Hans Ramsoedh
In memoriam Albert Helman (1903-1996)
Op 10 juli 1996 overleed op 93-jarige leeftijd de schrijver Albert Helman (pseudoniem van Lou A.M. Lichtveld) in zijn woonplaats Amsterdam. Met Helman stierf een van de productiefste schrijvers van het Nederlands taalgebied: hij had meer dan tachtig boektitels op zijn naam staan. De man die van zichzelf zei een renaissance-mens te willen zijn, heeft dat tijdens zijn leven ook grotendeels waargemaakt. Zo heeft hij onder meer zijn sporen verdiend als romanschrijver, dichter, historicus, linguist, etnoloog, journalist, musicus, verzetsman, politicus. In onze zich steeds meer specialiserende wereld was Helman lid van een uitstervende soort.
In 1923 debuteerde Helman, die op zijn zeventiende naar Nederland vertrok voor verdere studie, onder zijn eigen naam met een bundel gedichten onder de titel De glorende dag. In 1926 publiceerde hij zijn eerste roman: Zuid-Zuid-West. Dit boek werd behalve een lofzang op de schoonheid van zijn geboorteland en zijn bewoners een met ‘Multatuliaanse’ passie geschreven aanklacht tegen Nederland. Deze anti-koloniale epiloog kostte hem een hoogleraarschap en maakte hem tijdelijk een anti-kolonialist in Nederlandse ogen en dus verdacht.
Na een kwart eeuw vrijwillige ballingschap keerde Helman na de oorlog terug naar Suriname en werd er, omdat hij altijd een grote mond had gehad, minister van Onderwijs en van Gezondheidszorg (1949-1951). Na een politiek conflict trad hij af en stortte hij zich in de culturele vorming. Hij bekleedde zeventien functies tegelijk, maar de voornaamste was die van voorzitter van de Surinaamse Rekenkamer tussen 1954 en 1961. In deze nieuwe functie werd hij door Surinaamse politici als hinderlijk ervaren. Om hem weg te promoveren uit een functie voor het leven werd Helman in 1961 door de toenmalige Surinaamse regering overgedragen aan de Nederlandse diplomatieke dienst in Washington. De functie van diplomaat bekleedde hij tot aan zijn pensionering in 1967.
Helman ontwierp het wapen van Suriname. Toen Nederland Suriname zonder een referendum onafhankelijkheid verleende zag hij hierin voornamelijk een Hollandse truc om van een hoop moeilijkheden verlost te raken, een standpunt dat hem door Surinaamse nationalisten niet in dank werd afgenomen. In de jaren zestig had hij zijn landgenoten ook al voorgehouden: ‘De ware bevrijding is zelfbevrijding. Zij wordt niet geschonken, alleen mogelijk gemaakt.’
Over de ontwikkelingen na 1980 in Suriname zei Helman dat de ‘ondemocratische tangverlossing’ moest leiden tot een ‘ondemocratisch geleide couveuse-periode’. In 1983, toen Helman zijn magnum opus en politiek testament (De foltering van Eldorado) publiceerde, volgde de afrekening met Suriname, die herinnerde aan de eerdere afrekening met Nederland in 1926. In 1993 was hij een van de vijftien ondertekenaars van een Manifest voor de redding van Suriname, waarin gepleit wordt voor het houden van een referendum in Suriname. De bevolking moest volgens de ondertekenaars alsnog de mogelijkheid krijgen zich uit te spreken over de staatkundige verhouding met Nederland.
In 1995 verscheen een novelle van zijn hand: Zomaar wat kinderen, een verhaal dat speelt op een school in Amsterdam. Met dat verhaal sloot Helman een cyclus af: als onderwijzer was hij begonnen, als opvoeder wilde hij eindigen. Een recensie van dit boek is in dit Oso-nummer opgenomen.
Ondanks de Vestdijkiaanse omvang van zijn oeuvre is Helman nauwelijks voor zijn werk bekroond. Hij lag er niet wakker van. Helman