OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 19
(2000)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 241]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Thomas Polimé
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vier pantheonsHet belangrijkste kenmerk van het menselijke leven in de zichtbare wereld is - zoals de naam al aangeeft - dat het leven en de levenscyclus zichtbaar zijn. We zien en horen een kind geboren worden en we zien het opgroeien naar volwassenheid. Daarna kunnen we bespeuren dat de mensen zich reproduceren: er worden nieuwe wezens geboren. Intussen wordt de persoon die zich reproduceert ouder om uiteindelijk te sterven. Een paar maanden na de conceptie begint de zichtbare wereld. Bij de begrafenis van het lichaam eindigt deze. Een mens leeft daarna door in de onzichtbare wereld waar hij een geest (jooka gadu) wordt te midden van andere geesten en goden. De ziel van die jooka gadu reïncarneert na verloop van tijd in een nieuwe mens, waarna de levenscyclus is teruggekeerd in de zichtbare wereld. De Ndyuka geloven dat de onzichtbare wereld vier pantheons kent, waarbinnen zij de goden en geesten classificeren. Het zijn het pantheon van de reptielgeesten, (papa gadu, wataa wenu of vodu), dat van de geesten van roofdieren en aasvogels (kumanti), dat van de vooroudergeesten (jooka gadu) en tenslotte het pantheon van de bosgeesten (ampuku). Bosgeesten kunnen onder andere de vruchtbaarheid bevorderen. Zij kunnen verliefd worden op iemand die in hun omgeving komt en zij kunnen vrouwen vruchtbaar maken. De ampuku is de god/geest die kinderen geeft, met andere woorden ervoor zorgt dat een vrouw zwanger wordt. Ook de wataa-wenu (reptielengeest) bevordert de vruchtbaarheid; tevens bepaalt hij of een kind gezond of gehandicapt geboren wordt. Kinderen die gehandicapt geboren worden beschouwt men als afkomstig van de wataa-wenu geesten. De benaming van verstandelijk gehandicapten is tone bij de Ndyuka, de Paramaka en de Aluku. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BeschermgeestenElke individuele mens wordt in zijn levenscyclus begeleid (beschermd) door drie geesten. De eerste belangrijke geest, is de geest van de plek waar iemand geboren werd. Elk mens is afkomstig van een bepaalde plaats aan een rivier of in het bos. Op deze plaats worden offers gebracht aan de goden die daarvandaan afkomstig zijn. De plaats waar iemand vandaan komt, kan achterhaald worden door een orakel te raadplegen. Dit gebeurt voornamelijk in gevallen dat iemand vaak ziek is. Het consult kan uitwijzen waar deze persoon vandaan komt en dat de oorzaak van de ziekte ligt in het feit dat nog geen offers gebracht zijn aan de goden van de plaats waar hij vandaan komt. Deze plaats wordt een vaste plaats, waar de persoon op belangrijke momenten offers brengt. Een meisje dat voor het eerst gemeenschap heeft gehad, moet ook offers brengen aan de Goden van de plaats waar zij vandaan komt. De minnaar is de belangrijkste persoon hierbij die voor de benodigdheden moet zorgen. Hij geeft onder andere suiker, een porseleinen kommetje, siroop van suikerriet en een lap witte stof van ongeveer twee meter. Men spreekt dan van wasi bun gadu. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 242]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De tweede belangrijke geest is de nenseki. Binnen de wereld van de vooroudergeesten kan iemand reïncarneren. Dit is de nenseki, de geest van een overledene die terugkeert bij een familielid. Iedereen heeft een of meerdere nenseki. Als een pasgeboren kind ziek wordt, raadpleegt men een orakel. Dit kan uitwijzen dat een bekend familielid wedergeboren is. Op deze manier maakt hij/zij zijn/haar wederkomst bekend. Er worden dan offers gebracht aan de geest van de overleden voorouder, om aan te geven dat hij/zij welkom is. In de traditionele woongebieden van de Bosnegers komt dit nog veel voor, maar in de stedelijke gebieden worden andere regels toegepast. De nenseki komt voornamelijk terug na het vergaan van het lichaam van de gestorvene, maar het kan ook zo zijn dat de nenseki bezit kan nemen van een ander lichaam als de persoon nog leeft. Het komt bij ouderen voor, dat de nenseki al bij leven over gaat naar een ander persoon, een kind. Dit gebeurt vooral bij demente ouderen, en bij ouderen die een voorname rol als religieuze specialist of genezer hadden.
Afbeelding 1: Levenscyclus in de visie van de Ndyuka
De derde belangrijkste geest die bij de mens hoort is de akaa. Deze geest wordt in het kustgebied akra genoemd, vaak vertaald door ‘ziel’. Het Ndyuka concept van akaa wijkt op belangrijke punten echter af van dat van het kustgebied. De akaa gaat overal met het lichaam mee. Hij komt samen met de jonggeborene uit de onzichtbare wereld en gaat mee terug als iemand sterft. Soms wacht de akaa niet op iemands overlijden en vertrekt al vast. Dat is vaak het geval als iemand langdurig ziek is en er geen kans is op herstel. Door het vertrek van de akaa wordt het aan de omgeving duidelijk dat iemand stervende is. Symptomatisch voor de afwezigheid van de akaa is dat de zieke haast niet meer slaapt. Specialisten zullen nog proberen de akaa terug te brengen naar het lichaam door middel van gebeden en andere rituelen, hoewel zij weten dat hun werk tevergeefs zal zijn. Er wordt in het algemeen een onderscheid gemaakt tussen de takuu akaa, de slechte akaa en de bun akaa, de goede. De Ndyuka beschouwen de schaduw als een begeestigd deel dat het stoffelijke lichaam altijd vergezeld. Takuu akaa | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 243]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
