OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 23
(2004)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 43]
| |||||||||||||||||||
Cynthia Abrahams
| |||||||||||||||||||
Bezoek aan GuyanaDobru bezocht Guyana regelmatig om op de hoogte te blijven van de culturele en politieke ontwikkelingen in dat land. Vanaf 26 mei 1966, de onafhankelijkheidsdag van Guyana, is hij er elk jaar geweest. Zo reisde hij in 1970 naar Suriname's westelijke buurland in verband met de proclamatie van de Guyanese republiek op 23 februari. In de Trinidad Guardian van zaterdag 21 februari 1970 las hij over de conferentie van Caraïbische schrijvers en kunstenaars, georganiseerd door de Guyanese regering, die plaats zou vinden ten tijde van zijn bezoek. Uit heel de wereld zouden Caraïbische schrijvers aanwezig zijn. Aangezien Suriname ook deel uitmaakt van het Caraïbisch gebied, vond hij het vreemd dat men dit land op geen enkele wijze betrokken had bij deze conferentie en zelfs niet van deze conferentie op de hoogte had gesteld. Later bleek dat er ook geen genodigden waren uit Frans- en Spaanssprekende Caraïbische landen. Onmiddellijk na aankomst in Georgetown meldde hij zich op Freedom | |||||||||||||||||||
[pagina 44]
| |||||||||||||||||||
House, het hoofdkwartier van Cheddi Jagans People's Progressive Party (PPP), waarmee de Partij Nationalistische Republiek (PNR) contact onderhield. Hij probeerde erachter te komen of hij de conferentie kon bijwonen. De volgende dag werd hij geïntroduceerd bij de minister van Cultuur en Informatie Martin Carter, zelf een van de beste dichters uit die tijd volgens schrijver Andrew Salkey (1972: 31). Die avond werd hij opgehaald om bij Jagan thuis in Bel Air een ontmoeting bij te wonen van schrijvers en kunstenaars. Hij maakte hun duidelijk dat hij van mening was dat men zijn land tekort had gedaan. Daarop vroeg men hem iets te vertellen over het literaire leven in Suriname. | |||||||||||||||||||
Ontmoeting met collega-schrijversAndrew Salkey beschrijft in zijn Georgetown Journal de reis naar Guyana waar hij van zondag 15 februari tot zondag 1 maart 1970 de Caribbean Writers and Artists Conference bezocht. Hierin doet hij ook verslag van zijn eerste kennismaking met Dobru ten huize van Dr Cheddi Jagan, nog voor aanvang van de conferentie: The centre of attention, for a few minutes, and not of his own choosing, was our new acquaintance, Robin Ravelas [sic] (whose poet's pseudonym is R. Dobru), who answered all our questions about the arts of the people and the state of politics in Surinam, with short sharp anecdotes. He was particularly good on linking us with his own beloved Surinam. He said, ‘You know, I must tell you that I love Surinam. I am a nationalist. But you mustn't let the Caribbean fool you with where its waters stop. That's what Columbus made them think. Surinam is Caribbean, even though everybody knows it's the Atlantic on one side of us and Latin America on the other side. It's like Guyana: Caribbean, and that's it. My people and your people are the same people. Ask Columbus. Ask Europeans. Ask all of them who are in our countries. And they are still with us. They're in the sugar and bauxite. Ask them. And if they tell you lies, then, go to Africa, and ask our people, there. They know.’ He made his last two words sound like an accusation. And indeed, it was so. | |||||||||||||||||||
[pagina 45]
| |||||||||||||||||||
have some very, very reluctant brothers on that Continent’ (he was the blackest man in the room).
