| |
| |
| |
Peter Sanches
Signalementen
Kent Fedorowich & Martin Thomas (ed.), International diplomacy and colonial retreat, London/Portland: Frank Cass Publishers 2001, ISBN 0 7146 5063 3, prijs €50,00.
De bundel ‘International diplomacy and colonial retreat’ handelt over de ontmanteling van het Europese imperium in Afrika, Azië en een deel van de Arabische wereld. Hierin is een bijdrage opgenomen over de dekolonisatie van Suriname: Decolonization by Default: Suriname and the Dutch retreat front Empire, (p. 228-251) van de hand van de Britse historicus Bob Moore die eind jaren negentig studie maakte van de jodenvervolging in Nederland tijdens de Tweede Wereldoorlog. Lezers die bekend zijn met dit aspect van de Surinaams-Nederlandse geschiedenis zullen in deze bijdrage geen nieuwe gezichtspunten tegenkomen. Daarvoor steunt de auteur primair op de bekende secundaire bronnen. Het is wel een aardig overzichtsartikel voor niet-Nederlandstalig geïnteresseerden in de geschiedenis van de dekolonisatie van Suriname.
Hans Ramsoedh
| |
Erik Gøbel & Benoît Verstraete (samenstelling), Koloniale waren: Deens-West-Indië. Bijzonder nummer van Kruispunt, jrg. xlii, nr. 187, december 2001 (verschenen in augustus 2002). 363 pp., prijs €19,95. Bestellen: Boeveriestraat 8, B-8000 Brugge, België. E-mail: kruispunt@pandora.be.
In Caraïbische studies wordt niet erg vaak gerefereerd aan de Deense Caraïben. Denemarken was ook niet een echt grote speler op het koloniale veld. De drie eilanden die Deens West-Indië uitmaakten - St. Thomas vanaf 1660, St. Jan sinds 1718 en St. Croix (spreekt uit: Kroi) sinds 1733 - beslaan gezamenlijk 333 vierkante kilometer, en gaven in de koloniale tijd een verkleinde
| |
| |
kopie te zien van wat er in de grotere koloniën van Spanje, Frankrijk, Engeland en de Nederlanden gebeurde: slavenhandel, scheepvaart, plantagecultuur, handel in suiker. De regio deelde ook zijn catastrofes: de eilanden werden aan het begin van de 19de eeuw door grote branden getroffen, bijvoorbeeld in 1832, toen zoals bekend ook Paramaribo grotendeels in de as werd gelegd. Toch zijn er factoren genoeg die ervoor pleiten Deens West-Indië een plaats te geven in het grotere Caraïbische beeld - al was het maar omdat het slavenleed nooit gemeten mag worden met de maatstaf van het aantal slaven: de slavernij was altíjd verschrikkelijk.
De zwarte, tweetalige Vlaamse literatuurwetenschapper Benoît Verstraete maakte zich eerder verdienstelijk door in april 1993 in het Noord-Franse Lille een gedenkwaardig colloquium over Suriname, de Antillen en Aruba te organiseren, waarvan de lezingen in 1997 verschenen als L'émancipation dans la littérature néerlandophone des Caraïbes/ Emancipatie in de Nederlandstalige Caraïbische literatuur (1997). Twee jaar eerder stelde hij een dik nummer over hetzelfde gebied samen van het tijdschrift Kruispunt, en eveneens in 1995 verscheen een fraaie, extra uitgave van hetzelfde tijdschrift als catalogus van de door Verstraete geïnitieerde expositie Suriname in Brugge. In 1998 trok Benoît Verstraete naar Kopenhagen en van daaruit heeft hij nu opnieuw een volumineus nummer van dat eigenzinnige Kruispunt samengesteld, waarvoor hij werd bijgestaan door de Deense historicus Erik Gøbel. Als ik het goed heb, is dit nummer, dat verscheen onder de wat merkwaardige titel Koloniale waren, de eerste brede Nederlandstalige introductie tot Deens West-Indië. Het is mooi geïllustreerd en bevat zelfs twee uitslagplaten.
