drugshandel beheersen. De nieuwe generatie drugsorganisaties gebruikt kleine en onbekende bazen die sneller en veiliger winsten maken (Kerkhof 2003: 11). Ook in Suriname zijn op dit moment verschillende kleinere en grotere elkaar beconcurrerende groeperingen actief. Minder dan in het verleden zijn deze etnisch georganiseerd. Ondanks het feit dat het aantal rechtstreeks betrokken personen, in vergelijking met bijvoorbeeld de goudsector, nog steeds klein is, is dit aantal waarschijnlijk wel gestegen. Dit wordt met name verklaard door het feit dat de kleinere organisaties ertoe over gingen gebruik te maken van de zogenaamde bolletjesslikkers. Zij reizen per vliegtuig, smokkelen kleinere hoeveelheden drugs met zich mee en verdienen weinig geld in verhouding tot het risico dat zij lopen. Soms worden zij in drugs uitbetaald. Waarom is juist Suriname zo belangrijk geworden in de internationale handel van cocaïne? De oorzaken van deze tendens zijn velerlei. Behalve dat de legerleiding ook zelf heeft meegewerkt aan de introductie van drugs in Suriname (al dan niet op initiatief van de Colombiaanse kartels, dan wel uit noodzaak vanwege stopzetting van de Nederlandse hulp), zijn er meerder oorzaken aan te wijzen die hebben bijgedragen aan het feit dat Suriname voor veel drugshandelaren een aantrekkelijk doorvoerland is geworden. Niet alleen zijn dit geografische, economische en maatschappelijke factoren, maar ook culturele aspecten spelen hierbij een rol. De geografische ligging vlakbij de cocaïneproducerende landen Peru, Bolivia en Colombia vormt een eerste belangrijke oorzaak. De historische handelsen familierelaties tussen Suriname en Nederland, de frequente rechtstreekse vliegverbindingen en de goede verbindingen met de Nederlandse zeehavens, | |||||||||||||||
[pagina 313]
| |||||||||||||||
maakten van Suriname een belangrijke schakel tussen de drugsproducerende en de drugsconsumerende landen (Regering van Suriname 2000: 4). Die goede verbindingen met Nederland zijn belangrijk omdat Nederland mede dankzij de strategische ligging in Europa, het milde crimineeljustitiële systeem en de goede omstandigheden in de gevangenissen een belangrijk centrum van de Europese drugshandel vormt (Zaitch 2002a: 106-107). De kwetsbaarheid van de economie en de heersende armoede zorgden ervoor dat Suriname ontvankelijk werd voor de invloeden van het criminele drugscircuit. Meer sociaal-culturele oorzaken liggen in de aantrekkingskracht van de Westerse levensstijl. Daarnaast zijn illegale activiteiten beter mogelijk in samenlevingen met vagere gedragsnormen en een hogere tolerantie voor afwijkend gedrag en als de consumptie van luxegoederen een belangrijke maatstaf is voor status en succes (Kerkhof 2003: 16). Een ander aspect is het eerder besproken systeem van patronage en cliëntelisme. De cultuur van corruptie maakte het voor criminelen relatief gemakkelijk mensen om te kopen en zonder tegenwerking allerlei illegale activiteiten te ontplooien. Zo ontstond een klasse van nieuwe rijken die grote vermogens heeft vergaard door middel van corruptie, drugshandel, goudwinning en andere illegale activiteiten. Behalve politieke en economische macht heeft de criminele wereld ook veel macht doordat het niet schuwt (te dreigen) geweld te gebruiken. Regelmatig worden opsporingsapparaten dan ook bedreigd met fysiek en psychisch geweld (SURIDIN 2002: 12). Ook proberen criminelen het opsporingsapparaat te infiltreren. Doordat Suriname zo klein is, heeft bijna iedereen in het informele circuit wel ergens een vriend, kennis of familielid die in het politiekorps werkt. Het kan dan ook voorkomen dat een agent af en