| |
| |
| |
Glenn Willemsen
Diaspora nationalisme en ontwikkeling
Nationalisme wordt meestal omschreven als de ideologie die gebaseerd is op de notie dat de loyaliteit van het individu ten opzichte van de natie boven alle andere individuele of groepsbelangen uitgaat. Twee punten zijn in een dergelijke omschrijving van belang: het begrip natie en het begrip loyaliteit. Een natie is een politieke gemeenschap. Een denkbeeldige politieke gemeenschap wel te verstaan, omdat zelfs binnen de grenzen van de kleinste natie niemand iedereen persoonlijk of bij naam kent. In een ieders bewustzijn behoren al deze mensen echter wel tot dezelfde gemeenschap. Van een gemeenschap wordt gesproken, omdat er sprake is van diepe horizontale banden. Loyaliteit verwijst in deze context naar de bereidheid om offers te brengen, bijvoorbeeld de bereidheid om zijn of haar leven te geven in een oorlog ter verdediging van de eigen groep. Nationalisme handelt derhalve om een serieuze zaak. In de politiek kan het een bron van conflict zijn en is het dat ook vaak.
De vraag die in dit artikel aan de orde komt, is of er onder de Surinaamse bevolkingsgroep in Nederland sprake is van enige vorm van nationalisme. En zo ja, hoe ziet dit diaspora nationalisme er dan concreet uit? Wat betekent nationalisme voor de groep Surinamers die niet Suriname, maar Nederland als zijn nieuwe thuis, zijn nieuwe natie beschouwt? Alvorens deze vragen te kunnen beantwoorden, moeten we erst weten hoe de groep Surinamers in Nederland er uitziet. In hoeverre vormen zij een homogene groep? Is hun verbondenheid of loyaliteit groter met Nederland of met Suriname?
| |
Surinamers in Nederland
Het is niet eenvoudig de maatschappelijke positie van de Surinamers in Nederland te schetsen, aangezien de personen die men in Nederland aanduidt als Surinamers een zeer diverse groep vormen. Als we de geschiedenis van de Surinamers in Nederland in de afgelopen 25 jaar bekijken, kunnen we drie fasen of perioden onderscheiden. De eerste fase loopt ruwweg vanaf de koloniale tijd tot de onafhankelijkheid van Suriname in 1975. De tweede fase start met de massale emigratie uit Suriname, dat wil zeggen de tijd vlak voor de onafhankelijkheid, en gaat door tot het midden van de jaren negentig. De derde fase is van recente datum. Het begin hiervan in 1995 valt samen met het begin van een nieuwe bloeiperiode in de Nederlandse economie en loopt door tot heden. Wat kenmerkt deze perioden?
Surinamers die tot 1975 naar Nederland kwamen, hadden hoofdzakelijk studie als hoofddoel van hun verblijf. Kenmerkend voor de leden van deze groep was dat zij na afronding van hun studie meestal naar Suriname terugkeerden. In de koloniale tijd treft men deze terugkeer ideologie ook onder de plantersklasse aan. Deze groep Surinamers kwam voornamelijk uit de elite of bovenlaag van de Surinaamse samenleving. Vanaf de jaren zestig zien we echter ook personen uit de volksklasse voor studie naar Nederland komen. Ook zij keerden na afronding van hun opleiding naar Suriname terug.
Surinamers die vóór 1975 naar Nederland kwamen en om wat voor reden dan ook hier zijn gebleven, vormden maatschappelijk gezien nooit een probleemgroep. Hun integratie in de
| |
| |
Nederlandse samenleving verliep relatief gemakkelijk, zonder tussenkomst van de overheid. Velen uit deze groep hebben hoge posities in de samenleving weten te verwerven. Onder hen waren artsen, leraren, personen in vrije beroepen, verpleegsters, kunstenaars, auteurs en sportlieden (voetballers). Personen als Rudi van Lier, Albert Helman en Max Woiski en topvoetballers als Erwin Sparendam en Humphrey Mijnals kunnen gerekend worden tot de categorie ‘bekende Nederlanders’. Deze groep Surinamers heeft het in Nederland ‘gemaakt’, mede op basis van wat zij in de kolonie hadden meegekregen. Uit deze groep zijn ook degenen voortgekomen die eenmaal teruggekeerd in Suriname, dáár het nationalisme tot ontwikkeling brachten. Maar daarover later meer.
