OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 15
(1996)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 181]
| |||||||||||||||||||||||
Wim Hoogbergen
| |||||||||||||||||||||||
Saramakaners op TilifoDe orale traditie vertelt ons niet op wat voor dag een groepje ‘Saramakaanse Nasi-negers’Ga naar eind1. de Surinamerivier afzakte. Waren ze al een tijdje in Paramaribo, voordat ze de lange modderweg insloegen die naar plantage Tilifo (Tout-lui-Faut) leidt? We weten niet of het natte zondagmorgen was, of een woensdag tegen het vallen van de avond, als de muggen venijnig beginnen te steken. We kennen niet eens het jaar waarin een en ander gebeurde. Maar een beetje tijdsbepaling valt wel te construeren. Johan Landveld vertelde dat zijn tante, Fantje Babel, op die gedenkwaardige dag een jonge vrouw was van rond de twintig. Anno 1996 is zij over de negentig, dus we hebben het over gebeurtenissen toch wel zo'n zeventig jaar geleden. Als we stellen dat het eind jaren twintig was, zitten we aardig in de buurt.Ga naar eind2. Op plantage Tilifo woonde de familie Babel. Het zou kunnen zijn dat er ook Landvelds woonden, en Mijlands en Akkerbooms. Dat zou heel goed kunnen, want zij vormden eigenlijk één grote familie, die mensen die door anderen de Broosnegers genoemd werden. Ooit waren zij Bosnegers geweest, gevluchte slaven die tussen de Surinamerivier en de Commewijne hun dorpen gebouwd hadden. Vaak waren zij daar in gevecht geraakt met soldaten die op hen afgestuurd waren om hun dorpen te vernielen, hen te vangen of dood te schieten. Maar zij hadden het overleefd, die terreur van de blanke machtshebbers en toen de slavernij afgeschaft was en negers in vrijheid in Suriname mochten wonen, hadden zij hun moerassige woongebied verlaten en waren gaan wonen op de verlaten plantage Roorak. Zo'n zestig jaar hadden zij daar in rust en redelijke harmonie gewoond, maar toen waren de blanken hen opnieuw komen verjagen. Bauxiet zat in hun grond, dus die aarde moest worden weggegraven. Men sloopte de huizen. Een gedeelte van de Broosnegers trok toen naar Tilifo, waar granman Jansi, de vader van Fantje Babel de hoofdman was (Hoogbergen 1996). Ze woonden nog niet lang op Tilifo, de Broosnegers, waarschijnlijk pas zo'n jaar of drie, toen die Saramaka van de Nasi-clan bij hen op bezoek kwamen. Ze kwamen niet zomaar, ze kwamen ook niet voor slechts een ogenblikje, en ook niet met lege handen. De Nasi-negers brachten voor granman Jansi en zijn familie allerlei geschenken mee: wild, levensmiddelen en zelfs awara-fatu, het door boslandbewoners zo gewaardeerde vet van de awara-palm. Dagenlang bleven zij op Tilifo. Waarom in godsnaam? Wat hadden zij te zoeken bij de Broosnegers? Na wat beleefdheden over en weer uitgewisseld, vertelden de bezoekers dat de een na de andere ramp hun, Nasi-negers, was overkomen. Korjalen sloegen om, mensen werden ziek en familieleden stierven. Het ene jaar één, een jaar later plotseling twee, dan opeens drie. Allemaal familieleden. Een geest roeide hen allemaal uit. Zo iets hadden ze nog nooit | |||||||||||||||||||||||
[pagina 182]
| |||||||||||||||||||||||
