OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 21
(2002)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 119]
| |||||||||
Martin Ho Suie Sang & Wim Hoogbergen
| |||||||||
Moslim slavenOnder de Afrikanen die tot 1826 als slaven naar Suriname werden gesleept, bevonden zich islamieten, maar het is volslagen onbekend in welke mate. Volgens Nurmohamed (1986: 3) is van tenminste vier slaven in Suriname bekend dat zij het Arabisch in woord en schrift machtig waren. Ellen Klinkers vond in de archieven van de Evangelische Broedergemeente verslagen van zendelingen over hun ontmoetingen met moslimslaven. Een van hen sprak in 1835 met een islamitische slaaf uit Senegal die daar had leren schrijven. Een andere zendeling verhaalde over een oude slaaf die weigerde zich te bekeren tot het christendom omdat hij in Afrika al in ‘Mohammeds naam’ was gedoopt. Uit de verslagen van de zendelingen blijkt volgens Klinkers dat de moslims religieus geïsoleerd van elkaar leefden en niet in staat waren om de islam over te dragen op volgende generaties (Klinkers 1997: 32-33). Ook elders in het Caraïbisch gebied werden islamieten aangevoerd, maar doordat zij klein in aantal waren en verspreid over de plantages leefden, was het voor hen vrijwel onmogelijk zich te verenigen (Bisnauth, 1989: 82-83). In het onderzoek waarvan dit artikel een verslag is, kwam één respondent voor die beweerde af te stammen van een islamitische slaaf. De 61-jarige Abdul Kabir is naar eigen zeggen geboren als moslim. Zijn vader was van gemengd Hindostaans-Creoolse afkomst en zijn moeder | |||||||||
[pagina 120]
| |||||||||
was een ‘volbloed’ Creoolse. De moeder van Abdul Kabir was al moslim, voordat ze zijn vader ontmoette. Haar afstamming is interessant, omdat ook haar ouders reeds moslim waren en zijn grootouders hoogstwaarschijnlijk ook. Zijn grootvader moet omstreeks 1850 als slaaf geboren zijn. | |||||||||
Hindostanen en JavanenIn 1873 arriveerden de eerste Brits-Indiërs, later Hindostanen genoemd, als contractarbeiders in Suriname. Vanaf 1890 voerde de Surinaamse overheid ook vanuit Java contractarbeiders aan. Vrijwel alle Javanen die naar Suriname kwamen, waren moslim. Naast de islam speelde de Javaanse levensbeschouwing, waarin het geloof in de geestenwereld en voorouderverering centraal staan, een belangrijke rol in het leven van de Javanen (De Waal Malefijt 1963: 51). Het merendeel van de Aziatische immigranten maakten geen gebruik van hun recht op gratis terugkeer naar het vaderland en vestigden zich blijvend in Suriname. Hiermee vestigde ook de islam zich in Suriname. Volgens Prins (1961) begon de islam zich rond 1929 te manifesteren in de Surinaamse samenleving. In dat jaar werd de Surinaams Islamitische Vereniging (SIV) opgericht, een Hindostaanse moslimorganisatie. Vanaf het begin richtte de SIV zich op Brits-Indië voor materiële of financiële hulp. Vooral toen de behoefte naar islamitische literatuur groot was, kreeg de SIV vanuit de stad Lahore veel ondersteuning. Tussen de boeken, tijdschriften en brochures zaten ook verschillende uitgaven van de Ahmadiyya-beweging, een door orthodoxe moslims verketterde beweging binnen de islam, omdat de leider ervan zichzelf onder andere zou hebben uitgeroepen tot profeet van God na Mohammed. Volgens Prins evolueerde de SIV onder invloed van die literatuur van een orthodoxe, soennitische naar een reformistische (Ahmadiyya) organisatie. Een aantal orthodoxe Hindostaanse moslimorganisaties nam stelling tegen de ontwikkeling binnen de SIV en richtte in 1960 de Surinaamse Moslim Associatie (SMA) op (Prins 1961: 20-23). De SMA en SIV zijn ook thans nog de twee meest invloedrijke, gezichtsbepalende moslimorganisaties in Suriname. De prachtige moskeeën aan de Keizerstraat (SIV) en de Kankantriestraat (SMA) bevestigen dit beeld. Naast de SMA en de SIV kent de Hindostaanse islamitische gemeenschap nog twee overkoepelende organisaties: de Surinaamse Moslim Federatie (SMF) en de Surinaamse Islamitische Organisatie (SIO). Net als de Hindostaanse moslims kent de Javaanse moslimgemeenschap vier moederorganisaties. De Stichting der Islamitische Gemeenten in Suriname (SIS) en de Ashafia Islam zijn organisaties waar oostbidders zijn aangesloten. De Persereketan Jamaah Islam Suriname (Progressieve Islamitische Gemeente Suriname, PJIS) en de Federatie Islamitische Gemeenten Suriname (FIGS) zijn overkoepelende organisaties van zogenaamde westbidders (Ho Suie Sang 1998: 15).Ga naar eind2. Het lidmaatschap van de verschillende moslimgemeenschappen en moslimorganisaties is etnisch bepaald. Javanen zijn aangesloten bij Javaanse gemeenschappen, bidden in hun eigen moskeeën waar de Javaanse taal wordt gebruikt. Hetzelfde geldt voor de islamitische Hindostanen. Zij spreken in tegenstelling tot de hindoeïstische Hindostanen niet Hindi, maar het Urdu, een Indiase taal met veel Arabische invloeden. Ook de islamitische Creolen hebben hun eigen organisaties: de Sadaqatul Islam, de Viranka en de Nation of Islam. Uiteraard staat elke moskee en iedere gemeenschap open voor alle moslims of geïnteresseerden in de islam, maar in de praktijk kiezen de meeste moslims voor een gemeenschap van de eigen etnische groep. In een poging alle moslims van Suriname | |||||||||
[pagina 121]
| |||||||||
in een orgaan te verenigen is de Madjilies Moslimien Suriname (MMS) in het leven geroepen, maar niet alle moederorganisaties hebben zich daarbij aangesloten. De onderlinge verschillen blijken te groot, maar een en ander valt buiten het bestek van dit artikel. | |||||||||