De tweede fase valt aanvankelijk samen met wat sommigen de periode van massamigratie noemen (1972-1980). Personen uit alle maatschappelijke klassen komen in deze tijd in een soort paniekreactie naar Nederland. Anders dan in de eerste fase vertrekken de meeste migranten vrij onvoorbereid naar Nederland. Zij willen zo snel mogelijk uit Suriname vertrekken, in ieder geval vóór de datum van de onafhankelijkheid. Het is een tijd waarin de Nederlandse economie zelf in een crisis verkeert. De arbeidsmarktpositie voor etnische minderheden begint ernstig te verzwakken en de sectoren waarin migranten nog werk kunnen vinden, worden getroffen door bedrijfsreorganisaties, kapitaalvlucht en overheidsbezuinigingen. In deze tweede fase emigreren er veel Surinamers naar Nederland met een relatief lage opleiding. Door de economische crisis kunnen velen van hen met moeite werk vinden. En als ze dit al vinden, dan betreft dit overwegend werk in de verzorgende beroepen, productiewerk en eenvoudige kantoorarbeid. Velen werden en bleven werkeloos.
De combinatie van hoge werkeloosheid en paniekmigratie gaf aan de ene kant voeding aan een terugkeer mentaliteit, maar bevorderde aan de andere kant een afhankelijkheid van sociale uitkeringen en voorzieningen. Deze twee ontwikkelingen gingen in belangrijke mate samen. Anders dan de categorie Surinamers uit de eerste fase viel de groep die tijdens de tweede fase naar Nederland emigreerde onder het minderhedenbeleid, later het integratiebeleid van de Nederlandse overheid geheten. Het zijn delen uit deze groep en hun nakomelingen, die eerst als een probleemgroep werden getypeerd, maar waarvan verschillende onderzoekers nu stellen dat zij behoren tot een groep die als geheel ‘geslaagde migranten’ heeft voortgebracht.
De derde fase is die waarin wij ons thans bevinden. Het is de fase van het einde van de terugkeer ideologie. De meeste Surinamers in Nederland hebben inmiddels geaccepteerd dat ze hier zullen blijven wonen. De slechte politieke en economische situatie in Suriname heeft hier belangrijk aan bijgedragen. Deze derde fase laat een kwalitatieve omslag zien in de samenstelling van de groep Surinamers. Deze is even divers als complex van aard geworden. Er zijn grote verschillen in leeftijd, huwelijkspatroon, sociaal-economische positie en burgerschap.
Allereerst de diversiteit in leeftijd. We kunnen tegenwoordig spreken van een eerste, tweede en zelfs derde generatie Surinamers. De maatschappelijke positie van deze generaties verschilt sterk. Zo heeft de tweede generatie merendeels een Nederlandse opleiding. Een deel van deze generatie spreekt geen Sranan, Sarnami, Surinaams-Javaans of Chinees en is niet of weinig vertrouwd met de verschillende culturen van Suriname. Ook de kennis over de Surinaamse geschiedenis - in het bijzonder van slavernij en contractarbeid - is bij deze groep summier.
De tweede generatie omvat inmiddels een grote groep mensen. (Zie hiervoor ook het ar- | |
| |
tikel van Chan Choenni in dit nummer). Maakte deze in 1990 al 32% van de Surinamers uit, in 1999 bedroeg dit aantal 38%. Bij de tweede generatie gaat het om een relatief jonge groep. Naar schatting 92% is jonger dan 30 jaar. Een groot deel van deze Surinamers kent Suriname alleen van vakanties. Over de toekomstperspectieven van deze groep kunnen we vooralsnog weinig zeggen. Velen zijn nog bezig hun carrière vorm te geven. Opvallend is dat eenderde van de groep die behoort tot de tweede generatie uit een gemengd huwelijk is geboren. Nationalistische tendenties vallen binnen deze groep niet of nauwelijks waar te nemen.
Diversiteit zien we ook op de huwelijksmarkt. Het aantal interetnische huwelijken groeit snel, met name in Amsterdam, waar een op de drie huwelijken interetnisch is. Veel Surinamers zijn getrouwd met niet-Surinaamse partners, variërend van autochtone Nederlanders tot Ghanezen, Antillianen, Turken, Marokkanen, Belgen, Duitsers, enzovoorts. Deze mate van interetniciteit heeft onder andere gevolgen voor de huwelijkse cultuur. Het is mogelijk dat deze ontwikkeling op termijn leidt tot een vermindering van het aantal alleenstaande moeders, dat vooral onder het creoolse deel van de Surinamers hoog is te noemen.