brengt de mens zijn dromen als hij slaapt. Soms verlaat deze geest het lichaam tijdens de slaap. De persoon krijgt dan een nachtmerrie. Takuu akaa heeft ook goede kanten. Hij biedt namelijk weerstand aan slechte geesten die gehuisvest willen worden in het lichaam waar hij zelf gehuisvest is. In deze gevallen werkt hij samen met de bun akaa en vormen zij tijdelijk een eenheid. De bun akaa is de persoon altijd trouw. Ook in zijn slaap zal hij bij hem blijven. Hij houdt van schoonheid en helderheid. Op het moment dat er iets misgaat met de persoon waarvan hij de geest is, trekt hij zich terug. Hij gaat niet in de verdediging. Als een evenwicht tussen de beide akaa's ontbreekt, is de kans groot dat de persoon ziek wordt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Keuze van partner en huwelijksvormenDe traditionele huwelijksvorm bij de Bosnegers is het polygyne huwelijk; dit is de huwelijksvorm waarbij een man tegelijkertijd meer echtgenotes kan hebben. Een man mag meer dan een vrouw huwen buiten de familie van zijn eigen matri-lineage. De matri-lineage is een verwantengroep waarbij de vrouwelijke lijn gevolgd wordt. De leden van de bedoelde groep kunnen exact aangeven wie tot hun matri-lineage behoort. De man mag naast zijn echtgenote(s) ook met andere (ongetrouwde) vrouwen liefdesrelaties aangaan. Hij gaat dan op zoek naar een ongehuwde vrouw, wat kan leiden tot een vaste relatie en vervolgens kan men huwen volgens traditionele regels. Er zijn een aantal relatievormen bij de Ndyuka die moeten leiden tot een huwelijks-sluiting. Dit wil niet zeggen dat zo'n relatie altijd leidt tot een succesvol gesloten huwelijk. Ook voor de Ndyuka geldt dat relaties vaak op een teleurstelling uitdraaien, zowel voor mannen als voor vrouwen. Een heel traditionele relatie is de zogenaamde naki bee-relatie. Als een vrouw zwanger is, vragen ouders aan de vader of moeder of een familielid van het zwangere meisje of - als de baby een meisje is - zij later de vrouw mag worden van hun zoon. Als de moeder daarin toestemt, dan krijgt zij een geschenk voor het toekomstige kind. Dit betekent dat voor het meisje al vastligt wie later haar man zal worden. Als de baby een jongen blijkt te zijn in plaats van een meisje, dan zal formeel vriendschap gesloten worden tussen de twee jongens. Deze vorm van pre-huwelijkssluiting blijkt in de praktijk niet altijd een succes te zijn. Een andere vorm van pre-huwelijkssluiting is de zogenaamde poti mofu uman. De familie van de jongen, bijvoorbeeld de vader of moeder zien een meisje waarvan zij denken dat zij een geschikte vrouw voor hun zoon zou kunnen zijn in de toekomst. Dit vertellen zij aan hun zoon en indien hij toestemt dan gaan de ouders naar de ouders van het meisje om een officieel aanzoek te doen. De ouders van het meisje geven over het algemeen hun goedkeuring. Vanaf dat moment geven de ouders van de jongen regelmatig geschenken aan het meisje. Bij feesten geven de ouders van de jongen geschenken aan het meisje: vooral kleding en sieraden. De jongen behoort zijn toekomstige schoonouders te helpen door bijvoorbeeld arbeid voor hen te verrichten. Het meisje op haar beurt gaat ook naar de toekomstige schoonouders toe om hen te helpen tijdens bijvoorbeeld de oogstperiode. De toekomstige man en vrouw groeien met elkaar op, maar zij mogen nog niet alleen bij elkaar slapen. Ook mogen zij niet samen alleen op stap gaan zonder toestemming van de ouders. Het meisje mag incidenteel koken voor de jongen, of als de jongen haar in het dorp bezoekt, dan mag ze hem eten brengen. De jongen slaapt in een ander huis en mag niet met het meisje in hetzelfde huis slapen. De reden voor deze seksuele terughoudendheid is dat er nog geen officiële huwelijkssluiting plaatsgevonden heeft en dat het meisje nog niet geïnitieerd is tot volwassene. Zij is kwei uman. Dit kan gezien worden als een voor- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 244]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
initiatie. Het meisje wordt verplicht om kwei te dragen. Dit is een doekje dat het geslachtsdeel van het meisje bedekt. Opgemerkt moet worden dat deze vorm van initiatie bijna niet meer voorkomt. De meeste meisjes dragen nu een jurk of een panji. Deze vorm van huwelijkssluiting is niet altijd een succes omdat de jongen of het meisje op latere leeftijd niet meer met elkaar willen trouwen. De derde relatievorm noemen de Ndyuka: begi uman. Hierbij gaat het om een ongehuwde volwassen vrouw, of kwei uman jonge vrouw. De man gaat op eigen initiatief de vrouw een aanzoek doen. Als de vrouw hiermee akkoord gaat, dan moet de man de familie van de vrouw op de hoogte stellen van het voorgenomen huwelijk. Men spreekt in zo'n geval van wasi koi uman. Het is aan de familie van de vrouw om hun goedkeuring of afkeuring uit te spreken. In het algemeen vindt er goedkeuring plaats. Maar het kan ook voorkomen dat een van beide families het voorgenomen huwelijk afwijzen. Tijdens mijn onderzoek in 1988, in het vluchtelingenkamp l'Acqarouany in Frans Guyana,Ga naar eind2 werd een huwelijkskandidaat afgewezen door de familie van het meisje. De belangrijkste reden was dat de kandidaat gehandicapt was. Een aantal maanden daarna werd een jongen uit de familie van het meisje verliefd op een meisje uit de familie van de gehandicapte jongen. De jongen heeft een aanzoek gedaan bij de familie van het meisje, maar hij werd afgewezen, vanwege de eerdere weigering. Een besluit tot een huwelijk dat goedgekeurd wordt tussen twee volwassenen, vindt als volgt plaats. Na de berichtgeving van de jongen aan de familie van het meisje, worden familieleden met geschenken en drank (meestal rum) naar het dorp van het meisje gestuurd, of naar de familie. Met de meegebrachte de rum wordt een plengoffer gebracht bij het altaar van de voorouders. Daarna wordt gedronken. De man geeft dan de vrouw geschenken bestaande uit onder andere kledingstukken en huisraad. Buiten de stamgebieden, bijvoorbeeld in het kustgebied, wordt de huwelijkssluiting op elke willekeurige plaats voltrokken. Op voorwaarde dat de wederzijdse ouders akkoord gaan met het huwelijk en dat een familielid van de ouders bij het huwelijk aanwezig is. Meestal wordt een plengoffer gebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Initiatie van kind naar volwassene bij meisjesDe initiatie van kind naar volwassene vindt bij meisjes in twee fases plaats. Bij jongens vindt de initiatie traditioneel maar één keer plaats, maar bij de oostelijke Marrons (Ndyuka, Aluku en Paramaka) komt de initiatie van jongens bijna niet meer voor. Bij de Saramaka en Matawai komt de initiatie van jongens nog altijd voor. De eerste initiatie vond in algemeen rond het twaalfde jaar plaats waarbij biologische rijpheid een belangrijke rol speelde. Op het moment dat de geslachtsdelen van zowel jongens als meisjes zich gingen ontwikkelen, gingen de meisjes ongeacht leeftijd hun initiatie in. Bij de Ndyuka werd de kwei aangeboden. Hierbij vonden geen rituelen plaats. Jongens kregen een kamisa aangereikt. De tweede initiatie vond plaats rond het zestiende jaar van het meisje. Hierbij speelde leeftijd een belangrijke rol, vooral bij meisjes. Een groep meisjes van ongeveer dezelfde leeftijd werden op dezelfde dag geïnitieerd. Tegenwoordig komt initiatie zelden voor in groepsverband. In het algemeen - en dat was vroeger ook al zo - vinden de jonge vrouwen het vervelend geïnitieerd te worden. Dat komt met name omdat zij na de initiatie een groot aantal voorrechten kwijt zijn. Ze mogen bijvoorbeeld tijdens de menstruatie niet koken voor hun ouders of voor jonge mannen, ze mogen niet overal in het dorp komen en ze moeten zich op een speciale plek wassen. Als een meisje weet dat ze geïnitieerd gaat worden, zal ze zich schuil gaan houden bijvoorbeeld bij haar oma. Vaak vindt de initiatie plaats in het dorp van de vader en door een familielid | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 245]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
