OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 9
(1990)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 7]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Indiaanse geografische namen in Suriname en de overige Guyana's
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. IndianenMigratiesEen van de meest recente opvattingen, die voor het gehele gebied der indiaanse migraties naar de Guyana's het meest aanvaardbaar lijkt, wordt door J.J. Janssen (1974) als volgt geschetst: De jagerstammen, die omstreeks 12.000 jaar geleden in Alaska hun trek begonnen, bereikten reeds 1000 jaar later Vuurland. De migratieroute ging naar het zuiden over de landengte van Panama en splitste zich daar in verschillende richtingen. Omstreeks 9 of 10.000 jaar geleden verschenen de eerste palaeolitische jagers in Zuid-Suriname. Hun stenen pijlpunten en andere werktuigen werden in grote getale gevonden op de Sipaliwinisavanne. Omstreeks 3000 voor Christus waren Indiaanse stammen in het centrale Amazone bekken erin geslaagd zich door middel van landbouw een bestaan te verschaffen. De periode van de grote jachtpartijen was voorbij terwijl het succes in de landbouw zo groot was, dat de stammen talrijk werden en er behoefte ontstond aan nieuwe landbouwgronden. Een steeds durende migratie langs de rivieren met de jonge alluviale afzettingen nam een aanvang. Zo trokken groepen Arowak-sprekende Indianen via de Rio | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 8]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Negro naar de Orinoco en de kusten der Caraïbische Zee. Behalve archeologische vondsten (potscherven, petroglyphen, slijpgroeven en dergelijke) is ook de studie der indiaanse talen en taalfamilies van groot belang gebleken voor de reconstructie van de gebeurtenissen in dit deel van het Zuidamerikaanse continent, sinds de uitvinding van de landbouw. Zo was het mogelijk de migratie van zo'n groep Arowakken te reconstrueren, die omstreeks 500 na Christus vanuit het westen het laagland der Guyana's binnenkwam. Tenslotte bewoonde deze groep het kustgebied van Guyana (voorheen Demerara, Essequibo en Berbice), Suriname en Frans-Guyana. Waarschijnlijk omstreeks het jaar 1100 is de invasie van Karaïben er de oorzaak van geweest, dat de Arowakken hun bloeiende landbouwtechnieken (kleiterpen, kanaaltjes, landbouwakkers, raised fields) en hun woonplaatsen moesten opgeven. De migratie c.q. veroveringstochten van de Karaïben volgden weer de grote rivieren. Langs de Orinoco kwamen zij aan de kusten der Caraïbische zee, terwijl zij via de benedenloop van de Amazone ook de kust van de Atlantische Oceaan bereikten. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Stammen, taalfamilies en aantallen IndianenDoor John Gillen (1948) wordt een uitgebreid overzicht gegeven van de stammen, stamnamen en onderverdelingen van de Arowakken en Karaïben. Paul Kirchoff beschrijft in dezelfde uitgave van het Handbook of South-American Indians de Warrau-stam. Deze stam komt in Suriname niet meer voor, wel in Guyana; in Venezuela vormt hij de grootste minderheidsgroep. Voor ons onderwerp spelen de talen der Arowakken en Karaïben een rol. De Goeje (Encyclopedie van Nederlandsch West-Indië 1914-'17: 380) geeft het volgende overzicht van de indiaanse taalfamilies in de Guyana's: ‘de Karaïbische taalfamilie (Kalienja, Ojana, Aparai, Trio, Saloema, Pianakoto), en voegt hieraan toe: ‘Als gevolg van het ontbreken van een letterschrift bezit geen dezer talen een eigen litteratuur, waardoor wij voor studie aangewezen zijn op hetgeen Europeanen met behulp hunner kennis van de taal te boek stelden of uit den mond der Indianen opteekenden.’ Deze opmerking geldt, zoals in het vervolg van dit artikel zal blijken, in het bijzonder met de betrekking tot de indiaanse geografische naamgeving. Daarbij zijn - onder andere vanwege de transcriptie volgens Nederlandse spellingsgewoonten - nogal wat steken gevallen. Had de toegepaste transscriptie, met allerlei misspellingen en inconsequenties, ons geen parten gespeeld, dan hadden de oorspronkelijke geografische namen ons meer over de geschiedenis der Indianen kunnen vertellen. Groot is ook de onzekerheid omtrent de aantallen Indianen in de Guyana's op enig tijdstip in de geschiedenis. Nog in deze | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 9]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
eeuw verzuchtte de Gouverneur-Generaal van Suriname Van Panhuys (1921-'22: 95): ‘In Suriname zegt het Bestuur: “Wij hebben zoveel inwoners”, maar daar zijn de Bosnegers en Indianen niet bijgerekend.’ Tot dan toe vonden er slechts schattingen plaats, waarbij veelal gebruik gemaakt werd van gegevens van missie en zending. Het is daarom niet wel doenlijk een aannemelijke opgave te doen van het aantal Indianen in Suriname ten tijde van de komst der Europeanen in onze regio. Hoewel het hem ongelooflijk voorkwam, vermeldt Abbenhuis (1943: 93) hetgeen de Engelse geograaf Majoor Scott in 1668 hieromtrent doorgaf (en wat door De Goeje werd onderschreven); het getal der indiaanse bevolking in Suriname ten tijde van de ontdekkingen wordt hierin op 100.000 zielen gesteld. Scott schrijft: ‘De grootste stammen van Indianen in Guyana zijn de Karaïben. Zij wonen aan de Oyapok, op het eiland Mecaunia nabij Cayenne en aan de Aprouaque met 11.000 families. Aan de Marowijne met ruim 800 families. Daar wonen ook evenals aan de Sinnamary in Gayene (Frans-Guyana, J.W.) 1400 paracutto-Indianen (waarschijnlijk bedoeld: Paragoto-indianen, J.W.). Aan de Suriname, Commewijne, Saramacca, Coppename en Corantijn wonen ruim 5000 Karaïben-families. Ten westen van de Corantijn tot WinaGa naar eind1. wonen ruim 8.000 Arawakken-families. Verder wonen daar 400 Warrau-families, in kleine dorpen aan de zee, terwijl er aan de Orinocomonding nog 5000 families van Warauws wonen.’ Deze getallen zijn natuurlijk niet nauwkeurig, maar geven toch een indicatie dat er vroeger in de kustvlakten veel Indianen woonden. Hoe het ook zij, ten aanzien van Suriname weten wij uit diverse reisverslagen en journalen uit de eerste helft van de zeventiende eeuw, zoals die van R. Harcourt (1609), Jesse de Forest (1625) en David Pietersz de Vries (1634), dat er in het gebied van de Marowijnerivier Indianen waren. Kaarten uit de tweede helft van de zeventiende eeuw geven Indiaanse dorpen langs de Cottica aan, terwijl de dagboeken van de Moravische zendelingen vanaf 1735 de aanwezigheid van Indianen aan de Para-, Coppename-, Saramacca-, Nickerie-, Maratakka en Corantijnrivier vermelden. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Onjuiste naam voor mensensoortAlbert Helman (1982: 27) formuleert het kort en bondig, waar hij stelt dat men nog altijd, bijna vijf eeuwen na de ‘ontdekking’ van Amerika, zonder enig onderscheid te maken van ‘Indianen’ spreekt en de onbekende mensensoort van toen blijft aanduiden met de meest foutieve naam die te bedenken valt. Zij werden namelijk gezien als ‘primitieve’ inwoners van het Indië, waarnaar zo naarstig vanuit het oosten werd gezocht. Ook wij zullen nog lang moeten blijven spreken van ‘Indianen’ en zodoende een groot aantal zeer van elkaar verschillende volken op één hoop gooien. De namen waarmee zij zichzelf aanduidden, werden door de blanken, die ze wereldkundig maakten, gewoonlijk misverstaan en door elkaar gehaald, | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 10]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