meegemaakt. Niemand kon zeggen wat de oorzaak van alle ellende was. Er werd gedrumd, en een winti-prei gehouden, maar niets hielp. Op een dag wist opeens iemand de reden van alle misfortuin. Ooit, misschien wel vijftig jaar geleden hadden Nasi-negers een Broosneger vermoord: Ta Agosto. Het zou heel goed kunnen dat hij de veroorzaker van alle ellende was, dat hij nu na al die jaren wraak kwam nemen. Ta Agosto was een wraakgeest, een kunu voor de matrilineaire verwanten, de bere, van de moordenaars geworden. ‘Zoek de families Babel en Landveld. Die wonen op Tilifo, vlakbij Paramaribo.’ Daarom was een delegatie van de Nasi-negers naar Tilifo getrokken. | |||||||||||||||||||||||
Ta AgostoToen de slaventijd nog bestond, was Ta Agosto de hoofdman van het Bosnegerdorpje Lobbro, gelegen in het moerasgebied van de Surnaukreek. Na de afschaffing van de slavernij verhuisde hij naar Baronkriki aan de Baronkreek. Hoewel Ta Agosto in hetzelfde gebied woonde als de Broosnegers, bemoeide hij zich weinig met anderen. De orale traditie van de Broosnegers benadrukt dat Ta Agosto niet bij het grote gevecht was dat Broos en Kaliko in 1862 tegen de bakra's (blanken) leverden (zie Hoogbergen 1996: 100-113). Als hij er wel bij was geweest, zou het er aanzienlijk slechter voor de bakra's hebben uitgezien, want Agosto had de guts om te vechten. Helaas vernam hij pas van het gevecht toen alles al achter de rug was. In de archieven is maar weinig over Ta Agosto te vinden. Een districts-commissaris schreef in 1866 dat ‘de hoofdman August’ naar de Saramaka zou zijn getrokken.Ga naar eind3. Drie jaar later bevond August (‘de hoofdman van de groep wegloopers die zich aan de mond van de Arrauwskreek heeft gevestigd’)Ga naar eind4. zich in fort Zeelandia, waar hij gevangen zat. Waarom hij daar opgesloten zat, wordt niet goed duidelijk. In maart 1869 schreef de gouverneur aan de minister van koloniën dat hij August uit de kolonie wilde verbannen en hem op een schip naar Curaçao zetten. Als reden gaf de gouverneur aan dat het niet wenselijk was August vrij te laten. Hij was al gevaarlijk, maar als men hem vrij zou laten, dan zou hij nog gevaarlijker worden. Het antwoord van de minister zal de gouverneur wel niet erg bevallen zijn. Een verbanning naar Curaçao van de hoofdman August leek de minister geen maatregel die voor verwezenlijking vatbaar was. ‘Nergens is aan het uitvoerend gezag in de kolonie zoodanige bevoegdheid gegeven.’Ga naar eind5. Door August gevangen te nemen en te houden had men in Suriname gehandeld in strijd met het Burgerlijk Recht, want tegen de gevangene was geen aanklacht ingediend. De minister verwees naar artikelen uit het wetboek, waaruit duidelijk moest zijn dat een regering niet zomaar mensen mag opsluiten, omdat die blijkbaar gevreesd worden. Hij merkte tot slot fijntjes op dat het natuurlijk mogelijk was dat ‘August eenmaal weder op vrijen voeten gekomen, ontevreden en daardoor welligt nog meer dan vroeger te vreezen zal zijn, maar daarvan zal de schuld niet uitsluitend bij hem te zoeken zijn.’Ga naar eind6. | |||||||||||||||||||||||
Ta Agosto vermoordAls Agosto uit het bos in zijn dorp terugkeerde, riep hij altijd tegen zijn vrouw: ‘Ma Tjefe, Ma Tjefe, luku mi dya!’ (Ma Tjefe, kijk naar mij!) Ma Tjefe bezat de techniek voor de preparatie van twee obia's: de bori-obia, ook wel kugru-obia genoemd, om te voorkomen dat je wordt neergeknald en de kibri-obia, die iemand onzichtbaar maakt. Als Ta Agosto in het dorp kwam, zei hij: ‘Ma Tjefe, pe de dan? Luku mi dya, san yu | |||||||||||||||||||||||
[pagina 183]
| |||||||||||||||||||||||
Johan Landveld, 17 november 1994
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 184]
| |||||||||||||||||||||||