toe bewust de andere kant opkijkt. Het controleapparaat is echter niet alleen gevoelig voor dreigementen, omkoping en infiltratie. Ook geografische oorzaken dragen ertoe bij dat het controleapparaat niet altijd goed kan functioneren. Voor Suriname is het zo goed als onmogelijk alle grenzen te controleren. De kustwacht heeft een tekort aan boten en de grenspolitie heeft te weinig vervoermiddelen. Ook is er geen radarsysteem waarmee het luchtruim en de binnenlandse landingsbanen in de gaten kunnen worden gehouden. Evenmin beschikt de politie over moderne communicatiemiddelen en op de luchthaven ontbreekt moderne detectieapparatuur (SURIDIN 2002: 12). Volgens Kagie (2000: 32) werden in 2000 welgeteld twintig inspecteurs geacht de import, export en handel van drugs in heel Suriname onder controle te houden: ‘Ze hebben verouderd materiaal, zijn onderbezet en zijn te krap gehuisvest. Van de twee dienstauto's is er een chronisch kapot en geld voor benzine is er bijna niet’. Suriname heeft geen adequate grensbewaking, 60 illegale airstrips, anderhalve drugshond, geen geld, geen auto's en geen vliegtuigen ter beschikking voor opsporingsdiensten. Criminele organisaties daarentegen, beschikken over de meest geavanceerde middelen. De politie in Suriname loopt hierdoor noodgedwongen vaak achter de feiten aan. | |||||||||||||||
[pagina 314]
| |||||||||||||||
Om de cocaïne Suriname in te krijgen worden verschillende methoden gebruikt. De eerste is de methode per vliegtuigje vanuit Brazilië of Colombia. Daarbij worden de ladingen voor de kust of boven rivieren gedropt of in het binnenland op illegale airstrips afgeleverd. Cocaïne komt echter ook per boot het land binnen. Dit komt niet altijd rechtstreeks uit Colombia of Venezuela, maar soms ook met zogenaamde schoeners vanuit Brazilië. Cocaïne wordt ook aangevoerd met vaartuigen die Suriname regelmatig aandoen in verband met de in- en uitvoer van handelswaren. De cocaïne wordt dan tot het Surinaamse territoir binnengebracht of overgenomen door Surinaamse boten die de buitenlandse boten tegemoet varen (Regering van Suriname 2000: 8). Voor de smokkel uit Brazilië worden daarnaast steeds grotere en snellere boten gebruikt zoals cuteiros die op vissersboten lijken maar speciaal worden ingezet voor de smokkel van drugs (Schönenberg 2003: 144). Om de cocaïne naar Europa te krijgen worden de grote partijen die op deze manier Suriname binnenkomen gereed gemaakt voor verdere verzending. De drugs kan worden verstopt in de reguliere, private of interne post. Hiervoor zijn geen smokkelaars nodig. Met behulp van drugshonden en speciale scanners onderschept de Nederlandse post zo maandelijks ongeveer 20 kilo cocaïne (Zaitch 2002a: 138). Meestal worden deze activiteiten georganiseerd door kleine exporteurs en amateurs uit Suriname en de Nederlandse Antillen die valse namen gebruiken en de cocaïne in andere spullen verstoppen (Zaitch 2002a: 139). Een tweede methode die Zaitch onderscheidt, is die per vliegtuig. Daarbij kan gebruik worden gemaakt van grotere partijen verstopt tussen de vracht, in het laadruim of op andere plaatsen in het vliegtuig. Zo was de grootste vangst op Schiphol ooit, afkomstig uit Suriname. In mei 1999 werd in dozen fruit en groente 700 kilo cocaïne aangetroffen.Ga naar voetnoot9 Ook was er een gestage stroom van grote hoeveelheden cocaïne die onder de cateringtrolleys in de SLM vliegtuigen werd verborgen (KTR 2003) en werd eind maart 2003 een werknemer van de SLM aangehouden die in de dubbele bodem van een koffercontainer 70 kilo cocaïne had verstopt.Ga naar voetnoot10 Voor de smokkel wordt dus ook gebruik gemaakt van de bemanning van vliegtuigen of het luchthavenpersoneel en ook de controlediensten zijn soms betrokken.Ga naar voetnoot11 Een derde methode die in 2002 in ieder geval meerdere malen is toegepast is die met behulp van koffers van onwetende passagiers. Meerdere keren zijn passagiers van de SLM en de KLM na aankomst in Nederland beroofd van hun bagage.Ga naar voetnoot12 Een andere belangrijke en in de media vooral in 2003 en 2004 vaak aandacht krijgende smokkelmethode is die met behulp van koeriers. Hierbij maakt men | |||||||||||||||