De Sadaqatul IslamWie Sadaqatul Islam zegt, zegt Abdul Wahab of meneer Amstelveen. Deze voormalige politiecommissaris nam op zijn zeventiende afstand van het christendom en is nu al meer dan veertig jaar moslim. Hij begon zijn ‘loopbaan’ als moslim bij de SMA, maar zijn onvrede over de beperkte participatie van vrouwen dreef hem in 1963 naar de SIV. Toen de SIV een Ahmadiyya-beweging werd, verliet hij ook deze organisatie. In 1979 richtte hij met vier anderen de Sadaqatul Islam op, met name om een tehuis te bieden aan moslims die enkel Sranantongo en/of Nederlands verstaan. Door de taalbarrière (Urdu of Javaans) op te heffen, wilden de initiatiefnemers van de Sadaqatul Islam de islam toegankelijker maken met name voor de Creolen. Ten tijde van de oprichting had de Sadaqatul Islam nog geen eigen moskee en de activiteiten werden toen vooral vanuit de hoofdmoskee van de SIO ondernomen. Met financiële, materiele en fysieke steun van onder andere de SIO en individuen uit de islamitische gemeenschap was men al snel in staat een eigen moskee op te zetten aan de Coesewijnestraat in Paramaribo. De moskee wordt aan de linkerkant geflankeerd door een groot sportterrein. Rechts van de moskee staat het splinternieuwe kerkgebouw van een Volle Evangelie Gemeente. Recht tegenover de moskee bevindt zich de wijk Flora, met een overwegend Creoolse populatie. Naast de moskee met een capaciteit van ongeveer vier à vijfhonderd mensen staat een gebouw dat uit twee delen bestaat. Het linkerdeel wordt gebruikt voor het geven van lessen en het houden van lezingen. In dat deel staat een grote tafel en een aantal stoelen. Verder hangt er een schoolbord dat de imam gebruikt bij zijn lessen. Achterin de zaal hangt een grote kaart van Afrika, wat iets zegt over de oriëntatie van de moslims van Sadaqatul Islam. Het rechterdeel dient als woning voor de beheerder van de moskee en zijn vrouw. Onmisbaar voor Sadaqatul Islam is sjeik Abdul Aziz Clemens, de geestelijk leider. Abdul Aziz is veertig jaar oud, is getrouwd en heeft twee kinderen, een van zeven en een van twaalf. Naast zijn taken als imam werkt hij als radiotechnicus bij de luchtvaartdienst. Sinds zijn achtentwintigste houdt hij zich bezig met de islam. De eerste twee jaren liep hij naar eigen zeggen slechts een beetje mee om te kijken wat de islam nu precies inhield. Tien jaar geleden is hij officieel tot de islam toegetreden door de shahada af te leggen. Na een paar jaar de islam actief beleden te hebben, kreeg hij in 1990 de kans om in Medina aan de islamitische universiteit te studeren. Afgevaardigden van die universiteit kwamen in Suriname mensen rekruteren en omdat Abdul Aziz het geloof dieper wilde doorgronden ging hij daarop in. In Saudi-Arabië heeft hij zich gespecialiseerd in de islamitische wetgeving en hij mag zich nu bachelor in islamic law noemen. Eind 1997 kwam hij terug naar Suriname. Bij de Sadaqatul Islam kreeg hij als imam de kans om datgene wat hij in Medina geleerd had in praktijk te brengen. De Sadaqatul Islam valt officieel onder auspiciën van het bestuur van de SIO. Een van de grootste problemen van Sadaqatul Islam is de zeer beperkte financiële ruimte. Van de SIO krijgt Sadaqatul Islam momenteel geen financiële steun en de leden betalen geen contributie. Door dit gebrek aan contributie heeft het bestuur geen vast bedrag waarover het periodiek kan beschikken. Voor inkomsten is Sadaqatul Islam | |||||||||
[pagina 122]
| |||||||||
dus totaal afhankelijk van de vrijgevigheid en kapitaalkrachtigheid van de leden en moskeebezoekers. En die kapitaalkrachtigheid is niet al te groot. De gelovigen hebben zelf al moeite het hoofd boven water te houden. Ze geven wat ze kunnen missen, maar van de vrijwillige donaties kan Sadaqatul Islam nauwelijks leven. Het merendeel van de ‘leden’ van Sadaqatul Islam is Afro-Surinamer. De djamaat (gelovigen die de moskee bezoeken) is overigens niet groot. In de onderzoeksperiode kwamen gemiddeld iets meer dan twintig mensen op vrijdagmiddag luisteren naar de preek van de imam, voornamelijk mannen. Het aantal vrouwen dat naar de moskee kwam, lag tussen de een en vijf. De Afro-Surinamers waren onder de bezoekers met een aandeel van tweederde duidelijk in de meerderheid. De Creoolse moslim voelt zich bij de Sadaqatul Islam veel beter thuis dan bij een Hindostaanse of Javaanse djamaat. Eén van de informanten verwoordde dit zo: ‘Een Creoolse broeder die op vrijdagmiddag de moskee betreedt en alleen het Urdu of het Javaans te horen krijgt, zal onverzadigd terugkeren naar huis. Hij heeft niets mee kunnen nemen.’ Daarom ondernemen de Creoolse moslims elke vrijdag de lange weg naar de Coesewijnestraat om imam Abdul Aziz te horen preken. Daar verstaan en begrijpen ze tenminste waar de imam het over heeft tijdens de preek en tijdens de lessen. De taal blijkt echter niet de enige reden waarom de meeste van de respondenten zich niet helemaal thuis voelden bij een Javaanse of Hindostaanse djamaat. Zij gaven aan dat zij het gevoel hadden dat ze niet echt in de groep werden opgenomen. Er was een afstand als gevolg van culturele verschillen. De taal speelde daar natuurlijk een grote rol in, maar de Creolen waren ook onbekend met bepaalde Hindostaanse of Javaanse gebruiken. Ze konden moeilijk onder woorden brengen wat nu precies de oorzaak van die afstandelijkheid was, maar misschien zegt het volgende citaat van Hiwat, een van de initiatiefnemers van de oprichting van Sadaqatul Islam voldoende: ‘Ook al zijn we allemaal moslim, je voelt je toch het lekkerste thuis als je onder je eigen mensen bent.’ De meeste geïnterviewde Creoolse moslims gaan er vanuit dat deze uitsluitingsprocessen onbewust van aard zijn. Enkelen menen echter dat er ook sprake is van bewuste uitsluiting. De gevestigde moslimgemeenschap in Suriname, vooral de Hindostaanse moslimgemeenschap, zou in deze visie niet zo blij zijn met het toetreden van Creolen in de islam. Abdul Kabir vertelde dat hij een Creoolse man die moslim wilde worden naar een afdeling van de SIO verwees. Volgens hem stuurde de SIO die man direct door naar Sadaqatul Islam. ‘Je ziet dus dat de Hindostaanse broeders niet zeggen: laten we de broeder eerst zelf opvangen en begeleiden zodat hij daarna een keuze kan maken. Nee, ze maken die keuze voor hem: je bent Creool, ga naar Sadaqatul Islam.’ Abdul Kabir vertelde verder nog dat Creolen die wel bij een Hindostaanse djamaat zijn aangesloten daar vaak de meest ondankbare klusjes moeten opknappen. Abdoellah Bloemhart, een Creoolse moslim die lid is van de SMA en zelfs op het erf van de SMA woont, herkent dit. Hij vertelde dat hij het als Creool niet gemakkelijk had onder de Hindostanen en hij kan dan ook begrijpen dat er erg weinig Creolen bij de SMA komen. Tijdens een van de gesprekken, werden we onderbroken door een Hindostaanse man, die vanuit zijn auto Abdoellah de les las. Daarop werd Abdoellah pissig: ‘Al twee jaar zoeken ze een weesvader, maar ze betalen niet goed. Ze willen mensen behandelen als slaven. Voor hun is elke neger een slaaf. (...) Ik heb ze al gezegd slavernij is al voorbij.’ Overigens heeft natuurlijk lang niet iedereen bij de SMA vooroordelen over Creolen. De Surinaamse moslims verzetten zich overigens fel tegen het gebruik van de term ‘black moslims’, waarmee vooral niet-moslims hen aanduiden. Black moslims is een term die over- | |||||||||
[pagina 123]
| |||||||||