kari kon?’ (Ma Tjefe, waar ben je dan? Kijk naar mij. Wat heb ik meegebracht?) En dan schoot hij op Ma Tjefe. Piiing! Om te kijken of haar bori-obia nog wel goed werkte. Piiing! Hij schoot gewoon op die vrouw! ‘Jij Agosto, je bent gek, man. Dat geweer is geladen.’ ‘Ja, ik moet de kogel nog uit mijn geweer halen.’ ‘Je moet niet op mij schieten, maar op de dieren in het bos. Pak hier. Hier heb je je kogel terug.’ Een Bosneger, een Nasi-neger van de Saramaka-stam, kwam op een dag langs bij Ma Tjefe. Hij wilde haar als vrouw hebben, want hij had zijn zinnen gezet op die obia. Maar Ma Tjefe zag hem niet zitten en zij had al helemaal geen zin hem de obia te geven. Ze vond hem veel te jong. In haar ogen was hij eigenlijk nog maar een kleine jongen, al kon hij dan misschien al wel kinderen maken. Ma Tjefe zei tegen hem dat hij mocht terug komen, zodra hij groot was. Dan zou zij hem de obia geven. De Nasi-neger wilde de obia echter per se hebben. Hij is Ma Tjefe gaan bewerken met techniek. Hij zette een kroi-obia om haar te laten doen wat hij wilde. Zo bracht hij haar het hoofd op hol en kon hij haar pakken. Hij hoopte toen dat zij hem de obia zou geven. Dat deed ze niet, maar zij vertelde hem wél, wat de pori was van de obia (wat je moest doen om de kracht ervan ongedaan te maken). De Nasi-neger ging aan het werk met de obia. Toen de obia bedorven was, sprak hij Ta Agosto aan. ‘Pa, die obia van jou, dat je niet neer geschoten kunt worden en zo, dat is allemaal onzin.’ Een debat tussen die Nasi-man en Ta Agosto ontstond. Die Saramakaan lachte Agosto uit. Het debat was groot. Hij probeerde Agosto uit te lokken. Ze raakten steeds weer in discussie. Ta Agosto wou van het gezeur af zijn en sprak een dag af dat de Nasi-man op hem mocht knallen. Intussen had die Saramakaan dus de treef van de obia gezet (de kracht van de obia ongedaan gemaakt), maar Ta Agosto wist dat niet. Ze maakten een afspraak voor een dag om elkaar neer te knallen. De dag was daar. Ze hielden de wedstijd. Ta Agosto was vol goede moed. ‘Jij mag eerst schieten,’ zei Ta Agosto. De mensen stonden te kijken. De Nasi-man laadde zijn geweer en richtte. Ta Agosto stond fier overeind. ‘Piiing!’ Raak! Ta Agosto was geraakt! Hij stierf niet. Hij werd invalide. Hij kon niet langer werken. Hij was een heel sterke man, een uitmuntende jager, een goede visser. Hij kon niet meer werken; hij kon niet meer jagen. Dit gebeurde op Baronkriki. Het was na slaventijd, toen dit plaatsvond. Het was al na de slaventijd. Daarna, als de Bosnegers voorbij Baronkriki voeren, riep Ma Tjefe hen altijd aan en vroeg om zout en petroleum en dingen die ze hadden. De Bosnegers vroegen haar dan of ze geen man had. Ma Tjefe vertelde dan wat er met Ta Agosto gebeurd was. Op een dag kwam die Nasi-man weer langs. Opnieuw vroeg hij Ma Tjefe om de obia, maar zij antwoordde hem dat zij die niet kon geven, zolang Agosto leefde. ‘Pas als hij dood is.’ ‘Goed,’ dacht die Bosneger, dan maak ik Agosto dood en kom ik aan die macht. Ta Agostu was toen nog niet oud, maar hij was invalide. Hij kon niet meer vissen en jagen. Als boten voorbij voeren, Agosu had geen petroleum en zout, strompelde hij naar de oever en vroeg de mensen om petroleum en zout. Elke boot die voorbij ging, hield hij aan. De Bosneger zei tegen Ma Tjefe: ‘We gaan naar boven, naar de Boven-Suriname. Ik neem jullie mee, want jullie lijden teveel armoe hier.’ Toen Ta Agosto en Ma Tjefe bij de Saramaka woonden, vroegen die Nasi-mannen Ma | |||||||||||||||||||||||
[pagina 185]
| |||||||||||||||||||||||