[pagina 315]
| |||||||||||||||
onderscheid tussen de zogenaamde bolletjesslikkers en koeriers die cocaïne op hun lichaam of in (hand)bagage meesmokkelen. Grofweg gaat het in dit geval om hoeveelheden met een gewicht tussen de 500 gram en twintig kilo die ofwel individueel worden georganiseerd ofwel door semi-professionele organisaties. Het slikken van bolletjes is vooral populair onder kansarme jongeren die soms in Nederland worden gerekruteerd, maar ook uit Suriname zelf afkomstig zijn. Een slikker kan ongeveer 500 gram tot één kilo aan bolletjes tot zich nemen. Dit slikken was een tijdlang een geliefde vervoersmethode, maar is vanwege de honderd-procent controle op Schiphol aanzienlijk afgenomen. Wel is het zo dat koeriers waarschijnlijk nu gebruik maken van andere vliegroutes. Het grootste deel van de cocaïne komt echter volgens Zaitch (2002a: 141) nog steeds per schip naar Nederland. Hoeveelheden van tussen de twintig kilo en meerdere tonnen komen op verschillende manieren regelmatig het land binnen. Dit kan in tankers, containerschepen, open vrachtboten en zeilschepen. De meest gebruikte havens zijn daarbij die van Rotterdam en Amsterdam, maar ook in de kleinere havens wordt regelmatig drugs onderschept.Ga naar voetnoot13 De cocaïne wordt op verschillende manieren verstopt. Zo kan de cocaïne worden verborgen tussen bulkgoederen zoals in uitgeholde boomstammen, tussen rijst, diepgevroren vis, garnalen en koffie of in partijen groente en fruit. Verder kunnen drugshandelaren de drugs verbergen tussen reguliere handelswaar in containers zoals tussen of in meubels, rolstoelen, vruchtensappen of vloerkleden. Een derde mogelijkheid is het verstoppen van de cocaïne aan of zelfs buiten boord. In het eerste geval wordt de cocaïne bijvoorbeeld verstopt in de brandstoftank.Ga naar voetnoot14 Soms worden de drugs echter ook onder het schip gemonteerd in torpedoachtige kokers.Ga naar voetnoot15 Er moeten dan duikers aan te pas komen om de drugs te plaatsen en te verwijderen. Soms zal de cocaïne dus door handlangers van het haventerrein moeten worden gehaald. Dienstdoend havenpersoneel moet daarbij eventueel worden omgekocht. De uitstekende aansluiting op het achterland van met name de Rotterdamse haven maakt het voor drugshandelaren volgens Zaitch (2002b: 461) betrekkelijk eenvoudig de illegale handelswaar naar verder gelegen landen in Europa te vervoeren. Daarbij maken drugshandelaren soms gebruik van gevestigde bedrijven die zich, met hun handel op Zuid-Amerika richten of die actief zijn op of rond de haven. Drugshandelaren proberen werknemers van deze bedrijven bij de smokkel te betrekken of kleine armlastige en noodlijdende bedrijven te verleiden met het vooruitzicht van aanzienlijke | |||||||||||||||
[pagina 316]
| |||||||||||||||