Tien opstellen telt dat nummer (waarvan er zes tweetalig zijn afgedrukt) plus een aantal gedichten van Arnold R. Highfield, een dichter die natuurlijk van de Maagdeneilanden afkomstig is en die, als ik zijn krachtige toon en gemengd klassiek/Caraïbische oriëntatie goed inschat, druk doende is de voetsporen van Derek Walcott te drukken. Het is een bonte collectie geworden, zoals ook vroeger al sopropo's en bakbananen, mango's en kousenband uit Verstraete's kort staken. Er is een fraai, persoonlijk getoonzette inleiding van Verstraete zelf en een kort en helder historisch overzicht van Gøbel en daarna mag wie wil zijn vinger opsteken. Hein van der Voort schrijft over het Negerhollands, waarvan de laatste moedertaalspreekster, zekere mevrouw Alice Stevens, in 1987 overleed. Het Negerhollands is zeker niet aan de aandacht van de creolisten ontsnapt, onder meer omdat die taal de vroegst bekende gedrukte grammatica van een creooltaal heeft opgeleverd. Een van degenen die al vroeg over deze taal schreven was de Hernhutter zendeling Christian G.A. Oldendorp. Diens beschrijving van de Deense eilanden uit 1777 besloeg 1068 pagina's, maar dat was alleen nog maar een sterk ingekorte versie van zijn 3000
| |
| |
pagina's omvattende manuscript. De Bibliotheek des Staatlichen Museum für Völkerkunde in Dresden is nu bezig met de uitgave van de integrale oerversie en afgaande op wat Hein van der Voort daarover in een afzonderlijk opstel zegt, ontstijgt het belang daarvan duidelijk de grenzen van Deens West-Indië. Elizabeth Rezende schrijft over de identiteit van de vrije kleurlingen in de eerste helft van de 19de eeuw. Marc Auchet doet in een opstel over de romantrilogie van Thorkild Hansen Slavernes Øer [Slaveneilanden; wel in het Frans maar niet in het Nederlands vertaald] overtuigend uit de doeken dat het hier niet alleen gaat om een puur documentair-historisch verhaal, maar evenzeer om een uitdrukking van de existentiële ervaring van de auteur. Een interessant opstel dat ook voor romanschrijvers elders duidelijk maakt waar het snijvlak ligt dat literatuur en lectuur van elkaar scheidt!
Gunvor Simonsen meent dat de koloniale overheid een constructie heeft opgezet ‘die bepaalde hoe zwarte en blanke lichamen konden worden beproefd en ervaren in de West - ongeacht of de betrokken historische actoren daarmee instemden’. Of je het gelooft of niet, het gaat hier over straffen en geselen, de ‘actoren’ zijn dus slaven en bastiaans. Vertaler John Heuzel heeft mevrouw Simonsen voor haar afgrijselijke proza dan ook bestraft door aan de toch al enorme terminologische verwarring als het gaat om huidskleur en ras, maar enkele termen uit eigen koker toe te voegen: Afro-Carieben en Euro-Carieben; hij heeft het over ‘inter-Cariebs’ maar hanteert elders ook weer de vorm ‘Caribisch’, en als echte dijenkletser zelfs ‘Euro-Caribieben’. Enfin, bij Simonsen raakt toch iedereen het spoor bijster. Erik Gøbel schrijft dan nog over de Deense Verordening van 1792 waarmee de Denen als eerste land opriepen tot afschaffing van de slavenhandel (en die, heel slinks, maar direct een aantal jaren vooruitschoven). Jan Parmentier beschrijft de Zuid-Nederlandse financiële inbreng in de Deens-West-Indische economie van de 18de eeuw - wat nogal een merkwaardig onderwerp is, want die inbreng stelde per saldo niet veel voor. Per Nielsen ten slotte leidt ons rond door de hoofdstad Charlotte Amalie op St. Thomas en weet van zowat elk nummer op de Dronningens Gade (Koninginnestraat) te melden wie daar gewoond heeft en hoe dat huis eruit ziet of heeft gezien. Zijn bijdrage is dan ook vertaald uit een Deens architectuurblad.