Vooral voor het Sranantongo bestond grote belangstelling omdat de taal heel veel gelijkenis vertoonde met de Creole in de Engelstalige gebieden. Andrew Salkey, die bezig was aan zijn Georgetown Journal, vroeg aan Dobru de gedichten ‘Wan Bon’ en ‘Sranan na mi’Ga naar voetnoot1 met de vertaling op te | |||||||||||||||||||
[pagina 46]
| |||||||||||||||||||
schrijven en op een cassettebandje in te spreken. Zijn Engelse collega-schrijvers moedigden hem aan de volgende dag ‘onuitgenodigd’ zijn land te vertegenwoordigen bij de conferentie. Hij kon rekenen op de volledige steun van alle aanwezigen. Zijn besluit was genomen, hij zou er zijn. | |||||||||||||||||||
De Caribbean Writers and Artists ConferenceDe volgende dag, aan het begin van de conferentie en onmiddellijk na de inleidende woorden van A.J. Seymour, de nestor van de Guyanese dichters, en Martin Carter, de minister van Cultuur en Informatie, stond Dobru op en vroeg om ‘a point of order’. Hij legde uit dat hij een dichter was afkomstig uit het buurland Suriname en dat hij niet begreep waarom zijn land nier was uitgenodigd voor een Caraïbische schrijvers- en kunstenaarsconferentie. Hij wilde van de organisatoren weten of Suriname misschien geen deel uitmaakte van het Caraïbisch gebied. Dit bracht hij naar voren nog voordat de minister-president de conferentie toesprak. De door hem aangevoerde argumenten hadden tot resultaat dat minister-president Forbes Burnham tijdens de conferentie opmerkte dat Suriname niet uit de Caraïbische scene kon worden weggelaten. In zijn openingsspeech verwoordde Forbes Burnham dit als volgt: Now what do we mean by Caribbean? This is an interesting question for us all. In spite of the smatterings of geography and history that may be ours, the background and upbringing, of most of us, here, cause us to define the Caribbean only in terms of English-speaking Caribbean or the Commonwealth Caribbean. But is that the Caribbean? Burnham stelde nog enkele andere cruciale vragen: In the Caribbean, we are predominantly black, but are we exclusively black? Which group, if any, has made the major contribution to what we may call the culture or sub-culture of the Caribbean? | |||||||||||||||||||
[pagina 47]
| |||||||||||||||||||
appreciation of art; therefore, you must make your contribution from elsewhere; but. If so, from where must you make it? With me, this is not a rhetorical question; this is a real question. Dit probleem kun je van twee kanten bekijken. Aan de ene kant zijn er de beperkingen waar een schrijver die in het Caraïbisch gebied woont en werkt, de zogenaamde ‘thuisblijver’ mee te maken krijgt en aan de andere kant zijn er de psychologische problemen die een kunstenaar ondervindt die zijn lied vanuit het buitenland probeert te zingen. Burnham wees toen al op het belang van een Caraïbische uitgeverij die mogelijk gesteund zou moeten worden door de regeringen van de Caraïbische landen of gemeenschappelijk bezit zou moeten zijn van schrijvers en kunstenaars: ‘Is a cultural revolution taking place? Or are we just putting on some new paint on the old structures.’ (Salkey 1972: 379) Ondanks zijn kritische opmerkingen was Burnham ervan overtuigd dat het ieders wens was dat de Caraïbische kunst in al zijn vormen in het Caraïbisch gebied tot bloei zou komen, en dat het werk van auteurs uit de regio daar ook gepubliceerd moest worden. Het Caraïbisch gebied zou een cultureel Mekka kunnen worden. Burnham sprak ook de verwachting uit dat er in de toekomst een succesvol Caraïbisch festival zou ontstaan, waar mensen naartoe zouden kunnen komen om te leren, te bewonderen en te genieten.
Door zijn optreden en het uitdragen van zijn ideeën bewerkstelligde Dobru de deelname van Suriname aan het in 1972 te houden Caraïbisch Festival, het latere Carifesta. Het festivalcomité zou ook Suriname bezoeken. Dit was niet de enige reden waarom hij een diepe indruk achterliet op de conferentie. Degenen die Dobru gedichten hadden horen voordragen ten huize van Dr Jagan vroegen hem dit nogmaals te doen. Hij declameerde en kreeg een daverend applaus voor zijn optreden. De algemene indruk was dat hij een bijzondere bijdrage had geleverd aan deze conferentie. Dit was inderdaad het geval, want zijn opmerkingen beïnvloedden de besluitvorming betreffende de afbakening van het gebied. De conferentie werd opgesplitst in een aantal subcommissies die als discussieonderwerp meekregen: ‘Recommendations for the planning of the Caribbean Arts Festival in 1971’. De subcommissie literatuur kwam ondermeer met de volgende aanbeveling: ‘The term “Caribbean” should be interpreted in the widest possible context of the plantation culture, and therefore should include all those non-English speaking countries in the area with a similar cultural matrix.’ Ook de subcommissies | |||||||||||||||||||