winsten. Soms echter wordt, met name in het geval van containers, de drugs ook zonder medeweten van de opvarenden vervoerd. Legale scheepvaartmaatschappijen en transportondernemingen zorgen dan ongewild voor het vervoeren, uitladen en zelfs tot in het magazijn afleveren van de cocaïne (Zaitch 2002a: 141). Verschillende vormen van smokkel vereisen een verschillende organisatie. Hoe groter de belangen en de risico's, des te strakker zal de organisatie moeten zijn. Dit geldt met name voor de wat grotere transporten. Hiervoor zijn volgens Zaitch (2002b: 463) de containers het populairst. Veel van zijn informanten zien in deze vorm van smokkel namelijk de beste kans om de lading ongezien de douanecontroles te laten passeren. In het geval van megapartijen van meerdere tonnen, zal de waar echter eerder in of onder de schepen worden vervoerd, aldus Zaitch.Ga naar voetnoot16 De organisatoren van dergelijk grote partijen zijn volgens Zaitch vrijwel altijd Nederlanders, Venezolanen of Colombianen. Surinamers en Antillianen zijn daar tot nu toe nauwelijks bij betrokken. Elke smokkelmethode vraagt om een eigen organisatie, maar altijd wordt daarbij een grote flexibiliteit vereist. Routes en smokkelmethoden veranderen voortdurend om de politie voor te blijven. Als er grote hoeveelheden drugs vanuit Suriname richting Europa komen, dan moet daar ook op de een of andere manier voor worden betaald. Een wel gebruikte betalingsmethode is die in de vorm van goederen. In ruil voor drugs kan allerhande waar naar Suriname worden vervoerd. Een in Suriname gebruikte methode is het verschepen van in Europa gestolen auto's. Om deze reden zonden twee verzekeringsmaatschappijen in 2002 deskundigen naar Suriname. Zij spoorden 33 in Nederland gestolen auto's op met een gemiddelde waarde van 70.000 euro.Ga naar voetnoot17 De auto's zouden op bestelling worden gestolen en door corrupte ambtenaren worden ingeklaard. Een minder gemakkelijk traceerbare methode is die waarbij goederen vanuit Japan en China als betaling naar Suriname komen. Indien een drugsdeal op handen is, gaat een handlanger van de organisator langs een aantal mogelijke geldschieters. Deze geldschieters stellen geen vragen en lopen het risico de inzet kwijt te raken als de transactie mislukt. Slaagt de deal, dan wordt na vier maanden tijd een winst van 25 procent in het vooruitzicht gesteld. De geldschieters weten dus niet aan wie en waarvoor zij hun geld uitlenen. Met dit geld wordt de cocaïne aangekocht en het transport gereed gemaakt. Vliegtuigjes uit Colombia landen op illegale landingsbanen in het binnenland, waarbij hele dorpen betrokken zijn, bijvoorbeeld voor het bijhouden van de landingsbanen. De cocaïne wordt vervolgens verstopt tussen legale handelswaar en naar Nederland getransporteerd. Waar het geld vroeger fysiek werd overgebracht gaat dat nu ook via in Nederland actieve cambio's en trading houses. Daarbij worden waardepapieren uitgeschreven die dan in | |||||||||||||||
[pagina 317]
| |||||||||||||||
bijvoorbeeld China en Japan kunnen worden verzilverd. Deze goederen worden dan in Suriname voor twintig procent onder de werkelijke prijs verkocht, zodat geldschieters snel kunnen worden terugbetaald. Daarnaast levert dit een verklaring voor de grote hoeveelheid auto's en de volle supermarkten in Suriname. Een anonieme autohandelaar bevestigde deze werkwijze. Volgens hem is het zonder meer waar dat een aantal autozaken functioneert als witwascentrale. Sommige autohandelaren in Suriname fungeren dan ook als tussenpersoon voor de drugshandel. Drugsdealers in Suriname nemen contact op met lokale autohandelaren die gemakkelijk in Japan auto's kunnen bestellen. Door drugshandelaren in bijvoorbeeld Nederland wordt vervolgens geld overgemaakt naar de exporteurs in Japan. De inkomsten uit de autoverkoop in Suriname worden dan weer doorgesluisd naar de lokale drugsbende. Dit lijkt een goed geolied systeem te zijn waarop de politie weinig zicht heeft, maar waarachter een