OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 5
(1986)– [tijdschrift] OSO– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 129]
| |
De reactie van de stadscreolen op het christendom
| |
Kerkelijke verscheidenheid en sociale verschillenGeneraliserend zou je kunnen zeggen dat de christenen in Suriname creolen zijn. Er zijn weliswaar Chinese, Hindostaanse en Javaanse christenen, maar op het totaal vormen zij een kleine minderheid. De overgrote meerderheid is creools. Het christendom is in Suriname met name vertegenwoordigd door twee grote volkskerken, de Evangelische Broedergemeente (de Hernhutters) en de Rooms-Katholieke Kerk. Daarnaast zijn er twee kleine kerken, de Hervormde Kerk en de Lutherse Kerk, en een aantal zeer actieve fundamentalistische gemeenten, behorend tot de charismatische stroming. Er is ook een Gereformeerde Kerk, maar die kan hier buiten beschouwing blijven aangezien die helemaal blank is. Elke kerk vertegenwoordigt een bepaalde sociale laag in de samenleving. Dat is jammer maar de realiteit is nu eenmaal niet anders. Men kan zeggen dat de Evangelische Broedergemeente (E.B.G.) een echte volkskerk is. Wasvrouwen, straatveegsters, marktvrouwen, ambtenaren (van hoog tot laag), onderwijzers - in negen van de tien gevallen zijn zij, voorzover zij creools zijn, lid van de E.B.G. In de Hervormde en de Lutherse Kerk vindt men over het algemeen de wat beter gesitueerden. Als je geld hebt en een wat hogere maatschappelijke positie ben je bij voorkeur Hervormd of Luthers. | |
[pagina 130]
| |
Historische achtergrondenDeze verschillen hangen natuurlijk samen met de geschiedenis van deze kerken. De Hernhutters richtten vanaf hun aankomst in de achttiende eeuw al hun aandacht op de plantageslaven, en het is dan ook geen wonder dat vooral donker-gekleurde creolen in deze gemeente te vinden zijn. En zoals zo vaak, ook elders in het Caraïbisch gebied, betekent hoe zwarter hoe armer, of hoe armer hoe zwarter. De Hervormde en Lutherse kerken bemoeiden zich van oudsher uitsluitend met de Europese planters. Planters vonden de aandacht van de Hernhutters voor de slaven tijdverspilling: dat hield ze maar van het werk af. En omdat de planters het tijdverspilling vonden, vonden de dominees van die planters dat ook en zo bleven de kerken blank. Helaas (voor die kerken) liep aan het eind van de negentiende eeuw de plantage-economie terug. Plantages werden opgeheven, planters keerden terug naar Europa en de kerken liepen leeg. Maar al spoedig werd daar iets op gevonden: de vrijgelaten slaven die kleine middenstanders in de stad waren geworden, mochten voortaan ook belijdenis komen doen in de Hervormde of Lutherse Kerk. Voorwaarde was wel dat ze Nederlands kenden. Terwijl de Hernhutter zendelingen zich toelegden op het ‘Neger-engels’ (het tegenwoordige Sranan Tongo), mocht er bij de Hervormden en Luthersen alleen Nederlands worden gesproken. Het is dan ook niet verwonderlijk dat deze kleinere kerken vooral door de lichter-gekleurden, waaronder ook talloze geassimileerde joden, werden -en in feite nog steeds worden- bevolkt. De Rooms-Katholieke Kerk laat, als echte volkskerk, eigenlijk dezelfde sociale laag zien als de Broedergemeente. Alleen hebben de creolen zich daar veel meer dan bij de E.B.G. gemengd met Chinezen, Hindostanen, Indianen en zelfs met Libanezen. | |