In hoeverre zullen kinderen die uit interetnische huwelijken worden geboren, zich nog Surinamer noemen, voelen en zich dienovereenkomstig gedragen? Veel zal afhangen van de ervaringen die ze in de Nederlandse samenleving zullen opdoen. Indien ze veelvuldig met discriminatie worden geconfronteerd, is de kans groot dat ze bescherming zullen zoeken en terug zullen keren naar een Surinaamse identiteit. Ook zij die veelvuldig op vakantie naar Suriname gaan, zullen wellicht een grotere affiniteit voor Suriname ontwikkelen.
Niet minder opvallend is de diversiteit in sociaal-economische positie. Onder Surinamers bestaat in dit opzicht een grote variatie als we in samenhang kijken naar factoren als opleiding, inkomen en beroep. Een deel van de Surinamers kan dan gerekend worden tot de middenklasse. Deze groep heeft over het algemeen een hoge opleiding, een goede baan en een navenant inkomen. De meesten hebben een eigen huis en kunnen het zich veroorloven meerdere keren per jaar op vakantie te gaan.
Maar er bestaat ook een gemarginaliseerde groep Surinamers, die tot de onderklasse is gaan behoren. Deze groep kent veel langdurig werkelozen, die afhankelijk zijn van een uitkering. Behalve in de Bijlmer wonen velen van hen geconcentreerd in bepaalde oude wijken in de grote steden. Onder hen treffen we veel verslaafden aan soft- en harddrugs aan. Beide groepen Surinamers moet men niet over één kam scheren. Hun maatschappelijke positie is niet dezelfde. Ze wonen in verschillende wijken, hun kinderen bezoeken verschillende scholen en hun participatie in de samenleving loopt sterk uiteen.
Diversiteit treffen we ook aan op het vlak van het burgerschap. De meerderheid van de Surinamers in Nederland beschikt over de Nederlandse nationaliteit. Naar schatting negen procent van de Surinamers in Nederland is in het bezit van de Surinaamse nationaliteit. Dit betekent dat deze groep minder rechten heeft dan het leeuwendeel van de Surinamers en minder aanspraak kan maken op het hoge niveau van sociale voorzieningen in dit land. Onder hen bevindt zich een kleine groep illegalen. Deze mensen hebben nog aanzienlijk minder rechten. Over beide groepen kan worden opgemerkt dat ze voortdurend gevaar lopen tot de onderklasse te gaan behoren. Bekend is dat sommigen onder hen zich af en toe genoodzaakt voelen criminele activiteiten te ontplooien om het hoofd boven water te houden.
Het geheel overziende kan worden opgemerkt dat de Surinaamse gemeenschap in Ne- | |
| |
derland zeer complex van samenstelling en karakter is. ‘De Surinamer’ bestaat niet. Men kan nog steeds spreken over Surinamers, maar men dient dit begrip ruim op te vatten. Het maakt veel uit of men te maken heeft met een Surinamer uit de eerste, tweede of derde generatie, of hij of zij getrouwd is met een Surinaamse of een niet-Surinaamse partner, of hij of zij tot de middenklasse of tot de onderklasse behoort, en of hij of zij nog Sranan, Sarnami, Surinaams-Javaans of Chinees spreekt en deel heeft aan de bijbehorende cultuur.
| |
Vormen van nationalisme
Een van de meest opvallende kenmerken van het nationalisme is dat het in staat is om mensen onafhankelijk van klasse, religie of cultuur bij elkaar te brengen en aan elkaar te binden. Is er onder Surinamers in Nederland sprake van nationalisme? Ik ben van mening dat er onder een zeer kleine groep inderdaad sprake is van wat men zou kunnen noemen diaspora nationalisme. Deze groep is van mening dat Nederland zich nog altijd gedraagt als een koloniale mogendheid en onverminderd bezig is om - zij het in een nieuw jasje - Suriname te koloniseren. Deze Surinamers menen dat Nederland leiding geeft aan een westers complot om Suriname te onderdrukken, uit te buiten en afhankelijk te houden.
Om dit diaspora nationalisme goed te kunnen begrijpen, moeten wij het plaatsen tegen de achtergrond van de bredere ontwikkeling van het nationalisme in Suriname zelf. Doen wij dat, dan merken wij dat er in de loop der tijden in Suriname sprake is geweest van drie vormen van nationalisme. Deze vormen zou ik als volgt willen typeren: het primaire nationalisme van slaven en contractarbeiders tegen de koloniale overheersers, het oude nationalisme en het moderne nationalisme. Laten wij deze vormen van nationalisme nader bezien.