gewaaid is uit de Verenigde Staten. De term werd gebruikt voor de aanhangers van de Nation of Islam van Elijah Muhammed. Voorzitter Abdul Wahab Amstelveen kan zich nog wel herinneren dat in de jaren zeventig onder invloed van de Nation of Islam is gepoogd van de moskee aan de Coesewijnestraat een exclusief Afro-Surinaamse moskee te maken. Daar heeft hij toen een stokje voor kunnen steken: ‘Aan hokjesvorming wil ik niet meewerken.’ Sadaqatul Islam en haar leden wensen zich niet te associëren met de onorthodoxe doctrine van Nation of Islam. ‘Wij zijn geen black moslims. Wij vechten niet tegen de blanken of een ander ras. In de islam kent men geen onderscheid naar kleur. Er zijn toch ook geen white moslims? Wij zijn gewoon moslim. Klaar.’ | |||||||||
Jamaat Muslimien VirankaDe Jamaat Muslimien Viranka bestaat uit een groep moslim Afro-Surinamers die graag de handen uit de mouw steekt. De leden van Viranka maakten lange tijd deel uit van de djamaat van Sadaqatul Islam, maar door het gebrek aan dynamiek en progressiviteit binnen de djamaat konden zij daar hun ei niet kwijt. Ze wilden graag activiteiten ontplooien om de organisatie uit het slop te halen. Ze uitten hun kritiek en brachten ideeën in, maar ze hadden het gevoel dat hun kritiek niet serieus werd genomen en dat er niet naar hen geluisterd werd. Hun kritiek komt in grote lijnen hierop neer: het bestuur functioneert niet goed, de organisatie is zwak en de afhankelijkheid van de SIO staat de ontwikkeling van Sadaqatul Islam in de weg. De financiële situatie is slecht, maar er wordt weinig aan gedaan. Er straalt geen kracht uit de djamaat, ze zijn een beetje ingeslapen. Het wordt volgens Viranka tijd dat Sadaqatul Islam op eigen benen leert staan en activiteiten voor de leden van de djamaat organiseert, omdat de leden niet serieus genoeg met de islam bezig zijn, zoals tot uiting komt in de lage opkomst bij de lessen. Ook worden er weinig pogingen ondernomen om actief de islam te verspreiden onder Creolen. In mei 1998 gingen de critici hun eigen weg, zonder dat er sprake was van een conflictsituatie. Ze houden nog wel contact met de djamaat door regelmatig de moskee te bezoeken om daar te bidden, maar ze hebben hun eigen bijeenkomsten die los staan van Sadaqatul Islam. Het primaire doel van de leden van Viranka is het verspreiden van de islam. De boodschap is voor iedereen bedoeld, maar speciale aandacht gaat uit naar de Afro-Surinaamse bevolking. Viranka weigert zich neer te leggen bij de sociaal-economische achteruitgang onder Creolen die in hun ogen alles te maken heeft met de geestelijke en morele achteruitgang van de Afro-Surinaamse bevolking. De Afro-Surinamers moeten zich ontwikkelen en die ontwikkeling zal het makkelijkst gaan met de islam als basis. Hiervoor is het volgens hem nodig: ‘De Creolen wakker te schudden, want er is een groot gebrek aan kennis over de islam onder de Afro-Surinamers. Als wij dit gebrek aan kennis kunnen wegnemen kan alles voor de creoolse bevolking veranderen. Met behulp van de islam kunnen we een sfeer creëren waarin Creolen welvaart kunnen krijgen’, vertelde Usman, een van de actievelingen van Jamaat Muslimien Viranka. De Jamaat Muslimien Viranka verwijt de (niet-Creoolse) islamitische organisaties dat zij dawa (propaganda-bekeringsacties) onder Afro-Surinamers grotendeels hebben nagelaten. De Sadaqatul Islam heeft het wel geprobeerd, maar met weinig geld en mensen kwam een en ander niet van de grond. De Hindostaanse en Javaanse organisaties die wel voldoende kapitaal en mankracht hebben, toonden in al die jaren weinig interesse in het verspreiden van kennis over de islam onder Creolen. Daarom gaat Viranka het nu zelf aanpakken: ‘We moeten niet meer wachten op hen om de islam naar onze | |||||||||
[pagina 124]
| |||||||||
Creoolse broeders te brengen. We willen onze broeders wakker schudden en ervan bewust maken dat we blakaman zijn en dat we op elkaar moeten steunen. We moeten onszelf ontwikkelen. We kunnen onze leiders zelf kiezen en we hoeven niet afhankelijk te zijn van onze Javaanse en Hindostaanse broeders. Wat wij graag zouden zien is een moskee goed gevuld met Creolen, zodat we net als de andere rassen van de zoetigheid van de islam kunnen proeven’, aldus Usman. | |||||||||
Nation of IslamNaast de Sadaqatul Islam en Viranka kent Suriname een derde islamitische vereniging waar voornamelijk Afro -Surinamers actief zijn; de Nation of Islam. Deze islamitische organisatie telt vooral onder zwarte inwoners van de Verenigde Staten veel aanhangers. Louis Farrakhan is op dit moment de onbetwiste leider van de Nation. In oktober 1995 bracht hij honderdduizenden Afrikaans-Amerikaanse mannen naar Washington om hun problemen te bespreken: The Million Men March. Een jaar later kondigde hij aan een tour te maken langs een aantal Caraïbische landen. Een comité onder leiding van Henk Herrenberg, de bekende ex-ambassadeur van Suriname in Nederland en China en zelf ook moslim, nam contact met hem op en vroeg hem ook het Surinaamse volk toe te spreken. Op 12 september 1996 kwam Farrakhan in Paramaribo aan, waar hij sprak met verscheidende religieuze en politieke leiders, zoals scheidend president Venetiaan. De dag erna hield hij een ‘redelijk’ bezochte toespraak. Het precieze aantal aanwezigen werd in de Ware Tijd van 13 september 1996 niet genoemd, maar in de zaal was plaats voor ongeveer zesduizend mensen. Farrakhan sprak met name tot de zwarte bevolking van Suriname. Hij betoogde onder andere dat het zwarte ras het eerst op aarde was en beschaving heeft gebracht. Hij benadrukte dat desondanks geen enkel ras superieur is aan een ander. De Nederlanders en de Amerikanen moeten volgens Farrakhan hun misdaden tegen het donkere ras erkennen, zodat er eindelijk verzoening plaats kan vinden. Verder zou hij gezegd hebben dat de mens teveel let op het verschil tussen de verschillende rassen in plaats van zich te concentreren op God (De Ware Tijd, 14 september 1996). In Farrakhans boodschap kwam duidelijk naar voren dat ook in Suriname een afdeling van de Nation of Islam opgericht moest worden om de islam onder de Afro-Surinamers te verspreiden. Suriname kende al een afdeling van de Nation of Islam. De bakermat van de Surinaamse Nation lag bij de activiteiten en doelstellingen van een andere vereniging: de Stichting Roots Control, een stichting die zich inzet voor het ‘verheffen van de kansarme Surinamers’, met speciale aandacht voor Afro-Surinamers. Na het bezoek van Farrakhan besloot men de activiteiten te revitaliseren. Eind 1999 was de organisatie echter nog steeds niet officieel opgericht, maar een groepje gelijk gezinden komt een á twee keer in de week bij elkaar en bestudeert tijdens deze bijeenkomsten de koran én de bijbel. Elke donderdag heeft de groep van half zes tot half zeven in de namiddag een uur zendtijd toegewezen gekregen bij Radio Boskopoe. De spirituele leider van de beweging is de 51-jarige Ahmad Ali, die vanwege zijn ervaring en kennis van de islam is gevraagd het leiderschap op zich te nemen. Ahmad Ali is in een christelijke omgeving opgegroeid, maar bijna dertig jaar geleden heeft hij zich tot de islam bekeerd. In een lang gesprek benadrukte Ahmad Ali dat de doelstelling van de Nation of Islam verder gaat dan het verspreiden van de islam onder de Creoolse bevolking van Suriname: ‘We willen een betere toekomst voor onze Afrikaanse broeders.’ (Hiermee bedoelt hij de Afro-Surinamers.) En als wij hen de openbaring van de islam | |||||||||