waardoor veel verwarring ontstond. Nog moeilijker wordt het, als men bemerkt dat de namen van de voornaamste groepen in Suriname niet oorspronkelijk of eigen zijn. De Karaïben zijn door een Fransman aldus genoemd (Abbenhuis 1943: 83). Zelf noemen zij zich Kaliña, hetgeen ‘mens’ betekent. Volgens De Goeje (1914-'17: 101) bestaan de volgende synoniemen voor Karaïb: Carinya, Kalina, Galibis, Carribees, Caribes, Cariben en Caribisi. De Arowakken hebben deze naam van de Karaïben gekregen (Abbenhuis 1943: 83). Zelf noemen zij zich in Suriname Lokono, dat is: ‘mens’. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Ouderdom en authenticiteit der opgetekende geografische namenArcheologie en radio-carbon-meting (het C-14-onderzoek) hebben ons een beeld verschaft van de migratie, de leefgewoonten en de aardewerkcultuurfase der oorspronkelijke bewoners lang voordat de Europeanen naar de Guyana's kwamen. Over de verdere geschiedenis van de autochtone bevolking tasten wij in het duister tot het tijdstip der ‘ontdekking’ van Amerika. Ook lang vóór de Europeanen de ‘wilde kust’ beschreven, hadden zeker de grotere rivieren een eigen naam, doch deze namen leerden wij pas kennen nadat zij in reisverslagen en op kaarten verschenen, getranscribeerd naar hoofdzakelijk de Nederlandse schrijfwijze. De eerste beschrijving van de rivieren tussen de Orinoco en de Amazone is van de Engelse zeeman Captain Lawrence Keymis, stuurman onder Walter Raleigh tussen 1594 en 1596, in zijn reisverslag getiteld ‘A Relation of the Second Voyage to Guianan Performed and Written in the year 1596’. Van de rivieren van Suriname noemt hij Marowini, Shurinama, Cupanamma en Curitini. De eerste bekende Nederlandse kaart waarop de riviermondingen der Guayna's zijn aangegeven, is die van J. Hondius, Nieuwe Caerte van het wonderbaer ende goudtrijke landt Guiana (1599), vervaardigd naar de bevindingen van de bovengenoemde Lawrence Keymis. De hierop herkenbare Surinaamse riviernamen zijn: Cuarawini, Comojowini, Saranano, Saramo, Copanamo, Mickhery (Nickerie) en Coreteny. Gaandeweg verschijnen meer reisbeschrijvingen en kaarten van expedities en kolonisatoren en neemt ook het aantal opgetekende geografische namen toe. Met de Engelse kolonisatie verschenen de eerste herkenbare plaatsnamen in Suriname (anonieme kaart uit 1667 in de Blathwayt atlas), terwijl vanaf 1671 (de eerste gedrukte kaart van de hand van Willem Mogge) een serie Nederlandse kaarten verscheen met steeds meer Indiaanse choroniemen. In volgorde van tijd zijn dit de kaarten van respectievelijk A. de Lavaux (1737 en 1770), I. Moseberg (1801), J.F.A. Cateau van Rosevelt en J.F.A.E. van Lansberge (1882), L.A. Bakhuis en W. de Quant (1930) (zie Koeman 1973). De kaarten van Lavaux en Moseberg hebben betrekking op Noord-Suriname; Van Rosevelt en Van Lansberge nemen grote delen der boven- | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 11]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
rivieren op, terwijl Bakhuis en De Quant alle voorgaande opmetingen alsmede de resultaten van de wetenschapppelijke expedities van 1900 tot 1911 in kaart brachten. Naarmate de onderzoekers het binnenland der Guyana's verder exploreerden, verschenen er meer geografische namen, ook van de zogenaamde bovenlandse Indianen, op de kaarten. Vergelijking van opeenvolgende kaarten geeft vaak aanleiding tot twijfelen aan de authenticiteit van geografische namen, een en ander vanwege het transcriptieprobleem, misspellingen of onnauwkeurigheid der kartografen. In het kielzog van deze twijfel verschijnt het etymologische probleem, waaraan zeer terecht slechts weinigen zich wagen. Slechts wanneer er zekerheid bestaat ten aanzien van de korrekte spelling van een geografische naam, kan getracht worden de eventuele betekenis of geschiedenis van die naam te achterhalen, vooropgesteld dat men voldoende bekend is met de gebezigde indiaanse talenGa naar eind2.. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. HydroniemenDe eerste Europese zeelieden die de Wilde Kust bezochten, waren Spanjaarden. Als kartografische documentatie van deze expedities van goudzoekers is bekend de oudste manuscriptkaart van rond 1560, die de kuststreek tussen Orinoco en de Amazone in beeld brengt, vergezeld van instructieve verhalen (zie de bijdrage van Schilder in Koeman 1973). In deze kaart staat over de hele kust van de Guyana's vermeld: ‘Aruaca's’ en daarachter: ‘Caribes’. Op de eerder genoemde kaart van Hondius van 1599, naar de bevindingen van Sir Walter Raleigh en zijn stuurman Lawrence Keymis, treffen wij een overeenkomstig beeld van de bevolking aan. Tussen de ‘Orenoque’ en ‘Esekebe’ of ‘Devonna’ staat: ‘Arwackas’ met de aantekening: ‘dese sijn vrienden van de Spangjaerden’. Meer naar het binnenland zijn er ‘Canibales’ (Caraïben). Langs de Esekebe (Essequibo) ‘Arwachen’ en ‘Jaos’; aan weersijden van de Corantijn wederom Arawaccas tot aan de ‘Cumarawini’ (Marowijne) rivier. Tussen de Marowijne en Cauroara ‘Arwacca's, ‘Iaos’, ‘Charibes’ en ‘Paracuttas’, vervolgens langs de kust tot de ‘Wiapago Rivier’ (Oyapock) ‘Arwaccas en ‘Piroas’ en tenslotte ten oosten van de Oyapock ‘Charibes’. In 1613 verscheen het reisverslag van Robert Harcourt, A Relation of a Voyage to Guyana, waarin een tabel met de namen van de rivieren die tussen de Amazone en ‘Dessequebo’ in zee uitkomen en van de verschillende volken, die langs de rivier wonen. Voor Suriname ziet de tabel er als volgt uit:
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 12]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Vergelijkt men de beide kaarten (van 1560 en 1599) en de tabel van Harcourt met de kaart van Pierre du Val, La Guiane, uit 1654, dan blijken er rond het begin van de zeventiende eeuw belangrijke migraties te hebben plaatsgevonden, waarbij de Karaïben de Arowakken verdreven schijnen te hebben. Tussen de ‘Orenoque’ en ‘d'Essekebe’ zijn er nog steeds Arowakken, tussen deze rivier en de Marowijne uitsluitend ‘Caribes’ en ten oosten van de Marowijne ‘Paragotes’ tot aan de Kourourivier, waarlangs ook Arowakken wonen. Bij dit woongebied staat de aantekening: ‘Les sauvages de ces quartiers changent souvent de demeure’. Het is daarom vrijwel zeker dat de namen der grote rivieren langs de kust van Guyana van Arowakse oorsprong zijn. Ook Focke (1854: 42) is die mening toegedaan, waar hij stelt dat de uitgangen wini, nama, ibo, ika en oeroe Arowaks zijn. Ahlbrinck (1931), sprekende over hydronymisache suffixen, merkt op dat de Karaïb de uitgang ini of wini niet kent en voor ‘water, rivier’ oni of uni gebruikt. Van Arowakse oorsprong zouden dan, blijkens de zestiende- en zeventiende-eeuwse kaarten, de volgende hydroniemen langs de Surinaamse kust zijn: Coreteny of Curetine (Corantijn) Tussen de Orinoco en de Corantijn werden in die tijd de volgende Arowakse hydroniemen langs de kust aangegeven welke in onbruik zijn geraakt, althans niet meer herkenbaar zijn in huidige namen: Cojony, Macawini, Rucabowini, Cojawiny en Maworony. Langs dit traject zijn thans de volgende hydroniemen van Arowakse oorsprong te vinden: Wa-ini, Akawinni, Ituribisi en Mahaicony. Ten oosten van de Marowijne langs de tegenwoordige Frans-Guyanese kust, vinden wij op de kaart van Hondius (1599) slechts één Arowakse hydroniem: Comenama (Counamama). Op de kaart van N. Sanson, Part of the map of Guyana (1656) is er een zijtak van de Marowijne dichtbij de kust toegevoegd: Cussewini. Langs de Frans-Guyanese kust zijn op deze kaart wel Indiaanse | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 13]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
