vooral schoolkinderen die deze folie bijeenbrachten. De verzamelde folie werd naar Amerika verscheept waar het werd gerecycled ten behoeve van de aluminiumproduktie.
Waarom was het Surinaamse volk in al zijn geledingen zo gedreven om zich in allerlei vormen in te zetten voor de vrije wereld? Voor een goed begrip moeten wij teruggaan naar het jaar 1933, toen een besnorde, van rassewaan bezeten, maniak in Duitsland aan de macht kwam. In Suriname werd onmiddellijk, mede onder invloed van de pers, beseft dat deze man een gevaar voor de wereld vormde. Dit besef groeide toen de Nazi-horden Oostenrijk en Tsjechoslowakije binnenvielen en steeds meer bekend werd over de vervolging van Joden en linkse personen. Zo fel werd in de nieuwsbladen -Suriname beschikte in die tijd nog niet over dagbladengeageerd tegen het nazisme, dat de hoofdredacteur van ‘De Surinamer’, J.A. Morpurgo, tot een geldboete werd veroordeeld wegens belediging van het staatshoofd van een bevriende mogendheid. Hoe bevriend die mogendheid was, bleek in mei 1940.
Een ander incident was de stopzetting van advertenties door de firma Kersten, de grootste adverteerder in die dagen, in het nieuwsblad ‘Suriname’. De hoofdredacteur en uitgever van die krant, Johan Wijngaarde -beter bekend als Oom Jan- weigerde in te gaan op een aanbod van de Duitse honoraire-consul, tevens directeur van Kersten, om minder fel legen het Nazi-regime te ageren. Hij stelde bij die gelegenheid een beloning in het vooruitzicht. Het bleef niet bij een weigering, de man werd ook de deur gewezen.
Een andere stimulans voor de Surinamers om zich met de oorlog te bemoeien, waren de verknochtheid aan het Huis van Oranje en de verbondenheid met Nederland. Toen de Duitsers Nederland binnenvielen en koningin Wilhelmina naar Engeland moest uitwijken, nam de anti-Duitse stemming toe. Geen wonder dat prinses Juliana, naar Canada uitgeweken, vergezeld door prins Bernhard, bij een bezoek aan Suriname tijdens de oorlog, zeer enthousiast werd verwelkomd.
Samenvattend kan worden vastgesteld dat Suriname binnen de beperkte mogelijkheden waarover het land beschikte, een waardevolle bijdrage aan de geallieerde oorlogsinspanning heeft geleverd. Suriname vraagt niet om erkentelijkheid, wel om erkenning waaraan het helaas schromelijk heeft ontbroken. Tegelijkertijd moet ons Surinamers een gevoel bekruipen van voldoening en dankbaarheid dat wij in de gelegenheid zijn geweest Nederland de helpende hand te reiken.
Percy Wijngaarde, geboren op 27 augustus 1915 te Paramaribo, volgde de achtjarige MULO (Hendrikschool) en haalde in 1933 het diploma. Hij kwam in 1935 in dienst van het nieuwsblad ‘Suriname’ (later dagblad) en bleef als journalist actief tot 1 januari 1971 toen het blad ophield te bestaan. Wijngaarde werd in april 1971 benoemd tot consul-generaal met standplaats Georgetown, Guyana. Na de onafhankelijkheid van Suriname werd hij in 1976 benoemd tot ambassadeur in Caracas, Venezuela. Zijn diplomatieke loopbaan werd beëindigd in 1980 als consul-generaal in de Nederlandse Antillen. Percy Wijngaarde was van 1947-1950 lid van de Staten en maakte deel uit van de Surinaamse delegatie naar de eerste Rondetafel Conferentie tussen Nederland, Suriname en de Nederlandse Antillen in Den Haag.