[pagina 125]
| |||||||||
kunnen geven is dat mooi meegenomen. Maar wij willen in de eerste plaats dat de mannen hun gedrag veranderen, dat ze gaan studeren, dat ze goede manieren ontwikkelen. We willen de mensen niet dwingen of over halen om moslim te worden. We willen de mensen bewegen de slechte wegen waarmee ze bezig zijn te veranderen. En of ze dat als moslim, christen of hindoe doen, maakt ons niet zoveel uit. Ik persoonlijk vind het krachtiger wanneer ik vanuit de islam praat, maar we zijn allemaal broeders en zusters en dat heeft niets te maken met je geloof.’ Deze woorden worden bevestigd door het huis waar Ahmad Ali in woont. Op de voorkant van zijn huis staan naast elkaar de heilige symbolen van de drie grootste religies in Suriname geschilderd: het kruis van het christendom, de sikkel en ster van de islam en het AUM-teken van het hindoeïsme. In zijn huis hangen de muren vol met religieuze en spirituele relikwieën: schilderijen van de Ethiopische keizer Haile Selassie I, platen van Bob Marley, beeltenissen van Jezus Christus, kruisen, Arabische teksten, islamitische symbolen, een foto van de Ka'ba, beeltenissen van hindoeïstische goden en enkele Surinaamse artefacten. De eenheid van religie die de Nation of Islam in Suriname uitdraagt, staat in schril contrast met het beleid van de Nation of Islam in de Verenigde Staten, erkent ook Ahmad Ali. ‘Het grote verschil met Amerika is dat ze [de Nation of Islam in Amerika] daar hun vijand, het blanke systeem, openlijk voor zich hebben staan. Daar moeten ze wel een eigen organisatie opzetten, eigen moskeeën bouwen, echt onafhankelijk zijn van de blanke.’ Deze apartheidspolitiek staat de Surinaamse Nation of Islam niet voor ogen. De Nation of Islam wil de bestaande islamitische gemeenschappen niet vervangen, maar de organisatie moet een aanvulling worden op de bestaande Hindostaanse en Javaanse moslimgemeenten. ‘Wij in Suriname willen niet apart leven van de hindostaan en de Javaan. Samen moeten we het land opbouwen. Vanuit verschillende gemeenten, de SIV, SIO, Sadaqatul Islam, enzovoorts komen we samen om een extra dimensie aan ons geloof te geven.’ De meerwaarde van de Nation is dat de leden de kans krijgen zich in te zetten voor de Afro-Surinamers. De reguliere gemeenten doen daar volgens Ahmad Ali geen moeite voor. Die leemte wil de Nation of Islam opvullen. | |||||||||
De Islamitische Vereniging WitsantiAan de Afobakkaweg paal 70 in district Brokopondo ligt het Marrondorpje Koina Kondre. In dit dorpje zijn Sjaakie Basier en Abdul Rahman samen met Abdul Aziz (imam van Sadaqatul Islam) bezig aan een lange termijn project dat de islam onder de Marrons in het binnenland moet verspreiden. Zonder noemenswaardige financiële middelen werken ze hard aan de bouw van een voorlopig gebedshuis en een woning voor Basier en Rahman. Naast het dorp hebben ze een grote lap grond open gekapt en daar verschillende gewassen zoals sopropo, watermeloenen, pompoenen en okers geplant. Basier, die net als Rahman en Abdul Aziz Marron is, heeft al eerder met wisselend succes geprobeerd de islam naar deze regio te brengen. Redelijk wat Marrons uit omliggende dorpen hebben bij Basier de shahada (geloofsbelijdenis) afgelegd, maar echt actief zijn ze nog niet. Een ander probleem waar Basier mee kampt, is dat de mannen uit Witsanti vaak buiten hun regio op zoek moeten naar werk. Dit forensisme belemmert hen om rustig over de islam te kunnen nadenken en het uiteindelijk te praktiseren. Om de islam in het binnenland te laten groeien, moet in de visie van Basier de regio zich ontwikkelen. Basier en Rahman hebben daarom een meerjaren-stappenplan opgesteld. Dit plan moet ertoe leiden dat de werkgelegenheid in de | |||||||||
[pagina 126]
| |||||||||
regio groter wordt en de mannen er dus blijven wonen. Een van de eerste initiatieven naast de bouw van het gebedshuis is dan ook het tot stand komen van een handelscentrum voor landbouw en veeteelt. Als dat eenmaal staat, moet er een islamitisch opleidingscentrum en een kinderopvangdienst komen zodat de kennis over de islam gericht verspreid kan worden. Hoewel de weg nog lang is, heeft Basier goede hoop. ‘Straks als het project loopt, zal je zien dat het beter gaat. Men kan vlak hier komen werken, vlak hier kan men bidden. Als hij geen huis heeft, kan hij komen werken om een huis te bouwen.’Ga naar eind3. | |||||||||
BekeringVanaf circa 1830 predikten de christelijke kerken onder de Surinaamse slaven. Bij de Emancipatie was ongeveer tweederde van de Creoolse bevolking (ook) christelijk. Het christendom is daarna onder de Afro-Surinaamse bevolking de dominante religie geworden. Ook de meeste Creoolse moslims hebben van huis uit een christelijke opvoeding meegekregen. De bekering tot de islam heeft voor een grote verandering gezorgd zowel voor hen persoonlijk als voor hun sociale leven. De overgang tot de islam was voor de door mij geïnterviewde Afro-Surinamers vooral een individueel proces. De meesten waren in hun jeugd vrij actief met het christendom bezig. Een enkeling was lid van een evangelische gemeente, maar de meesten waren of lid van de EBG, of van de katholieke kerk. Elke zondag gingen zij met hun ouder(s) mee naar de kerk en vaak gingen ze ook naar de zondagsschool en volgden bijbelles. Het kerkbezoek zagen zij als iets wat erbij hoorde. De ouders gingen, dus was het logisch dat zij meegingen. Rond het zeventiende of achttiende levensjaar kwamen echter de vraagtekens over het geloof en de kerkgang. Het werd steeds minder vanzelfsprekend elke zondag naar de kerk te gaan. Naarmate zij