hydroniemen aangegeven, maar deze zijn van Karaïbische oorsprong, te weten vanaf de Marowijne: Maroni (Marowijne), Organabo, Iracoubo, Karouiabo (de laatste hebben betrtekking op kleinere waterlopen). De latere Indiaanse hydroniemen (die vanaf de achttiende eeuw op de kaarten verschijnen) worden op een aantal uitzonderingen na geacht aan de Karaïbische taalgroep te zijn ontleend. Tot de uitzonderingen (alle Arowaks) kunnen worden gerekend: (in Suriname) Sipaliwini, Gonini, Cottica, Perica, Matapika, Casewinika, Peninika; (in Frans Guyana) Siparouini, Inini, Marowini, Sikini; (in Guyana) Kuyuwini, Imataka; (in Brazilië) Unini, Pan-ini en Cafuini. De meeste kleinere waterlopen, riviertjes (kreken) en zijtakken of bronrivieren der grote stromen, hebben de uitgangen oni of uni, hetgeen ‘water’ betekent in het Karaïbisch. Ook het plaatsbepalend suffix bo is afkomstig uit die taalgroep; het wordt zowel voor waterlopen, plaatsnamen als voor terreinreliëf gebruikt. Hieronder volgen enkele voorbeelden van Karaïbische hydroniemen op uni, oni en bo.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 14]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Nog een aantal andere waterlopen in Suriname die van indiaanse origine zijn doch een ander achtervoegsel hebben, verdienen vermelding:
Ook in Guyana komen dergelijke hydroniemen voor, bijvoorbeeld Anabisi River, Waiamu River. Voorbeelden uit Venezuela zijn: Rio Paraqua, Rio Apure. Nog een groep hydroniemen in Suriname van indiaanse oorsprong kan vermeld worden, die welke betrekking heeft op riviereilandjes, rotsen, stroomversnellingen (sula) en watervallen:
In het Wajana- en Trio-gebied (respectievelijk de Lawarivier en de Palomeu) werden de volgende sula geregistreerdGa naar eind7.:
Op de Carte de la Guyane 1: 500.000 van het Institut Géographique National treffen we nog de volgende indiaanse sula-namen aan in de Litani: Conotopat icholi, Malipapane icholi, Paloulou icholi, Icholi Hapo pata, Icholi Pakira eméni, Icholi Wataou Tiliti, Yalou pata pteu, Goupi pata pteu, Loeitoeloe (toeloe: ‘sula’), Awaratoeloe, Pakatatoeloe. Van deze categorie kunnen in Guyana onder andere de volgende genoemd worden; Kanaimafall en Maipuri Island (vergelijk met Maipuri-tabiki hierboven). In Frans Guyana: Saut Nacibo, Saut Taparoubo (beide inde Sinamary) en ook een Saut Maipuri in de Manarivier. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 15]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. OroniemenDe Indiaan heeft altijd de savanne of een rivierdal opgezocht als woonplaats. Het is dus niet verwonderlijk dat hij er weinig belang in stelde heuvels en bergen als oriënteringspunten van een naam te voorzien. Vandaar dat er relatief weinig indiaanse oroniemen te vermelden zijn. De Goeje (1908: 1122) merkt hierover op: ‘De Indianen geven trouwens alleen aan enkele hoge toppen een naam; een gebergte is voor hen eenvoudig “bergen” of “veel bergen”.’ Ook is er geen specifiek woord, voor- of achtervoegsel om dergelijke entiteiten aan te geven; wel komen onder andere de suffixen -(i)ka en -bo in een aantal indiaanse oroniemen voor. Enkele voorbeelden uit de regio Venezuela/Guyana zijn: Imataka mountains, Haiamtepu mountains, Roraima en Pakaraima mountains (pakara = ‘rieten doos’, ima = ‘groot’ in het Karaïbs; de naam heeft volgens De Goeje (1909: 291) te maken met de eigenaardige vorm van het gebergte). In Frans-Guyana treffen we aan: Organabo, Paraicabo en Montabo. In Suriname zijn bekend:
Knopaiamoi: aan de Noordzijde van de Litani met uitzicht op het Tumuk-Humak-gebergte.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. ToponiemenIndiaanse toponiemen in SurinameTerwijl de namen van de grote waterlopen in Suriname en nabuurlanden over het algemeen van Arowakse oorsprong zijn, danken de oudere plaatsnamen in de kustvlakte van de Guyana's hun ontstaan aan de Karaïben. Dit blijkt onder meer uit het Karaïbisch achtervoergsel -(i)bo, dat in vele toponiemen voorkomt. Naast dit suffix -bo zijn ook de achtervoegsels -mbo en -(i)ka kenmerkend voor Karaïbische namenGa naar eind10.. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Oudste vermeldingenDe ons bekende kaarten uit de eerste helft van de zeventiende eeuw bevatten | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 16]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
geen toponiemen. De oudste op schrift gestelde plaatsnamen in Suriname treffen we aan in A relation of the habitations and observations of the River of Marvin and the adioyning Regions (Purchas his Pilgrimes, London 1625). Dit verslag handelt over de tocht die zekere Anton Fisher in gezelschap van twee blanken en negentien indianen in 1609-'10 ondernam naar de Boven-Marowijne. De toponiemen die hij, naast vele namen voor zijtakken van de Marowijne, opgaf zijn: Tauouramune en Moreshego. Het toponiem Parmurbo (Paramaribo) aan de ‘Surrenant’ (Suriname) verschijnt voor het eerst in het protocol van de notaris Frederick van Banchem d.d. 31 januari 1617 (Schilder 1973, noot 48). Op de eerste kaart van Suriname, de manuscriptkaart uit 1667, voorkomende in de William Blathwayt-atlas, treft men naast Paramaribo nog een tiental plaatsnamen, waarvan de meeste reeds van de kaart verdwenen zijn. Enkele voorbeelden: Weshimbo, TooraricaGa naar eind11., Wiampibo, Mawaribo en Indians Yambo. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
PlantagenamenTot het begin van de achttiende eeuw hadden de plantages in Suriname geen eigennaam en werden aangeduid met de naam van de eigenaar (Wekker 1989: 41). Uit een plakaat, uitgegeven te Paramaribo in 1706 (West-Indisch Plakaatboek dl I), blijkt dat bij het keuren van suiker de keurders ‘de namen der plantages en derselve eigenaars’ dienden te vermelden. De plantagenamen die in die tijd tot stand kwamen, zijn met name in de eerste kaart van Alexander de Lavaux (1737) terug te vinden alsmede in diverse notariële akten. De kaart van Lavaux omvat de zogenaamde oude kolonie, dat wil zeggen het gebied tussen de Marowijnerivier tot aan de Saramaccarivier, vanaf de Atlantische oceaan tot de parallel 5o10'N. Men treft er talloze indiaanse namen op aan. Het gebruik van -bo- en -ka-toponiemen als plantagenamen schijnt zich tot de eerste helft van de achttiende eeuw beperkt te hebben. Bij de aanleg van nieuwe plantages langs de Beneden-Commewijne en affluenten (na de ingebruikname van het fort Nieuw-Amsterdam in 1749) kregen deze gronden Europese namen. Dit geldt ook voor de plantages langs de Beneden-Suriname vanaf de Para tot aan zee. Ook aan de Cottica zijn dan de -bo-toponiemen verdwenen. Indiaanse toponiemen treft men later ook niet aan voor de plantages en nederzettingen die na 1790 in Saramacca, Coronie en Nickerie werden aangelegd.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 17]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fragment van de kaart van Ottens uit 1688. Veel plantages worden met de namen van de eigenaars aangeduid.