E.B.G. en winti-cultuurIk wil het in het bijzonder hebben over de creolen in de stad, de afstammelingen van de gemanumitteerden van eind vorige eeuw. In alle fasen van de geschiedenis kwam het christendom daar met zijn zending terecht op de bodem van een zeer rijke winti-cultuur. Ik spreek liever van ‘winti-cultuur’ dan van ‘winti-geloof’ of ‘winti-godsdienst’ omdat winti het hele leven omvat, het hele dagelijkse leven van opstaan, eten en werken, van jarig zijn, een nieuw huis bouwen, geboorte, dood en begrafenis, van vreugde en angst. Het is zowel een gevoel als een manier van leven, en dat is de reden dat ik de voorkeur geef aan de term ‘winti-cultuur’. Wat je op dit moment in Suriname binnen de kerken merkt van de winti-cultuur, verschilt net zo veel als de kerken van elkaar verschillen. En hoe divers die zijn, zowel gezien hun historische achtergrond als in hun sociale samenstelling, blijkt wel uit de korte kenschets die ik hierboven gaf. Bij de E.B.G. ligt het anders dan bij de Hervormde of Lutherse Kerk. En binnen de Rooms-Katholieke Kerk is het bijvoorbeeld weer anders dan bij de fundamentalistische gemeenten. Weinig dingen zijn zo Surinaams als de E.B.G. -je zou haast kunnen zeggen dat wie de E.B.G. niet kent, Suriname niet kent- en daarom zal ik met dit kerkgenootschap beginnen. Tot voor kort was binnen deze kerk de winti-cultuur volstrekt taboe. Het was zelfs zo taboe dat het alleen omschreven werd; zoals wij voor die griezelige ziekte kanker ook liever ‘K’ zeggen of ‘de gevreesde ziekte’. ‘Broeder X is niet te vertrouwen’ werd dan gezegd, of ‘zuster Y doet rare dingen’, en als het hoge woord er dan uit moest dan deed broeder X of zuster Y aan afkodrey, aan afgodendienst. Historisch gezien heeft dit iets vreemds. De eerste Hernhutter | |
[pagina 131]
| |
zendelingen wisten in het geheel niet wat de slaven op religieus gebied bezighield, maar ze hadden wel van de stichter van de Broedergemeente, de graaf Von Zinzendorf, raadgevingen en aanwijzingen meegekregen die voor onze oren heel modern aandoen. Als je ergens zending wilde bedrijven, zo hield hij hun voor, dan moest je eerst het vertrouwen zien te winnen van degenen over of voor wie je zending bedreef. Om dit te bereiken moest je je inleven in hun cultuur en in hun manier van leven, en je moest hun taal leren spreken. Vooral wat dat laatste betreft hebben de Hernhutters een echte stimulans gevormd voor de creoolse cultuur, en daarmee ook voor de Surinaamse cultuur in het algemeen. Onbedoeld weliswaar, maar het is toch maar zo. Dit neemt niet weg dat de Duitse zendelingen het hele Afrikaanse pantheon dat ze in Suriname aantroffen maar een duivelse zaak vonden en dat ze wat ze de afgodsbeelden noemden dan ook bij honderden in de rivier hebben gegooid. Maar houten beelden kun je gemakkelijk de rivier ingooien; met de beelden die de mensen in hun hoofd en in hun hart hadden ging dat niet zo gemakkelijk. En zo gingen de yorka's, de bakru's en de liba's ‘ondergronds’. Ze waren er wel, maar je had het er niet meer over, tenminste niet als er een dominee in de buurt was. | |
Blanke bronnenHoe de stadsnegers daarop reageerden is niet goed na te gaan, want één van de moeilijkheden in het onderzoek hiernaar is dat men bijna geheel is aangewezen op blanke bronnen. De zendeling Kersten, de grondlegger van het gelijknamige warenhuis, schrijft alleen dat de kerk in de Steenbakkerijstraat stampvol zat. Er waren echter onder anderen veel blanken die wel eens wilden meemaken hoe een Duitser een preek hield in ‘dat brabbeltaaltje’ van de negers. Alleen in verslagen en brieven van Duitse zendelingen vindt men iets over de creolen. Zij echter beschrijven de reactie van de creolen niet als verschijnsel, niet omdat het wetenschappelijk interessant zou zijn, maar uitsluitend met het doel anderen te bekeren. Het meeste dat men in blanke bronnen vindt, druipt dan ook van