OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 21
(2002)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 353]
| ||||
Heinrich E. Helstone
| ||||
[pagina 354]
| ||||
was toestemming van een derde voor de huwelijkssluiting vereist, die door de weesmeester Jacobus de Jong werd verleend. De toestemming was vervat in een akte verleden voor notaris Samuel H. de Granada, wat blijkt uit een brevet van de huwelijkstoestemming die als bijlage bij de akte werd gevoegd. Een van de getuigen bij het huwelijk was broeder Hans Peter Jensen, zeer bekend wegens zijn betrokkenheid bij de pupillen van de onderwijzersopleiding te Beekhuizen.Ga naar eind6. Adriana Magdalena, de bruid van Yveraar werd vermoedelijk in 1854 geboren. Op 18 februari 1855 had broeder Menze haar te Berg en Dal gedooptGa naar eind7.. Op 1 juli 1863, de dag waarop de slavernij werd afgeschaft, werd zij onder het volgnummer 215 te Berg en Dal onder de familienaam Meltior in het emancipatieregister ingeschreven. Ze behoorde tot een gezin van tien personen, bestaande uit haar moeder, haar grootmoeder en andere verwanten. Kennelijk groeide ze zonder haar vader op. In het emancipatieregister staat onder het hoofd ‘datum van geboorte of vermoedelijke ouderdom’, vermeld: 7 jaar. Toen later werd geconstateerd dat deze leeftijd onjuist was, volgde een correctie in de huwelijksakte van 29 december 1869. De akte vermeldt als haar leeftijd ‘15 jaren’, wat in overeenstemming is met de gegevens van de EBG. Bij het huwelijk van haar moeder met de Berg en Daler Jonathan Buonaparte Walden, werd Adriana gewettigd. Bij de huwelijksvoltrekking van Adriana met Yveraar waren haar beide ouders aanwezig voor het geven van de door de wet voor minderjarigen vereiste toestemming. Yveraar beperkte zijn werkzaamheden niet tot de taken waarvoor hij was aangesteld. Naast zijn werk als onderwijzer-evangelist, ontplooide hij zeer verschillende buitenschoolse activiteiten. Zijn muzikale verrichtingen als organist en koordirigent mogen niet onvermeld blijven. Hij legde ook het accent op de culturele vorming van de bevolking van Ganzë. Zijn veelzijdige ontwikkeling en zijn inzet voor de Ganzëers zijn door Ersey Landveld (1989: 62) als volgt onder woorden gebracht: ‘Zoon van een der stichters van Ganzë, Thomasi, geen onbekende vanwege zijn muzikale interesse en bijzondere begaafdheid. Hij is tijdgenoot van Helstone (een bekende musicus die na zijn opleiding aan een conservatorium in Duitsland naar Suriname terugkeerde en voor wie later een standbeeld is opgericht, HEH) en heeft het aangedurfd om, zonder toestemming van de broedergemeente, het kerkkoor van Ganzë te begeleiden naar Paramaribo. Hier verzorgden zij optredens op het toenmalige Oranjeplein. Het succes was formidabel. In Ganzë heeft deze onderwijzer en musicus en later dominee, groepen jongeren opgeleid, die bij verschillende gelegenheden hun kennen en kunnen hebben getoond. Veelzijdige musici en componisten waren o.a. Nelom, meer bekend als Boodi, en de befaamde Einaar Hoop. Yveraar introduceerde reeds in 1882 het idee van de schoolreizen. Met zijn leerlingen maakte hij in dat jaar de eerste schoolreis naar de plaats “Gadu-booko-Udu”, het dorp van de bekende Dasunu’. Algemeen wordt aangenomen dat tussen de zendelingen en hun gemeenteleden een intensief contact bestond. Een goed voorbeeld van de kwaliteit van dit contact blijkt uit het geval van Yveraar en zijn vrouw. Om sterk uiteen lopende redenen komen zij regelmatig in de vele gemeenteregisters van de EBG voor, onder andere in verband met aanstellingen, gezinsuitbreiding, et cetera. Het intensieve contact tussen zendelingen en gemeenteleden blijkt ook uit de verwikkelingen in 1894 met betrekking tot het voornemen van Adriana, die in 1884 van Yveraar was gescheiden, te hertrouwen. In 1894 vervoegde het kerklidmaat te Berg en Dal, Marius Wondel zich bij broeder Carl Lehmann, de eerste vaste broeder op Berg en Dal na de (gedeeltelijke) aankoop van deze plantage door | ||||