omvangrijke criminele organisatie schuil moet gaan. Schattingen over de ontvang van de totale drugssmokkel zijn moeilijk te geven. Doordat het drugscircuit zich vrijwel geheel in de criminele sfeer bevindt, is het onmogelijk precies te weten hoeveel drugs er via Suriname worden doorgevoerd. Daar komt bij dat drugshandelaren geen vaste routes en methoden gebruiken. Zij spelen in op veranderende omstandigheden en reageren ad hoc op geboden kansen. Voor de politie zijn dergelijke cijfers dan ook minder interessant. Voor hen tellen in principe de vangsten en arrestaties. Daarnaast worden cijfers over de omvang vaak gemanipuleerd voor politieke doeleinden. Met het oog op het aantrekken van buitenlandse hulp of het afleiden van de aandacht kan het voor- of nadeliger zijn om hogere of lagere cijfers te geven (Vellinga 1997: 3). De schattingen voor Suriname lopen ver uiteen. Zo schatte de UNODC dat er in 1998 via de drie Guyana's in totaal twintig ton cocaïne werd gesmokkeld. Suriname zou daarvan zeven ton voor zijn rekening nemen (UN Agencies 1999: 79). De Surinaamse politiefunctionaris Tjin Liep Shie schatte in 1997 dat er jaarlijks 26.000 kilo cocaïne vanuit Suriname naar Europa werd getransporteerd (Buddingh' 1999: 378). Inmiddels heeft de UNODC zijn schattingen bijgesteld. Recent werd melding gemaakt van een cijfer dat ligt rond de 20 ton,Ga naar voetnoot18 een flinke stijging ten opzichte van 1997 dus. Medewerkers van de Amerikaanse ambassade in Paramaribo menen dat het cijfer nog vele malen hoger ligt en schatten de hoeveelheid cocaïne die via Suriname wordt doorgevoerd op tussen de 50 en 100 ton. Dat zou betekenen dat in plaats van één procent, ongeveer tien procent van de totale wereldproductie (750 ton) via Suriname gesmokkeld zou worden. Het is dan ook geen wonder dat er vanuit Colombia geluiden komen dat Suriname voor Colombia een ‘sleutelland’ is geworden. Van onderschepte cocaïne is echter lang niet altijd aan te geven waar deze is ingeladen. Naast de aantallen kilo's die via Suriname worden gesmokkeld, zijn ook de | |||||||||||||||
[pagina 318]
| |||||||||||||||
bedragen die daarmee gemoeid zijn interessant. Omdat de groothandelsprijs van cocaïne in Nederland het veelvoudige is van die in Suriname, wordt er onderweg veel geld verdiend. Van de verkoopprijs moeten echter naast de aankoopprijs, de kosten van transport, beveiliging, omkoping en witwassen worden afgetrokken. De totale kosten voor het verwerken van de cocabladeren tot één kilo cocaïne en het afleveren hiervan op de consumentenmarkt, bedragen volgens Zaitch (2002a: 47) ongeveer 6600 à 8700 dollar. Hij voegt daaraan toe dat bij deze kosten het risico van inbeslagname kan worden opgeteld. De totale kosten zouden dan volgens hem nog dertig procent hoger liggen. De winst die overblijft, komt natuurlijk slechts gedeeltelijk in het producerende land terecht. Elke schakel in de drugshandel verdient hiervan een deel. | |||||||||||||||
AfsluitingIn Paramaribo profiteert een groot aantal belanghebbers van de activiteiten in de goudsector. Goudbazen, concessiehouders, handelaren, luchtvaartmaatschappijen, oliemaatschappijen, juweliers, taxichauffeurs, toeleveringsbedrijven en goudopkopers verdienen allen goud geld aan de goudwinning. De spin-off effecten van deze sector zijn dan ook, voor wat betreft de gecreëerde werkgelegenheid en als aandeel in het BBP, enorm. Over het algemeen wordt daarbij weliswaar door sommigen belastingen ontdoken, maar is daarbij van criminele activiteiten geen sprake. De recentelijk toegewezen exportvergunningen zijn echter wel op ‘de Surinaamse manier’ verleend. Hierdoor kan wel gesproken