ouder werden en minder gedwongen werden door hun ouders of voogden geregeld naar de kerk te gaan, werd het kerkbezoek minder en verdween de motivatie om zich te verdiepen in het christendom. Sommigen verloren de interesse in het geloof of namen het niet meer serieus en kwamen alleen nog in de kerk bij huwelijksinzegeningen en begrafenissen van kennissen. Anderen gingen hun geloof door bepaalde ervaringen kritischer bekijken. Ze kwamen erachter dat er zaken speelden binnen de kerk waar zij niet geheel achter stonden en namen langzaam afstand van de kerk. Een van de zaken waaraan sommigen van mijn respondenten zich stoorden, was de strijd tussen de evangelische broedergemeente en de katholieke kerk en de gevolgen die dat had voor hun leven. Moestafa Boga (van de Nation of Islam), 52 jaar, bestudeert de islam al vijf jaar. De shahada heeft hij nog niet uitgesproken, maar hij houdt zich al wel aan de regels van de islam. Moestafa is opgegroeid in het district Coronie. Zijn vader was lid van de EBG toen hij verliefd werd op een katholieke vrouw. Huwelijken tussen leden van de EBG en de katholieke kerk stuitten op veel weerstand en hij is dan ook katholiek geworden om met zijn (eerste) vrouw te kunnen trouwen. Later is hij hertrouwd met de moeder van Moestafa, die ook katholiek was. ‘Mijn oudere broer moest een examen afleggen om een verdere opleiding te kunnen volgen in Paramaribo, want in Coronie had je geen Mulo. Mijn broer werd afgewezen, omdat de mensen van de katholieke kerk mensen discrimineerden. Als je bijvoorbeeld een lichtere huidskleurGa naar eind4. hebt, maak je meer kans. Mijn vader heeft daartegen geprotesteerd, maar kreeg geen bevredigend antwoord. Toen heeft hij gezegd: “Dan gaan we weer naar de EBG toe.” Maar mijn moeder wilde niet en toen heeft alleen hij zich | |||||||||
[pagina 127]
| |||||||||
weer bij de EBG gevoegd.’ Dit zorgde voor een grote spanning tussen mijn vader en moeder waar wij de kinderen de dupe van werden: ‘Je had de situatie dat mijn vader EBG-er was en ik nog op de katholieke school zat. Ik zou misdienaar worden en moest zelfs Latijn leren, maar ik mocht niet meer op het terrein van de pater komen, anders kreeg ik een pak slaag. Ik vroeg me af: is het wel correct wat hier gebeurt?’Ga naar eind5. Anderen raakten in onvrede met het christendom door de rol die het materialisme in de kerk speelde. Bij Moestafa Danning, de penningmeester van Sadaqatul Islam, kwam de onvrede met de christelijke kerk naar boven toen hij rond zijn achttiende belijdenis moest afleggen. ‘Nadat ik de hele cursus had gevolgd, zei de dominee dat ik een volledig pak in orde moest maken om op die speciale dag aan te trekken. Voor mij en mijn ouders was dat financieel geen haalbare taak. Ik zei tegen de dominee dat ik dat niet kon doen. Ik had alleen witte gympies, een spijkerbroek en een wit T-shirt. De dominee had daar zoveel commentaar op, dat ik sindsdien een heel ander gevoel heb over het christendom. God heeft toch niet je kleding nodig? God heeft je innerlijk nodig, je intentie.’Ga naar eind6. Ook Abdul Wahab accepteerde het materialisme in de kerk niet. Toen hij zeventien jaar was, verliet hij de Lutherse gemeente: ‘Ik ging een keer zitten op een bank voorin de kerk. Maar ik mocht daar niet zitten, omdat het een betaalde plaats was. Het was gereserveerd voor iemand met meer geld. Ik werd boos en ben nooit meer terug gegaan.’Ga naar eind7. De kritiek op het functioneren van de kerk werd versterkt door het gedrag van christenen in de omgeving van de respondenten. Dat gedrag strookte volgens hen niet met de leer van het christendom. Christenen, dat vaak als synoniem werd gebruikt voor Creolen, dwalen volgens hen steeds verder van het juiste pad af en ‘leven er maar op los.’ De praktijk wijst volgens hen uit dat de Creoolse bevolking achteruit gaat. Hier volgt een kleine greep uit de lijst van ongenoegens die mijn respondenten hebben over het gedrag van Creolen. Ten eerste kennen de Creolen hun roots niet meer. Ze zijn Afrika vergeten en richten zich op Amerika en Nederland, met als gevolg dat ze totaal verwesterd raken met alle gevolgen van dien. Vooral de jongeren worden steeds materialistischer. Verder zou het moreel verval erg groot zijn. Jonge meisjes en vrouwen kleden zich schaars en ongepast. Zowel de mannen als de vrouwen, jong en oud, hebben te veel vluchtige seksuele relaties waardoor veel tienerzwangerschappen voorkomen. Daar bovenop komt dat de criminaliteit en de werkloosheid onder de Afro-Surinaamse bevolking sterk groeien. Dit alles gebeurt ondanks het feit dat het grootste deel van de Creolen christen is. In de ogen van de bekeerlingen schiet het christendom duidelijk tekort in het overdragen van de juiste waarden en normen. De incompetentie van de christelijke kerken wordt door de Afro-Surinaamse moslims betreurd, omdat ze graag een sterke Creoolse gemeenschap willen zien. De opkomst van talloze nieuwe christelijke gemeenten, naast de traditioneel grote rooms-katholieke en evangelische broedergemeente, zien de geïnterviewden ook als het bewijs van het falen van het christendom. ‘De mensen zijn ontevreden en gaan op zoek naar alternatieven: Volle Evangelie, Gods Bazuin, Zevende Dags Adventisten, noem maar op. Op den duur weet je niet meer wat je moet geloven en waar je heen moet gaan. Die nieuwe kerken verdraaien Gods woord en proberen de Creolen bij de kerk te houden door zang, dans en vrolijkheid te bieden. Is dat dan waar het om draait?Ga naar eind8. De tekortkomingen van het christendom zijn voor de nieuwe moslims niet uitsluitend zaken van het heden; de historische rol van het christendom in Suriname is in hun ogen nog dubieuzer. Zij zetten grote vraagtekens bij de rol van het christendom tijdens de slavernij en de | |||||||||
[pagina 128]
| |||||||||