Al met al komen we van dit heterogene gezelschap toch leuke dingen aan de weet. Zo was er een speciale buurt voor vrije kleurlingen in Christiansted, de ‘Vrijkloof’, een verschijnsel dat mij niet bekend is van andere plaatsen in de regio. De Deense West was dus duidelijk een gesegregeerde maatschappij - de overheid kocht nette kleren voor armlastige Europese burgers! -, maar toch gold het gebruik dat zowel blanken als vrije kleurlingen gezamenlijk optraden als peetouders van een onwettig Afrikaans kind. Voor overspel gold
| |
| |
in de 18de eeuw ook een gelijke strafmaat voor blanken en anderen (en dus werd er maar niet veel werk gemaakt van vervolging, maar toch...).
Nederlanders hebben al vanaf de vroegste aanwezigheid van de Denen een belangrijke rol op de eilanden vervuld, en dat hebben ook de joden gedaan uit families als Da Costa, Robles en Maduro. Die hadden ook elders in de regio vertakkingen en banden over en weer schijnen nog altijd te bestaan. Sinds de Deense eilanden in 1917 aan de Verenigde Staten werden overgedaan en de US Virgin Islands heten, zullen die banden nog zijn aangetrokken. Wie nu de drie eilanden naast Puerto Rico aandoet, vindt er dezelfde toeristenkermis als op zoveel andere Caraïbische eilanden. De welvaart stijgt met elk cruiseschip dat zijn trossen uitgooit, maar het conserveren van een eigen karakter verdraagt zich helaas slecht met de hamburgercultuur die toeristen gedurende halve-dag-uitstapjes uit hun idiote korte broeken schudden.
Michiel van Kempen
| |
Patrick Taylor (ed.), Nation Dance. Religion, Identity and Cultural Difference in the Caribbean, Bloomington/Indianapolis: Indiana University Press 2001, ISBN 0 253 33835 2, 220 pp., prijs US $19,95.
Nation Dance is een collectie van papers over hedendaagse vraagstukken in Caribische religie en identiteit. Een keur aan onderwerpen wordt in het boek behandeld. Van hindoeïsme, islam, judaïsme, christelijkheid tot afro-caraïbische religiën met specifieke beschouwingen over santería, vodou, lali mai, rastafari, obeah, winti en bevrijdingstheologie om er maar een paar op te noemen. Het boek is in drie secties verdeeld. Her eerste handelt over spiritualiteit en genezing, het tweede over theologie in een sociale en politieke context en het derde over de vraagstukken van identiteit en diaspora.
Het uitgangspunt van de onderzoekers is verschillend. Een aantal is gebaseerd op veldonderzoek of archief onderzoek, andere op tekstanalyse of taalkundig onderzoek en weer andere op methodologische of theoretische vraagstukken. Dit geheel levert een gevarieerde beschouwing over Caraïbische religies. Het stuk over winti is van de hand van Petronella Breinburg, geen onbekende in de Surinamistiek. Het staat in de eerste sectie van het boek en gaat over het communiceren met onze goden. Breinburg onderzoekt de taal van winti en is van mening dat deze geen koeterwaals is zoals een aantal onderzoekers verkondigt, maar een eigen taal. Zij kiest als vertrekpunt de belevenis van winti door Afro-Surinamers en kiest niet voor waarnemingen van buitenstaanders. Breinburg waarschuwt in haar bijdrage voor misinterpretaties en
| |
| |
geeft een aantal voorbeelden. Haar artikel geeft voer voor discussies. Voor geïnteresseerden die opzoek zijn naar een inleidend overzicht over de thema's religie en identiteit in het Caribisch gebied en hoe deze zich verhouden in de diaspora is het boek verplichte kost.
Peter Sanches
| |
Werner Zips (Hg), Afrikanische Diaspora: Out of Africa - Into New Worlds, Münster-Hamburg: LIT-Verlag, 2003, ISBN 3 8258 3971 0.