worden van het ontstaan van een goudkartel. De goudopkopers die deze vergunningen in handen kregen beheersen nu de markt. De goudprijzen zijn zo goed dat een groot deel van het tot voor kort naar Frans Guyana gesmokkelde goud nu zichtbaar is geworden. Er wordt nu zelfs goud vanuit de buurlanden naar Suriname gebracht. Voor de Surinaamse overheid heeft dit tot gevolg dat de inkomsten aan royalty's het laatste jaar flink zijn toegenomen. Van echt aanzienlijke inkomsten voor de staat is echter nog steeds geen sprake. In vergelijking met de goudsector zijn er bij de drugshandel veel minder mensen betrokken en profiteren maar weinig mensen in Suriname van de drugshandel. De spin-off effecten van de drugshandel zijn ook relatief klein. Wel moet daarbij gezegd worden, dat activiteiten in de goudsector regelmatig ook als cover worden gebruikt voor allerhande drugsgerelateerde zaken. Niet alleen worden de landingsbanen in de binnenlanden die bestemd zijn voor de goudsector ook door drugshandelaren gebruikt, maar ook verklaart een deel van de bij de drugshandel betroken personen hun drugsinkomsten als verdiensten uit de goudsector. Machines die gebruikt worden in de goudsector kunnen aangeschaft worden met drugsgelden en het goud dat daarmee gewonnen wordt kan legaal aan goudopkopers worden verkocht. Toch zouden de in Suriname achterblijvende opbrengsten van de drugshandel wel eens vergelijkbaar kunnen zijn met die uit het goud. | |||||||||||||||
[pagina 319]
| |||||||||||||||
Uit het hiervoor gaande mag blijken dat de Surinaamse economie er door normvervaging, illegaliteit en een cultuur van corruptie weinig rooskleurig voor staat. Ondanks enkele verbeteringen en successen onder Venetiaan II (2000-2005) blijkt het controleapparaat door verschillende oorzaken te zwak om hogere belastinginkomsten te garanderen en de omvang van het illegale en criminele circuit terug te dringen. Buiten Paramaribo zou zelfs gesproken kunnen worden van een non-staat. Verschillende regeringen lieten de Surinaamse bevolking geen andere keus dan het zoeken van inkomsten in de informele sfeer. In werkelijkheid is de armoedesituatie dan ook minder ernstig dan officiële statistieken doen vermoeden. Per definitie zijn de activiteiten in de drugssector crimineel. Voor wat betreft de goudactiviteiten in de binnenlanden kan gesteld worden dat deze grotendeels informeel van aard zijn. In de stad zijn deze, net als in de handel, veel meer een onderdeel van de formele economie. Dit sluit echter geenszins uit dat op grote schaal misbruik wordt gemaakt van allerhande illegale economische activiteiten om te overleven of op ongeoorloofde wijze winsten te behalen. Onverantwoord ondernemen komt in Suriname dan ook in alle sectoren voor. Tussen de formele en de informele economie vervullen daarbij het witwassen en de corruptie als illegale economische activiteiten, de handel als sector en de autohandel als subsector, een spilfunctie. De verschillende sectoren binnen de informele economie van Suriname kunnen hierdoor ook nauwelijks los van elkaar worden bezien. | |||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||
[pagina 320]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 321]
| |||||||||||||||
| |||||||||||||||
[pagina 322]
| |||||||||||||||
Edo de Vries Robbé studeerde culturele antropologie aan de Universiteit van Utrecht. Hij studeerde daar in 2004 af op de scriptie: ‘Onverantwoord ondernemen; Een economisch-antropologische analyse van de informele, illegale en criminele economische activiteiten in Suriname.’ Hij won met deze scriptie in 2004 de jaarlijkse Paroolprijs voor de beste afstudeerscriptie. |
|