OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 14
(1995)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 200]
| ||||
Frank van Kanten
| ||||
[pagina 201]
| ||||
onmogelijk was. Vandaar dan ook de grote trek van Surinamers naar de Antillen in de jaren veertig. De CPIM en Lago gingen als gevolg van de oorlogsinspanningen in West-Europa hun activiteiten opvoeren, waardoor de vraag naar arbeid toenam. Op het maatschappelijk vlak hebben zich tijdens de oorlog in de Surinaamse gemeenschap enige interessante ontwikkelingen voorgedaan. In de beginjaren van hun verblijf op de Antillen leefden de Surinamers in enigszins van elkaar gescheiden leefkringen. Na enige jaren verblijf in den vreemde ontstond de behoefte aan het benadrukken van de eigen identiteit. Een onomkeerbaar streven naar een duidelijke profilering binnen de Antilliaanse samenleving ontstond. Het verlangen groeide naar een eigen vereniging, een eigen club en een eigen periodiek. Kortom naar een bundeling van eigen krachten om de Surinaamse belangen op grote schaal zo veilig mogelijk te stellen. Dit streven resulteerde in 1941 in de oprichting van de Algemene Surinaamse Vereniging Justitia Pietas Fides (JPF) op Curaçao en de vereniging Suriname op Aruba. Deze twee verenigingen zijn, zoals later is gebleken, van onschatbare waarde geweest voor de Surinamers op de Antillen. De clubs die deze twee verenigingen exploiteerden waren een ontmoetingsplaats voor vele Surinamers. Hier konden zij zich vermaken met sport en spel (vooral de Surinaamse zeevarenden hadden daar grote behoefte aan na hun gevaarlijke reizen), dansavonden, lezingen, en andere gezellige bijeenkomsten om onderling werken andere ervaringen uit te wisselen. Naast het bevorderen van de gezelligheid werd hierdoor tevens het saamhorigheidsgevoel onder de Surinamers in sterke mate bevorderd. Er was sprake van één grote JPF-familie en voor Aruba gold dit precies zo in de Vereniging Suriname. Tussen deze twee Surinaamse verenigingen ontstond een hechte samenwerking. De oprichting van deze verenigingen in oorlogstijd werd -vooral op Curaçao- door de overheid met enig wantrouwen bekeken. Na lezing van de statuten van JPF, waarin in artikel 3 als eerste middel ter bereiking van de doelstelling van de vereniging was opgenomen: ‘het versterken van de banden van trouw aan het Koninklijk Huis’ en ‘samen te werken met alle Nederlandse volksgroepen’, begon zij heel anders te denken over deze bundeling van Surinaamse krachten. Enkele Surinamers - EBG-ers - kwamen in moeilijkheden met de veiligheidsdienst, omdat zij zich sympathiek hadden uitgelaten over het goede werk dat de Duitsers in de loop der eeuwen in Suriname hadden verricht. Gebrek aan kennis over Suriname en de koloniale geschiedenis bij de Hollandse gezagsdragers was er de oorzaak van dat zij -zeer onterechtdeze uitingen van sympathie ten opzichte van Duitsers in het algemeen, beschouwden als sympathie voor de Nazi's met wie toen elke Duitser vereenzelvigd werd. Het bestuur van JPF moest over deze uitlatingen zelfs opheldering verschaffen aan gouverneur Kasteel en de Procureur-Generaal. Daarna werd door de gezagsdragers anders gedacht over de politieke gezindheid van de Surinamers op Curaçao. De gouverneur erkende de misvatting en benoemde het dagelijks bestuur van JPF tot leden van het door hem opgerichte comité ‘Suriname-Curaçao’ om de banden met de twee Rijksdelen te versterken. Daarna heeft de vereniging zowel in als na de oorlog alle steun en waardering van de overheid ontvangen. Door hun positie in het maatschappelijk gebeuren hebben de Surinamers op de Antillen een waardevolle bijdrage geleverd aan de verdediging van de eilanden. Met enkele voorbeelden is dit duidelijk te maken. Twee Surinaamse machinisten behorende tot de hogere bemanning van de CSM-tankervloot werden bij de Nederlandse Marine gedetacheerd om bij de onderzoeksdienst op de torpedoboten de betrouwbaarheid van de motoren te controleren. Bij onraad, bijvoorbeeld een aanval van duikboten, voeren de torpedoboten met de torpedojagers uit en gingen de | ||||
[pagina 202]
| ||||