De eerste vorm van antikoloniaal verzet noem ik bij gebrek aan een betere term primair nationalisme. Men treft het aan onder de toenmalige slaven en contractarbeiders. Er moet onder de slaven die in opstand kwamen tegen de planters en de bossen introkken kennelijk een notie hebben bestaan van zoiets als een natiestaat. Want de marrons hebben immers niet alleen verzet en weerstand gepleegd tegen de slavernij en de koloniale overheersers, maar ze hebben ook zelfstandige gemeenschappen gesticht. Door de slavernij te verwerpen, kozen de marrons de weg van het separatisme. Ze vormden eigen gemeenschappen, die relatief autonoom waren. Naderhand werden deze gemeenschappen gesegregeerde samenlevingen, ingesloten als zij waren door de wereld van de planters.
In de na-slavernij periode zien we een soortgelijke weerstand tegen koloniale onderdrukking bij contractarbeiders uit India en Java. Verschillende malen zijn contractarbeiders in opstand gekomen tegen de koloniale overheerser. In groten getale kwamen zij luisteren naar de antikoloniale redevoeringen van Anton de Kom. Zij vormden welbeschouwd de kern van de achterban van De Kom. Zij protesteerden tegen de slechte arbeidsomstandigheden op de plantages en tegen hun uitsluiting van deelname aan het overheidsapparaat. De etnische arbeidsverdeling die in de samenleving was ontstaan, heeft tot het einde van de Tweede Wereldoorlog ervoor gezorgd dat alleen creolen - die als groep de Nederlandse taal redelijk beheersten - werden toegelaten tot ambten binnen de koloniale administratie. Contractarbeiders werden gedwongen zich te bepalen tot werk in de landbouw. Overigens trof men creolen alleen in de lagere- en middenregionen van de ambtelijke hiërarchie aan. Desondanks impliceerde de opname van creolen de uitsluiting van Aziatische migranten en marrons van functies in overheidsdienst.
| |
| |
Na de Tweede Wereldoorlog transformeerde het primaire nationalisme zich tot wat ik het oude nationalisme zou willen noemen. Dit nationalisme is verbonden met het idee van de natiestaat. Het vindt zijn oorsprong in het Europa van de negentiende eeuw en is van daaruit in de twintigste eeuw over de gehele aardbol verspreid. De antikoloniale vrijheidsstrijders uit de Derde Wereld hebben het ideaal van een zelfstandige en onafhankelijke staat van de Europeanen overgenomen. Het denkbeeld sloeg het eerst aan bij mensen uit Derde Wereldlanden die een hoog niveau van onderwijs hadden genoten, meestal in Europa. Zo is het ook gegaan met het Surinaamse nationalisme. Dit is ontwikkeld in Nederland, door mensen als Bruma en Eersel, en vanuit Nederland naar Suriname overgebracht, waar het tot bloei is gekomen. Eerst in een meer culturele vorm (Wie Eegie Sani), later ook in een politieke vorm (PNR).
Het oude nationalisme is na 1975 in een moderne versie blijven voortbestaan bij politici als Bouterse en Wijdenbosch en hun politieke partijen. Nederland wordt door hen nog altijd afgeschilderd als de grote boosdoener. De schuld van falen in eigen land plegen zij veelal te leggen bij de voormalige kolonisator. Den Haag zou bemoeizuchtig zijn en Suriname nog steeds onder controle willen houden. De contacten met Nederland willen zij om die reden op een laag pitje zetten. In plaats van voortzetting van de ‘historische banden’ prefereren zij intensieve relaties aan te knopen met andere Derde Wereldlanden, vooral uit de eigen regio.
De pendant van deze moderne vorm van nationalisme treft men onder een klein deel van de Surinamers in Nederland aan. Dit nationalisme kan worden aangeduid als diaspora nationalisme. Aanhangers van deze ideologie verdenken Nederland ervan Suriname en de Surinamers nog steeds te willen onderdrukken en uitbuiten. Deze opvatting manifesteert zich door wantrouwen ten opzichte van witte Nederlanders. Witte mensen worden beschouwd als in wezen slecht: zij willen zowel in Suriname als in Nederland de Surinamers er onder houden.