paternalisme. Aphra Behn, een Engelse schrijfster uit de zeventiende eeuw die mogelijk zelf korte tijd in Suriname woonde, heeft een verhaal geschreven, Oroonoko geheten, waarin de hoofdpersoon een tot slaaf gemaakte Afrikaanse prins is. Zij laat haar hoofdpersoon prachtige dingen zeggen. De kapitein van het slavenschip dat Oroonoko naar Suriname brengt, is een christen. Als Oroonoko op een bepaald moment tegen de kapitein zegt dat hij hem op zijn woord kan vertrouwen, geeft deze hem ten antwoord dat hij geen enkele reden heeft om iemand te vertrouwen die mets van de christelijke God weet. Oroonoko reageert dan met te zeggen dat het hem erg spijt te vernemen dat de kapitein voorgeeft Goden te kennen en te vereren die hem geen betere beginselen hebben bijgebracht dan te weigeren hetzelfde vertrouwen te betonen dat men van een ander vraagt. Met andere woorden, die God van jou leert je alleen maar anderen te wantrouwen. Helaas moet echter gezegd worden dat deze slaat Oroonoko dermate Europese trekken vertoont, dat deze opmerking eerder aan mevrouw Behn dan aan Oroonoko toegeschreven moet worden. | |
Bakadyari en foroysiOm naar het heden terug te keren: taboe is de winti-cultuur nog steeds, maar toch is er de laatste jaren een openlijke discussie binnen de E.B.G. gaande over de verhouding tussen kerk en winti-cultuur. Deze discussie vindt vooral plaats onder predikanten en de wat ontwikkelder gemeentele- | |
[pagina 132]
| |
den. Hoe het gemiddelde gemeentelid over dit soort zaken denkt, is wegens de taboe-sfeer die er om heen hangt niet gemakkelijk te achterhalen. Genoemde Johan Jones spreekt in dit verband van de bakadyari, het achtererf, en de foroysi, de voorzaal (voorkamer). Het dagelijkse leven speelt zich af op je bakadyari. Daar zijn ook de geesten van de winti-cultuur, daar spreek je Sranan Tongo, kortom daar voel je je volledig op je gemak. In je foroysi komt de dominee op bezoek, daar spreek je Nederlands, daar draag je nette kleren, daar is het terrein van de kerk en het wat officiëlere leven. Niet dat je je daar niet op je gemak voelt, maar het is toch wezenlijk iets anders dan de bakadyari. Ik ben zelf tot de conclusie gekomen dat er voor de gemiddelde creoolse christen tussen deze twee werelden -die van de bakadyari en die van de foroysi - geen wezenlijke tegenspraak bestaat. Er is wel een groot verschil, maar geen tegenspraak. Waarom zou de God van de Bijbel in tegenspraak zijn met de machten van de winti-cultuur? Op de winti-prey wordt tenslotte ook het Onze Vader gebeden en worden E.B.G.-liederen gezongen. Het christendom, of zo men wil het evangelie, wordt door de creolen in de Broedergemeente ook bijna magisch verstaan: de dominee komt bij hoogtepunten in het leven, bij geboorte, doop, belijdenis, dood en begrafenis zijn of haar zegen brengen en dat kan nooit kwaad, dat versterkt alleen maar de goede invloeden die van andere kanten ingeroepen worden. Wel weet je als gemiddelde kerkganger dat je niet hardop mag praten over de dingen die met winti te maken hebben. Voor de officiële kerk is het en blijft het afkodrey en een reden om je het avondmaal te weigeren. De zwarte predikanten in de E.B.G. die zich van deze dingen bewust zijn, zitten in een heel moeilijke positie. Zij weten wat er gaande is maar kunnen moeilijk, als ze dat al willen, van hun interesse blijk geven. Zij kunnen bijvoorbeeld niet uit belangstelling naar een winti-prey gaan: ze zouden zich daarmee compromitteren en in de volksmond heet het dan dat deze man stiekem ook al aan afkodrey doet. Voor Nederlandse predikanten ligt dat anders; die staan er buiten en kunnen zich niet compromitteren. | |