koloniale periode. ‘Ik kon niet verwerken dat het christendom zaken als de slavernij en de raciale onderdrukking heeft goedgekeurd en ondersteund. Als je zegt dat ieder mens gelijk is, kan je niet een systeem hanteren of in stand houden waar de ene mens tot niet-mens wordt gemaakt. Kan een godsdienst rechtvaardigen dat er mensen tot niet-mensen worden gemaakt? Wanneer de godsdienst zodanig verdraaid wordt, dat je met de godsdienst in de hand racisme, imperialisme en onderdrukking van volkeren rechtvaardigt, is er in elk geval iets mis met de belijders ervan.’Ga naar eind9. Veel mensen zijn in aanraking met de islam gekomen vanuit een anti-kolonialistische visie. Voor hen telt heel zwaar dat zij het gevoel hebben dat de Afro-Surinamers in de geschiedenis van Suriname onderdrukt zijn. Door die onderdrukking hebben ze veel van het eigene verloren. Om af te rekenen met die onderdrukking zijn ze op zoek gegaan naar wat dat eigene precies is. Op zoek naar hun roots belandden ze op het pad van de islam. Door het lezen van boeken over de opkomst en ondergang van Europa, de ontwikkeling van de wetenschap en de rol van het Arabisch rijk daarin, ging er een wereld voor hen open. Zij lazen over de dominantie van de westerse wereld met het kapitalistische en imperialistische systeem. De rest van de wereld heeft geen enkele invloed op de westerse regels, maar moet die wel naleven. In de ogen van de nieuwe moslims is de ontwikkeling van de westerse wereld niet los te koppelen van de invloed van het christendom op die maatschappijen. Volgens hen is het christendom misbruikt om inhoud aan die ongelijkheid in de wereld te geven. De ongelijkheid in de wereld wordt mede in stand gehouden door het christendom. In de zoektocht naar hun culturele en spirituele wortelen maakte de ‘ontdekking’ dat delen van Afrika waar de slaven vandaan kwamen ten tijde van de slavenhandel islamitisch waren verreweg het meeste indruk op de geïnterviewden. Veel slaven waren dus al moslim toen ze naar Suriname werden verscheept. Ten tijde van de afschaffing van de slavernij was de islam onder de slaven echter zo goed als verdwenen. Na de slavernij waren vrijwel alle ex-slaven toegetreden tot het christendom, wat in de ogen van de Afro-Surinaamse moslims niet geheel vrijwillig gebeurde. Zij zijn gedwongen christen te worden. Het aannemen van de islam staat in deze symbool voor een terugkeer naar de situatie van voor de onderdrukking. In een land waar 20 à 25 procent van de bevolking moslim is, komt men deze godsdienst onherroepelijk tegen: de aanwezigheid van moskeeën of de kleding van de moslims op straat, op het werk of op school. Desondanks is bij de meeste Creolen de kennis over de islam gering. ‘Niet-moslims hebben geen kennis van de islam. Meestal zeggen ze dat het een koelieGa naar eind10. - geloof is. Ze kennen ook het verschil niet tussen een moskee, kerk, mandir en synagoge.’Ga naar eind11. De meeste Creolen hebben volgens de geïnterviewden een vijandige houding ten opzichte van de islam, mede gevoed en gerechtvaardigd door de beelden die door de media worden verspreid over deze religie. Voor buitenlands nieuws is de Surinaamse televisiekijker aangewezen op beelden en reportages van Amerikaanse makelij. In de Amerikaanse berichtgeving komt de islam voornamelijk negatief in beeld. Moslims in Suriname hebben daar last van. Abu Bakr, een van de respondenten, werd de volgende vraag gesteld vlak nadat Suriname zich had aangesloten bij de Organisation of Islamic Conference: ‘Gaan jullie hier ook terroristen opleiden?’Ga naar eind12. | |||||||||
Een Ander LevenDe aanname van de islam bracht uiteraard veranderingen in het leven van de bekeerden met zich mee. Zowel individueel als sociaal moesten zij zich opnieuw presenteren. De geïnter- | |||||||||
[pagina 129]
| |||||||||
viewden merkten op dat hun zelfdiscipline groter is dan toen ze christenen waren. De bekeerlingen zien zich door de voorschriften van de islam beperkt in hun gedrag. Het accepteren van die beperkingen en naleving van die voorschriften vergen discipline. Abu Bakr had bijvoorbeeld nooit gedacht dat hij van de alcohol af zou kunnen blijven. Hij was niet verslaafd aan drank, maar hield wel van drinken. Van de ene op de andere dag is hij ermee gestopt. De toegenomen discipline staat in direct verband met de toegenomen vrees voor God. In de tijd dat ze christenen waren, hadden de Afro-Surinaamse moslims veel minder het gevoel dat ze verantwoording moesten afleggen aan een hogere macht. Ze stonden er in elk geval minder bij stil. De verhalen die verteld werden over hoe hun leven voor de bekering eruit zag, gingen over uitgaan, dansen op feesten, het drinken van alcohol en veel ‘met meisjes omgaan’.Ga naar eind13. Er was niemand die hen tegenhield. Nu echter beperkt de islam hen daarin en de vrees voor God weerhoudt hen ervan zonden te begaan. De moslims staan positief tegenover deze beperkingen. Het brengt meer rust en evenwicht in hun leven. Ze besteden hun tijd nu vooral aan de ontwikkeling van hun spirituele leven. Deze focus op hun spirituele leven zorgde ervoor dat zij een heel andere kijk op het leven kregen. Ze hebben het gevoel dat ze nu meer grip op hun leven hebben. Ze leggen zich veel sneller bij gebeurtenissen en problemen in het leven neer, omdat ze hun leven meer in handen van God leggen. Naast de ervaren geestelijke verrijking, vinden de moslims ook dat ze er lichamelijk en economisch op vooruit zijn gegaan sinds hun bekering. Allah schrijft hen voor wat ze wel of niet mogen consumeren. Het consumeren van alcoholische dranken, varkensvlees en verdovende middelen is in de islam niet toegestaan, omdat ze onrein zijn. Het naleven van dit dieet heeft voor de geïnterviewden aantoonbaar een gunstig effect op de gezondheid. Daarnaast levert het ook financieel voordeel op wanneer je de consumptie van alcohol, tabak of andere verslavende middelen mijdt. Moestafa Danning ging als non-moslim vaak op zoek naar vermaak wat hem veel geld heeft gekost: ‘Ik ging naar de bioscoop, dansen, je trekt met vrienden op en ging achter vrouwen aan. De islam beperkte me daarin en in plaats van me te vermaken, ging ik me richten tot Allah. Ik ging steeds meer het eenvoudige waarderen.’Ga naar eind14. Het uitspreken van de shahada markeert het officiële omslagpunt in het religieuze leven van een moslim. Om de verandering extra kracht bij te zetten, kregen de Afro-Surinaamse moslims die zicht bekeerden allen een Arabische naam. Deze naam kozen ze zelf of werd toegewezen door de dienstdoende imam. Door het veranderen van naam breekt de moslim als het ware met zijn leven als christen en neemt een nieuwe identiteit aan. Deze transformatie is bij de meeste nieuwe moslims echter nog niet volledig. De Arabische naam wordt voornamelijk gebruikt in contact met andere moslims. Buiten deze groep hanteren ze nog hun ‘christelijke’ naam. ‘Als ik een moslim tegenkom, stel ik me voor als Ahmad Ibrahim en bij een non-moslim is het John.Ga naar eind15. Er wordt dus nog geschipperd met de identiteit. De reden voor het gebruik van beide namen is: ‘Zo ben ik nu eenmaal bekend bij familie en vrienden. Alles van mij is nog Humphry Perk, bij de Burgerlijke Stand kennen ze geen Abdullah.’Ga naar eind16. De behoefte om de naamsverandering officieel te maken bij de Burgerlijke Stand is overigens wel aanwezig. Het laten veranderen van de familienaam is bureaucratisch lastig en bovendien erg kostbaar. De omschakeling van het christendom naar de islam had niet alleen gevolgen voor de persoonlijke beleving. Het betekende natuurlijk ook een verandering in de sociale omgeving. Van slechts twee respondenten accepteerden hun ouders of andere familieleden de bekering niet. Sommigen gaven aan dat hun ouders zelfs | |||||||||