[pagina 48]
| |||||||||||||||||||
muziek en dans, drama en kunst kwamen elk afzonderlijk met een dergelijke aanbeveling. Tijdens de plenaire vergadering werd de algemene aanbeveling gedaan: ‘The Caribbean Arts Festival should be representative of our multilingual Caribbean plantation culture, including the varied cultural contributions from Cuba in the north to Guyana in the south, and also embracing the delegates and their arts from Haiti, the Dominican Republic, Martinique, Guadeloupe, Puerto Rico, Costa Rica, Surinam, French Guiana and the other non-English-speaking countries’ (Salkey 1972: 277). Men stelde toen ook voor het festival te houden in 1971 of 1972 ett daarna tweejaarlijks. Dobru werd gekozen als een van de vijf personen die het festival moesten voorbereiden. De bekende, in Londen woonachtige Caraïbische schrijver Samuel Selvon, schrijver van The Lonely Londoners (1956), die samen met zijn collega's Andrew Salkey en John la Rose via Trinidad naar Georgetown gereisd was, merkte op dat hij om te beginnen blij was dat hij de conferentie had bezocht en dat hij Dobru had leren kennen. De conferentie vond hij een goed idee en hij keek uit naar het volgend jaar te realiseren kunstfestival (The Mirror, Sunday, March 1, 1970). In een interview met de Guyanese krant The Mirror vertelde Dobru dat hij redacteur was van het partijblad van de PNR. Hij vertelde ook over zijn activiteiten binnen een schrijversorganisatie in Suriname (waarmee hij de Moetete-groep bedoelde) en dat hij samen met een aantal andere schrijvers lezingen verzorgde op scholen om leerlingen inzicht te geven in de geschiedenis van zijn land. Hij ventileerde de mening dat er een toekomst was voor schrijvers in deze regio. Hij betoonde zich geen voorstander van het idee om naar Nederland te verhuizen en dit land als basis te gebruiken voor een schrijverscarrière. Hij gaf er de voorkeur aan thuis te blijven en daar te schrijven. ‘It is not easy to have this done. It calls for a great deal of sacrifice, but I am enjoying it.’ (The Mirror, Sunday, March 1, 1970). Dobru schrijft over zijn eerste ontmoeting met kunstenaars uit de regio: ‘Nog diezelfde middag ging ik een aantal boekwinkels langs om te vinden wat de namen die ik had ontmoet allemaal betekenden. Voor het eerst in mijn leven had ik mij zo plantage gevoeld als die middag. Ik had alleen van Naipaul en Mittelholzer gelezen tot dan toe. Nu had ik kennis gemaakt met mannen, die al jaren furore maakten in de wereld. Mannen wiens boeken zelfs al in het Russisch waren vertaald. En ik werd behandeld als gelijke.’ (Privé archief Dobru.) | |||||||||||||||||||
Het Caraïbisch gevoelHet sprak voor zich dat Dobru zijn land zou vertegenwoordigen tijdens Carifesta '72 in Georgetown, Guyana. Hij stond in ‘Poetry Panorama’ op het programma samen met dichters als Edward Kamau Brathwaite die het volgende over hem schreef: | |||||||||||||||||||
[pagina 49]
| |||||||||||||||||||
One of the warmest, most beautiful of people at Carifesta was the Surinamese poet, Robin Ravales, better known as Dobru. Dobru is clearly, burningly, a militant nationalist, committed in life and work to opposition to Dutch imperialism and the achievement of his country's autonomy. Dobru is black and this is very much part of his resonance. Yet one of the finest poems, accepted with tumultuous applause during the festival was ‘Wan Bon’ (One tree), written in Surinamese.Ga naar voetnoot2 Brathwaite wijst er op dat Dobru in zijn gedicht niet spreekt over ‘one Nation’ maar over ‘one People’ en benadrukt dat dit een belangrijk verschil is. In het Caraïbisch gebied is het van essentieel belang dit onderscheid te maken omdat mensen wel in een natie bij elkaar kunnen worden gebracht, maar zonder het gevoel van saamhorigheid, zonder het gevoel één volk te zijn, ontstaat er geen echte natie. Er waren Hindostanen, Indianen, Euro-Caraïben, Afro-Caraïben, Sino-Caraïben, Mulatten, Mestiezen, enz. maar er was niet ‘een volk’. Misschien kijken we met de verkeerde bril in een gebarsten spiegel en ligt de fout bij onszelf, schrijft hij. Selwyn R. Cudjoe - bekend auteur en biograaf van onder andere V.S. Naipaul - schrijft dat de literaire discussies die 's morgens plaatsvonden de interesse hadden van een geselecteerd gezelschap en voornamelijk bezocht werden door de bezoekers en niet door de lokale bevolking. Hip memoreert dat noch Aimé Césaire noch Nicolas Guillén aanwezig konden zijn; de eerste moest in