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 18]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Fragment van de kaart van Alexander de Lavaux van 1737. Veel plantages hebben indiaanse namen (Palmeneribo, Pomibo, Copinawabo, Topibo, Osembo, Onoribo, Acaribo enz.).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 19]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Met uitzondering van een enkele hebben deze plantagenamen geen enkele functie meer, anders dan een historische. Zij kunnen zelfs niet dienen als oriëntatiepunt langs de rivieren, omdat het oerwoud elk teken van bewoning heeft weggewist. Het fenomeen van -bo-toponiemen voor plantages vindt men niet terug in de buurlanden. Daar werden uitsluitend Europese namen gebezigd. Wel zijn er indiaanse namen gegeven aan nederzettingen en bestuursposten. In Frans-Guyana: Organabo, Iracoubo en Pariacubo; in Guyana: Koriabo (vooral bekend bij archeologen), Amotopo, Arakaka, Bartika, Orealla, Epira, Apoteri, Kwaimata, Pirara en Anai; in Venezuela: Cumarebo, Guayabo, Maracaibo, Sinamaica, Guanani en Guayana. | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De naamgeving van indiaanse dorpen en nederzettingen in SurinameEr dient duidelijk onderscheid gemaakt te worden tussen de Benedenlandse Indianen (Karaïben en Arowakken) en de Bovenlandse Indianen (Trio en Wajana). De eerste groep heeft permanente woonplaatsen, waarvan sommmige reeds 200 jaar en ouder zijn, bijvoorbeeld Albina (Karaïben) en Apura (Arowakken). De Bovenlandse Indianen verlieten hun woonplaatsen, zodra het dorpshoofd was gestorven en om diverse andere redenen. Een | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 20]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
vergelijking van de namen der Trio- en Wajana-dorpen die zijn verzameld tijdens wetenschappelijke expedities, toont dit overtuigend aan. Geen van de toponiemen die in 1905 tijdens de Tapanahoni-expeditie werden opgetekend (vermeld op de kaart van F. Spirlet uit 1913), blijkt in 1940-'41 nog te bestaan (Schmidt 1942).Ga naar eind12. Door toedoen van kerkgenootschappen als Surinam Interior Fellowship en Missionary Aviation Fellowship, die vanaf 1960 in Suriname opereren, is hierin veandering gekomen. De Trio's en Ojana's verblijven thans in vier wooncentra.Ga naar eind13. Sommige Karaïbse en Arowakse dorpen hebben authentieke indiaanse namen, zoals Mata, Poika, Washabo; andere dorpen heten naar de hoofdman, zoals Christiaankondre, Corneliskondre en er zijn er ook die uit een Sranantongo omschrijving bestaan, zoals Bigiston, Weti Santi, Rediston. De Trio en Wajana hadden het gebruik hun dorpen van twee namen te voorzien, een echte dorpsnaam en als pars pro toto de naam van de hoofdman. Deze laatste naam werd in het dagelijks gebruik gebezigd (Schmidt 1942: 50).
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 23]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Geraadpleegde kaarten der Guyana's
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Literatuur
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 24]
| ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
|
|