[Nummer 2]
Sylvia van Horn-Gooswit
Suriname en de Tweede Wereldoorlog
Een inleiding
Het thema ‘Suriname en de Tweede Wereldoorlog’ heeft de afgelopen jaren minimale aandacht in Nederland gekregen. Het negeren door de Nederlandse overheid van de Surinaamse oorlogsbijdrage doet pijn. De Surinaamse bevolking was over het algemeen zeer Oranje-gezind en heeft dat op allerlei manieren kenbaar gemaakt. Surinamers wilden graag voor Nederland vechten. Ook in Nederland. Dat werd hun niet toegestaan. Wel mochten zij in het toenmalige Nederlands-Oost-Indië op de vuist met de Japanners.
Tijdens de Tweede Wereldoorlog is door Suriname zowel materieel, moreel, militair, humanitair als oorlogsrechtelijk, steun verleend aan Nederland. De wijze waarop, de vorm en mate waarin deze hulp geboden werd, zal door diverse auteurs uit de doeken worden gedaan. Voor Suriname zelf, als samenleving, luidde de Tweede Wereldoorlog veranderingen in die een omslag betekenden op economisch, sociaal, cultureel en politiek gebied.
Tot 1940 had Suriname een plantage-economie. Landbouwprodukten moesten geld in het laadje brengen. In de oorlog veranderde deze situatie. Amerika had Engeland de levering van materieel gegarandeerd. Om deze belofte gestand te doen, werd onder andere de bauxietwinning in Suriname opgevoerd. Tussen 1940 en 1943 leverde Suriname ongeveer 65% van de Amerikaanse behoefte aan bauxiet, de grondstof voor aluminium. Vliegtuigen hebben een cruciale rol gespeeld in de Tweede Wereldoorlog. Bauxiet, veel bauxiet was nodig. Ter bescherming van de bauxietmijnen werden tweeduizend Amerikaanse militairen in Suriname gelegerd.
Dit alles had gevolgen voor de plantagelandbouw. Door de actieve oorlogvoering in Europa gingen afzetmarkten verloren. De opgevoerde bauxietwinning in Suriname bood arbeiders geregeld werk tegen een hoger loon. Met gevolg was dat veel arbeiders naar de bauxietstadjes Moengo en Paranam en naar Paramaribo migreerden. De mijnbouw werd de kurk waarop Suriname begon te drijven.
De oorlog waarin Nederland verzeild geraakte, de opgevoerde bauxietwinning en de daaraan gekoppelde stationering van Amerikaanse soldaten in Suriname had ook op sociaal gebied haar weerslag. In totaal zijn vijfduizend Surinamers gemobiliseerd geweest, waaronder een honderdtal vrouwen.
De werkgelegenheid kreeg een extra stimulans, omdat Surinaamse arbeiders werden ingezet bij het delven van bauxiet, bij het aanleggen van de vliegvelden Zanderij en Zorg en Hoop, bij de bouw van wegen vanuit Paramaribo naar deze vliegvelden, bij de bouw van woonbarakken voor de militairen, en bij het bouwen van schuilkelders. De Amerikanen betaalden hoge lonen. De welvaart steeg, maar was echter niet voor iedereen toegankelijk.
Vóór de oorlog was Suriname vooral gericht op Europa, met name op Nederland. Door de komst van de Amerikaanse militairen maakten Surinamers kennis met de Amerikaanse cultuur van ice-cream, chewinggum, jazz en jeans. Aanvankelijk gold deze nieuwe oriëntatie vooral de beter gesitueerden. Financieel ging het Suriname voor de wind.