Frankrijk zijn en de laatstgenoemde had een hartaanval gekregen. Er namen echter anderen deel aan de discussie zoals Edward Brathwaite uit Barbados, ‘Robin “Dobry” Rivales’ [sic] uit Suriname, Luis Saurez uit Cuba en René Piquion uit Haïti. De discussie ging over de rol van de schrijver in de maatschappij. De belangrijkste bijdrage tijdens deze discussies kwam volgens hem van Dobru ‘who virtually emerged as the star of these discussions’ (Cudjoe 1973). Dobru is ongetwijfeld beïnvloed door zijn contacten met Caraïbische tijdgenoten. Hij werd zich bewust van de taalbarrière als gevolg van de koloniale overheersing; zijn gedichten waren niet toegankelijk voor zijn collega-schrijvers. Al bij de allereerste ontmoeting in 1970 vertaalde hij dan ook verschillende gedichten in het Engels waaronder enkele van Michaël Slory, Trefossa, Orlando Emanuels en Eugène Rellum. In zijn eerste Engelstalige bundel Flowers must no grow today (1973), geïllustreerd met foto's van beeldhouwwerken van Johan Pinas, zijn van de bestaande gedichten de oorspronkelijke Sranan en Nederlandse teksten opgenomen naast een Engelse vertaling. Van enkele gedichten bestaat slechts een Engelse versie zoals:
Dedicated to Loris Mc Donald, the driver
Of GUY 30 during Carifesta 1972
| |||||||||||||||||||
[pagina 50]
| |||||||||||||||||||
With eyes
like sponges
I search through Georgetown
drinking coconut
and cane
with eyes
like sponges
sucking drum at night
singing sun by day
just as you carved the calabash
with the sun of your dance
the moon of your chants
and yet I know you're not free
still exploited and oppressed
but to live this
Carib festival of
dance, drum, drama, song and laughter
- but to live this -
is like listening Shake Keane
one early morning in September
blowing Anancy-story
over the roofs of the city
frorrt Africa to America
to Indonesia
to China
to America to America
to Caraibia Caraibia Caraibia.......
(Shake Keane is a jazz musician and poet)
(Dobru 1973: 17)
De klanken van Keane's instrument betoverden meer aanwezigen want ook Salkey schrijft dat hij naar de ‘thank you’-party ging ‘where Edward Brathwaite acted as compere and Keane blew poems on his celestial horn [...] until the next day.’ (Salkey 1972: 281) Dit is niet het enige Carifesta-gedicht dat Dobru schreef. In ‘Carifesta Jamaica 1976’ brengt hij de positieve uitstraling van Carifesta op hem als participant tot uitdrukking. Naar aanleiding van Carifesta in Georgetown werd een bloemlezing gepubliceerd New Writing in the Caribbean (1972), samengesteld door A.J. Seymour, met daarin verschillende bijdragen van Surinaamse auteurs. In Carifesta Forum; An Anthology of 20 Caribbean Voices uit 1976, verschenen bij Carifesta II, wordt behalve een bijdrage van schrijvers als C.L.R. James, Aimé Césaire, Jan Carew, George Lamming, Derek Walcott, | |||||||||||||||||||
[pagina 51]
| |||||||||||||||||||
Rex Nettleford, V.S. Naipaul, en Wilson Harris, ook van Dobru een verhaal opgenomen: ‘Dani and the World of Winti’. John Hearne schrijft in zijn voorwoord dat het een bijna onmogelijke taak was om een selectie te maken: But coincident with the twin inspirations I have suggested above - one happy with the recognition of excellence, the other sad with the obligation to discriminate between equal excellence - was a sense of astonishment. I had not fully understood the unanimity of perception which the Caribbean writers had brought to their experience. (Hearne 1976: xi) Suriname stuurde een grote delegatie naar Carifesta III in Cuba; de afgevaardigde dichters waren Bhai, R. Dobru en Albert Mungroo. De dansgroep Gora Singh voerde onder andere een choreografie uit naar het gedicht ‘Wan’ (of ‘Wan Bon’) van Dobru. De Surinaamse Carifesta-commissie koos voor Carifesta IV, gehouden op Barbados van 19 juli tot 3 augustus 1981, het thema ‘rebirth’. In een poging om Suriname uit het isolement te halen veroorzaakt door de taalbarrière verscheen er een Engelstalige bloemlezing van Surinaamse literatuur getiteld Rebirth in Words met literaire bijdragen van onder andere Thea Doelwijt, Dobru, Shrinivási, Rellum, en Verlooghen, namen die intussen al eerder genoemd waren in New Writing in the Caribbean. Maar in deze anthologie verscheen er ook een vertaling van een verhaal van Albert Helman, volgens de Carifesta Writers Newsletter waarschijnlijk voor de eerste keer, jammer genoeg.Ga naar voetnoot3 Dobru zelf stelde een bloemlezing samen uit eigen werk getiteld Revolution and Love in the Sun (1981).Ga naar voetnoot4 V.l.n.r.: Roberto Retamar (Cuba), Edouard Glissant (Martinique), Derek Walcott (St. Lucia, René Depestre (Haiti), Dobru (Suriname).