De Weense hoogleraar Werner Zips, bekend van zijn publicaties over de Marrons van Jamaica en de Rastafari-beweging is de samensteller van de interessante bundel ‘Afrikanische Diaspora: Out of Africa - Into New Worlds’. Het thema van de bundel ligt gedeeltelijk in het verlengde van het hierboven beschreven Nation Dance: Afro-Caraïbische religies, maar het boek bevat ook bijdragen over het home-land: Afrika. Zips zelf bijvoorbeeld is de auteur van een artikel over het Panafeest in Ghana. Wat Afrika betreft zijn er verder bijdragen over de Nigeriaanse journalistiek (van Chibo Onyeji), over de griot-traditie (van Clemens Zobel) en over carnaval tijdens de burgeroorlog in Guinee-Bissau (van Julia Fraunlob). De Afrikaanse diaspora bevinden zich niet alleen in het Caraïbisch gebied. De bundel heeft dan ook bijdragen over Mauritius, over de Yoruba-religie in Londen, over Orichas in New York en over Candomblé in Brazilië. Spannend is ook Manfred Kremsers zoektocht op het internet, waar tal van Afro-diaspora-religies (vergeef mij het woord) zich presenteren. Twee artikelen gaan over Suriname. Kenneth Bilby schrijft over ‘Making modernity in the hinterlands: new Maroon musics in the Black Atlantic’, een artikel dat elementen bevat van een eerder in de Oso (‘Aleke: nieuwe muziek en nieuwe identiteiten.’ Oso 19 (1): 48-57) verschenen artikel. Ook is er een vertaling te vinden van een ander artikel dat eerder in Oso (21 (1): 118-135) verscheen, dat van Martin Ho Suie Sang & Wim Hoogbergen over ‘African Surinamese Muslims’. De taal van de bundel is deels Duits, deels Engels. Het verscheen bij LIT-verlag, een in Nederland helaas niet zo bekende uitgever, maar wel een uitgever met een groot aantal titels over het Caraïbisch gebied. Er verschijnt tegenwoordig veel belangwekkends in Duitsland over deze boeiende
regio, maar Nederlanders hebben de neiging alleen naar het westen te kijken en Duitsland de rug toe te keren.
Wim Hoogbergen
| |
| |
| |
Lyuba Zarsky, Human Rights & the Environment. Conflicts and Norms in a Globalizing World, London/Sterling: Earthscan Publications 2002, ISBN 1 85383 815 2, 288 pp., prijs €17,95.
‘Human Rights & the Environment. Conflicts and Norms in a Globalizing World’ spruit voort uit een initiatief van de Earth Council naar de mogelijkheid van de creatie van een internationale milieu ombudsman. De Earth Council is een Niet Gouvernementele Organisatie (NGO) die in Costa Rica zetelt. Onder supervisie van het Nautilus Instituut onderzocht het project de aansprakelijkheid van internationale ondernemingen in Derde wereld landen. Dit resulteerde in tien case studies uit Azië, Afrika en Latijns-Amerika. Thema's die in het boek worden aangesneden zijn globalisatie, mensenrechten en het milieu. Het boek is in vieren onderverdeeld. Het eerste deel handelt over het integreren van mensenrechten en milieu ethiek. Het tweede gaat over conflicten over grondstoffen en olie exploitatie, het derde over conflicten in ontwikkelingsstrategieën en het laatste onderdeel gaat over landrechten conflicten. Voor mensen die zich in Suriname hiermee bezighouden staan er een aantal interessante bijdragen in. Zo behandelt Fergus MacKay in het eerste hoofdstuk de rechten van Inheemse Volken in het Internationaal Publiekrecht. MacKay is geen onbekende in de Surinaamse milieubeweging. Hij schreef, en daar gaat het eigenlijk om, een bijdrage over de problemen met landrechten in Suriname. Dit behandelt hij aan de hand van de problemen in Nieuw Koffiekamp. Inzet van het conflict is de vergunningverlening door de Surinaamse regering aan Golden Star Resources, een Canadese multinational, voor een goudmijn in het leefgebied van de Marrons van Nieuw Koffiekamp. Aangezien de landrechten van Inheemsen en Marrons niet door de regering worden erkend is op veel plaatsen in het binnenland een conflict ontstaan over de rechten op de gronden. MacKay laat aan de hand van deze case de landrechtenkwestie in Suriname de revue passeren.
Peter Sanches
|
|