OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 22
(2003)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 99]
| ||||
Rudi F. Lai A Fat & Lesly Sabajo
| ||||
[pagina 100]
| ||||
Situatie in SurinameGa naar voetnoot1Van 1970 af is er een min of meer geleidelijke afname van de jaarlijkse incidentie van lepra te zien met uitzondering van 1981 en 1989. In 1970 werden nog 164 nieuwe patiënten en in de laatste 10 jaren 31-67 nieuwe patiënten gezien (figuur 1). Figuur 1
Incidentie over de periode 1970-heden De toename van de incidentie in 1981 en 1989 komt door de voorlichting op radio en televisie, schoolonderzoek en de lepra surveys in het binnenland. De slogan op de radio en televisie was: ‘Elke vlek is een onderzoek waard’. Wanneer de patiënten worden verdeeld in paucibacillaire (afgekort PB-lepra) en multibacillaire (afgekort MB-lepra) dan blijkt dat de meeste patiënten (70-90%) leden aan de niet-besmettelijke vorm van lepra (=PB-lepra) terwijl 10-30% de besmettelijke vorm (=MB-lepra) hadden (figuur 2). Figuur 2
Incidentie van paucibacillair (PB)enmultibacillair (MB) lepra over de periode 1970-heden | ||||
[pagina 101]
| ||||
Uit figuur 3 blijkt dat lepra ook in Suriname meer bij mannen dan bij vrouwen wordt gezien. De verhouding man tot vrouw is ongeveer 3:2. In figuur 4 is de verdeling naar etniciteit te zien. De meeste patiënten met lepra waren Creolen inclusief de Marrons (60-80%), dan volgen de Hindostanen (15-30%) en de Javanen (6-13%), terwijl lepra zelden onder de andere bevolkingsgroepen werd gezien. De verhouding Creolen tot Marrons was in de begin jaren 80 ongeveer 2:1, daarna werd deze verhouding geleidelijk ongeveer 1:1. Figuur 3
Incidentie naar sexe over de periode 1970-heden Figuur 4
Incidentie naar etniciteit over de periode 1970-heden Uit figuur 5 valt de verdeling naar leeftijdsgroep op te maken. De meeste patiënten kwamen voor in de leeftijdsgroep van 10-40 jaar. Wanneer de patiënten in twee categorieën worden verdeeld in namelijk. 0-14 jaar en ouder dan 14 jaar dan blijkt dat lepra 2 á 3 keer vaker voorkomt bij volwassenen dan bij kinderen. De prevalentie van lepra (zie tabel 2) varieerde tussen 1.54 op 10.000 inwoners in 1999 en 2.07 op 10.000 inwoners in 2001. Tot medio 2002 was de prevalentie 1.79 op 10.000 inwoners. | ||||
[pagina 102]
| ||||
Figuur 5
Incidentie naar leeftijdscategorie over de periode 1970-heden Tabel 2
Prevalentie 1999-heden per 10 000 inwoners De incubatietijd van lepra is twee tot vijf jaar. Het kan wel eens langer zijn (tien jaar), maar ook korter. De jongste patiënt in de literatuur bij wie histologisch bevestigde multibacillaire lepra is beschreven was 2½ maand oud (Brubaker e.a. 1985). De jongste patiënt in Suriname bij wie paucibacillaire lepra werd ontdekt was vier jaar oud; de oudste patiënt was 81 jaar en leed aan paucibacillaire lepra. | ||||
ConclusieLepra komt nog steeds endemisch voor in Suriname en is niet uitgeroeid zoals vele mensen denken. Het streven van de WHO om lepra eind 2000 te elimineren dat wil zeggen, terug te brengen naar minder dan één patiënt per 10.000 inwoners, is net als in een vijftal andere landen helaas niet bereikt in Suriname. De Dermatologische Dienst en de afdeling Dermatologie van het Academisch Ziekenhuis Paramaribo zullen zich in de komende jaren bijzonder moeten inzetten om de nieuwe goal van de WHO namelijk: eliminatie van lepra in de hele wereld aan het eind van 2005 te realiseren. | ||||
[pagina 103]
| ||||
Literatuur
Rudi F. Lai A Fat is hoogleraar dermatologie, aan de Universiteit van Suriname. Drs. Lesly Sabajo is directeur van de dermatologische dienst van Suriname. |
|