[pagina 130]
| |||||||||
blij waren toen zij over de bekering hoorden. Het ging hen dan niet zozeer om de islam, maar om het feit dat hun kind het religieuze pad weer op ging. Ze konden het bandeloze leven dat hun kind leidde niet waarderen en hoopten dat de islam dat zou veranderen. De respondenten die een gezin hadden, toen ze besloten zich te bekeren tot de islam, ondervonden in de meeste gevallen wel problemen. Hun vrouw en kinderen moesten zich aanpassen aan of in elk geval rekening houden met de nieuwe richtlijnen van de vader. Het liefst zouden deze vaders hun gezinnen de islamitische leer bijbrengen, maar dat is niet makkelijk wanneer de hele omgeving van de rest van het gezin christelijk is gebleven. Imam Abdul Aziz is zo'n vader: ‘Mijn vrouw en haar familie zijn geen moslim. Mijn kinderen hebben een christelijke opvoeding gehad en gaan naar een christelijke school. Zij pikken dus niet veel van de islam op. Ik probeer het ze thuis wel bij te brengen, maar het gaat moeizaam. Gelukkig steunt mijn vrouw me wel en houdt ze zich ook aan bepaalde islamitische regels.’Ga naar eind17. De bekering heeft grootste sociale impact op de vriendenkring van de bekeerling. Die vriendenkring veranderde langzaam van samenstelling. De oude vrienden maakten plaats voor nieuwe vrienden, voornamelijk moslims. De oude vrienden verdwenen niet zozeer uit het zicht doordat ze een afkeer hadden tegen de islam. De bekeerling en zijn vrienden groeiden uit elkaar. Het levenspatroon en de levensvisie van de bekeerde Afro-Surinamers was natuurlijk drastisch veranderd. Door meer aandacht aan het geloof te geven, hadden zij ook minder tijd om met hun vrienden op te trekken. Tenslotte strookten bepaalde activiteiten die zij met hun vrienden ondernamen niet meer met de voorschriften van de islam. Zij gingen niet meer dansen, niet meer borrelen en niet meer stappen. Zo vervreemden de moslims langzaam van hun vrienden. Het contact is niet helemaal verdwenen, maar is duidelijk niet meer zo sterk als vroeger. De vrienden van vroeger hebben plaats gemaakt voor vrienden in de moskee. | |||||||||
Afro-Surinaamse Moslim ideologieIn het aannemen en belijden van een bepaalde religie, als individu of als groep, spelen verhalen uit het verleden een grote rol. Mensen hebben een context nodig waarin duidelijk wordt dat het belijden van de religie een positieve invloed zal hebben op het leven van de gelovigen. Een belangrijk onderdeel van die context wordt gevormd door het interpreteren van de geschiedenis. In de beleving van de islam van de Afro-Surinaamse moslims speelt etniciteit een belangrijke rol in de vorm van historische verhalen over de islam, Afrika en de slavernij in Suriname. Volgens de bekeerlingen is de islam, historisch gezien, de natuurlijke godsdienst voor de Afro-Surinamers. Niet alleen voor de Afro-Surinamers, maar in principe voor alle zwarten. Let wel: dit betekent niet dat niet-zwarten geen moslim kunnen zijn of worden. De islam is een religie voor de gehele mensheid, maar in de motivatie voor hun bekering gaven velen aan dat de islam en de zwarte bevolking bij elkaar hoorden. In de islam zouden de religieuze roots van de Creolen in Suriname liggen. Wat zijn de verhalen achter de ideologie dat islam de natuurlijke godsdienst voor de Afro-Surinamers is? Opvallend is dat allen de historische figuur Bilal kennen. Bilal leefde in het begin van de zevende eeuw na Christus en was een zwarte Abyssijnse slaaf van de profeet. Mohammed schonk Bilal de vrijheid en hij bekeerde zich tot de islam. Meerdere moslims wisten me te vertellen dat deze Bilal de derde persoon na Mohammed was die de islam aannam. Enkel Khadeeja, de eerste vrouw van Mohammed, en een goede vriend Aboe Bakr gingen hem voor. Een ander historisch verhaal waaraan veel | |||||||||
[pagina 131]
| |||||||||
waarde wordt gehecht, is de erkenning van de islam als rechtschapen religie door de koning van Abyssinië. Een groep moslims zocht toevlucht in dat land vanwege de vervolging van moslims door de machthebbers in Mekka, de Quraish. De Quraish poogden de Abyssiniërs over te halen de moslims uit te leveren aan Mekka, maar de leider van de gevluchte moslims wist de Abyssijnse koning van hun goede bedoelingen te overtuigen. De moslims werden geaccepteerd en kregen bescherming in Abyssinië. De invloed van het internet op het doorgeven van dit soort verhalen moet niet onderschat worden.Ga naar eind18. Naarrmate de eeuwen voortschreden, weten de gelovigen te vertellen, nam ook de invloed van de islam op het zwarte deel van Afrika toe. Ten tijde van de slavenhandel hadden grote delen van West-Afrika al kennis gemaakt met de islam en vele Afrikaanse stammen en rijken maakten zich de islam eigen. Volgens onder andere Moestafa Boga van de Nation of Islam zijn die volken moslim geworden omdat ze vonden dat het een goede religie is. ‘Ze hebben de islam aangenomen, zonder de kennis van hun voorouders te verliezen. Ze waren tevreden, niet hebzuchtig en ze leefden vriendelijk met elkaar. Maar de komst van de blanken heeft alles omvergeworpen.Ga naar eind19. Europeanen hebben vanaf de zeventiende eeuw Afrikanen als slaven naar Suriname vervoerd. De bekeerlingen gaan ervan uit dat veel van die Afrikanen moslim waren, want de landen van herkomst, zoals Ghana, Ivoorkust, Togo, Kenia, Nigeria en Tanzania zijn overwegend islamitische landen. Over de verhouding tussen de aantallen moslims en aanhangers van de traditionele Afrikaanse religies die naar Suriname kwamen bestaat onder de Creoolse moslims geen eenduidigheid. Enkelen meenden dat alle slaven moslims waren, volgens anderen was het overgrote deel moslim en sommigen dachten dat de moslims de minderheid vormden. Dat elementen uit de traditionele Afrikaanse religie (winti) in Suriname meer overlevingskansen hadden, wordt toegeschreven aan de houding van de blanke slavenmeesters, het zware slavenbestaan op de plantage en de rol van de