van de vader. Met een smoes worden de meisjes ergens naar toe gelokt, dan grijpt men ze vast en bindt ze een pangi om. De meisjes blijven de hele dag gillen en huilen. Vroeger werd er daarna gefeest; er werd gekookt en de familieleden van zowel vaders als moeders kant deden mee. Bij de initiatie krijgt het meisje geschenken zoals huisraad, borden en pannen, kleding, handdoeken. Vanaf dat moment is het meisje volwassen geworden en is ze verplicht een pangi te dragen. Het meisje kan nu apart gaan wonen, ze is zelfstandig geworden. Ze moet een eigen kostgrondje krijgen en een eigen korjaal. Als het meisje een voor-huwelijk heeft gehad, dan komt er een officiële huwelijkssluiting. Daarna mag zij in het dorp van de man gaan wonen. Vanaf dit moment moet het meisje zich afzonderen en als ze menstrueert, mag zij niet koken. Vanaf het moment dat een meisje ‘pangi krijgt’, moet zij elke ochtend haar geslachtsdeel wassen met warme kruiden zoals de andere vrouwen het doen. Het wassen doet ze twee maal per dag, 's morgens en 's avonds voordat ze gaat slapen. 's Morgens moet ze zich in de regel eerst gewassen hebben voor zij aanvang maakt haar dagelijkse bezigheden, zoals de bereiding van voedsel. Een traditioneel geschenk bij de initiatie is een fluitketel (‘fluit’). Het is de bedoeling dat de volwassen vrouw de kruiden waarmee zij zich wast in deze ‘fluit’ kookt. De ketel wordt als symbool gezien van de volwassen vrouw. Op het moment dat een vrouw een fluitketel gebruikt, wordt zij aangezien voor een volwassene. Men spreekt dan van den gi en bokko ketee. Naast de fluitketel krijgt de geïnitieerde een po (pot) waarin warm kruidenwater geschonken wordt. De geïnitieerde vrouw wordt nu in alle opzichten als volwassenen beschouwd. Bij rituelen, bijvoorbeeld die bij het overlijden, treedt zij in het vervolg als zelfstandige vrouw op. Dit houdt in dat zij even als alle andere vrouwen behoort te koken voor gasten die bijstand verlenen bij de rouwopheffing. Het betekent zelfstandigheid, medeleven betuigen aan de nabestaanden, maar ook een daad stellen voor de overledene. Na de initiatie krijgt de jonge vrouw onderricht van haar oma. Ik zal in het kort aangeven, welke levenslessen oma geeft. Als jonge vrouw mag je bepaalde kruiden niet gebruiken bij het wassen van het geslachtsdeel. Zo wie zo vertellen de oma's veel over kruiden en de werking ervan. Oma maakt ook duidelijk dat een vrouw niet al te veel gebruik moet maken van adviezen van vrienden bij het gebruiken van kruiden en over de omgang met haar echtgenoot. Het is raadzaam de gebruiken binnen de familie te volgen. Indien een vrouw toch adviezen krijgt waarvan zij veronderstelt dat die goed zijn, moet zij eerst overleggen met een familielid voordat zij die gaat gebruiken. Het wassen van het geslachtsdeel moet gebeuren met de linkerhand. Het voedsel bereiden moet geschieden met de rechterhand. Op deze manier wordt de kans op besmetting van het voedsel door lichamelijk vuil beperkt. Uit hygiënisch oogpunt is het slecht voedsel aan te raken met de linkerhand. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
MenstruatieIn het algemeen begint de eerste menstruatie als een meisje twaalf jaar is. Soms kan het voorkomen dat een meisje in de leeftijd van negen jaar al menstrueert. Zij vertelt dit dan aan haar moeder die advies geeft wat ze moet doen. Ze moet een stukje stof gebruiken als maandverband. Van stof wordt een bolletje gemaakt dat inwendig als een tampon gedragen wordt. De moeder vertelt haar dochter dat ze vanaf nu voorzichtig moet zijn met jongens, omdat ze nu al rijp genoeg is om zwanger te worden. Tegenwoordig gebruiken vrouwen geen kwei meer, omdat de meeste meisjes een onderbroek dragen. Jonge meisjes mogen ook tijdens hun menstruatie koken, zij slapen thuis en hun wordt niets verboden. Als men weet dat een meisje voor het eerst omgang met een jongen heeft gehad, dan moet zij offers brengen aan de goden van de plaats waar zij vandaan komt, de zogenaamde bun | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 246]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
gadu of tone. De jongen moet voor de benodigdheden zorgen voor de offers. Het meisje wordt in de rivier gewassen en wit gemaakt met klei (kaoline). Deze rituelen zijn aan het verdwijnen. Het wassen van een bun komt nog vaker voor. De volwassen vrouw slaapt tijdens de menstruatie niet bij de man. Zij zondert zich af en gaat wonen in een speciale hut voor vrouwen die is opgezet voor de maand-cyclus. De hut wordt meestal aan de rand van het bos in het dorp gebouwd. Het huis (de hut) is alleen voor vrouwen die menstrueren toegankelijk. Kinderen mogen bij hun moeder overnachten als er ruimte voor is. Tijdens de menstruatie periode mag de volwassen vrouw niet koken voor een volwassen man of oudere vrouwen. Zij mag ook niet uit dezelfde pan eten, of water uit dezelfde kruik of emmer drinken. Kinderen mogen wel uit haar pot te eten hebben. Ook voor vrouwen die in de maandelijkse cyclus zitten, mag de menstruerende vrouw koken. Als de menstruatie stopt, gaat de vrouw zich wassen in de rivier, ook wast zij haar kleren en de hangmat waarin ze slaapt. Daarna voegt zij zich weer bij haar man en kinderen. Als ze zich gewassen heeft, mengt ze kruiden en witte klei (kaoline), waarmee ze zichzelf besprenkelt op de borst en de rug. Daarmee maakt zij zichzelf wit. Dit is een teken van schoon zijn, niet meer onrein zijn.
Voor moeder en kind wordt een plengoffer gebracht aan moeder aarde, de voorouders en andere goden.
(Foto Thomas Polimé, 1998) Behalve tijdens de menstruatieperiode van de vrouw, zijn er ook andere momenten in het leven van de Bosnegers waarin zij zich als man en vrouw onthouden van seksuele of lichamelijke contacten: in de periode rond de bevalling, tij- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 247]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het kind in doeken gewikkeld op moeders schoot, terwijl moeder bedekt wordt met stoffen (cadeaus) die zij van haar echtgenoot heeft gekregen bij de geboorte van haar kind. Een andere vrouw bedekt haar.