Tjefe om de pot met obia. Maar Ma Tjefe wilde die niet geven, omdat het obia's van Ta Agosto waren. ‘Geef ons die kibri obia,’ zeiden de Bosnegers, maar Ma Tjefe weigerde. Zij had de obia op Baronkriki achtergelaten. Toen begonnen de Nasi-negers Ta Agosto te mishandelen. Ze haalden Agosto en Tjefe uit elkaar, enkel en alleen om die obia's in bezit te krijgen. Ze wilden de kibri obia hebben, om onzichtbaar te zijn, en de kugru-obia, de obia die beschermde tegen kogels. Op een dag grepen zij Agosto vast, bonden hem en voerden hem door het bos naar een klein kampje. Niemand woonde daar. Daar lieten ze Agosto achter. Van tijd tot tijd gaven zij hem wat droge cassave met wateren keken of hij nog niet dood was. Zo werd hij gemarteld, maar Ta Agosto gaf niet toe. Hij bezat een techniek om de doden op te roepen. Hij kende een lied en als hij dat zong, zou hij doodgaan. Heel lang heeft hij gewacht met het zingen ervan. Maar toen de Nasi-negers maar doorgingen hem te vernederen, zong hij het dodenlied. Toen de Bosnegers weer kwamen kijken, was Ta Agosto overleden. Kort nadat de Nasi-negers Ta Agosto hadden weggevoerd, brachten zij Ma Tjefe terug naar Baronkriki. Zij moest de obia's gaan zoeken. Ma Tjefe wist niet wat er met Agosto gebeurd was, of hij nog leefde, of gestorven was. Vanaf die tijd was zij heel verdrietig. Toen Ta Agosto dood was, gingen de Bosnegers Ma Tjefe weer opzoeken. ‘Je man is dood,’ zeiden ze, ‘dus geef ons die obia.’ Ma Tjefe weigerde echter hen de obia's te overhandigen. Toen begonnen ze haar te mishandelen, maar ze weigerde iets te zeggen. Op een nacht, toen de Bosnegers haar niet zo in de gaten hielden, is ze naar de rivier geslopen en heeft de pot met obia weggegooid.Ga naar eind7. | |||||||||||||||||||||||
Een verzoeningsritueelNiemand hoorde ooit meer wat over Ta Agosto. Pas jaren later, toen de Nasi-negers een bezoek brachten aan granman Jansi op Tilifo, werd bekend hoe rampzalig hij aan zijn eind gekomen was. De bezoekers vertelden dat het lijk van Ta Agosto na zijn dood in een korjaal was gelegd. De moordenaars zijn toen een eindwegs de rivier opgeroeid en ergens aan land gegaan. Ze begroeven Ta Agosto niet, maar wierpen zijn lijk aan de andere kant van de rivier in het bos, als voedsel voor de aasgieren. Toen ze dat hadden gedaan, hebben ze hout gehakt om de weg waarover ze gelopen waren te bedekken, en doornen afgehakt om de weg af te sluiten. Toen renden ze terug, razendsnel. Ze mochten niet treuzelen, want dan zou de geest van Ta Agosto hen achterhalen. Die takkenbossen hadden natuurlijk niet geholpen. Jaren later kwam de kunu van Ta Agosto dood en verderf zaaien. De Nasi-negers smeekten granman Jansi medicijn te maken om de kunu af te weren. Anders zou die kunu hen allen doodmaken. De geesten van Ta Agosto en zijn vrouw Ma Tjefe deden hun verwoestende werk. Daarom vroegen de bezoekers de Landvelds en Babels hen te helpen de kunu's te verjagen. Ze waren ten einde raad, want ze hadden al van alles geprobeerd. Helaas, granman Jansi kon de Nasi-negers niet helpen, want hij kende de geheimen van de obia's niet. De kugru-obia was eigendom van de familie Landveld, dus moesten de Nasi-negers niet bij hem, want hij was een Babel, maar bij de Landvelds zijn. De kugru-obia wordt onder andere bereid met guma-wiwiri. Daarom mogen de Landvelds geen guma-wiwiri eten.Ga naar eind8. Granman Jansi zei tegen de Nasi-negers: ‘De dood die jullie nu hebben, wie kan dat tegenhouden? Om die obia te regelen, dat kan ik niet. Er zijn teveel doden geweest!’ De Nasi-negers spraken: ‘Granman Jansi. We weten het. Luister, de schuld is hoog. Dat is niet erg. Wij zullen betalen, maar bescherm ons tegen die dood. Geweren, kruid, houwers, pangi (lendedoeken), alles zullen we meene- | |||||||||||||||||||||||