De aanhangers van het diaspora nationalisme voeren binnen de eigen groep intense discussies over de ontwikkelingen in Suriname en de houding van Nederland daarbij. Opvallend is dat zij hun opinies niet delen met het brede publiek, maar beperkt houden tot het eigen circuit. Hoewel de aanhangers van deze ideologie niet allen behoren tot de sympathisanten van Bouterse, hebben zij wel enige affiniteit met zijn ideeën en zien zij hem als slachtoffer van een Nederlandse samenzwering. Het diaspora nationalisme kan men beschouwen als een vorm van cultureel nationalisme en wel in die zin dat de aanhangers ervan de Surinaamse cultuur als maatstaf hanteren om andere gedragingen en houdingen aan af te meten.
| |
Nieuw nationalisme
Recentelijk heeft zich in Suriname een nieuwe en subtiele vorm van nationalisme ontwikkeld. Was het oude nationalisme tegen Nederland en het kolonialisme gekant, het nieuwe nationalisme is tegen voormalige landgenoten gericht die in Europa of elders wonen. Deze zwarte Nederlanders worden gezien als mensen die in relatieve rijkdom leven en vanuit een comfortabele positie gemakkelijk kritiek leveren op regering en samenleving in Suriname.
Surinamers die vroeger - na voltooiing van hun studie - naar Suriname terugkeerden, werden met open armen verwelkomd. Ik kan mij nog goed herinneren dat ik als jongen door mijn ouders werd meegenomen om bij de terugkeer van mensen als Essed, Sedney, Adhin en Nannan Panday langs de weg te staan en met vlaggetjes te zwaaien. De Surinamers die de
| |
| |
laatste jaren naar Suriname zijn teruggekeerd, worden eerder weggekeken. Naar het schijnt is men in Suriname eerder geïnteresseerd in financiële overmakingen en pakketten die men vanuit Nederland ontvangt.
Het nieuwe nationalisme richt zich dus niet zozeer tegen de wille Nederlanders, maar tegen de zwarte Nederlanders. Die zijn kennelijk niet welkom in Suriname, terwijl sommigen uit die groep het gevoel hebben ook in Nederland niet welkom te zijn. Het gevolg hiervan is dat veel Surinamers zich terugtrekken in eigen organisaties, wat samenwerking met witte, autochtone Nederlanders tegengaat. Niet integratie, maar separatisme krijgt dan de overhand.
Terwijl de meerderheid van de Surinamers met andere woorden bezig is te integreren in de nieuwe natie, Nederland, worden zij in Suriname geconfronteerd met een nieuwe vorm van nationalisme, dat hen uitspuugt. Dit is te meer opmerkelijk aangezien de geschenkzendingen die de in Nederland woonachtige Surinamers naar familie en vrienden in Suriname sturen de laatste jaren een belangrijke bron van economische hulp vormen. De Surinaamse overheid beijvert zich om meer buitenlandse hulp en investeringen aan te trekken, maar staat tegelijkertijd vijandig tegenover de diaspora die de enige bron van continue buitenlandse hulp vormt.
Ook de beschikbare expertise binnen de diaspora wordt verwaarloosd, terwijl deze deskundigheid in veel gevallen hoger moet worden aangeslagen dan die van de zogenaamde ontwikkelingsexperts werkzaam bij internationale organisaties, die Suriname niet kennen. Om verdere marginalisering tegen te gaan, dient de diaspora zich te organiseren ten einde zijn belangrijke economische rol zo aan te wenden dat zij meer politieke invloed krijgt.
| |
Literatuur
Anderson, Benedict, 1983
Imagined Communities. Reflections on the Origin and Spread of Nationalism. London: Verso. |
Gellner, Ernest, 1988
Nations and Nationalism. Oxford: Blackwell. |
Hobsbawm, E.J., 1990
Nations and Nationalism since 1780. Programme, Myth, Reality. Cambridge: Cambridge University Press. |
Liem, Pretciosa Peck Nio, 2000
Stapvoets voorwaarts. Maatschappelijke status van Surinamers in Nederland. Proefschrift Universiteit Utrecht. |
Niekerk, Mies van, 1994
‘Zorg en Hoop. Surinamers in Nederland nu’. In: Hans Vermeulen & Rinus Penninx (red), Het democratisch ongeduld. De emancipatie en integratie van zes doelgroepen van het minderhedenbeleid. Amsterdam: Het Spinhuis, p. 45-79. |
Rudolph, S. and L., 1993
‘Modern Hate’, New Republic, March 22. |
Smith, Anthony D., 1986
The Ethnic Origins of Nations. Oxford: Blackwell. |
Veenman, J. (red.), 1996
Keren de kansen? De tweede generatie allochtonen in Nederland. Assen: Van Gorcum. |
Willemsen, Glenn, 2000
Vijfentwintig jaar Surinamers in Nederland. Lezing voor de SSA in het kader van de viering van vijfentwintig jaar onafhankelijkheid van Suriname. Amsterdam: SSA. |
Glenn Willemsen is werkzaam bij de gemeente Amsterdam, stadsdeel Zuidoost en buitengewoon hoogleraar aan de Open Universiteit van Cincinnati, Ohio.
|
|