(Foto Thomas Polimé, 1998) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 248]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
dens de lactatieperiode en gedurende de rouwperiode. In de stedelijke gebieden waar de vrouw zich niet kan afscheiden van haar echtgenoot door in een aparte hut te gaan slapen, slaapt ze apart in een andere kamer. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ZwangerschapNa de initiatie van kind naar volwassene is het meisje vrij om zwanger te worden. Wordt ze zwanger dan vertelt ze dit aan haar moeder of een tante. Zij vertellen dit weer door aan bijvoorbeeld de vader van het meisje. Men wacht af als er geen complicaties zijn, hoe de zwangerschap verder zal verlopen. Tijdens de zwangerschapsperiode dient de vrouw zich aan bepaalde gebruiken en gewoonten te conformeren. Wat voedsel betreft, geeft de vrouw geeft meestal aan wat ze wil eten. Vaak wordt kaoline gegeten. Dit is eigenlijk verboden omdat het slecht is voor het kind. Koud water is ook vaak verboden omdat het complicaties kan geven bij de bevalling. Voedsel dat aangeraden wordt om te eten is, oker, dit zou de bevalling makkelijker laten verlopen. Zeker in de eerste zes maanden van de zwangerschap is seksueel verkeer tussen de zwangere vrouw en haar man toegestaan. Dat zal waarschijnlijk ook wel veel gebeuren, want het is de gewoonte bij de Ndyuka dat de aanstaande vader in de eerste zes maanden van de zwangerschap bij de vrouw woont. Men gaat er vanuit dat regelmatig seksueel contact tussen man en vrouw erg belangrijk is in deze periode. Ook na de bevruchting is het sperma nodig voor de verdere ontwikkeling van het kind. Een vrouw die nog niet gehuwd is, maar met meer dan één man seksuele contacten heeft gehad en van een van hen zwanger is geworden, hoort de man aan te wijzen van wie zij denkt zwanger te zijn geworden. De man hoort zich daarbij neer te leggen. Meestal heeft de vrouw vooraf al in het geheim overleg gepleegd met de man die zij als vader aanwijst. De kans is groot dat de man al akkoord is gegaan met de vrouw, voordat zij dit besluit in het openbaar brengt. Aan de hand van een voorbeeld wil ik dit illustreren. Een meisje in Asisi (een Aluku-dorp) dat zwanger werd in 1990, gaf aan dat zij in verwachting was van een Aluku uit Papaichiton. In het roddelcircuit werd echter verteld dat zij wisselende seksuele contacten had, waaronder met een blanke gendarme. Aangezien zij de naam van de Aluku-jongen noemde als vader van het ongeboren kind, was de jongen verplicht voor haar te gaan zorgen. Zij werd vanuit Cayenne teruggebracht naar haar geboortedorp. De jongen kwam naar haar dorp toe en bleef bij haar tot de geboorte van het kind. Toen bleek dat het kind van een blanke vader zou moeten zijn. Met grote schande en teleurstelling verliet de jongen het meisje. Tijdens de zwangerschap is overspel van de vrouw taboe. Volgens de Ndyuka ontstaan complicaties bij de bevalling als de vrouw tijdens de zwangerschap met een andere man seksuele omgang heeft. De kans is daardoor gering dat een vrouw tijdens de zwangerschap met meer dan een man naar bed gaat. Onthouding van seksuele contacten tijdens de zwangerschap bestaat alleen in de laatste drie weken van de zwangerschap. Men gelooft namelijk dat complicaties tijdens de bevalling kunnen ontstaan, of dat het kind met aangeboren afwijkingen op aarde komt, als de moeder veel seksuele contacten heeft tijdens de laatste weken van haar zwangerschap. Het hebben van veel moedervlekken bijvoorbeeld, wordt vaak verklaard als gevolg van teveel seksuele contacten aan het eind van de zwangerschap. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Ongeïnitieerd zwangerEen andere vorm van initiatie vindt plaats als een meisje zwanger is voordat zij officieel geïnitieerd is. Het gaat dan om ongewenste zwangerschappen buiten een huwelijk om. Dit ritueel vindt plaats rond de derde maand. Deze initiatie vindt niet plaats met veel plechtigheden; het gebeurt eigenlijk in stilte. Het meisje | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 249]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
krijgt een doek om, een pangi die niet gezoomd is. Meestal doet een vronwelijk familielid van de vader dit, maar ook de moeder kan het ritueel uitvoeren. Dit ritueel is een manier voor de familie om nog eens duidelijk te laten weten dat men het met de zwangerschap niet eens is. Het voordeel van dit ritueel is, dat daarna in principe alles uitgesproken is en er niet langer moeilijk gedaan wordt over een ongewenste zwangerschap. Het nu volgende voorbeeld heb ik opgetekend in een Ndyukadorp aan de Tapanahoni in 1988. De jonge, achttien jaar oude vrouw was enige maanden zwanger zonder dat zij geïnitieerd en getrouwd was. Zij woonde alleen in haar huisje. Op een morgen haalde haar moeder haar van huis op. Haar tantes van moederszijde zaten in haar moeders huis op haar te wachten. De moeder zei: ‘Kom wi e go gi yu pangi, bika yu be wani pangi.’ (‘Kom wij gaan je een pangi geven, want je wilde een pangi’, met andere woorden: je moest zo nodig zwanger worden, welnu hier krijg je van ons het ritueel dat erbij hoort). De jonge vrouw liep achter haar moeder aan naar het huis van haar moeder. Daarbinnen zaten de zusters van haar moeder op haar te wachten die haar zeiden (vertaald): ‘Je wilde pangi krijgen en daarom zijn wij uitgenodigd om jou deze pangi op deze manier te geven. Het is niet met plezier maar je wilde het zelf.’ ‘Niet met plezier’ duidt op de zwangerschap buiten het huwelijk om; dat de betrokkene zwanger is geworden, is een schande is voor de familie. Er haperde blijkbaar iets aan de opvoeding. Had je een goede opvoeding gehad, dan was deze vorm van initiatie niet nodig geweest. Een van de tantes wikkelde haar de pangi om en zei: ‘Yu na pangi uman now’. (‘Je bent vanaf nu volwassen geworden.’ De kleren die de vrouw droeg, moesten allemaal uitgetrokken worden. Ook ondergoed moest uitgedaan worden. Deze kleren mag ze nooit meer dragen. Een jonger familielid die nog niet geïnitieerd is, mag deze overnemen. Initiatie bij zwangerschap bij de Ndyuka betekent dat je geen cadeaus meer krijgt van de familie. Deze vindt binnenshuis plaats in alle stilte. Dit gebeurde ook bij de initiatie van de zwangere vrouw in Karmel. De tantes vertelden haar dat zij het jammer vonden dat zij haar geen geschenken mochten geven, maar het was haar keuze van de manier waarop zij geïnitieerd wilde worden, en daar konden zij niets aan doen. Zij wensten haar veel geluk in haar leven en dat alles goed zou mogen verlopen van de zwangerschap. Het enige geschenk dat zij van haar moeder kreeg, was een bankje. De vrouw huilde veel tijdens en na de initiatie. Zij wilde geïnitieerd worden omdat zij nu, na de initiatie, zelf mag beslissen met wie zij wil huwen. Ook mag zij nu bij een man blijven zonder toestemming van haar ouders. Zij had haar zwangerschap gewild en had expres geen anticonceptie middelen gebruikt. Zij is daardoor sneller zelfstandig geworden. Initiatie bij zwangerschap is toch een soort openbare straf en heeft als consequentie dat men geen geschenken van de familie krijgt. Daar was zij verdrietig om. Het zelfstandig worden, het zorgen voor jezelf zoals dat haar op die dag voorgehouden werd, vond ze heel moeilijk om te verwerken. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De bevallingAls de vrouw moet bevallen, wordt zij afgescheiden van de man. Zij wordt in een aparte hut, meke osu (de kraamhut) ondergebracht, waar de bevalling plaatsvindt. Het is gebruikelijk dat de vrouw voor de bevalling kruidenbaden krijgt om de bevalling goed te laten verlopen. Tijdens de bevalling is een vroedvrouw, de zogenaamde meke man, aanwezig. Zij heeft de leiding, al mogen er ook familieleden aanwezig zijn. Als er complicaties ontstaan, wordt ook de man erbij geroepen om de vrouw te ondersteunen. De vroedvrouw kan aan het aantal knikken in de navelstreng zien, hoeveel kinderen de vrouw nog kan baren. De placenta wordt begraven op een speciale plek in het dorp. De vroedvrouw is daarbij aanwezig; zij mag het echter niet alleen doen, omdat men bang is dat zij er dan kwaad | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 250]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
mee kan doen. Moeder en kind blijven drie maanden in de geboortehut. Daarna verhuizen ze weer naar hun huis. De eerste zeven tot acht dagen na de geboorte wordt het kind binnen gehouden. Op de zevende of achtste dag wordt het kind naar buiten gebracht (puu pikin a doo). Is de baby een jongen, dan wordt hij op de achtste dag na de geboorte naar buiten gebracht. Als de baby een meisje is dan wordt ze op zevende dag naar buiten gebracht. Een verklaring voor dit verschil is mij niet bekend. Het kind komt dan in contact met het licht en de zon. Bij de Ndyuka krijgt de moeder geschenken van de vader. Hij krijgt op zijn beurt een geschenk van de moeder van zijn kind. Een van de afbeeldingen bij dit artikel werd in 1998 in Moi Taki genomen. We kunnen daarop goed zien hoe de moeder wordt bedekt met kledingstukken die zij heeft gekregen van haar echtgenoot. De geboortehut is verboden terrein voor mannen. Zolang de vrouw daar woont, heeft zij in de regel geen seksueel contact met haar man. Men probeert de eerste drie maanden na een geboorte seksuele contacten te voorkomen omdat de mening heerst dat zoiets in deze periode slecht voor de gezondheid van de vrouw is.
Gebed voor moeder en kind door middel van een plengoffer.
(Foto Thomas Polimé, 1998) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Na de bevallingDe mogelijkheid bestaat dat na zes weken een ritueel plaatsvindt waarbij het kraamhuis een speciale wassing ondergaat. De vrouw en het kind zijn daarbij ook betrokken. Men spreekt van den wasi en (ze is gewassen). De vrouw mag het huis van haar man betreden, maar mag daar | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 251]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het kind wordt gezegend door kaolien (witte aarde) op het voorhoofd en de voeten te smeren.
(Foto Thomas Polimé, 1998) | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 252]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
nog niet overnachten. Ook de man mag het huis betreden van de vrouw na de zes weken als er een wassing plaatsgevonden heeft. De man mag niet in het kraamhuis overnachten. In de drie maanden dat de vrouw apart verblijft in een hut, moet zij zich met hete kruiden wassen. Bij het eerste kind is het gebruikelijk dat het drie en een halve maand kan duren. Twee keer per dag wast de vrouw zich met hete kruiden. Een vrouw met ervaring uit de familie, een tante, een zus begeleidt haar of gaat in de eerste weken wassen. Zij giet het hete kruidenwater over haar lichaam. Behalve hete kruiden waarmee de kraamvrouw zich wast, worden er speciale kruiden in een ketel gekookt die vervolgens in een pot overgegoten worden. De vrouw gaat dan op de hete kruidendamp zitten totdat het koud wordt en dan worden er opnieuw hete kruiden opgegoten (sidon a fa ja wataa). Zij wast haar geslachtsdeel na de tweede keer op de hete kruidendamp gezeten te hebben, ook met speciaal heet kruiden water. Zij past alle kruidenbehandelingen twee keer per dag toe. Dit om zich goed warm te houden. Deze behandeling wordt toegepast als baarmoederbehandeling. Men gaat ervan uit dat bij deze behandeling de baarmoeder van de vrouw beter samentrekt. Zowel bij het eerste kind als bij het tweede worden deze behandelingen toegepast. Bij het tweede kind duurt de behandeling minstens een week langer. Een vrouw die pas bevallen is, draagt een (weli/wei) kamisa zoals dat genoemd wordt. Het is niet de kamisa die de man draagt, maar een doek die vastgemaakt wordt aan een draadje van katoen die zij vastbindt aan haar taille. Deze doek draagt de vrouw drie tot vier maanden. Het dragen van zo'n doek heeft in de eerste plaats in de eerste weken de functie van een maandverband. Op de tweede plaats draagt de vrouw deze doek om geen kou te vatten de zogenaamde koo kisi en. De vrouw gaat ervan uit dat de kraamvrouw erg vatbaar is voor de kou. De kou kan door bijna alle delen van je lichaam binnendringen. Een van de belangrijkste plekken van je lichaam waar de kou kan binnendringen, is het geslachtsdeel. Het is daarom belangrijk om dat goed te beschermen tegen de kou. De verschillende hete kruidenbehandelingen die men toegediend krijgt na de bevalling, zijn ook bedoeld ter voorkoming van de kou vatten (kisi koo). Men is uitermate zorgvuldig met deze behandeling omdat bij het misgaan van de behandeling de vrouw ziek wordt. Het kouvatten wordt gezien als ziek worden. Ik noem het letterlijk kou vatten omdat het zo genoemd wordt bij de Bosnegers zelf. Volgens de specialisten op het gebied van lokale of traditionele verloskunde, binnen de Bosneger samenleving zijn de symptomen van het kouvatten op verschillende wijzen te herkennen: (a) Vermagering; een kraamvrouw die mager wordt zonder andere ziekteverschijnselen te hebben, heeft kou gevat (koo kisi en). (b) Ze ziet er bleek uit; ziet de kraamvrouw bleek en wordt ze mager en heeft zij geen nadere ziektes opgelopen, dan is er duidelijk sprake van kou vatten. (c) Maagklachten kunnen ook voorkomen; een kraamvrouw die lang op een boot gezeten heeft met haar voeten in het water of in de regen, kan maagklachten hebben. Ook dan spreekt men van koo kisi en. (d) Ook kan het voorkomen dat de vrouw veel vocht vasthoudt. (e) Wat ook voor kan komen, is dat bij seksuele kontakten de partner kan merken dat de vrouw kou gevat heeft doordat er overvloedig vocht uit de vrouw komt. Vrouwen zijn uitermate bang hiervoor. Volgens hen is het verschijnsel iets dat een vrouw haar leven lang kan overhouden. Dit betekent dat de verzorging slecht is geweest. De vrouw heeft de voorgeschreven behandeling slecht toegepast. Bij het koo kisi en zal men genoodzaakt zijn om speciale kruiden te gebruiken om de ziekte te genezen. Een van de laatste behandelingen die van toepassing zijn met kruiden, is het gebruiken van bita. De kraamvrouw gebruikt speciale kruiden met een bittere smaak. De kruiden worden in water gekookt en gedronken. Dit is zowel | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 253]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