confrontatie met de duikboten aan. Zo'n duikbotenaanval was niet ondenkbaar. Het was begrijpelijk dat de vijand de tankerroute tussen de Antillen en het meer van Maracaibo goed in de gaten hield. Dagelijks voeren tientallen kleine tankers met een gemiddelde capaciteit van 28.000 vaten ruwe olie uit Venezuela naar de raffinaderijen op Curaçao en Aruba. Deze tankers waren onmisbaar voor de geallieerde oorlogvoering. Bij een aanval op een aantal tankers die in de haven van Aruba voor anker lagen, werden drie tankers tot zinken gebracht. Deze aanval lag in het kader van de ‘Operation Paukenschlag’ zoals de vijand deze operatie in de Caraïbische Zee noemde. In januari 1945 was de Surinamer van Niel, korporaal bij de Mariniers/Land- en Zeekrachten en chef van de wacht op het oliedepot te Bullenbaai, bij de batterijen. In de vroege ochtend ontwaarde hij een duikboot die volgens zijn medeweten geen Nederlandse duikboot kon zijn. Er moest snel worden gehandeld. Bewust van zijn verantwoordelijkheid loste hij enkele schoten op de duikboot, die snel weer onder water dook. Van Niel werd bevorderd tot sergeant en door de Surinamers tijdens een Bonte Avond in theater Roxy gehuldigd. Tevens als dienstplichtig soldaat en burgerwachter, en zeker niet te vergeten als zeevarende bij de koopvaardij, hebben de Surinamers hun bijdrage aan de oorlogsinspanning geleverd. Menig Surinamer heeft daarbij het leven gelaten, vooral bij de KNSM, getuige het monument dat in juni van dit jaar in Amsterdam werd onthuld ter herdenking van de op zee omgekomen KNSM-ers waaronder dertig Surinamers. Mannen en vrouwen van Surinaamse afkomst hebben in hun functie zeer belangrijk werk verricht in de Tweede Wereldoorlog. De chef personeelszaken van de marine op Curaçao, tevens een marine-officier, en de Officier van Gezondheid waren Surinamers. De vrouw die een zeer vertrouwelijke positie in de coderings- en decoderingsafdeling van het Algemeen Militair Commando had, was een Surinaamse. In het dok waar de oorlogs- en koopvaardijschepen moesten worden gerepareerd werkten enkele Surinamers in een vertrouwelijke positie. De chef Technische Dienst van de Landsradio- en Telefonie-dienst op Curaçao, toen onder meer belast met de inspectie op het onderhoud van alle radioapparatuur van de overheid, was een Surinamer. Bij de KLM was een Surinamer belast met de verantwoordelijke taak van het bewaken en persoonlijk afgeven van de diplomatieke post op het gouvernementspaleis. Bovendien onderhield deze Surinamer contact met het Algemeen Militair Commando en met het Amerikaans legercommando, voor het geval burgerluchtvaartuigen moesten worden ingezet voor het vervoer van militairen (bijvoorbeeld slachtoffers van oorlogsgeweld, evacuatie en dergelijke). In dit verband is het interessant te vermelden dat alle werknemers van de Lago op Aruba, zo ook de grote groep Surinamers die daar werkte, in 1943 via de president van de maatschappij een brief ontvingen van de Under Secretary of the War Department. Hierin werd onomwonden gesteld: I wish to convey to each and every individual in your organisation in Aruba, the fact that I consider their services in this work as important in the war program as the work of members of the armed forces. Op 17 september 1944 om 10.25 uur Curaçaose tijd was een Surinaamse telegrafist op wacht. Zijn kamer, ingericht voor het ontvangen van radio-persberichten -toen nog op Morse!-lag naast de studio van de Curaçaose Radio Omroep (CUROM) waar een andere Surinamer de omroep verzorgde. In een plotselinge onderbreking in de nieuwsontvangst werd belangrijk nieuws aangekondigd. Het spoedbericht van de Associated | ||||
[pagina 203]
| ||||
Press luidde kort en bondig: LONDON, ALLIED HEADQUARTERS ANNOUNCED AIR INVASION OVER HOLLAND. De telegrafist vroeg de Surinamer in de omroepkamer dit bericht van historische betekenis onmiddellijk bekend te maken, hetgeen ook is geschied.Ga naar eind1. | ||||
Literatuur
Frank van Kanten, jurist en beëdigd vertaler Engels en Spaans, woonde van 1941 tot en met 1960 op Curaçao. Van 1941 tot en met 1945 was hij administratief medewerker op de afdeling Arbeidszaken en Aanmonstering van de KNSM aldaar. Van 1948 tot en met 1960 was hij bestuurslid (tweede secretaris) van de Algemene Surinaamse Vereniging JPF. |
|