Invloed van de winti-cultuurOndanks deze hele taboe-achtige sfeer die er binnen de Broedergemeente om de winti-cultuur heen hangt, is er een heel sterke invloed van deze cultuur op het kerkelijke gebeuren. De aytidey, de achtste dag na de begrafenis van een dode, is een belangrijk moment voor de overlevenden. De dode schuift dan als het ware een fase op, en op die dag wordt er bijvoorbeeld gegeten wat de dode graag at.Ga naar eind1. De kerk heeft dit gebruik gekerstend en er een rouwdienst in de eerstvolgende zaterdagavonddienst van gemaakt. De E.B.G. houdt iedere zaterdagavond zangdiensten (die twee keer zo goed bezocht worden als de zondagochtenddiensten) en daar wordt de dode op gepaste en aangepaste wijze herdacht. Hetzelfde wordt ook nog wel eens gedaan op de brokodey, precies een jaar na het overlijden, hetgeen stamt van een Afrikaans godsdienstig gebruik. Als predikant word je regelmatig gevraagd om pasgebouwde of nieuwbetrokken huizen in te zegenen. Gods zegen wordt dan voor het huis gevraagd, maar het is duidelijk de bedoeling dat er en passant ook nog wat verkeerde geesten verjaagd worden. Dit hoeft de dominee zelf niet te weten, maar zijn of haar aanwezigheid heeft al het gewenste effect. De gebruiken en rituelen rondom dood en begrafenis zijn een verhaal apart en voer voor cultureel-anthropologen. Zo heb ik, om één voorbeeld te noemen, de dragers van de Hernhutter begraafplaats altijd de kist op hun schouders zien schudden en zwaaien, terwijl ze ondertussen een soort dansende | |
[pagina 133]
| |
schaatspassen maken - beter kan ik het niet uitdrukken. Als je er naar vraagt weet niemand precies waarom ze dat doen, maar ik neem aan dat de ziel van de overledene daardoor in verwarring gebracht moet worden: het moet hem goed duidelijk zijn dat er geen weg terug (naar het lichaam) meer is.Ga naar eind2. Daarbij komt dat alles wat er bij een begrafenis gebeurt een bijzondere betekenis heeft. Van een vrouw die vermoord was werd bij het zakken van de kist per ongeluk het deksel weer opengestoten door één van de dragers. Ik zeg nu wel ‘per ongeluk’, maar voor het gevoel van de omstanders was dit in het geheel niet het geval: de ziel wilde weer terug, hij had geen rust kunnen vinden buiten het lichaam. Een heel belangrijke invloed op het kerkelijk leven gaat uit van allerlei kleine en grotere verenigmgetjes en clubjes (gebedsverenigingen, vrouwenclubs e.d.), die vaak ook binnen de kerk opereren en allemaal hun eigen rituelen en geheimen hebben. Het samen bewaren van geheimen heeft een heel sterke groepsvorming tot gevolg. Het is ook niet voor niets dat naast de christelijke kerken de loges en courts van de vrijmetselaars een zeer bloeiend bestaan hebben en het is volstrekt normaal om zowel kerkeraadslid van de Grote Stadskerk als secretaris van een loge te zijn. De werkelijke betekenis hiervan is moeilijk in te schatten. Dat is op zich ook niet zo verwonderlijk, want deze groepen zijn erg gesloten zodat je er als buitenstaander niet gemakkelijk binnenkomt. Ooit heb ik gevraagd eens bij een bijeenkomst van lijkbewassers te mogen zijn, maar ik geloof dat dat een erg vrijpostig verzoek was. | |