[pagina 186]
| |||||||||||||||||||||||
men.’ Kort daarna vertrokken de Nasi-negers. Granman Jansi beloofde contact op te nemen met de Landvelds. Weken later kwamen de bezoekers terug met geschenken. Granman Jansi liet de Landvelds naar Tilifo komen om te spelen voor de kunu. Acht dagen lang is een prei gehouden. Opa Willem (Tjatari) Landveld heeft acht dagen lang gedrumd. Ooit vertelde hij aan Johan Landveld over die prei: ‘Kind ik heb die drum gespeeld tot mijn vingers krom waren, maar granman Jansi heeft me nooit een kopercent gegeven ter waarde van een wiri-tabak.’ Zo werden de Nasi-negers bevrijd van hun zonden en de dood.Ga naar eind9. | |||||||||||||||||||||||
De yorka kunuDe dood van Ta Agosto was dus het gevolg van acties van enige Saramaka. Zo'n vijftig jaar later nam de overledene wraak door matrilineaire verwanten van zijn moordenaars te doden. In de levensbeschouwing van de Saramaka kwamen deze mensen om het leven door werking van de kunu van Ta Agosto. Methodologisch zijn een aantal opmerkingen te plaatsen over de verklaring van het kunu-fenomeen. Allereerst een antropologische verklaring, de verklaring van een buitenstaander met kennis van de cultuur. De antropoloog zal erop wijzen dat het geloof in de werking van kunu's een belangrijk onderdeel van de Saramakaanse levensbeschouwing is. Als iemand sterft, zullen de nabestaanden de oorzaak van het sterfgeval gaan achterhalen. Niemand sterft zonder oorzaak. Kunu is niet de meest voor de handliggende verklaring bij een sterfgeval. Pas als veel doden binnen een bere te betreuren zijn, en daarbij ook nog veel misfortuin bij de nog levende verwanten optreedt (ziekte, ongelukken, omslaan van korjalen, misoogsten), zal aan een wraakgeest gedacht worden. Zoiets moet bij de ‘Saramakaanse Nasinegers’ gebeurd zijn. Doden en misfortuin. Aanvankelijk wisten de nabestaanden niet wat er aan de hand was. Op een gegeven moment moet iemand zich opgeworpen hebben als medium van de kunu van Ta Agosto. Dit medium moet geopperd hebben, dat Ta Agosto aan het wraaknemen was. Als datgene wat het medium verkondigt de matrilineaire verwanten acceptabel lijkt, zal de kunu via het medium vertellen welke acties ondernomen moeten worden. Die acties liggen binnen de levensbeschouwing vast. Om een einde te maken aan dit doden moesten de nabestaanden van Ta Agosto opgezocht worden. Kunu's eisen een verzoeningsritueel (pee pikadu) met de matrilineaire nabestaanden van het slachtoffer. In het geval van Ta Agosto werden de Broosnegers als zodanig gezien. We kennen de afloop: een verzoeningsritueel op kosten van de Saramakaners vond plaats. Ta Agosto nam daar blijkbaar genoegen mee, want de orale traditie vertelt niet dat hij daarna doorgegaan is met wraaknemen. De antropologische verklaring lijkt een compromis tussen twee andere verklaringen. De intern-Saramakaanse interpretatie zal op een aantal punten van de antropologische afwijken. De antropoloog startte bij de Saramakaanse noodzaak om een oorzaak van een sterfgeval te achterhalen. Kunu is dan een mogelijke verklaringswijze. In de visie van de antropoloog wordt de wraakgeest gecreëerd om een sterfgeval te verklaren. De Saramakaan zal deze verklaring afwijzen. Voor hem wordt de kunu gecreëerd direct na moord of doodslag. Ooit zal de kunu wraaknemen op de matrilineaire verwanten, maar het is aan de wraakgeest om uur en dag te bepalen. De derde type verklaring is afkomstig van aanhangers van een ander ideologisch systeem. Christenen bijvoorbeeld zullen het geloof in kunu als hinderlijk en af te zweren bijgeloof omschrijven. Niet een wraakgeest, maar God bepaalt wanneer iemands tijd gekomen is. | |||||||||||||||||||||||