goed voor de baby als de moeder. Het bevordert goede borstmelk. Om ervoor te zorgen dat de vrouw weer snel haar oude postuur terugkrijgt, doet men tei bee. Deze behandeling duurt gemiddeld twee maanden. Tei bee houdt in dat een specialist de buik van de kraamvrouw strak omwikkelt met een katoenen lap van ongeveer vier meter lang. Als deze behandeling niet toegepast wordt, dan is de kans groot dat de kraamvrouw een dikke buik blijft houden. De sociale omgeving concludeert dan dat betrokkene de behandeling niet zorgvuldig toegepast heeft. Hetgeen schande betekent voor deze vrouw en eventueel haar familie, de clan. De omgeving laat dit niet zomaar voorbij gaan zonder er opmerkingen over te maken, dat de vrouw slecht verzorgd is tijdens de kraamperiode door haar naaste familieleden. De behandeling vindt na het wassen plaats. Tijdens het eten wordt de doek niet losgemaakt, als de vrouw gaat slapen dan wordt de doek wel regelmatig losgemaakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verzorging van het kindNa de bevalling wordt het kind gewassen met warm kruidenwater. Daarna wordt het kind aangekleed en bij de moeder in bed gelegd. Het is gebruikelijk dat een familielid in de eerste weken bij de vrouw verblijft om te helpen met de verzorging van het pasgeboren kind. Het kind wordt een aantal keren per dag gewassen met warm water uit een grote ketel met speciale kruiden. Het water wordt in een grote schaal gedaan. De baby wordt een tijd lang in het water gehouden. Men doet kruiden in het water die bevorderlijk zijn voor een gezonde groei van het kind, maar ook met een aangename geur. De behandeling van de kumba dat is de navel, vindt als volgt plaats: bij de geboorte wordt de navelstreng afgebonden en doorgesneden met een scheermes. Voor een goede genezing van de wond wordt gebruik gemaakt van fijn gemaakt houtskool en as van een speciale houtsoort. Dit wordt op de wond aangebracht als het kind gewassen is. Het duurt vijf tot zeven dagen voordat de navelstreng afvalt. Het kind kan ook kou vatten, de zogenaamde koo kisi en. Dit kan via de navelstreng gebeuren. De navel wordt daarom warm gehouden en met warm kruidenwater gewassen. Met een doekje dat men opwarmt boven een vuurtje, krijgt het kind een massage die dient om het kind warm te houden. Nadat de navelstreng afgevallen is, houdt men de navel nog bedekt met een navelbandje, zodat het kind geen ‘kou kan vatten’. Symptomen die wijzen op ‘kou vatten’ van het kind zijn buikkrampen die het kind regelmatig kan krijgen. Met een warm doekje wordt daarom massage toegepast op onder andere de voetjes en de buik van het kind. De lactatieperiode die vroeger een tot twee jaar duurde, loopt nu terug tot zes maanden. Veel vrouwen gaan na zes maanden borstvoeding over op flesvoeding. Raakt de vrouw zwanger tijdens de lactatieperiode, dan moet zij onmiddellijk stoppen met borstvoeding voor het kind. Als een zwangere vrouw toch borstvoeding geeft, zegt men dat het kind ziek wordt, masi pikin (zwak kind) of kwedefi. Het kind kan diarree krijgen of huiduitslag; ook duurt het langer voordat het kind kan lopen. De behandeling van het kind bestaat uit kruidenbaden en eventueel kruidendrank om te drinken. Op de eerste dag krijgt het kind borstvoeding. Naast de borstvoeding krijgt het kind na drie maanden pap. Vroeger werd deze pap gemaakt van bananen en maniokmeel. Groene banaan werd in reepjes gesneden en in de zon gedroogd. Daarna werd het fijngestampt en gezeefd, van het meel maakte men dan pap. Bij maniok maakte men gebruik van het bezinksel van het uitgeperste giftige sap van geraspte maniok. Het sap werd weggegooid en in de zon gedroogd. Van dit meel maakte men ook weer pap. Tegenwoordig gebruikt men flesvoeding, naast de borstvoeding. Ook krijgt het kind kruidenwater te drinken. Omdat de baby's de eerste maanden alleen | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 254]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
borstvoeding kregen, was het erg moeilijk het kind voldoende te voeden als er problemen waren met de borstvoeding, bijvoorbeeld omdat de moeder niet genoeg melk had, in ernstiger gevallen als de moeder kort na de bevalling stierf. Als oplossing daarvoor paste men de zogenaamde kai bobi toe. Bij een naast familielid wordt de borstvoeding opgewekt door middel van een speciale kruidenbehandeling. Speciale kruiden worden fijn gekneed en het vocht ervan wordt op de borst gesmeerd en tevens past men massage toe. Men legt het kind regelmatig aan de borst aan en in veel gevallen komt de borstvoeding dan snel op gang. Indien het kind bij het overlijden van de moeder, door een pleegmoeder gevoed wordt, brengt men ook speciale kruiden aan om de geest van de overleden moeder op een afstand te houden. Omdat zij eventueel jaloers kan worden door het verlies van haar eigen kind. De gestorven vrouw ziet het zo dat zij haar kind moet afstaan aan een andere moeder. Na gemiddeld drie maanden stopt de kraamvrouw met het wassen met heet kruidenwater. Zij gaat zich dan met koud water wassen. De eerste keer dat zij zich met koud water gaat wassen, wordt wasi koo wataa genoemd. Dit gaat gepaard met ceremonieën. De vrouw wast zich in de rivier, doet de meeste kruiden waarmee zij zich waste weg, ze kleedt zichzelf en haar kind mooi aan en gaat met haar baby rond door het dorp. In de drie maanden na de bevalling mocht zij zich niet overal in het dorp vertonen. Zij werd als onrein gezien en mocht niet volledig deelnemen aan het sociale leven. Nu mag het weer. Dit betekent dat zij uit het speciale hutje mag komen dat voor haar gebouwd was en ze mag weer naar haar eigen hut gaan. Naast de lichamelijke verzorging en bescherming van het kind, let men op de geestelijk verzorging en bescherming. Zo worden middelen gebruikt ter bescherming tegen kwade geesten. Blauwsel wordt gebruikt om het voorhoofd van het kind in te wrijven, of op latere leeftijd, de hals, pols of been amulet te dragen. Dit biedt bescherming tegen kwade geesten die het kind ziek kunnen maken. Niet alleen geesten die in het alledaagse leven rond gaan, kunnen de kinderen ziek maken, maar ook geesten van mensen die de familie vijandig gezind zijn, kunnen door middel van magische kennis het kind ziek maken of zelfs doden. Een ander middel dat gebruikt wordt om vijandige geesten af te weren, is de didibii kaka die in het haar op het voorhoofd gevlochten wordt. Kwade geesten kunnen de geur van de stof niet verdragen. Als het kind ziek wordt, gaat de familie via een orakel na wat de oorzaak is. Vaak is dat de nen seki, van een familielid van de moeder of vader die terug is gekomen. Door de ziekie van het kind maakt die dan bekend dat hij teruggekeerd is. Men brengt dan een plengoffer aan hem om de goedkeuring aan te geven dat zijn terugkeer geaccepteerd is. De familie is blij met de terugkeer van de overledene. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