Situatie in de andere kerkenDe verhouding tussen de kerk en de winti-cultuur binnen de Broedergemeente komt in veel opzichten overeen met die binnen andere kerken. Wat in het algemeen taboe is, is de winti in engere zin, met de bijbehorende wijzen van beïnvloeding, de witte en zwarte magie. Maar de uitingen van winti-cultuur in veel bredere zin drukken ontegenzeglijk een groot en zichtbaar stempel op het hele kerkelijke leven. Toch zijn er zoals gezegd verschillen tussen de diverse kerken. De Roorns-Katholieke Kerk ken ik veel minder van binnen uit, maar ik heb het sterke vermoeden dat het taboe daar veel minder groot is. Tenslotte waren de jezuieten-missionanssen er meesters in zich aan te passen aan de culturen waar ze in terecht kwamen; daar zijn verschillende voorbeelden van. Zij zullen wat de Hernhutters afkodrey noemen dan ook minder te vuur en te zwaard bestreden hebben dan de Duitse zendelingen. Bovendien heeft de Rooms-Katholieke Kerk veel meer aanknopingspunten voor een cultuur die hangt aan rituelen. Waar de protestanten alleen water, brood en wijn hebben, beschikken de priesters ook nog over zout, het Heilig Oliesel, het veel gebruikte wijwater en wat dies meer zij. De twee kleine overheidskerken, de Hervormde en de Lutherse Kerk herbergen over het algemeen de lichter-gekleurde mensen uit de betere standen. Deze mensen doen het meestal voorkomen alsof de winti-cultuur voor hen minder betekent dan voor de lagere klassen. Of zij er werkelijk zo weinig geloof en waarde aan hechten heb ik steeds bijzonder betwijfeld. In ieder geval past het in hun ogen niet bij je status van ontwikkelde burger om je al te zeer met deze dingen bezig te houden. Tegelijkertijd doet zich in deze twee kerken de eigenaardige situatie voor dat er uitsluitend Europese en Amerikaanse predikanten aangetrokken worden, met één Surinaamse uitzondering. Deze predikanten weten over het algemeen van niets en kunnen natuurlijk moeilijk ten strijde trekken tegen iets waarvan zij het bestaan niet eens kennen. Het zeer weinige dat van de winti-cultuur toch tot de oppervlakte doordringt doen zij af als bijgeloof. Waar het in de | |
[pagina 134]
| |
Broedergemeente dus vooral de predikanten zijn die, ik zou haast zeggen, censuur uitoefenen, doen in deze twee kleine kerken de burgers aan een soort zelfcensuur. En als je als predikant in één van deze twee kleine kerken werkt, hoef je zelden iets van de winti-cultuur te horen als je er niet naar vraagt. Maar, ingewikkeld genoeg, is het juist in deze lagen van de bevolking en in deze kerken dat het taboe minder groot is dan bij de E.B.G. Als je eenmaal weet wat er zich ook in deze kerken onder de oppervlakte afspeelt en je vraagt er naar, krijg je vaak vrijuit een schat aan informatie. | |
Enkele concrete voorbeeldenZoals bekend is één van de centrale punten van het christendom of, zo u wilt, het evangelie, de kruisiging van Christus en Zijn wederopstanding, drie dagen erna. Een vrouw met wie ik ooit een heel vertrouwelijk gesprek had, o.a. doordat ik ook een vrouw ben en bovendien van haar leeftijd was, vertelde me dat de man van wie zij op zijn Surinaams de ‘buitenvrouw’ was, overleden was aan een hartaanval. Tenminste, dat was de diagnose van de huisarts. Maar, zij wist wel beter: hij was ‘bewiest’, hij had onder de invloed gestaan van zwarte magie. Hoe dan ook, drie dagen na zijn dood was hij 's nachts haar huisje binnengekomen en zij had de ijskast open en dicht horen gaan. ‘Dat hij na drie dagen terugkomt, dat is toch de opstanding?’ zo besloot zij haar verhaal. Op zo'n moment vraag je je af: maar als dít al zó gehoord wordt, hoe wordt dan al het andere gehoord dat ik meen te moeten vertellen? Een andere vrouw belde me in alle vrijmoedigheid op om te vragen of ik de kleine flesjes wilde komen weghalen die voor haar deur stonden. Ik zou de kwade invloeden daarvan ongedaan kunnen maken. Weer een andere vrouw vertelde me welke kruiden en welke bladerbaden je moest gebruiken bij welke ziekten, maar zij bezwoer mij er verder met niemand over te praten. Ze had een Hernhutter achtergrond en was daarom weer doordrongen van dat taboe waar de andere vrouwen die ik zoëven noemde, geen last van hadden. | |