[pagina 187]
| |||||||||||||||||||||||
Het soort kunu zoals hierboven beschreven, wordt yorka-kunu genoemd, een wraakneming door de geest van een overledene. Er zijn geen gevallen bekend dat een kunu zich wreekt op patrilaterale verwanten of aanverwanten (Van Wetering 1973: 10), In de literatuur over Suriname, met name die over de Bosnegers, is veelvuldig over kunu geschreven. Het geloof in wraakgeesten is niet iets specifieks Saramakaans, ook de Ndyuka, de Boni en de Matawai kennen dit fenomeen (Junker 1932-33, Morssink 1933, Herskovits 1934, Van Lier 1940, Hurault 1961, Thoden van Velzen 1966, Price 1973, Van Wetering 1973, Hoeree & Hoogbergen 1984, Thoden van Velzen & Van Wetering 1988). Een beroemde kunu is de zogenaamde Kofi-Bosuman-kunu. Kofi Bosuman van de Nasi-clan was granman van de Saramaka van 1822-1835. Omdat hij weigerde weggelopen slaven uit te leveren, werd hij door het gouvernement in 1835 afgezet. Hij werd toen opgevolgd door zijn stiefzoon Abraham Witiwojo van de Matjau-clan (Oudschans Dentz 1948; Hoeree & Hoogbergen 1984). Bij zijn afzetting was Kofi een oude man, in de tachtig. Hij overleed een jaar later. Wegens ouderdom of uit verdriet? Toen de Amerikaanse antropoloog Melville Herskovits in 1929 granman Jankosu bezocht, vertelde deze hem: ‘Kunu has brought my family to an end. With me our family rule is finished’ (Herskovits 1934: 76). Een kunu deed toen al zijn vernietigende werk onder de matriclan van Jankosoe, maar hoogstwaarschijnlijk wist men toen nog niet dat het Kofi Bosuman was. Toen Jankosu zelf in 1932 overleed, besloot men eens en voor al uit te zoeken wie zoveel onheil aanrichtte. Jankosu's begrafenis werd door de Saramaka maanden uitgesteld omdat de doodsoorzaak niet gevonden kon worden. Uiteindelijk werd geconstateerd dat de kunu van Kofi Bosuman wraak had genomen op de nazaten van Abraham Witiwojo. Pas nadat het verzoeningsritueel tussen leden van de Nasi-clan en de Matjauclan had plaatsgevonden, kon Jankosu begraven worden en een opvolger aangewezen (Junker 1932-33). Alle auteurs die over kunu's bij de Bosnegers schrijven, benadrukken dat het bezit van gezamenlijke kunu's belangrijk is voor de solidariteit binnen de matrilineage (Hurault 1961: 227-229); Price (1966: 50 en 1973); Hoeree (1983); Thoden van Velzen (1966: 45). Thoden van Velzen en Price maken duidelijk dat kunu's opereren op het niveau van de matrilineage (bere). Er zijn volgens hen geen wraakgeesten die bij een bepaalde clan (lo) horen, iets wat Herskovits wel geopperd had. Elke bere heeft één of meer belangrijke kunu's die wraak kunnen nemen op alle leden van de linage, de zogenaamde gaan kunu. De matrilineages zelf bestaan weer uit verschillende matrisegmenten. Per segment kan het aantal en de kwaliteit van de kunu's verschillen. Er zijn dus wraakgeesten die alle bere-leden gemeenschappelijk hebben, maar er zijn er ook die meer specifiek bij een bepaald matrisegment horen. Sommige zijn