NaamgevingEvenals in andere samenlevingen krijgt een kind bij de geboorte één of meerdere namen. In de naamgeving zijn de ouders vrij. Tot de eerste helft van deze eeuw was het heel gebruikelijk het kind te vernoemen naar de dag waarop hij of zij geboren werd. Mensen die deze namen dragen zijn nu vaak boven de zestig jaar. Als jonge mensen nog een dagnaam krijgen, dan heeft het tegenwoordig nog maar weinig met de dag van geboorte te maken. Vaak zijn deze mensen dan vernoemd naar een oudere oom of tante. Er bestonden zowel voor het mannelijk- als vrouwelijke geslacht een naam van de dag. Hieronder volgen de namen. De oorsprong van deze namen zijn terug te voeren op de Afrikaanse oorsprong van de Bosnegers. Een kind kan ook naar aanleiding van een bijzondere gebeurtenis zijn naam krijgen. Een voorbeeld: op de dag waarop een kind geboren is, komen vreemdelingen in het dorp op bezoek. De vreemdelingen zijn Amerikanen en | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 255]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
het is de eerste keer dat Amerikanen het dorp bezoeken. Het kind, wordt vernoemd naar de Amerikanen: Ameekankon. Tegenwoordig zijn Engelse namen vrij populair en volgt men - net als in het westen - de mode van de dag. Vaak worden kinderen vernoemd naar een bemind familielid of vriend(in). De voornaam die bij de geboorte gegeven wordt, verdwijnt nog wel eens als het kind ouder wordt. De troetelnaam (peenem) van het kind, gegeven door de vader of moeder of een naaste verwant, oma of opa, komt daarvoor dan in de plaats. Een troetel, of de naam van een wiegeliedje, kan de echte roepnaam van het kind worden voor altijd. Naamgeving met een troetelnaam of naar aanleiding van bijzondere gebeurtenissen komt nog regelmatig voor. Een tweeling, en het eerste kind dat na hen geboren wordt, kreeg vroeger speciale namen. Was de tweeling een jongen en een meisje dan werden ze naar de eerste mensen in het scheppingsverhaal in de bijbel, Adam en Eva, genoemd. Tweelingzusjes kregen de namen Sisi en Simba. De eerste geborene heette Sisi en de tweede Simba. Tweelingbroers kregen de namen Agosu en Adam. Het kind dat na een tweeling geboren werd, kreeg vaak ook een speciale naam: een dochter werd Koba genoemd, een zoon Dosu. Naamgeving op deze manier komt nog sporadisch voor. Het is niet meer vanzelfsprekend dat het kind de naam krijgt die een tweeling of eerstgeborene na een tweeling zouden moeten krijgen. We hebben het tot nu toe over voornamen gehad. Behalve dat iemand een naam had, zijn voornaam, behoorde hij/zij ook tot een bepaalde matrilineage. Namen die bekend waren bij de Bosnegers en te vergelijken zijn met familienamen naar westerse maatstaven; zijn de clannamen (clan = lo). De verwijzing naar de lo waartoe iemand behoorde, werden voornamelijk binnen de eigen stamgebieden gebruikt. Kwam een lid van een andere lo in een ander dorp aan, waar hij niet bekend was, dan noemde men de lo-naam, bijvoorbeeld Misidjan of Pinasi, als ernaar gevraagd werd. In oude, koloniale geschriften, zien we nog wel eens dat de naam van zo'n matrilineage door de overheid tot een soort achternaam werd omgetoverd. We lezen dan over Beijman Otterlo (gaanman Beeman, die behoorde tot de Oto lo), of Quamina Dikan (kapitein Kwamina van de Dikan lo. Onder invloed van het westen en het christendom begon de laatste decennia naamsverandering op gang te komen. Dat werd sterker na de trek naar het kustgebied vanaf de jaren zestig en het plaatsen van bureaus voor burgerzaken in woongebieden van Bosnegers. Veel Bosnegers trokken naar de kustgebieden om te werken voor de overheid, bijvoorbeeld de GMD (Geologische Mijnbouwkundige Dienst). Als men daar in dienst trad, werd er naar een familienaam gevraagd. Enigszins vertrouwd met de verwantschapsstructuuf van de Bosnegers, vroeg de personeels ambtenaar dan wat de lo van de werknemer was. Gaf je dan als antwoord dat je een Misidjan was, dan werd dat ingeschreven als de familienaam. De Bosnegers | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 256]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
noemden dat de pampila nem (de naam die op papier staat). Men nam ook vaak westerse roepnamen, bakaa-nem (naam van de blanke of westerlingen). Een van de redenen waarom men dit deed, was omdat dit makkelijker klonk voor de werkgevers in het kustgebied of voor de creoolse ambtenaren. Die vonden vaak de oorspronkelijke namen van de Bosnegers moeilijk uit te spreken en ze werden daarom vaak verbasterd. Bij de komst van het christendom kregen gekerstende groepen een familienaam. De naam werd bedacht door een zendeling en meestal kreeg iedereen die tot een bepaalde matrilineage (bee) behoorde dezelfde achternaam. Er is momenteel een Ndyuka familie die Deel heet. De groep omvat dat deel van een bee (matrilineage) binnen de Dikan-lo dat voor het christendom gekozen heeft. Deze zendeling gaf ook bijbelse namen aan leerlingen die de zendingsscholen of internaten bezochten. Het merkwaardige fenomeen deed toen zijn intrede dat deze ‘christelijke’ familienamen patrilineair overerfd werden. In dit systeem krijgen de kinderen dus de familienaam van hun vader en niet langer - zoals bij de Ndyuka eigenlijk gebruikelijk was - de familienaam van hun moeder. Familienamen lopen nu in het algemeen via de vaderlijke lijn, vooral bij Bosnegers die in het kustgebied of in Nederland gevestigd zijn. De moeder moet dan wel getrouwd zijn of de vader moet zijn kinderen (h)erkennen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De rouwperiodeBij overlijden van iemand in de Bosneger gemeenschappen, gaat een rouwperiode in voor een bepaalde tijd. Het kan langer dan een jaar duren. In deze periode moet de weduwe of weduwnaar zich aan bepaalde regels houden. Een van deze regels is dat de weduwe geen seksueel contact mag hebben met een man. Bij jonge vrouwen duurt de rouwperiode bij de Ndyuka maar drie maanden. De jonge vrouw die de initiatie van kind naar volwassene nog niet ondergaan heeft, valt onder de regel van de drie maanden rouwperiode. Na die drie maanden vindt de rouwopheffing plaats. Zij wordt dan tot volwassen vrouw geïnitieerd en kan een andere man huwen. Indien de weduwnaar meer dan een vrouw had gehuwd, dan mag hij na verloop van tijd weer geslachtsgemeenschap hebben met zijn andere