Concubinaat en huwelijkIk vertelde u al dat in vroeger eeuwen de Nederlandse predikanten uitsluitend ten behoeve van de planters aangesteld werden en dat ze zich ook alleen met de planters bemoeiden. Er is één uitzondering en dat is dominee Kals, die in 1731 naar Suriname vertrok. Hij maakte het de samenleving en zichzelf zo moeilijk, dat hij al heel snel weer terugkeerde. Wat hij wilde was namelijk ongehoord: gelijke rechten voor zwart en blank en bekering van de slaven. Dat laatste was in twee gevallen bijna gelukt. Eén van de twee was de slavin Isabella. Zij houdt het echter niet uit in de blanke kerk in de stad en vlucht terug naar de plantage. Ds. Kals vertelt hoe hij haar op de plantage opzoekt, en uit zijn verhaal kun je iets opmaken van haar reactie op de bekeringspogingen. Die reactie is niet religieus, en zegt dan ook niets van de Afrikaanse religieuze achtergrond waar zij vandaan komt. Zij vertelt de dominee dat de blanke planters die met haar aan het avondmaal gingen, haar dwongen met hen naar bed te gaan. Als ze dat niet wilde, zou ze in de hel komen. Ze had dat leven niet vol kunnen houden en was daarom naar de plantage teruggegaan om er met één man, ook een slaaf, samen te leven. Zoals op verschillende plaatsen in Afrika de sociale structuur door het christendom werd beïnvloed, doordat de polygamie verboden werd en dus allerlei vrouwen op straat kwamen te staan, zo betekent in het Parama- | |
[pagina 135]
| |
ribo van vandaag de invloed van de kerk nog steeds: een officieel huwelijk aangaan. Maar trouwen kun je niet doen zonder een groot feest te geven met veel eten, dus om te trouwen moet je geld hebben. Pas als ie getrouwd bent, mag je belijdenis doen en aan het avondmaal gaan. In concubinaat leven is er dan niet meer bij, voorzover zoiets natuurlijk ooit gecontroleerd kan worden. | |
ConclusieDe fundamentalistische kerken heb ik buiten beschouwing gelaten. Ongetwijfeld is daar veel interessants over te zeggen, maar ik ken ze alleen van buiten af en durf me dan ook over de situatie binnen deze kerkelijke groeperingen niet uit te spreken. Alles bij elkaar genomen is de Surinaamse samenleving op welke manier dan ook door en door religieus. Als je hem ernaar vraagt, blijkt zowat iedere creool bij een bepaalde kerk te horen. Niemand is graag kerkloos. Ook al roep je pas op je sterfbed de hulp van de kerk in, je bent toch je hele leven (bijvoorbeeld) E.B.G.-er geweest. Dat betekent omgekeerd dat de kerk een grote invloed heeft op de samenleving, aanzienlijk groter dan wij ons in Nederland kunnen voorstellen. Wat de kerk bijvoorbeeld op politiek gebied zegt, legt in Suriname meer gewicht in de schaal dan in Nederland. De kerk is ook politiek een factor waar nadrukkelijk rekening mee gehouden wordt. Ik krijg de indruk dat de winti-cultuur in Nederland steeds meer in een soort nationalistisch perspectief is komen te staan. Dit speelt hier veel sterker dan in Suriname, waar nog bijna alom de gedachte heerst dat het in de winti-cultuur om dingen gaat waar je beter niet hardop over kunt praten. Er is in Suriname slechts een heel kleine minderheid waarvoor de winti-cultuur, als in Nederland, een rol speelt in een groeiend nationalisme. Dat winti-cultuur en nationalisme met elkaar te maken hebben zal voor iedereen die de boeken van Edgar Cairo leest duidelijk zijn. Maar het verband tussen winti-cultuur en nationalisme is niet het onderwerp van deze bijdrage. Dat is duidelijk een verhaal apart. |
|