| |||||||||||||||||||
Is Carifesta Suriname mogelijk?Door zijn betrokkenheid bij de verschillende Carifesta's begon Dobru zich af te vragen of dit tweejaarlijkse evenement dat steeds in een ander Caraïbisch land wordt gehouden ook in Suriname georganiseerd zou kunnen worden. Tijdens zijn periode als onderminister van Cultuur schreef hij | |||||||||||||||||||
[pagina 52]
| |||||||||||||||||||
op 8 augustus 1981 de nota ‘Is Carifesta - Suriname mogelijk?’ De inhoud van deze nota, die zich bevindt in zijn privé-archief, wordt hieronder weergegeven: De laatste weken is deze vraag in verschillende vormen gesteld. Wanneer wordt Suriname gastheer voor Carifesta? Kunnen wij dat doen? Zeker kunnen wij dat. Wij hebben niet alleen genoeg deskundigheid, maar ook genoeg ervaring en een heleboel cultuur.
Ad 1. | |||||||||||||||||||
[pagina 53]
| |||||||||||||||||||
wereld. Met het festival kunnen wij dus vooral ons land uit haar grote isolatie rukken en een vastere plaats laten krijgen in de belangstelling van de wereld. Carifesta 1995: banner met beeltenis van Dobru.
| |||||||||||||||||||
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||
Dit waren dan enkele kanttekeningen om de gedachtenwisseling in Suriname te beïnvloeden naar de ‘hosting’ of Carifesta 19? Tweeëntwintig jaar later ging zijn wens eindelijk in vervulling, want van 25 augustus tot 1 september 2003 vond in Suriname Carifesta VIII plaats. | |||||||||||||||||||
ConclusieDe grote verdienste van Dobru is geweest dat hij ertoe heeft bijgedragen dat niet alleen Suriname maar ook de Frans- en Spaanstalige landen in de regio bij het eerste Carifesta een uitnodiging ontvingen. Toen was er pas sprake van een echt Caraïbisch festival. Dit is naar alle waarschijnlijkheid de reden waarom zowel tijdens Carifesta V (1992) als Carifesta VI (1995) aandacht werd besteed aan R. Dobru. Tijdens Carifesta VI werden tijdens de openingsceremonie, bij het onderdeel Our Cultural Heritage, banieren meegedragen met daarop afbeeldingen van grote zonen en dochters uit het Caraïbisch gebied, waaronder ook een van Dobru. De directeur van Cultuur van het ministerie van Onderwijs en Volksontwikkeling in Suriname stuurde na afloop van het festival twee foto's van de gala-opening aan de weduwe van de schrijver met de opmerking dat het een bijzondere eer was om ‘Uw (onze) Dobru temidden van anderen te mogen hebben’.
Bij de opening van het Symposium in het Auditorium van de Centrale Bank in Port of Spain op 24 augustus 1992, bij gelegenheid van Carifesta V, werd een minuut stilte in acht genomen om toonaangevende Caraïbische schrijvers en overige denkers te gedenken, die in de tussenliggende jaren overleden waren. De naam van R. Dobru werd hierbij expliciet genoemd. Voorafgaand aan zijn toespraak ‘Coming, coming, coming home (a search for regional integration)’ later op die dag memoreerde George Lamming de belangrijke rol die Dobru gespeeld heeft voor het integratieproces in onze regio. Hij gaf aan dat met het overlijden van Dobru hij en velen uit het Caraïbisch gebied een echte vriend verloren hadden.Ga naar voetnoot5 | |||||||||||||||||||
Geraadpleegde bronnenVoor dit artikel is gebruik gemaakt van stukken die zich bevinden in het privé-archief van R. Dobru/R. Raveles te Paramaribo. Voorts deelde Hans Breeveld informatie mee. | |||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||
Cynthia Abrahams is Anglist. Zij studeerde Engelse taal- en letterkunde aan de Vrije Universiteit te Amsterdam. Om haar studie te vervolgen kreeg ze een scholarship voor de New York University en later voor de University of Texas at Austin. Zij is werkzaam geweest als docente Amerikaanse en Caraïbische letterkunde aan de Hogeschool Holland. Op dit moment is zij bezig een promotieonderzoek voor te bereiden over leven en werk van Robin Raveles/ R. Dobru. |
|