[pagina 355]
| ||||
C. Kersten & Co. Wondel gaf als zijn wens te kennen met Adriana Walden een huwelijk te sluiten. Na onderzoek deelde Lehmann hem mede dat er kerkelijke bezwaren tegen een dergelijke verbintenis bestonden. De broeder merkte verder op van de distrits-commissaris te hebben vernomen dat er ook wettelijke bezwaren kleefden aan het voorgenomen huwelijk, krachtens artikel 85 van het (toen geldende) Surinaams Burgerlijk Wetboek, dat luidde: ‘Een persoon die bij rechterlijk vonnis van overspel is overtuigd, mag nimmer met den medeplichtige aan dat overspel in het huwelijk treden’. (EBG, Specialieenbuch fur Berg en Dal, Oktober 1994). Het huwelijk van Yveraar en Walden werd, zoals net opgemerkt op 18 januari 1884 door echtscheiding ontbonden.Ga naar eind8. Wegens de bijzondere omstandigheden verband houdende met de beëindiging van zijn huwelijk waarvan de oorzaak hem niet kan worden aangerekend, is Yveraar op 7 december 1887 een tweede echtverbintenis aangegaan en wel met Belinda Margaretha Doneus.Ga naar eind9. Een en ander heeft zelfs niet verhinderd dat de strikte herrnhuttersGa naar eind10. hem in 1903 beriepen ‘vast in dienst der Zending (te treden); [en de taak van] Leider van de Zending onder de Saramaccaners, geplaatst in Botopasi’ (op zich te nemen). Zijn kerkelijke graden van hulppredikant en diaconus haalde hij in resp. 1877 en 1904.Ga naar eind11. Op 8 juli 1905 werd Yveraar ‘afgeroepen door de Opperste Bisschop’. De daartoe opgemaakte akte van overlijden vermeldt: ‘oud 55 jaren’. Hij is te ruste gelegd op Leopolds Hof, een nog bestaande maar niet meer in gebruik zijnde begraafplaats waar hoofdzakelijk Europese herrnhutters zijn begraven.Ga naar eind12. Leopolds Hof bevindt zich in het EBG-complex bij de kruising van de Dr. S. Redmondstraat en de Wanicastraat, achter de Wanica kerk en de Chinese kerk. In de loop der tijd is er nogal wat aandacht aan de persoon Yveraar besteed. De EBG heeft in 1964 een school voor lager onderwijs te Klaaskreek naar hem genoemd. Het verkrijgen van het boven geschetste beeld van het leven van Yveraar was slechts mogelijk door verschillende bronnen waarin informatie over hem is vastgelegd, te vergelijken. Bij het verzamelen van het archiefmateriaal is verder gebleken dat de kerkregisters van de Evangelische Broeder Gemeente een belangrijke bron van informatie vormen over de zwarte bevolking, die voor het overgrote deel buiten de burgerregistersGa naar eind13. viel. Naar mijn oordeel vormen zij de enige bron waarin deze bevolkingsgroep als mens is benaderd, en dienovereenkomstig staan de kerkregisters boordevol gegevens betreffende lidmaten van de kerk, formele en vooral informele verwantschappen, verhoudingen ten opzichte van slaveneigenaren en ander kwalitatieve gegevens. Voorbeelden van deze bronnen zijn de Cateloge, de Zuzugler, en andersoortige registers met betrekking tot de NegergemeineGa naar eind14., die de periode van de ‘Duitse’ zending (plusminus 1760 tot 1940) vrijwel geheel afdekken. | ||||
[pagina 356]
| ||||
Literatuur
|
|