onlangs ontstaan, andere vaak al meer dan honderd jaar oud. De verzoeningsrituelen scheppen een bijzondere band tussen de slachtoffersgroep (letiman) en de bere van de daders (Thoden van Velzen & Van Wetering 1988: 243). Het gezamenlijk hebben van kunu's binnen de bere voorkomt huwelijken. Bij de keuze van een huwelijkspartner is het van belang te letten op de kunu's die man en vrouw delen. Trouwen binnen de matrilineage is daarom strikt af te raden, omdat de kinderen als het ware dubbel door de wraakgeesten getroffen worden en weinig overlevingskansen hebben. Kunu om incest te voorkomen. Het gemeenschappelijk hebben van kunu's betekent echter niet dat marilineages zich in de loop der tijd niet kunnen splitsen en nooit huwelijken tussen leden van de diverse matrisegmenten kunnen gaan plaatsvinden. Er worden namelijk voortdurend nieuwe kunu's gecreëerd en het splitsingsproces begint zodra | |||||||||||||||||||||||
[pagina 188]
| |||||||||||||||||||||||
bepaalde matrisegmenten nieuwe kunu's niet alszodanig accepteren. Een kunu is namelijk altijd een verklaring voor bepaalde voorvallen en men is niet verplicht de verklaring van een bepaald medium te geloven. Ik heb in de literatuur niet kunnen vinden of tussen groepen die door kunu's zijn verbonden (zoals tussen segmenten van de Nasi-clan en Matjau-clan als gevolg van de Kofi-Bosuman-kunu) voorkeurshuwelijken ontstaan. Vanuit de visie dat huwelijken binnen het matrisegment verboden moeten worden, omdat de daaruit geboren kinderen vanwege een dubbele kunu weinig kans maken, zou het tegenovergestelde beredeneerd kunnen worden: door te trouwen met iemand uit de groep waarmee een verzoeningsritueei is gesloten, krijgt het nageslacht het als het ware het nodige tegengif tegen de werking van de kunu. | |||||||||||||||||||||||
Andere kunu'sEen kunu kan ook gecreëerd worden door een vergrijp jegens een lagere godheid, een slangegod (papa gadu) of bosgeest (apuku). Ook dit type kunu kan wraak nemen op matrilineaire verwanten. Volgens Price (1973: 89) komt dit type kunu numeriek zelfs veelvuldiger voor. De matrilineage die hij het best kende, werd geplaagd door tien verschillende yorka-kunu's en twee-en-twintig andere (bijvoorbeeld vodu kunu's en apuku's). De kunu's die Herskovits (1934: 62-79) beschrijft, behoren allemaal tot het niet-yorka-kunu type. Herskovits heeft overigens nauwelijks grip op het kunu-fenomeen kunnen krijgen. Hij was slechts gedurende korte periode bij de Saramaka en als hij aan informanten vroeg wat kunu nu precies was, dan kreeg hij meestal te horen: ‘Massa Gadu sabi’ (alleen God weet het) (Herskovits 1934: 66). Het wordt uit de literatuur niet duidelijk hoe de verzoeningsrituelen voor niei-yorka-kunu's er precies uitzien. Hier zal het medium wel vertellen wat geofferd moet worden om de harmonie te herstellen. Dit soort rituelen lijkt in ieder geval van een andere grootheid te zijn, dan die zoals gehouden om een yorka-kunu te pacificeren. Een yorka-kunu, zoals de Ta-Agosto-kunu en de Kofi-Bosuman-kunu, ontstond als gevolg van een conflict tussen mensen, meer specifiek tussen leden van verschillende verwantengroepen. Bij een kunu die ontstaat doordat iemand bevoorbeeld een boaconstructor heeft doodgeschoten, gaat het om herstel van de harmonie tussen mensen en (lagere) goden. Iemand die bij de Bosnegers een medium van een kunu is, kan daaraan een drukke praktijk hebben. Thoden van Velzen (1966: 50) beschrijft een lineage van 68 