vrouwen. Bij de Ndyuka mag de weduwnaar na drie maanden weer seksueel contact hebben met zijn andere echtgenotes. Men gaat ervan uit dat als hij (weduwnaar) binnen de eerste drie maanden van de rouwperiode seksuele kontakten heeft, de geest van de gestorvene wraak op hem zal nemen. De ziekte die daarbij overgedragen wordt aan elkaar is de jooka kandu. Met een andere vrouw buiten zijn huwelijk mag tijdens de gehele rouwperiode geen vorm van liefdesrelatie aangeknoopt worden. In het algemeen vindt er na het verstrijken van drie maanden van de rouwperiode, een plengoffer aan de overledene plaats. Dit wordt dii mun wataa genoemd. De (seksuele) kontakten tussen weduwnaar en overgebleven echtgenote(s) verlopen als volgt. Man en vrouw wonen gescheiden van elkaar; de weduwnaar woont apart in een ander huis. Indien de man meer dan een echtgenote heeft, wonen zij apart. De weduwnaar gaat heel laat op de avond naar de echtgenote toe. Eerst gaat hij zich wassen, daarna gaat hij naar de vrouw. Hij moet ook weten dat de kans om gezien te worden door andere mensen gering is. De redenen hiervoor zijn mij niet bekend. De man neemt zijn hangmat mee en brengt de nacht door bij zijn vrouw. Vroeg in de ochtend verlaat hij het huis van de vrouw en gaat zich wassen, voordat hij zijn eigen huis binnen gaat. Hij tracht ook niet gezien te worden voordat hij thuis komt. Aangezien de Bosneger samenleving alleen monogame en polygyne huwelijken kent, en het dus niet voorkomt dat een vrouw met verschillende mannen tegelijk getrouwd is, is het vanzelfsprekend dat de situatie van de weduwe niet | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 257]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
overeenkomt met die van een weduwnaar. De weduwe mag pas na de rouwopheffing weer seksuele kontakten hebben met een man. Bij de Ndyuka behoren de vrouw en de man met wie zij de eerste geslachtsgemeenschap heeft gehad na de rouwopheffing, voedsel- en plengoffers te brengen en andere rituelen uit te voeren om de geest van de overledene goed te stemmen. De offers die een vrouw brengt aan haar overleden echtgenoot en de rituelen die daarbij horen, gelden ook vooreen man. Bij de Ndyuka die aan de Sarakreek woonden, kwam evenals bij de Saramaka een vorm van leviraat huwelijk voor. Bij de Saramaka moet een broer van de overleden man als eerste seksueel contact hebben met de weduwe, voordat zij met een andere man kan trouwen. Het gebeurt als volgt. De familie van de vrouw onderhandelt met de familie van de overleden man om bijstand te verlenen aan de vrouw. In dit geval gaat het om het eerste seksuele contact met een broer of een ander familielid van de gestorven man. Dit is voor de weduwe van groot belang in verband met hertrouwen. Broers of andere familieleden van de overleden man behoren dit te zien als een plicht om de weg voor hun ex-schoonzus vrij te maken voor haar verdere leven. Als de afspraken gemaakt zijn, gaat de broer van de overleden man naar de ex-schoonzus voor de eerste geslachtsgemeenschap na de rouwopheffing. De vrouw doet haar deur 's nachts niet op slot, zodat de schoonbroer naar binnen kan zonder te kloppen. Voordat hij de nacht doorbrengt bij de vrouw van zijn overleden broer, vinden er rituelen plaats om hem bescherming te geven tegen de geest (jooka) van zijn overleden broer. Als dit plaatsgevonden heeft, is de weg vrij gemaakt voor de vrouw. Zij mag een andere man huwen zonder vrees voor de geest van haar overleden echtgenoot. Ook zijn andere mannen niet meer bang om haar te huwen. In gevallen dat de familie van de overleden man niet mee wil werken, bestaat de kans dat andere mannen haar niet willen huwen, omdat zij bang zijn jooka kandu te krijgen. Indien een vrouw die nog jong is, komt te sterven zonder een andere man te huwen op grond van boven beschreven belemmeringen, dan kan dit onheil als consequentie hebben voor de familie van de overleden man. Een andere mogelijkheid is dat de familie van de vrouw, religieuze specialisten benadert om de vrouw rituelen te laten doen of offers te brengen aan de overledene zodat hij geen wraak kan nemen op mannen die zij in haar verdere leven tegenkomt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
LeviraatschuwelijkHet kan voorkomen dat de vrouw zwanger wordt van haar eerste seksueel contact na de rouwopheffing met de broer van haar overleden man. De man (broer) is dan genoodzaakt zijn ex-schoonzus te huwen. Bestaat er geen broer dan is een neef een van de dichtstbijzijnde familieleden. Een verklaring voor deze huwelijksvorm zou vermoedelijk voor een deel gezocht moeten worden bij de Joden op de slavenplantages. Vermoedelijk zijn de Saramaka beïnvloed geweest door de Joodse plantagehouders. Een tweede verklaring van deze huwelijksvorm zou gezocht kunnen worden in de Afrikaanse afkomst van de Saramaka. Het leviraatshuwelijk komt voor in Afrika bij de Nuer in Sudan. Of het aan de westkust van Afrika voorkomt waar Surinaamse slaven vandaan komen, is mij niet bekend. Vermeldenswaardig is dat deze vorm van huwelijk overeenkomsten vertoont met de ‘Ghost marriage’ bij de Nuer in Sudan. Een belangrijk punt van verschil is dat bij de Saramaka en een deel van de Ndyuka om een ritueel seksueel contact gaat dat kan leiden tot een huwelijk. Het gaat om een ritueel als de vrouw van de overleden broer niet zwanger wordt van de seksuele gemeenschap met haar ex-schoonbroer. Bij een weduwnaar verloopt de rouwopheffing anders. Hij gaat naar de stad, waar hij seksueel gemeenschap kan hebben met een | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 258]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
prostituee. Heeft dit contact eenmaal plaatsgevonden dan is voor hem de weg vrijgemaakt om andere vrouwen te huwen zonder problemen. Hij gaat er vanuit dat de jooka kandu die een toekomstige vrouw zou oplopen, overgedragen heeft aan de prostituee. In gevallen waarbij de man bij zijn bezoek aan de stad geen seksueel contact heeft gehad met een prostituee, gaat hij naar specialisten voor advies en voert rituelen uit om de geest van zijn overleden vrouw goed te stemmen of weerstand te kunnen bieden bij kontakten met eventuele geliefden. De kans blijft groot dat hij geen andere vrouw kan huwen, omdat zij bang is dat de geest van zijn overleden vrouw wraak op haar zal nemen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Woordenlijst
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 259]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
Thomas Polimé is antropoloog. Hij werkt voor een welzijnsstichting, maar doet daarnaast onderzoek naar facetten van de Ndyuka cultuur, waarover hij ook regelmatig publiceert. Het materiaal voor dit artikel verzamelde hij tijdens veldonderzoeken in de periode 1988 tot 1998 in het woongebied van de Ndyuka in het oostelijk deel van Suriname en het westelijk deel van Frans Guyana. |