christelijke kerk. Onder het juk van de slavernij konden de moslims hun geloof niet belijden en uitdragen. De slavenmeesters zouden de slaven hebben ‘verboden om de islam te belijden’ en de moslims moesten ‘afstand doen van hun religie’. De Marrons hebben zich onttrokken van de slavenmaatschappij en hebben in de binnenlanden van Suriname hun eigen dingen kunnen doen. Daar konden ze leven zoals ze in Afrika leefden. Daardoor zouden er in het binnenland meer elementen uit de islam bewaard zijn gebleven. De religie was wellicht weggezakt, maar sommige culturele gebruiken van de hedendaagse Marrons in Suriname hebben een duidelijke een islamitische grondslag, bijvoorbeeld het idee van reinheid. ‘Als je met een vrouw hebt geslapen, moet je je geheel wassen. Bovendien wassen bosnegers hun gezicht op dezelfde manier als moslims hun gezicht wassen voordat ze gaan bidden. Net als bij de moslims neemt het verschijnen van een nieuwe maan een belangrijke plaats in binnen de cultuur van de bosnegers. Bosneger-mannen mogen meerdere vrouwen huwen mits zij ze kunnen onderhouden. Die regel geldt ook bij de moslims.’Ga naar eind20. ‘In het binnenland binden de vrouwen hun hoofd nog steeds met een hoofddoek. Verder komen de periode en manier van rouw bij overlijden in het binnenland in grote lijnen overeen met die van de islamitische cultuur. De richting waarin de akkers van de bosnegers worden gebouwd, komt overeen met de voorschriften uit de koran en soms worden hun huizen ook in die richting gebouwd (oost-west gericht). Verder wordt een ongestelde vrouw ook door de bosnegers gezien als onrein en mag ze niet in de buurt van de mannen komen. Als je iemand in het binnenland begroet, geeft hij je twee handen en maakt hij een kleine buiging. Het is de groet | |||||||||
[pagina 132]
| |||||||||
van de islam, maar hij kent de (Arabische) woorden niet meer.’ Daarnaast zijn er onder de bosnegers een aantal mannen die besneden zijn en ontdoen de mannen zich ook van hun schaam- en okselhaar. Dit alles zou erop duiden dat de islam een grote rol heeft gespeeld in het leven van de slaven, de weggelopen slaven en de nakomelingen van die laatste groep. Over de juistheid van deze beweringen hebben wij het niet. Zij worden enkel vermeld omdat het argumenten zijn in een betoog om aan te tonen dat vele slaven een islamitische achtergrond hadden. Bovenstaande verhalen laten zien dat de bekering tot de islam onderdeel uitmaakt van een ideologie waarin de link tussen Afrika, de islam en Suriname centraal staat. De ideologie stoelt in de eerste plaats op het idee dat Afrika en de islam bij elkaar horen. In deze ideologie is geen plaats voor het christendom dat gezien wordt als een geloof dat door de Europeanen is verspreid. | |||||||||
AfsluitingDe 22 Creoolse moslims die tijdens dit onderzoek geïnterviewd zijn, hebben zich op twee na van het christendom afgewend omdat zij zich niet konden vereenzelvigen met de leer en praktijk van het christendom of omdat de kerk niet voldeed aan hun spirituele behoeften. Er zijn twee manieren waarop de Afro-Surinamers toenadering tot de islam zochten. De eerste was uit pure nieuwsgierigheid. De respondenten die op deze manier toenadering zochten, observeerden eerst moslims en raakten daardoor geïnteresseerd in deze religie. De tweede manier waarop Afro-Surinamers tot de islam kwamen, hing samen met een zoektocht naar hun roots. Deze zoektocht vond meestal plaats vanuit een antikoloniale visie. De bekeerlingen kwamen erachter dat de islam de natuurlijke godsdienst van de Afro-Surinamers was. De islam is het eerst als religie geaccepteerd in het oude Abyssinië en verspreidde zich in de eeuwen daarna naar West-Afrika, waar de voorouders van de Afro-Surinamers vandaan komen. Via de slaven kwam de islam naar Suriname, maar door toedoen van de christelijke kerk en de Europese slavenmeesters is de islam vervangen door het christendom. Vanuit deze visie geredeneerd is de bekering tot de islam van hedendaagse Creolen een terugkeer naar de religie van hun voorouders. Deze historische rechtvaardiging is nodig, omdat een islamitische identiteit van Creolen niet door iedereen gemakkelijk wordt geaccepteerd. Voor veel Surinamers, waaronder ook moslims, is de islam een Hindostaans of Javaans geloof. Een Creool die moslim wordt, is een vreemde eend in de bijt en met deze historische uiteenzetting rechtvaardigt hij zijn keuze voor de islam. De belangrijkste islamitische Afro-Surinaamse djamaat is de Sadaqatul Islam. Vrijwel alle Creoolse islamieten zijn of waren op de een of andere manier betrokken bij deze organisatie. Het aantal mensen dat op vrijdag de moskee van de Sadaqatul Islam bezoekt, is vrij gering, zo'n dertig. Het unieke van Sadaqatul Islam is dat er in en buiten de moskee Sranantongo of Nederlands gesproken wordt in tegenstelling tot de Javaanse en Hindostaanse djamaats waar het Urdu of Javaans gebezigd wordt. De bezoekers verklaarden dat ze zich prettiger voelen bij Sadaqatul Islam omdat ze zich bij andere djamaats soms buitengesloten voelen. Bij Sadaqatl Islam zijn ze onder hun ‘eigen mensen’ en dat voelt vertrouwder aan. De laatste jaren zit Sadaqatul Islam constant in financiële nood en er worden nauwelijks activiteiten georganiseerd. De enige activiteit die geregeld plaatsvindt, is het aanbieden van onderricht in de islam, maar ook die lessen worden slecht bezocht. De afgenomen interesse wordt vooral geweten aan de verslechterde economische situatie van Suriname. De leden van Jamaat | |||||||||
[pagina 133]
| |||||||||
Muslimien Viranka hebben uit onvrede met het beleid van Sadaqatul Islam een eigen djamaat opgezet. Viranka wil graag zien dat er meer dawa (zendingswerk) verricht wordt onder de Creoolse bevolkingsgroep. Volgens Viranka is het tijd dat de Creolen zich gaan ontwikkelen en dat zal het beste gaan met de islam als basis. Een andere djamant met vrijwel dezelfde insteek is de Surinaamse afdeling van de Nation of Islam. Geïnspireerd door de komst van Louis Farrakhan naar Suriname is deze groep bezig een organisatie op te bouwen die zich in gaat zetten voor een sterke, onafhankelijke creoolse gemeenschap. | |||||||||
Literatuur
| |||||||||
[pagina 134]
| |||||||||
Martin Ho Suie Sang studeerde culturele antropologie in Utrecht. Hij is thans werkzaam bij de Nederlandse basketbalbond. Dit artikel is gebaseerd op het veldwerkmateriaal dat hij ten behoeve van zijn afstudeerproject in 1998-1999 in Suriname verzamelde. Wim Hoogbergen was daarbij zijn begeleider. |
|