leden, kinderen inbegrepen, waarvan tien leden aanspraak maakten medium van een kunu te zijn. Daarvan werd zeker de helft regelmatig over allerlei zaken, vooral ziekten geraadpleegd. Opvallend is dat vrijwel niemand ingaat op de oorsprong van het kunu-systeem. Impliciet wordt blijkbaar aangenomen dat het Afrikaans is, maar vergelijkend onderzoek ontbreekt. Herskovits (1934: 350) heeft een verklaring voor de afkomst van het woord. Hij zegt dat het woord in het Ewe ‘dood’ betekent. Waarschijnlijk heeft hij die betekenis gevonden in Diedrich Westermanns Wörterbuch der Ewe-Sprache (1905). De Ewe wonen in het huidige Ghana. Zij waren in de slaventijd vaak het slachtoffer van slavenjachten. In de Surinaamse context zouden zij Kormantijnen genoemd worden. Westermann die zijn woordenboek samenstelde met behulp van woordenlijsten van zendelingen die in verschillende Ewegebieden missioneerden (Meyer 1995: 331), omschrijft kùnu als: ‘etwas dass den Tod herbei führen kann, tödlich gefährlich ist.’ Het is duidelijk dat deze omschrijving wel iets met de Surinaamse betekenis te maken heeft, maar een wraakgeest van het type yorka kunu kunnen we er toch niet in ontdekken. Ik heb Birgit Meyers recente etnografie over de Peki Ewe van zuidoost Ghana erop nagelezen, maar ben | |||||||||||||||||||||||
[pagina 189]
| |||||||||||||||||||||||
het begrip kunu niet tegen gekomen, noch een institutie die lijkt op het geloof in en de macht van yorka kunu's. Yorka kunu's lijken in het Surinaamse kustgebied onder de daar wonende Afro-Surinamers niet voor te komen. De Broosnegers bijvoorbeeld, zeggen dat wraakgeesten bij hen niet voorkomen. Volgens Herskovits (1934: 75) zei granman Jankosu tegen hem: ‘In the city, where they do not believe in kunu any more, they are not afraid to use magic to enrich themselves, or hurt their neighbors.’ Deze uitspraak van Jankosu wijst direct op een positief effect van kunu: het voorkomt hekserij. Iemand die hekserij practiceert en slachtoffers maakt, roept een kunu over zichzelf en zijn nageslacht af. Wooding die het winti-geloof van de bilaterale Paranen beschrijft, definieert kunu onder andere als: ‘alle familiegoden die erfelijk zijn voor alle nakomelingen, dus de hele bere’ (Wooding 1973: 534). Op andere plaatsen (Wooding 1973: 78-79-535) geeft hij een van deze definitie wat afwijkende omschrijving, maar nergens komt het in de richting van een omschrijving die een Bosneger zou herkennen. In Henri Stephens Lexicon van de winti-cultuur (1989) komt het hele begrip niet eens voor, terwijl het ook in zijn Fodoe-Winti (1986) niet behandeld wordt. In het glossarium wordt het enkel vermeld als: ‘eeuwige vloek’. Als in het kustgebied binnen de winti-ideologie over een kunu gesproken wordt, dan wordt dit vooral gedefinieerd als een wraak van een lagere-god over de slechte manier waarop hij/zij behandeld is. De stelling dat het fenomeen yorka-kunu bij een unilateraal verwantschapssysteem hoort, lijkt voor de hand te liggen. Bosnegers hebben zo'n verwantschapssysteem, want zij zijn matrilineair. Bij de Afro-Surinamers van het kustgebied is geen unilateraal verwantschapssysteem ontstaan. Laten we het erop houden dat de institutie van yorka-kunu's een Afrikaanse erfenis is, die alleen kon aanslaan bij dat segment van de Afro-Surinaamse samenleving waarbinnen een unilateraal verwantschapssysteem ontstond. | |||||||||||||||||||||||
Literatuur
| |||||||||||||||||||||||
[pagina 190]
| |||||||||||||||||||||||
|
|